Hogeschool INHOLLAND. hbo-verpleegkundige, bachelor; voltijd/duaal, locatie Amsterdam voltijd/duaal, locatie Alkmaar. Visitatiedatum: 5 oktober 2006

Transcriptie

1 Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Varianten: Variant: hbo-verpleegkundige, bachelor; voltijd/duaal, locatie Amsterdam voltijd/duaal, locatie Alkmaar Visitatiedatum: 5 oktober 2006 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2006

2 2 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

3 Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen Voorwoord Inleiding Werkwijze Oordeelsvorming Oordelen per onderwerp Schematisch overzicht oordelen Totaaloordeel 12 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 18 Onderwerp 3 Inzet van personeel 32 Onderwerp 4 Voorzieningen 35 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 39 Onderwerp 6 Resultaten 43 Deel C: Bijlagen 47 Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 48 Bijlage 2 Deskundigheden panelleden 53 Bijlage 3 Bezoekprogramma 56 Bijlage 4 Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 58 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 3

4 4 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

5 Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 5

6 6 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

7 1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding tot verpleegkundige van de Hogeschool INHOLLAND heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in augustus 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 5 oktober In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw drs. A.E. Spreen (domeinpanellid, voorzitter); Mevrouw drs. M.J.M.P. Leistra (domeinpanellid); Mevrouw J.M. Zwiers (studentpanellid); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De opleiding tot verpleegkunde (hbo-v) van de Hogeschool INHOLLAND wordt aangeboden als voltijdopleiding en als duale opleiding en kent een verkorte variant op basis van vrijstellingen (zoals vastgelegd in de Wet BIG). De opleiding wordt op twee locaties aangeboden, te weten in Amsterdam (voormalige locatie Diemen) en in Alkmaar. De voltijdopleiding wordt op beide locaties aangeboden. De duale variant alleen in Amsterdam en de verkorte variant alleen in Alkmaar. De opleiding behoort tot de School of Health, één van de, voornamelijk domeingerichte, zestien Schools van de Hogeschool INHOLLAND. In de onderwijsvisie van INHOLLAND staat centraal dat studenten worden voorbereid op hun beroepsleven door het ontwikkelen van kennis, vaardigheden en houding die studenten NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 7

8 nodig hebben in hun beroepsleven. INHOLLAND leert studenten ondernemend te zijn: zelf initiatief te nemen, zich verantwoordelijk te voelen voor resultaten, sociaal begaafd te zijn en een nieuwsgierige en innoverende houding te hebben. Afgestudeerden moeten niet alleen hun vak beheersen, maar het ook kunnen uitoefenen. In de periode 2006/2010 zet INHOLLAND in op vijf speerpunten: de integratie van kennis, onderzoek en praktijk, de verdere professionalisering van de eigen organisatie, de focus op inhoudelijke thema s, de banden met de regio s en internationale oriëntatie. Deze speerpunten staan centraal in het Instellingsplan Samen werken aan de kennis van morgen. Bij de Hogeschool INHOLLAND verloopt de studie volgens de major-minorstructuur. In de majors zijn de gemeenschappelijke competenties van vergelijkbare opleidingen bijeengebracht. Studenten volgen hun opleiding voor de helft (120 studiepunten) in een major. Naast de major volgen de studenten twee minoren: een specialisatieminor (vooral gericht op beroepsspecifieke kwalificaties) en een differentiatieminor (die studenten in staat stelt zich te ontwikkelen tot breed georiënteerde professionals dan wel specialisten). De major en de specialisatieminor omvatten samen de opleidingscompetenties. Samen met acht andere bacheloropleidingen en zes hbo-master/post-hbo-opleidingen maakt de opleiding hbo-v deel uit van de School of Health. De opleidingen van deze School worden in Alkmaar, Amsterdam en Haarlem aangeboden. De hbo-v vormt samen met de hbomasters Advanced Nurse Practitioner en Physician Assistent het domein Nursing and Advanced Nursing Practice. Binnen dit domein vormen zowel bachelors, masters, kenniscreatie en onderzoek als contractactiviteiten een integraal onderdeel van alle activiteiten. Gezamenlijk streven deze opleidingen op de lange termijn partnership na, een intensieve betrokkenheid van studenten en werkveld en intensieve samenwerking met universiteiten, ROC s, lectoraten en kenniskringen. De hbo-v biedt de Major of Nursing aan en leidt studenten op tot bachelor of Nursing. De hbo-v voert met de invoering van de major-minorstructuur competentiegericht onderwijs in (CGO) waarbij met domein- en beroepscompetenties wordt gewerkt. De structuur is van toepassing op beide varianten en locaties, met uitzondering van de laatste twee cohorten van de variant duaal en het laatste cohort van de voltijd variant op de locatie Amsterdam. De varianten (en locaties) gaan uit van dezelfde beroepscompetenties. Het oude programma heeft de twaalf beroepscompetenties naar tien eindkwalificaties vertaald (zie 1.1). De opleidingsvarianten hebben de gehanteerde beroepscompetenties op beide locaties naar hetzelfde programma uitgewerkt; bij enkele varianten verschilt de volgorde waarin onderwijseenheden worden aangeboden. Waar er significante verschillen optreden tussen de voltijdse- en duale variant wordt dat in principe vermeld. Dat gebeurt echter bijzonder weinig. Bij de opleiding tot verpleegkundige staan op het moment van visiteren 661 studenten ingeschreven, evenwichtig verdeeld over beide locaties. Bij de uitvoering van het programma zijn 32 docenten betrokken; verdeeld over vier teams (resultaat verantwoordelijke eenheden), twee teams per locatie. 8 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

