Hogeschool van Arnhem en Nijmegen VDO

Transcriptie

1 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen VDO Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en Welzijn, hbo-bachelor Variant: deeltijd Visitatiedatum: 23 mei 2006 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2006

2 2 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

3 Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen Voorwoord Inleiding Werkwijze Oordeelsvorming Oordelen per onderwerp Schematisch overzicht oordelen Totaaloordeel 12 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 17 Onderwerp 3 Inzet van personeel 25 Onderwerp 4 Voorzieningen 28 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 30 Onderwerp 6 Resultaten 33 Deel C: Bijlagen 35 Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 36 Bijlage 2 Deskundigheden panelleden 43 Bijlage 3 Bezoekprogramma 47 Bijlage 4 Kengetallen 49 Bijlage 5 Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 51 NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 3

4 4 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

5 Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 5

6 6 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

7 1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 23 mei In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw drs. M.J.M.P. Leistra (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw L.G. Jansen-de Ruijter (domeinpanellid); De heer J.J. Morssinkhof (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor); Mevrouw I.J.M. de Jong (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De opleiding wordt verzorgd door Vervolgopleidingen Dienstverlening en Onderzoek (VDO) en is een onderdeel van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). VDO heeft in totaal 90 adviseurs/opleiders in dienst. Sinds september 2005 is de Lerarenopleiding Verpleegkunde (LOV) overgegaan in de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn. De LOV is opgeheven door de komst van de bachelor-masterstructuur. Net als veel hogescholen heeft HAN VDO ervoor gekozen in plaats van de LOV de bredere Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (240 EC s) aan te bieden. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 7

8 Enkele redenen om een andere opleiding te starten zijn: - Uit het werkveld kwam de vraag naar docenten voor het vmbo, de LOV leidde daar niet voor op. - LOV liet alleen gediplomeerde verpleegkundigen toe. In de nieuwe opleiding wordt een bredere instroom beoogd en zijn professionals uit het werkveld toelaatbaar met een diploma (minimaal niveau 4) binnen de zorg- en welzijnssector. Tevens is het mogelijk studenten toe te laten op basis van Eerder Verworden Competenties (EVC). - In plaats van verdieping (LOV) is in het werkveld behoefte aan verbreding. De opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn voorziet in deze behoefte. Studenten worden toegelaten mits zij twee jaar werkervaring hebben in de sector zorg en/of welzijn. Daarnaast moeten zij in het bezit zijn van een diploma op niveau 4 (mbo-niveau) of een diploma op niveau 5 (hbo-niveau). Alle studenten krijgen het eerste jaar vrijstelling vanwege de toelatingseisen. Studenten met een diploma op niveau 4 doen drie jaar over de studie, studenten met een diploma op niveau 5 doen twee jaar over hun studie. Studenten kunnen tevens op basis van evc s instromen. De opleiding start in augustus/september en in januari/februari. Ten tijde van de visitatie heeft de opleiding nog geen afgestudeerden, de opleiding is in september 2005 gestart met een mbo- en een hbo-instroom. Aangezien de nieuwe opleiding in veel opzichten afwijkt van de LOV heeft het panel de gerealiseerde kwaliteit daar waar relevant meegenomen. De opleiding wordt in deeltijd aangeboden, waarbij studenten een vaste dag in de week naar de opleiding komen. Een groep bestaat gemiddeld uit 18 studenten. Na afronden van de studie kunnen studenten aan de slag als docent in het vmbo-onderwijs, als docent in de BVE-sector of als praktijkopleider/opleidingsfunctionaris in een zorg- of welzijnsinstelling. Er staan in mei studenten ingescheven, zij worden begeleid door 5,56 fte docenten. Voor de instroom in september 2006 verwacht de opleiding dat 63 studenten zullen starten. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. 8 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

9 De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (maart 2006) bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (mei 2006). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement. Verder is gesproken met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in augustus 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 9

10 Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5 Oordelen per onderwerp Doelstellingen opleiding De drie facetten bij dit onderwerp zijn allen met goed gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief Programma Zeven facetten zijn bij het onderwerp Programma met goed beoordeeld. Het panel heeft facet 2.7 met excellent beoordeeld. Het panel heeft daarbij gehandeld conform het Protocol VBI s, Gezien de visitatiedatum kon het panel nog niet handelen conform de notitie over de beoordeling van bijzondere kenmerken en bijzondere kwaliteit, NVAO 12 juli Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief Inzet van personeel De bij het onderwerp Inzet van personeel behorende facetten zijn alledrie met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief Voorzieningen Beide facetten bij dit onderwerp zijn met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief. 10 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

11 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten bij het onderwerp Kwaliteitszorg zijn met goed gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief Resultaten Beide facetten zijn met voldoende beoordeeld. De oordeel op het onderwerp is voor de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn derhalve positief. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 11

12 1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Excellent 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Goed 4.2 Studiebegeleiding Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het Goed beroepenveld Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Totaaloordeel Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is. 12 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

13 Deel B: Facetten NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 13

14 14 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

15 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De landelijke Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) heeft specifieke startbekwaamheidseisen voor leraren in het (voorbereidend) beroepsonderwijs opgesteld. Voor de eisen die gesteld worden aan Praktijkopleiders heeft de opleiding, bij het opstellen van de eindkwalificaties, gebruik gemaakt van het Beroepsprofiel OVDB Het panel constateert dat de startbekwaamheidseisen SBL en het beroepsprofiel OVDB de uitgangspunten voor de Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn geweest zijn. De opleiding heeft naast deze algemeen geldende eisen, een aantal eigen competenties opgesteld. De aansluiting van de eindkwalificaties op de eisen van het werkveld wordt bewaakt door de Opleidingsadviesraad. Daarnaast heeft de opleiding een klankbordgroep die op praktisch niveau kijkt naar de concrete kwaliteitscriteria van de aansluiting en de opleiding daarover adviseert. Bij het ontwikkelen van de Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn heeft de opleiding door middel van opleidingsbrede werkconferenties en themadagen het werkveld om input gevraagd. Vervolgens zijn de ontwikkelde beroepstaken en competenties voorgelegd aan de Opleidingsadviesraad en de klankbordgroep om de aansluiting met de eisen van het werkveld te verifiëren. In het gesprek met het panel hebben vertegenwoordigers uit het werkveld aangegeven dat zij bij de ontwikkeling van de opleiding betrokken zijn geweest. De opleiding Leraar Gezondheidszorg & Welzijn komt voort uit de Lerarenopleiding Verpleegkunde. Er is in juni 2005 een onderzoek met betrekking tot beroepsspecifieke competenties gehouden onder alumni en hun leidinggevenden. De opleiding heeft de beroepstaken A (Ontwerpen van een krachtige leeromgeving), B (Begeleiden van leerlingen bij werkplekleren) en E (Ontwikkelen van jezelf als leraar) gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek. De beroepstaken C (Beoordelen en evalueren van leerprocessen en leerproducten) en D (Opzetten en uitvoeren van kwaliteitsonderzoek naar leer- en onderwijsprocessen) hebben, naast het ontwikkelen van bijbehorende competenties, een ondersteunende rol voor A, B en E. De opleiding heeft in mei 2006 het onderzoek Legitimering keuzes Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn uit laten voeren onder leidinggevenden van alumni en werkveldvertegenwoordigers. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de gerichtheid op de beroepskolom zeer gewaardeerd wordt en als grote verbetering ten opzichte van de Lerarenopleiding Verpleegkunde wordt gezien. De combinatie van bekwaamheidseisen en beroepseisen wordt door het werkveld gezien als een goede invulling van wat in het NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 15