9 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (augustus september 2006) bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (oktober 2006). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement. Verder is gesproken met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 9

10 De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in november 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de duale variant afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de varianten/locaties dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de twee varianten inhoudelijk zijn gebaseerd op dezelfde eindkwalificaties en module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodiek kunnen daarbij verschillen. 1.5 Oordelen per onderwerp Doelstellingen opleiding Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Doelstellingen opleiding is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief Programma Aan het facet eisen hbo is het oordeel voldoende toegekend en aan de overige zeven facetten is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief Inzet van personeel Aan de facetten eisen hbo en kwantiteit personeel is het oordeel voldoende toegekend en aan het facet kwaliteit personeel is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 10 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

11 1.5.4 Voorzieningen Aan het facet materiele voorzieningen is het oordeel goed toegekend en het facet studiebegeleiding is gewaardeerd met het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief Interne kwaliteitszorg Aan de facetten evaluatie resultaten en betrekken medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is het oordeel voldoende toegekend en aan het facet maatregelen tot verbetering is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief Resultaten Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Resultaten is het oordeel voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 11

12 1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleiding tot Verpleegkundige 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Totaaloordeel Positief 2.1 Eisen hbo Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief 3.1 Eisen hbo Voldoende 3.2 Kwantiteit personeel Voldoende 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaaloordeel Positief 4.1 Materiële voorzieningen Goed 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaaloordeel Positief 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende Totaaloordeel Positief 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Totaaloordeel Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. 12 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

13 Deel B: Facetten NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 13

14 14 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

15 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De Opleiding tot Verpleegkundige (hbo-v) hanteert twaalf beroepscompetenties die zijn ontleend aan het landelijke beroepsprofiel (Met het oog op de toekomst, 2001) wat is vastgesteld door de opleidingen en afgevaardigden uit het werkveld. Hierin zijn de specifieke beroepscompetenties van de niveau-5-verpleegkundige in de verschillende differentiaties van de gezondheidszorg beschreven. De duale opleiding in Amsterdam gaat vanaf de cohort 2005 uit van de twaalf beroepscompetenties. De twee laatste studiejaren (tot en met de cohort 2004) hanteren tien beroepscompetenties welke eveneens ontleend zijn aan het landelijke beroepsprofiel Met het oog op de toekomst, Met het oog op de toekomst, 2001 beschrijft vijf rollen en verschillende contexten waarin een hbo-verpleegkundige werkzaam kan zijn (vergelijk 1.3). Bij het invullen van de contexten wordt gebruik gemaakt van zes zorgcategorieën die zijn ondergebracht in vier differentiaties. Deze differentiaties zijn Intensief klinische zorg, Kraam-, kind- en jeugdzorg, Zorg voor psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten, en Zorg voor chronisch zieken en geriatrische patiënten. De eindkwalificaties van de opleiding zijn onderverdeeld in major- en minorcompetenties. De helft van het onderwijsprogramma bestaat uit de Major of Nursing (120 EC s). De beroepsspecifieke kwalificaties worden weergegeven in de specialisatieminor (60 EC s) en verdiepende en verbredende competenties komen aan bod in de differentiatieminors (60 EC's). De twaalf beroepscompetenties uit Met het oog op de toekomst, 2001 weerspiegelen de major -en specialisatieminorcompetenties van de hbo-v. In de specialisatiefase kunnen de studenten kiezen uit Algemene Gezondheidszorg (AGZ), de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en de Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ). Voorts kunnen studenten een verrijkingsprogramma technische verpleegkunde volgen waarin studenten extra vakken volgen op het gebied van technische verpleegkunde. In de Blauwdruk Bachelor Nursing 2005 verantwoordt de opleiding de specifieke keuzes en de visie van de opleiding met betrekking tot de invulling van het onderwijsprogramma. Het panel stelt vast dat dit een adequate vertaling is van de landelijke documenten. Uit de Blauwdruk (2005) blijkt dat de opleiding de vijf beroepsrollen en de daaraan gekoppelde twaalf competenties tot uitgangspunt maakt. Voor de vijf rollen heeft de opleiding majorcompetentiekaarten op drie niveaus ontwikkeld. De vijf rollen zijn gehanteerd als ordening voor het onderwijs. In het eerste en tweede jaar worden de vijf rollen gecombineerd met de zes zorgcategorieën (zelfevaluatierapport, schema 1.1.3). In NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 15