16 beroep nodig is. Daarnaast krijgt het feit dat de didactische vaardigheden van studenten de rode draad vormen in de opleiding een brede ondersteuning vanuit het werkveld. Het panel heeft het onderzoek bestudeerd en constateert dat de uitgangspunten van de opleiding worden onderschreven door het werkveld. In het gesprek met het panel geven vertegenwoordigers uit het werkveld aan dat wat de opleiding zich ten doel stelt overeenkomt met wat in de praktijk nodig is. Op dit moment zijn er geen opleidingen in de omliggende landen die op dezelfde geïntegreerde wijze het programma aanbiedt als de Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn. Vergelijkbare opleidingen in Duitsland zijn voor de omzetting van de BAMAstructuur momenteel bezig een geïntegreerd curriculum op te zetten. Daarnaast bestaat het verschil dat in Duitsland de docent in het voorbereidend beroepsonderwijs een mastertitel dient te hebben. De opleiding heeft wel contacten met de Universiteit van Bremen en de Hogeschool Hannover. Deze contacten betreffen vooral informatieuitwisseling en stagemogelijkheden voor studenten. Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De aansluiting van de beroepstaken en de Dublin descriptoren wordt schematisch weergegeven in de Matrix Competenties versus Dublin descriptoren. Het panel heeft geconstateerd dat de Dublin descriptoren in ruime mate gedekt worden. Alle vijf Dublin descriptoren komen duidelijk zichtbaar aan de orde in de verschillende leereenheden. Daarnaast heeft de opleiding, volgens het panel, in het Opleidingscasco overzichtelijk aangegeven hoe de beroepstaken gekoppeld zijn aan competenties en de hbokernkwalificaties en de Dublin descriptoren. Afgezien van de beroepstaak C zijn in de beroepstaken drie niveaus aangebracht. Deze verschillende niveaus worden achtereenvolgens in de verschillende jaren aangeboden. De opleiding heeft bij de ontwikkeling van elke beroepstaak in de Opleidingsadviesraad en de klankbordgroep getoetst in hoeverre deze aansluit op de internationaal geldende hbo-competenties, uitgedrukt in de Dublin descriptoren. Uit het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij het niveau, zoals verwoord in de competenties, goed vinden. In de beroepstaken en competenties herkennen zij de kwalificaties die nodig zijn voor een beginnend beroepsbeoefenaar. 16 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

17 Facet 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De beroepstaken zijn afgeleid van landelijke profielen (SBL en OVDB) en van het competentieprofiel van de voormalige Lerarenopleiding Verpleegkunde (vergelijk1.1). De beroepstaken zijn voorgelegd aan de Opleidingsadviesraad en de klankbordgroep, de ontwikkelteams hebben over de beroepstaken gecommuniceerd met vertegenwoordigers uit het werkveld. Het panel heeft uit gesprekken met vertegenwoordigers uit het werkveld en uit het onderzoek Legitimering keuzes Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (mei 2006) vernomen dat de beroepstaken breed gedragen worden door het werkveld. De opleiding leidt op tot leraar in het vmbo en mbo bij zorg- en welzijnsopleidingen, tot opleidingsfunctionaris of praktijkopleider in zorg- en welzijnsinstellingen of tot freelancer/zelfstandig opleider. Sinds begin 2006 bewaakt de leerplancommissie van de opleiding of er voldoende consistentie is tussen de eindkwalificaties en de beroepsprofielen en de bijbehorende beroepstaken. Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen hbo Goed Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De leerplancommissie is verantwoordelijk voor het bewaken en waar mogelijk bevorderen van de beroepsgerichtheid van het programma en de relevantie van het studiemateriaal voor de beroepspraktijk. De leereenheidcoördinator heeft de taak de beroepsgerichtheid per leereenheid zo aansluitend mogelijk te houden. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 17

18 In de leereenheden wordt altijd gewerkt met casussen die zijn afgeleid van de beroepspraktijk. Zowel studenten als de vertegenwoordigers uit het werkveld tonen zich in gesprekken met het panel tevreden over de actuele en beroepsgerichte opzet van de opleiding. Uit de eerste evaluatieresultaten (allen op een vijfpuntsschaal) van de leereenheden blijkt dat studenten gemiddeld een 3,0 scoren op het criterium kunnen bekwamen in de beroepstaak en op het criterium beroepspraktijk herkenbaar. Studenten vinden de buitenschoolse opdrachten redelijk zinvol, score gemiddeld een 2,8. Het panel is van mening dat de opleiding haar beroepsgerichte karakter sterk vormgeeft, na bestudering van het ter inzage gelegde materiaal en de indrukken die het panel kreeg van vertegenwoordigers uit het werkveld. De opleiding heeft als norm gesteld dat de studenten minimaal één derde van hun studietijd besteden aan het leren in de beroepspraktijk. Studenten moeten in twee van de drie werkvelden waarvoor ze worden opgeleid praktijkervaring opdoen, met een stage in het vmbo als verplicht onderdeel. De regels rondom het praktijkleren zijn vastgelegd in de Handleiding Praktijkleren In het tweede jaar van de opleiding (mbo-instroom) oriënteert en bekwaamt de student zich in het begeleiden van leerlingen in het werkplekleren bij een opleidingsafdeling van een zorg- of welzijnsinstelling. In het derde jaar zorgt de student voor een werk- of stageplaats in een onderwijsinstelling, zoals vmbo of roc. In het vierde jaar zoekt de student een werk- of stageplek in de gekozen differentiatie (vmbo, roc of opleidingsafdeling bij zorg- en/of welzijnsinstellingen). Daarnaast worden er bedrijfsbezoeken en gastcolleges georganiseerd om ervoor te zorgen dat de beroepspraktijk geïntegreerd wordt in de opleiding. Uit gesprekken met studenten en vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat de eerste ervaringen met het leren in de praktijk goed zijn. De studenten krijgen relevante en actuele artikelen in de readers van elke leereenheid aangeboden. In de leereenhedenmap is een literatuurlijst opgenomen, waar studenten artikelen van kunnen lezen. De literatuurlijst bevat de meest recente Nederlandstalige literatuur. Het panel heeft weinig Engelstalige literatuur aangetroffen, maar beschouwt dit binnen het onderwijskundige domein niet als een gemis. Op basis van bestudering van het materiaal concludeert het panel dat in de leereenheden verwezen wordt naar de literatuur. Daarnaast kunnen studenten op Blackboard het Bronnenboek raadplegen, een overzicht van alle relevante bronnen voor de opleiding, ingedeeld in vmbo en mbo. Het Bronnenboek wordt periodiek geactualiseerd door een beheerder. De opleiding maakt gebruik van de mediatheek van de HAN. Tijdens de rondleiding heeft het panel geconstateerd dat in de mediatheek de meest relevante, actuele Nederlandstalige literatuur voor studenten toegankelijk is. In de eerste module van het eerste jaar leren studenten hoe ze moeten zoeken in de mediatheek. In de beroepstaak D (Verbeteren van de kwaliteit van opleidings- en leerprocessen) komt het opzetten en uitvoeren van kwaliteit en organisatieonderzoek aan de orde. De student komt hierdoor in contact met de principes van onderzoek doen. Het panel heeft in het Opleidingscasco vastgesteld dat in het 2 e en 3 e jaar aandacht is voor het opzetten en uitvoeren van kwaliteit en organisatieonderzoek. 18 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