16 het derde en vierde jaar worden de opleidingsprofielen van de NIZW/HBO-raad en de vijf rollen gebruikt. De School of Health (SoH) heeft een eigen inkleuring aan de competenties gegeven in samenspraak met het werkveld en beschreven in Werkdocument Onderwijskaders Als verbindend thema is gekozen voor Quality of life. Het thema weerspiegelt een normatief ethisch kader, waaraan de verpleegkundige steeds opnieuw zijn keuzen in het verpleegkundig handelen afweegt. De verpleegkundige draagt bij aan de kwaliteit van het bestaan door in zijn handelen drie kernkwaliteiten te combineren, namelijk vraaggerichtheid, beroepsbekwaamheid en bedrijfsmatigheid. De opleiding borgt de aansluiting van de competenties van de opleiding bij de eisen van het beroepenveld en de vakgenoten door een actieve betrokkenheid van de opleidingsmanager bij het LOOV. Het management geeft aan in dit overleg veel inhoudelijke aspecten van de opleiding landelijk te herkennen. Met betrekking tot internationalisering sluit de opleiding zich aan bij de doelstellingen van de Hogeschool (Instellingsplan INHOLLAND , Samen werken aan de kennis van morgen). De opleiding profileert zich internationaal niet, waarbij wordt opgemerkt dat de opleiding zich ten doel heeft gesteld eerst de onderwijsontwikkeling volledig te implementeren alvorens naar buiten te treden. Het panel vindt dit goed. Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt in een schema de relatie tussen de beroepscompetenties en de Dublin descriptoren duidelijk, om zo het hbo-niveau van de twaalf beroepscompetenties aan te tonen (zelfevaluatierapport: opleidingscompetentieprofiel, schema 1.2.1). Het panel vindt de relatie tussen de competenties en de Dublin descriptoren overtuigend. De opleiding heeft de competenties uitgewerkt op drie niveaus. Dit maakt niveauontwikkeling bij studenten inzichtelijk. Het panel stelt vast dat de opleiding dit in een schema duidelijk maakt. De opleiding heeft de niveau-uitwerkingen van de beroepscompetenties in competentiekaarten uitgeschreven. Deze kaarten geven aan waar de student aan moet voldoen en/of waar hij op wordt getoetst. Wat deze competentieniveaus betekenen voor het leren en het toetsen van de student is uitgewerkt in de Blauwdruk (2005) en de Faseplannen onderwijsontwikkeling Het panel constateert dat sprake is van een niveauopbouw (taxonomie) van de competenties verdeeld over drie niveaus (competentiekaarten). Voor de laatste twee cohorten in afbouw van de duale opleiding in Amsterdam zijn de tien gehanteerde eindkwalificaties in het Opleidingskader Hbo-Verpleegkunde Diemen, 2002 gerelateerd aan de landelijke generieke hbo-kwalificaties, zoals geformuleerd door 16 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

17 de HBO-raad. Hiermee toont de opleiding voor de tien competenties de relatie met het hbo-niveau aan. Het panel stelt vast dat dit op adequate wijze is gebeurd. In het Opleidingskader (2002) zijn de hbo-kwalificaties en de twaalf beroepscompetenties geïntegreerd en hebben geleid tot de formulering van de tien kerncompetenties. De competenties zijn op drie niveaus in competentielijnen ondergebracht. De verschillende niveaus waarbij de generieke hbo-kwalificaties gecombineerd zijn met de tien beroepscompetenties, komen tot uitdrukking in de formulering van de deelcompetenties in de doorlopende leerlijnen. Hierbij sluiten de eindcompetenties aan bij de competenties zoals die landelijk zijn geoperationaliseerd in Met het oog op de toekomst, Facet 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In facet 1.1 is aangegeven aan welke door het beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties de opleidingscompetenties zijn ontleend. Door het werken met competentiekaarten op drie niveaus met bijbehorende toetsing, kan de opleiding het beoogde niveau kritisch volgen. Om te waarborgen dat de opleiding qua niveau startbekwame verpleegkundigen aflevert, is het niveau van de competenties expliciet opgenomen in de beoordelingscriteria van onderwijseenheden van het vierde jaar (Afstudeerhandleiding). In het Beroepscompetentieprofiel, 2001 worden de vijf rollen van een hboverpleegkundige beschreven waarvan de inhoud betrekking heeft op drie domeinen (vergelijk 1.1). Hieruit blijkt dat de afgestudeerde hbo-verpleegkundige als juniorverpleegkundige breed inzetbaar is in diverse settingen in de gezondheidszorg en bij diverse zorgcategorieën. Na een aantal jaren werkervaring kan de verpleegkundige zich verdiepen in verschillende aandachtsgebieden. Deze aandachtsgebieden zijn te herleiden naar de beschreven beroepsrollen van verpleegkundige (Beroepscompetentieprofiel, 2001). De opleiding onderhoudt verschillende contacten met het werkveld. Voortkomend uit de fusie en de samenvoeging van de twee locaties heeft de opleiding verschillende werkveldcommissies waarmee zij op reguliere basis overleg heeft. Het panel stelt vast dat de beroepscommissies advies geven over de gehanteerde beroepscompetenties in relatie tot het leerplan. Daarnaast betrekt de opleiding het werkveld bij de beoordeling van stages en bij het eindgesprek van het afstudeerproject. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 17