19 Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding is opgebouwd uit vijf beroepstaken (vergelijk 1.1) en veertien leereenheden. De leereenheden zijn onderverdeeld in drie niveaus, ze worden achtereenvolgens in een oplopende moeilijkheidsgraad in de verschillende jaren aangeboden. Elk jaar bestaat uit vier blokken van 15 EC. Per blok wordt één beroepstaak aangeboden. De opleiding heeft inmiddels de vier leereenheden voor het tweede en derde leerjaar (acht in totaal) ontwikkeld volgens een vast format. Het vaste format, de uitwerkingen ervan voor het tweede en derde jaar en de gevolgde procedure geven het panel vertrouwen in de te ontwikkelen leereenheden voor het laatste jaar. De ontwikkelteams hebben allereerst per beroepstaak een set van prestatie-indicatoren en beoordelingscriteria geformuleerd, de eindkwalificaties worden daarbij consequent gebruikt. Dit met het doel de uitoefening van een beroepstaak objectief meetbaar te maken. Vervolgens zijn de stappen op de leerweg naar de beroepstaak en competenties op niveau geconcretiseerd in een reeks van deelopdrachten en leerdoelen. De ontwikkelde leereenheden worden voorgelegd aan de Klankbordgroep en een groep externe deskundigen. De opleiding heeft het totale curriculum schematisch weergegeven in het Opleidingscasco. Hierin worden de beroepstaken, de bijbehorende competenties en het bewijsmateriaal wat geleverd moet worden, beschreven. Het panel vindt het casco volledig en helder. Alle competenties zijn herkenbaar in het curriculum. De leerdoelen van de te behalen competenties ziet het panel terug in het studiemateriaal en de leereenhedenmappen. Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De beroepstaken van de opleiding volgen elkaar chronologisch op: Ontwerpen A, Uitvoeren B, Toetsen C en Kwaliteitsbewaking D. De beroepstaak persoonlijke ontwikkeling (E) loopt als een rode draad door alle beroepstaken heen. Alle beroepstaken staan in het teken van leren onderwijzen. Het panel is van mening dat op deze wijze een duidelijk samenhangend curriculum is ontwikkeld. De samenhang is herkenbaar in het NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 19

20 materiaal dat het panel heeft bestudeerd. Uit gesprekken met studenten is gebleken dat zij het programma een samenhangend geheel vinden. In de opleiding zit een lijn van toename in complexiteit van de beroepstaak. Per studiejaar wordt de beroepstaak aangeboden van laag-, naar midden-, naar hoog complex niveau. De uitvoering van de beroepstaak vindt per niveau in een ander werkveld (leercontext) plaats. In het materiaal heeft het panel de toename in complexiteit waar kunnen nemen. De studenten brengen een derde van de opleiding in de beroepspraktijk door en voeren praktijkopdrachten uit. Tijdens stages wisselen studenten ervaringen uit op de lesdagen van de opleiding. De ervaringen die de studenten opdoen tijdens de praktijkdagen worden benut tijdens de lesdagen op school. Op deze manier krijgt de samenhang tussen theorie en praktijk vorm. Facet 2.4 Studielast Goed Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Omdat de studenten in deeltijd studeren geeft de opleiding in het voorlichtingsprogramma speciaal aandacht aan de manieren hoe de studenten zelf de studielast kunnen spreiden. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat dit hen helpt bij de inrichting van hun studie. Zij voelen zich op dit punt goed begeleid. De opleiding heeft maatregelen getroffen om de studeerbaarheid te vergroten. Studenten kunnen twee maal per jaar instromen. Zij kunnen ervoor kiezen om hun eigen leerroute te bepalen om tot het gewenste eindniveau te komen. Studenten kunnen kiezen voor de voorgeprogrammeerde route van de opleiding, competenties verwerven binnen de eigen werksituatie of door het volgen van onderwijseenheden bij een andere opleiding. De toetsing vindt leerwegonafhankelijk plaats (vergelijk 2.8). Op verzoek van studenten is in het tweede cohort besloten dat de summatieve competentiebeoordeling vaker kan plaatsvinden. In plaats van twee maal per jaar krijgt de student nu vier maal per jaar de mogelijkheid om een summatieve competentiebeoordeling te doen. Tijdens dit beoordelingsmoment kan hij zijn competentieontwikkeling aan de hand van één of meerdere (maximaal 3) beroepstaken laten beoordelen. Van de studieloopbaanbegeleider en de groepsdocenten wordt verwacht dat zij op tijd belemmeringen in de studievoortgang signaleren, de oorzaken opsporen en daar actie op ondernemen. De groepsdocenten bewaken daarnaast de studeerbaarheid van alle leereenheden. Studenten hebben in het gesprek met het panel aangegeven dat de studieloopbaanbegeleider actief naar oplossingen zoekt om de studeerbaarheid te vergroten. Indien een student voortijdig de studie staakt wordt een exitgesprek met de student gevoerd onder andere om te bepalen of de studielast bepalend is geweest voor de uitval. 20 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