18 Vertegenwoordigers van het werkveld geven aan dat de afgestudeerden zich in de praktijk duidelijk weten te onderscheiden van mbo-verpleegkundigen, ze denken en handelen op een hoger abstractieniveau en stromen doorgaans sneller door in een organisatie. Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen hbo Voldoende Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Om onderwijs en kennisontwikkeling actueel te houden, werkt de opleiding met Competentieschema s AGZ, MGZ, GGZ. Deze schema s geven een overzicht van benodigde kennis en vaardigheden en zijn aan de expertgroep (uit de beroepspraktijk) voorgelegd. Het panel heeft hiervan notulen gezien. Kennisontwikkeling vindt plaats aan de hand van nationale en internationale vakliteratuur. De opleiding werkt met een verplichte boekenlijst. De norm is dat de boeken niet ouder mogen zijn dan vijf jaar. Ieder jaar wordt de boekenlijst geactualiseerd op basis van de ontwikkelingen in het vakgebied. Het panel stelt vast dat de literatuur relevant is en van voldoende niveau. Tevens wordt gewerkt met andere bronnen via elektronische databanken, zoals Medline, Pubmed en Cochrane. De student doet vanaf het begin van zijn studie ervaring op met de praktijk, via de beroepsopdrachten in de integrale leerlijn, gedurende stages in alle jaren en tijdens de afstudeeropdracht. Hierin staan de aan de praktijk ontleende beroepsproducten centraal. Verder wordt onder meer gewerkt met gastdocenten uit het werkveld, ervaringsdeskundigen en echte patiënten. Uit het curriculumoverzicht voor de cohort 2006 blijkt dat de praktijkcomponent systematisch terugkomt in het curriculum: in de eerste twee jaar werken studenten met beroepsauthentieke opdrachten, vanaf het derde jaar voeren ze projecten uit voor externe opdrachtgevers. In de duale opleidingsvariant wordt gewerkt met casussen en praktijksituaties die de studenten meenemen uit hun beroepspraktijk. Het panel stelt op basis van inzage in het materiaal vast dat de casussen en opdrachten voldoende praktijkgericht zijn. Bij de ontwikkeling van de opdrachten worden verpleegkundigen uit de praktijk geraadpleegd, meestal via de werkveldadviescommissie 18 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

19 of via het netwerk van docenten. De werkveldadviescommissie heeft recent een doorstart gemaakt en adviseert de opleiding over de uitvoering van het onderwijs in de praktijk. Dit gebeurt locatieoverstijgend. Leden van deze commissie met wie het panel heeft gesproken, geven aan het locatieoverstijgende geen vooruitgang te vinden, omdat een stagebieder uit (de regio) Alkmaar in de praktijk nauwelijks te maken heeft met studenten uit Amsterdam en visa versa. De opleiding heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk door de inzet van gastdocenten uit de beroepspraktijk, de samenwerking met het lectoraat Best- Practice in de GGZ-verpleegkunde en door middel van overleg met zorginstellingen op diverse niveaus (Bijdrage van het Lectoraat Best Practice in de GGZ-verpleegkunde, 2005). In het tweede jaar worden gastdocenten ingezet vanuit het lectoraat. In het derde en vierde jaar worden structureel gastdocenten ingezet voor specifieke onderwerpen (overzicht Gastcolleges, ). Studenten zijn hierover tevreden. In de verschillende onderdelen van het onderwijs (binnenschools en buitenschools) wordt Evidence Based Practice (EBP) gehanteerd. Uit het opleidingsmateriaal en van studenten heeft het panel vernomen dat EBP tijdens methodieklessen in het tweede jaar aan bod komt en in het derde en vierde jaar via literatuurstudie en praktijkonderzoek. In de methodieklessen leren studenten vaardigheden om publicaties van wetenschappelijken praktijkonderzoek te beoordelen op methodologie en relevantie voor de verpleegkundige beroepspraktijk. Vierdejaarsstudenten participeren tijdens hun afstudeerfase in onderzoeksprojecten in zorginstellingen, of voeren deelonderzoeken uit binnen een groter onderzoek. Studenten oordelen positief over EBP in het programma, met name de studenten uit de verkorte variant ervaren EBP als een verrijking. Het aanleren van communicatieve, verpleegtechnische en methodische vaardigheden is vormgegeven in de leerlijn domeinexpertise (de conceptuele leerlijn). De student gebruikt de Werkcahiers beroepsvaardigheden van het Transferpunt Vaardigheden om de theoretische achtergronden van de beroepsvaardigheden te verwerken. Reflectie op eigen handelen wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor studenten om zich verder te kunnen ontwikkelen in de betreffende vaardigheden. Dit gebeurt middels reflectieverslagen in het kader van SLB en supervisie. Studenten geven aan dat het onderdeel verpleegkundige vaardigheden in het programma is verbeterd. Ten opzichte van voorgaande jaren zijn terugkoppelmomenten ingeroosterd en hebben studenten meer mogelijkheden om de vaardigheden te oefenen in het skillslab, zowel begeleid als onbegeleid. Het panel herkent dit in het programma en oordeelt hierover positief. Uit het STO 2006 blijkt dat de studenten vinden dat zij gedurende de opleiding voldoende in aanraking komen met de beroepspraktijk (Alkmaar 3,5; Amsterdam 3,8) en dat de opleiding voldoende actueel is (Alkmaar 3,7; Amsterdam 3,9). Zij geven aan dat de opleiding voldoende studiemateriaal uit de beroepspraktijkpraktijk gebruikt (Alkmaar 3,3; Amsterdam 3,2). De opleiding heeft naar aanleiding van verschillende evaluatie-uitkomsten verbeteracties geformuleerd. Hieruit blijkt dat de opleiding het aantal buitenlandse stageplaatsen verder wil uitbreiden, een versteviging van de structurele contacten met het werkveld wil realiseren, evenals bijscholing van docenten, en dat zij streeft naar een uitbreiding van de projectopdrachten van externe opdrachtgevers. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 19