21 Het panel heeft de verslagen van de exitgesprekken van uitvallers van het eerste cohort ingezien en constateert dat de beschreven werkwijze gevolgd wordt. Uit de verslagen is gebleken dat studenten van de eerste cohort veelal door privé-omstandigheden de opleiding hebben verlaten. De leerplancommissie neemt besluiten over substantiële aanpassingen van het onderwijsprogramma of de leereenheden. De commissie kan directe aanpassingen doen in de leereenheden of schuiven met de volgordelijkheid van het programma, om de studeerbaarheid te bevorderen. De aanpassingen gebeuren in overleg met de leereenheidcoördinator. Uit de eerste evaluatieresultaten van de leereenheden blijkt dat studenten tevreden zijn over de organisatie (score gemiddeld 3,0) en dat zij redelijk tevreden zijn over of de studiebelasting volgens de norm verloopt (score 2,8 gemiddeld). Studenten geven in gesprekken met het panel aan geen problemen te ervaren wat de organisatie van de studie betreft. Facet 2.5 Instroom Goed Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De instroomeisen voor de opleiding zijn formeel vastgelegd in het OER. De student moet bekendheid met en (minimaal 2 jaar) werkervaring in de gezondheidszorg dan wel welzijn hebben. Tevens moeten zij een getuigschrift van een beroepsopleiding in de zorg dan wel welzijn op niveau 4 of 5 kunnen overleggen. Studenten met een aan gezondheidszorg of welzijn gerelateerd mbo-diploma stromen in het tweede jaar van de opleiding in. Studenten met een in-service opleiding volgen eveneens het driejarige programma. Indien studenten evc s kunnen aantonen, komen zij in aanmerking voor vrijstellingen. Alle mbo-studenten krijgen dus vrijstelling voor het eerste jaar. Studenten met een hbo-diploma en met meer dan twee jaar relevante werkervaring hebben vrijstelling voor de eerste twee studiejaren van de opleiding. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding duidelijk beschreven op grond van welke voorwaarden de student wordt toegelaten tot het derde jaar. Indien studenten geen hbodiploma hebben, maar wel in aanmerking willen komen voor vrijstelling moeten zij bewijsmateriaal indienen bij de opleiding. De opleiding geeft uitvoerig aan over welke evc s studenten moeten beschikken om te kunnen instromen in het tweede respectievelijk derde jaar. Een formeel intakeassessment bepaalt het instroomniveau van zowel hbo- als mbo-instromers, hierbij wordt gekeken naar niveau en vakinhoudelijke competenties. Aan de hand van deze procedure worden eventuele evc's bepaald en wordt gekeken in welke mate vrijstellingen van NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 21

22 verplichte leereenheden van toepassing zijn. Het panel vindt dat er een goede evcprocedure gehanteerd wordt, waarmee bepaald kan worden waar de studenten kunnen instromen. Het panel heeft hiervan goede voorbeelden gezien in portfolio s. Studenten kunnen tweemaal per jaar instromen, te weten in augustus en februari. De instromende studenten hebben verschillende achtergronden, qua vooropleiding en werkervaring. Om de aansluiting met de vooropleiding te bevorderen worden de studenten in het eerste jaar vertrouwd gemaakt met de werkvormen en de te verwachten studiehouding. In gesprekken met het panel geven studenten aan dat zij in het begin van de opleiding moeten wennen aan de (voor hen) nieuwe manier van onderwijs, maar dat na de eerste leereenheden de werkwijze duidelijk is. Het panel is onder de indruk van de wijze waarop studenten zich deze manier van onderwijs eigen hebben gemaakt. Dit zegt veel over de gedegen voorbereiding van de opleiding. Het bepalen van competenties rondom de vakinhoudelijke gebieden gebeurt via een zelfdiagnose door de student bij de start van leerjaar 3. Vervolgens moet de student in het POP motiveren welke keuzes zijn gemaakt en hoe hieraan gewerkt gaat worden.om studenten op het juiste spoor te zetten, zijn hulpmiddelen ontwikkeld die via Blackboard geraadpleegd kunnen worden. Facet 2.6 Duur Goed Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding bestaat uit 240 EC's, leereenheden worden aangeboden in 7,5 EC s of een veelvoud daarvan. Elk jaar is verdeeld in vier blokken van 15 EC s en omvat dus 60 EC s per jaar. Alle studenten zijn vrijgesteld van het eerste jaar en hbo-studenten zijn tevens vrijgesteld voor het tweede jaar (vergelijk 2.5). Het panel is van mening dat de vrijgestelde EC s goed zijn verantwoord. De opleiding heeft in het Opleidingstatuut Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn weergegeven hoeveel studiepunten de opleiding vertegenwoordigt en hoe deze per studieonderdeel zijn opgebouwd. Daarnaast is in het Opleidingscasco de verdeling helder weergegeven. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Excellent Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. 22 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