20 Het werkveld geeft in gesprek met het panel aan dat zij bij docenten werkervaring met betrekking tot structurele duurzame processen missen, zoals werkprocessen en bedrijfsprocessen. De opleiding heeft praktijkstages in het programma ingebed. Het aantal praktijkstages wordt door de opleiding uitgebreid binnen de differentiaties GGZ en MGZ. Voor stages binnen de GGZ zijn de eerste contacten gelegd. Voorts is de opleiding gestart met de inbedding van leerbedrijven (ten behoeve van duaal) in samenwerking met De Geestgronden (GGZ) en op het gebied van technische verpleegkunde. Het panel concludeert dat de relatie van de opleiding met de beroepspraktijk voldoende is en deels in opbouw. De opleiding investeert hierin concreet. Hierom komt het panel tot het oordeel voldoende. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde competenties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het curriculum zijn de beroepscompetenties uit Met het oog op de toekomst, 2001 verdeeld over de verschillende jaren en blokken. De opleiding heeft deze verdeling inzichtelijk gemaakt in een competentiematrix. Het panel stelt vast dat de beoogde eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in het programma. Om de vertaalslag van doelen en uitgangspunten naar concreet onderwijs te kunnen maken zijn ontwikkelopdrachten (Ontwikkelopdrachten Nursing, 2005) geformuleerd. Aan de hand van deze ontwikkelopdrachten hebben docenten de verschillende leerlijnen, de daaraan verbonden onderwijseenheden en de toetsen opgezet. De Faseplannen Onderwijsontwikkeling Hbo-Verpleegkunde geven de doorontwikkeling van de opleiding weer na implementatie van de onderwijsontwikkeling. Het panel vindt de ontwikkelopdrachten en de faseplannen goed. Deze zijn in lijn met de doelstellingen en er blijkt een adequate procesbewaking uit. In de Blauwdruk 2005 wordt overzichtelijk beschreven waaruit de verschillende programmaonderdelen bestaan (duaal Amsterdam: Opleidingskader 2002). In de Blauwdruk zijn de Competentiekaarten opgenomen en daarin zijn de gehanteerde competenties met beheersingsindicatoren beschreven. De concretisering van de inhoud van het curriculum is terug te vinden in de periodeboeken waarin de onderwijseenheden zijn uitgewerkt. Hieruit blijkt aan welke beroepscompetentie en op welk niveau (zie 1.2) de onderwijseenheid een bijdrage levert. Het panel stelt op basis van deze documenten vast dat de curriculumonderdelen de studenten in staat stellen zich de beoogde leerdoelen eigen te maken. 20 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

21 Het curriculum is opgebouwd rondom beroepsspecifieke thema s. Als basisdocument wordt Met het oog op de toekomst, 2001 gebruikt. De zes zorgcategorieën en de verpleegkundige rollen zijn verdeeld over de eerste twee jaren van de opleiding. Door in elke periode van het programma een zorgcategorie centraal te stellen, is geborgd dat alle zorgcategorieën in de eerste twee jaren van de opleiding aan bod komen. Het programma bestaat uit de Major of Nursing (120 EC's), specialisatieminors (60 EC's) en verdiepende en verbredende differentiatieminors (60 EC's). Uit bestudering van het programma (macrorooster) blijkt dat de onderwijseenheden van de major zijn verspreid over de gehele opleiding met het zwaarste accent in de eerste twee jaar. De specialisatieminors van het eerste jaar die binnenschools plaatsvinden, zijn gericht op de oriëntatie op het beroep en op de rollen van de verpleegkundige. De andere twee specialisatieminors van het eerste jaar zijn stages in de praktijk en gericht op de zorgverlenerrol. Alle andere specialisatieminors vinden buitenschools plaats. Richtinggevend voor de inhoud van de major en de verschillende minors zijn de competentiekaarten. De niveauontwikkeling blijkt voorts uit het bestudeerde materiaal. Studenten lopen bijvoorbeeld in het tweede jaar een stage die gericht is op het ontwikkelen van majorcompetenties op niveau 2 (junior). Vervolgens kiest de student aan het einde van het tweede jaar voor zijn specialisatieminor een werkveld (AGZ, MGZ, GGZ) waarin hij zich verder gaat ontwikkelen. In de verdere opleiding van de student ligt de inhoudelijke focus op de gekozen richting van de specialisatieminor. Dat betekent dat de student het gehele derde jaar in zijn differentiatie werkt en zich in de tweede helft van het derde jaar daarin verdiept (in AGZ, MGZ of GGZ). In de eerste helft van het vierde jaar kan de student een keuze maken uit het aanbod van verbredende minors (30 EC s) van de SoH en INHOLLAND als geheel. Ook kan gedacht worden aan het volgen van een internationale minor, een doorstroomminor of een keuzeprogramma van onderdelen van vijf EC s uit diverse programma s. De student wordt in zijn keuze voor een verbredende differentiatieminor, bijgestaan en geadviseerd door de studieloopbaanbegeleider. De examencommissie van de Bachelor of Nursing beslist over het gedane voorstel. Het panel concludeert dat de concretisering van het onderwijs goed is uitgewerkt voor alle varianten. Een adequate weerslag van de doelstellingen zoals beschreven in Blauwdruk (2005) is terug te vinden in de periodeboeken en blijkt eveneens uit de gesprekken met docenten en studenten. In de duale opleiding (Opleidingskader HBO- Verpleegkunde Diemen 2002) is de koppeling met de curriculumonderdelen beschreven in de periodeboeken en de praktijkboeken. In elk periodeboek (alle varianten) is in schema weergegeven welke bijdrage een onderwijsonderdeel levert aan welke competentieontwikkeling. Deze competentieschema s geven de relatie aan tussen de competentie(kaarten) en het onderwijsprogramma. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 21

22 Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het programma wordt gekenmerkt door een duidelijke opbouw (Blauwdruk Bachelor Nursing 2005). Het programma bestaat uit vier leerlijnen (zie 2.7): de integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn (vaardigheden en kennis), de ervaringsreflectie leerlijn en de studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen bepalen de verticale samenhang in het programma: - Er is sprake van een concentrische opbouw: alle eindkwalificaties komen in opeenvolgende jaren aan bod op een steeds hoger niveau (zie 1.2); - Er is sprake van een toenemende zelfsturing en een toenemende complexiteit. Kennis staat centraal in de eerste twee studiejaren en komt naarmate het programma vordert meer integraal aan bod. - De onderwijseenheden en de onderwerpen die deze representeren geven in de loop der jaren een volledig beeld van het beroep. Er vindt overleg plaats om de afstemming tussen leerlijnen te borgen. Het programma wordt gestuurd vanuit de competentiekaarten. Deze maken de verticale afstemming zichtbaar in het curriculum. In het eerste jaar werkt de student aan de competentiekaarten van niveau 1, in het tweede en derde jaar aan de kaarten van niveau 2, om vervolgens in het vierde jaar het bachelorniveau af te sluiten. De indicatoren op de competentiekaarten zijn in ieder periodeboek beschreven. Bij het vormgeven van het onderwijs maakt de opleiding gebruik van een Checklist afnemende sturing Horizontale samenhang wordt vormgegeven doordat: - onderwijsperiodes zijn gethematiseerd; - één of meerdere competentiekaart(en) in een onderwijsperiode centraal staan; - binnen- en buitenschools leren op elkaar is afgestemd. Per periode/thema komen de vier leerlijnen integraal aan bod. In de integrale lijn worden studenten begeleid door een tutor die stuurt op het proces. Kennis, vaardigheden en attitude komen aan bod doordat de student binnen een onderwijsperiode in een thema werkt aan een opdracht die leidt tot een beroepsproduct. In de periodeboeken is vastgesteld welke zorgcategorie centraal staat en wat de te ontwikkelen competenties zijn (competentiekaart) met de daarbij behorende indicatoren. De beroepsauthentieke casuïstieken waarmee gewerkt wordt, zijn eveneens in de periodeboeken opgenomen. In de Blauwdruk Bachelor Nursing, 2005 is aangegeven hoe de combinatie is gemaakt van de thema s en de competentiekaarten. De thematisering van het onderwijs is gerelateerd aan de zes zorgcategorieën uit het landelijke competentieprofiel (Met het Oog op de Toekomst, 2001). Hiermee waarborgt de opleiding dat het beroep in zijn breedte aan bod komt. Hierbij is in het eerste jaar sprake van een oriëntatie. In het derde en vierde jaar worden de landelijke opleidingsprofielen van de NIZW/HBO-raad en de Beroepsdeelprofielen AVVV gehanteerd (zie 1.1 en 2.2) als uitgangspunten bij het buitenschools leren (de specialisatieminors). 22 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

23 Het panel constateert dat de integratie tussen praktijk en theorie plaatsvindt door dat in het binnenschools leren wordt gewerkt met casuïstieken en beroepssituaties uit de praktijk (zie ook 2.1). Hiermee wordt de theorie praktisch toepasbaar gemaakt. Daarnaast lopen de studenten vanaf het eerste jaar stage of zijn zij werkzaam in de beroepspraktijk waarin zij hun opgedane kennis kunnen toepassen en beroepsvaardigheden aanleren. Volgens de studenten is het programma samenhangend en zijn de verschillende programmaonderdelen goed op elkaar afgestemd. Dit blijkt tevens uit het STO 2006 (scores 3,3 en 3,7). Studenten die het verrijkingsprogramma technische verpleegkunde volgen, zien een meerwaarde in doorstroom naar vervolgopleidingen. In het programma van de cohorten tot en met 2004 (duaal Amsterdam) komen de verschillende rollen van de verpleegkundige op een andere manier aan bod, zoals beschreven in het Opleidingskader HBO-Verpleegkunde Diemen, Uit het STO en overleggen tussen de opleiding en groepsvertegenwoordigers (studenten) blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang. Facet 2.4 Studielast Goed Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studielast voor de opleiding bedraagt 240 (European credits: EC s). De verdeling van de studiepunten blijkt uit de Blauwdruk (2005) en staat per onderwijseenheid beschreven in de periodeboeken. Eén studiejaar bestaat uit 60 EC s (1680 studiebelastingsuren). Per kwartaal (onderwijsperiode van 10 weken) worden 15 EC s behaald. Het programma wordt gekenmerkt door een evenwichtige verdeling van studielast. De perioden van tien weken bestaan uit 7/8 lesweken, een zelfstudieweek en de toetsweek (en eventueel nog een project/herkansingweek). Uit het jaarrooster (Blauwdruk) blijkt de verdeling van de studieweken. Studenten van de drie varianten geven in gesprek met het panel aan een reële studielast te ervaren met soms een piekbelasting. Zij zijn fulltime bezig met hun studie. Dit vinden zij veel tijd, maar haalbaar. In het OER zijn regelingen opgenomen die de studievoortgang bevorderen, zoals regelingen met betrekking tot toetsing, toetsuitslagen en studievoortgang (begeleiding en advies). Zo blijkt uit het OER het aantal keren dat een toets wordt aangeboden, binnen welke termijnen resultaten bekend moeten zijn en dat er maximaal twee summatieve toetsen per onderwijseenheid van vijf EC s zijn. Daarnaast zijn bezwaarmogelijkheden voor studenten en de rol van de examencommissie weergegeven. Het panel acht de regelingen in het OER duidelijk en toereikend voor de student. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 23