23 Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft in de conversie van LOV naar LGW gekozen voor een nieuw didactisch concept, namelijk het competentiegericht leren. Daarbij hebben de ervaringen met de LOV en actuele onderwijskundige inzichten als basis gediend. Bij het ontwikkelen van het didactisch concept heeft de opleiding gebruik gemaakt van externe expertise. Het didactisch concept is vervolgens doorvertaald naar diverse niveaus en ankerpunten in het onderwijsprogramma. Elke leereenheid legt via de opdrachten, beoogde leerresultaten en op te leveren (deel)producten de relatie tussen theorie en praktijk. De opdrachten worden altijd uit de praktijk gehaald. De student leert daardoor vanaf het begin van de opleiding om te gaan met realistische beroepssituaties, -vragen en problemen. Het panel heeft bovenstaande procedure bevestigd gezien in het ter inzage gelegd materiaal. De opleidingskundige koers van de opleiding is consistent terug te vinden in elk onderdeel van het programma. In de notitie Opleidingskundige koers Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn beschrijft de opleiding de visie op het opleiden van de studenten. Het voornaamste doel van het concept is de opleiding zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de laatste inzichten van het werkveld, de docent en de onderwijskunde. Het didactisch concept is, volgens het panel, volledig in lijn met de doelstellingen van de opleiding en wordt uitstekend in het onderwijs tot uitvoering gebracht. De opleiding laat zelf aan de studenten zien hoe zij in hun beroepspraktijk het onderwijs kunnen verzorgen. De opleiding heeft een goede voorbeeldfunctie voor de studenten. De werkvormen worden, passend bij het leerdoel en de opdracht, gekoppeld aan de beroepstaken. De studenten werken regelmatig in groepen aan opdrachten en volgen trainingen/instructies van (gast-)docenten. Studenten hebben in gesprekken met het panel aangegeven dat aan het begin van de lesdag onderling (studenten en docent) bepaald wordt hoe de dag er uit gaat zien, binnen de kaders van de opleiding. Studenten waarderen deze gang van zaken zeer positief. De student kiest de vorm die het beste bij zijn leerstijl past. Uit het materiaal blijkt dat een aantal werkvormen wel vastligt, onder andere trainingen, instructies en intervisie. Het panel constateert, na bestudering van het ter inzage gelegd materiaal en het voeren van gesprekken met studenten en docenten, dat de werkvormen prima in lijn zijn met het didactisch concept dat de opleiding hanteert. In het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) van de student wordt aandacht besteed aan de leerstijl van de student. Het panel heeft een aantal van deze POP s bestudeerd en oordeelt zeer positief over de opzet en inhoud van deze plannen. De wijze waarop het leerproces van de student wordt begeleid hangt uitstekend samen met het didactisch concept. Uit de eerste evaluatieresultaten van de leereenheden blijkt dat studenten vinden dat de opdrachten stimuleren tot leergedrag en tot reflectie (score gemiddeld 3,0 en 3,2 gemiddeld). Daarnaast blijkt uit de resultaten dat studenten vinden dat samenwerken het leerproces bevordert (score 3.1 gemiddeld). Gezien het bovenstaande is het panel van mening dat de opleiding het didactisch concept uitstekend vormgeeft en uitvoert. Op grond van de expertise van het panel op onderwijskundig terrein stelt het panel vast dat de opleiding een voorbeeld kan zijn voor andere competentiegerichte opleidingen. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 23