24 In de periodeboeken is per programmaonderdeel de toetsing beschreven en zijn de criteria waarop studenten worden beoordeeld, opgenomen. Van de studenten heeft het panel vernomen dat zij tevreden zijn over de informatie vanuit periodeboeken. De opleiding maakt gebruik van het studievoortgangsysteem Peoplesoft voor toetsresultaten. De student heeft hier directe toegang toe (zie 4.2). Eerstejaarsstudenten ontvangen na elke toetsperiode een uitdraai. De opleiding maakt gebruik van een voorlopig bindend studieadvies (BSA-procedure). Dit houdt in dat eerstejaars studenten, evenals ouderejaars, die hun propedeuse niet hebben behaald, schriftelijk worden gewaarschuwd dat er sprake is van een studieachterstand of dat deze dreigt. De student gaat in overleg met zijn studiebegeleider maatregelen treffen om de achterstand weg te werken of te voorkomen. Wordt hier niet aan voldaan dan wordt het voorlopige advies bindend. De BSA-procedure is gekoppeld aan de studieloopbaanbegeleiding (SLB). In het kader van de SLB reflecteert de student iedere periode op zijn studievoortgang wat als uitgangspunt wordt gebruikt in de regelmatig terugkerende begeleidingsgesprekken welke in het digitaal portfolio worden gedocumenteerd (Werkdocument Studieloopbaanbegeleiding, School of Health, 2004). Van studenten heeft het panel vernomen dat zij wanneer zij daar om vragen altijd meer persoonlijke aandacht kunnen krijgen. Naast de studieloopbaanbegeleiding maakt de opleiding gebruik van de uitkomsten van het STO en voert zij onderwijsevaluaties uit waarin per programmaonderdeel onder andere wordt gevraagd naar de gerealiseerde studielast in verhouding tot de geplande studielast. Uit het STO blijkt dat studenten tevreden zijn over de studielast en zowel de propedeuse als de hoofdfase haalbaar vinden in de tijd die daarvoor staat (scores 3,0 tot 4,3). Studenten oordelen wisselend over de mate waarin de studielast is gespreid over het studiejaar (Amsterdam: 3,4; Alkmaar 2,8). Van de opleiding en studenten heeft het panel vernomen dat de studenten uit de verkorte variant in een hoge studielast hebben ervaren waardoor zij onvoldoende competenties in de praktijk konden ontwikkelen. De opleiding heeft dit probleem aangepakt door onderscheid te maken tussen binnen- en buitenschoolse opdrachten en de studielast aan te passen. Daarnaast zijn ook de competentiekaarten aangepast door de beroepstaken per kaart te formuleren. Studenten herkennen de aanpassing van de competentiekaarten ( ). Het panel concludeert dat de aanpassing heeft geleid tot een gelijkmatiger verdeling van de studielast ten opzichte van het voorgaande studiejaar. De duale student maakt met zijn werkgever afspraken over de spreiding van de studielast en over de tijd die hij kan besteden aan de theoretische onderdelen evenals het werken aan praktijkopdrachten tijdens de werkperiodes. De afspraken worden vastgelegd in de leerarbeidsovereenkomst. Het panel acht dit goed. Facet 2.5 Instroom Goed Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. 24 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)

25 Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Met betrekking tot de instroom volgt de opleiding de beleidslijnen zoals die door de hogeschool zijn vastgelegd in de Notitie leerwegenbeleid INHOLLAND. De opleiding past voor toelating de in de WHW vastgelegde vooropleidingseisen toe, alsmede de eisen die voortkomen uit de Wet BIG. Instromende studenten moeten in het bezit zijn van één van de volgende diploma s: een diploma havo, vwo, een afgeronde propedeuse diploma of een mbo-dipoma op niveau 4. Er worden geen profieleisen gesteld. Daarnaast kan de student van 21 jaar en ouder een toelatingsexamen afleggen indien de vooropleiding niet aan de genoemde norm voldoet. De opleiding maakt gebruik van diverse werkvormen: colleges, practica, projectmatig werken, studiebegeleiding, praktijkopdracht, zelfstudie, waar verschillende vaardigheden worden gevraagd. Hierdoor raakt de student in de propedeuse vertrouwd met de competenties van het toekomstige beroep. In het eerste jaar vinden self-assessments (per periode) plaats over de competentiekaarten. Verder wordt de student in het eerste studiejaar geleerd een zelfstandige studiehouding te ontwikkelen (via het programmaonderdeel SLB, zie 4.2). Er is een specialisatieminor gericht op de oriëntatie op het werkveld van de hbo-verpleegkundige en er is een BSA-procedure (zie 2.4) die een waarschuwende functie heeft en is vastgelegd in het OER. Van havisten en vwo ers heeft het panel vernomen dat zij een goede aansluiting met de opleiding ervaren. Sommige havisten ervaren biologie als een struikelvak, omdat zij dit niet in hun profiel hebben gehad. De opleiding biedt daarom in het eerste jaar een extra module biologie aan voor studenten die hierin een deficiëntie ervaren. Het panel oordeelt hierover positief. Voor recent afgestudeerde mbo-verpleegkundigen die (direct) willen doorstromen naar de hbo-v (voltijd), is er een speciale mbo-hbo-doorstroomroute ontwikkeld. In het eerste half jaar van de opleiding volgt deze groep een speciaal programma. In deze periode komen specifieke aspecten van kwalificatieniveau 5 aan bod, zoals analyseren en verwerken van theorie. Daarna stromen deze studenten in het derde jaar van het reguliere programma. De verkorte vrijstellingenvariant kent eveneens een instroom van inservice-opgeleide verpleegkundigen, die BIG-geregistreerd zijn. Voor deze instroom wordt een standaardvrijstelling van 105 EC s gehanteerd. De duale variant kent dezelfde instroom als de voltijd. Duale studenten hebben echter een vaste baan bij een zorginstelling. De werkplek fungeert dan als leerbedrijf. De opleiding ervaart een toenemende behoefte aan deze variant zowel onder studenten als in het werkveld. Hiervoor zoekt de opleiding benadering in het veld om voor de verschillende zorgcategorieën leerbedrijven te kunnen starten. Enkele vruchtbare contacten zijn gelegd (thuiszorg en GGZ). Een student kan, naast de vrijstellingen op basis van de landelijk vastgestelde afspraken, vrijstelling voor bepaalde studieonderdelen krijgen aan de hand van (buitenlandse) diploma s, zoals vastgelegd in het OER. Vrijstellingen op basis van eerder verworven competenties (evc s) zullen in de toekomst in een zogeheten evc-centre van de hogeschool worden getoetst. Vrijstellingen op basis van evc s worden incidenteel verleent door de opleiding. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du) 25

26 Instroom uit het buitenland is mogelijk. Hiervoor volgt de opleiding de richtlijnen van de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (NUFFIC) om te bepalen in hoeverre een student met een buitenlands diploma toelaatbaar is. Voor studenten uit het buitenland wordt een taal- en schakelcursus verzorgd (NT2). Uit een aansluitingsonderzoek onder eerste jaars studenten in (Inventarisatie aansluitingsonderzoek ) is gebleken dat zij de aansluiting van de inhoud op de vooropleiding gemiddeld positief hebben beoordeeld. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat knelpunten werden ervaren met betrekking tot Engels en biologie. Hierop heeft de opleiding actie ondernomen. Naast de extra module biologie is een woordenboek Engels in de literatuurlijsten opgenomen dat de studenten kunnen raadplegen bij het lezen van Engelstalige artikelen in het eerste jaar. Aansluitingsproblemen ten aanzien van de onderwijsactiviteiten worden vooral aangegeven door mbo-opgeleiden van de mbo-hbodoorstroomroute. De opleiding heeft hierop gereageerd door aan deze groep een SLB-er toe te wijzen, die zich speciaal op de aansluitingsproblematiek richt van de mboopgeleiden. Tevens is er voor deze groep een doorstroomblok georganiseerd per september 2006, gericht op specifieke 5 vaardigheden, zoals analyseren, verwerken van theorie, synthetiseren, zelfstandig werken en projectvaardigheden. De werkvormen die in het eerste jaar worden gehanteerd scoorden alle positief in het onderzoek ( ), met uitzondering van het logboek/portfolio. Hiervoor heeft de opleiding extra informatiebijeenkomsten georganiseerd om de bedoeling en de plaats van het portfolio binnen de SLB te verduidelijken (zie 4.2). Gebleken is dat de opleiding verschillende activiteiten uitvoert om de instroom te bevorderen. Voorlichtingsactiviteiten vinden op verschillende niveaus plaats. De opleiding participeert in de activiteiten die in het kader van het INHOLLAND-brede beleid worden georganiseerd. Er is een accountmanager van de School die zich richt op de instroomen aansluitingservaringen van de nieuwe studenten. Vanuit de opleiding onderhouden twee docenten (één instroomcoördinator per locatie) contact met de accountmanager over de instroom en voorlichtingsactiviteiten. Daarnaast onderhouden zij contacten met middelbare scholen, decanen en aankomende studenten en zijn zij betrokken bij de voorlichtingsactiviteiten van de opleiding. Voorlichtingsactiviteiten die de opleiding organiseert zijn bijvoorbeeld open dagen, meeloopdagen en proefcolleges. Met betrekking tot de bevordering van de instroom geeft de opleiding aan dat zij middels exitgesprekken zicht krijgt op redenen van studiestakingen (zie 6.2). Hierbij richt de opleiding zich specifiek op de uitval van studenten met een niet-westerse achtergrond gezien de regio Amsterdam waarin de opleiding opereert. Facet 2.6 Duur Goed Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. 26 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, hbo-bacheloropleiding tot verpleegkundige (vt, du)