24 Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het toetsbeleid is vastgelegd in de notitie Toetsbeleid Lerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn september Het management en de docenten hebben voor de ontwikkeling van het toetsbeleid themadagen georganiseerd en ontwikkelteams samengesteld. In de notitie is een schema opgenomen met voorbeelden van mogelijk bewijsmateriaal dat studenten in hun portfolio kunnen opnemen om hun competentiebeoordeling te kunnen laten beoordelen. Studenten kunnen ervoor kiezen om hun eigen leerroute te bepalen om tot het gewenste eindniveau te komen. Zij kunnen kiezen voor de voorgeprogrammeerde route van de opleiding, competenties verwerven binnen de eigen werksituatie of door het volgen van onderwijseenheden bij een andere opleiding (vergelijk 2.8). Hoewel de leerweg verschillend kan zijn is de summatieve competentiebeoordeling voor elke student gelijk. Het panel heeft in gesprekken met studenten de indruk gekregen dat studenten weinig naar andere opleidingen gaan om daar hun competenties te verwerven, over het algemeen kiezen zij de voorgeprogrammeerde route van de opleiding. Daar waar het mogelijk is verwerft de student competenties in zijn werksituatie. De beoordeling vindt plaats in de summatieve competentiebeoordeling. Het opleidingsmanagement heeft aangegeven dat deze wijze van flexibilisering tot zijn recht zal komen als de opleiding volledig uitgewerkt is (Vergelijk 2.4). De competentieontwikkeling van studenten wordt vastgesteld aan de hand van summatieve en formatieve competentiebeoordelingen. De student mag twee maal per jaar zijn competenties bewijzen binnen een summatieve competentiebeoordeling. Hij krijgt hiervoor vier maal per jaar de mogelijkheid. Per keer kan de student maximaal drie beroepstaken laten beoordelen. Voordat studenten op mogen voor een summatieve competentiebeoordeling wordt het bewijs dat de student op wil voeren door de docent bekeken. Aan de hand daarvan geeft de docent groen licht voor de summatieve competentiebeoordeling. De beoordeling kan plaatsvinden op basis van een portfolio assessment en een performance assessment, de assessoren kunnen zich op beide methoden baseren. Studenten hebben in gesprekken met het panel aangegeven dat er op verschillende manieren getoetst wordt, zij noemen schriftelijke toetsen, het portfolio en presentaties. De formatieve beoordelingen zijn vooral gericht op begeleiding bij en feedback op de leerprestaties van de student. De formatieve toetsen maken deel uit van het leerproces, onder andere in de vorm van reflectieverslagen en goedgekeurde producten. De resultaten van de formatieve toetsen worden opgenomen in reflectieverslagen. Studenten kunnen de reflectieverslagen gebruiken als onderbouwing bij de summatieve competentiebeoordeling. 24 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

25 De opleiding heeft competenties aangewezen die als knock-outcompetenties gelden, dat wil zeggen dat studenten voldoende moeten scoren op deze competentie om voor een beroepstaak te kunnen slagen. De knock-outcompetenties zijn vastgelegd in het OER en in de leereenheden worden deze competenties benoemd in de beoordelingscriteria. De Examencommissie van het domein waarbinnen de opleiding valt, bestaat uit een voorzitter, twee plaatsvervangend voorzitters, drie docenten en een ambtelijk secretaris. De commissie op domeinniveau stelt algemene kaders vast en heeft minimaal een keer per jaar overleg. De dagelijkse commissie op opleidingsniveau neemt het uitvoerende werk voor haar rekening. De studenten worden altijd door twee docenten beoordeeld, in wisselende combinaties om objectiviteit te waarborgen. De twee docenten vervullen daarbij verschillende rollen, als docent en assessor. Het panel heeft verschillende toetsen bestudeerd en oordeelt dat de doelen/indicatoren van de toetsen duidelijk zijn en zichtbaar zijn ontleend aan de eindkwalificaties. De studenten geven in gesprekken met het panel aan dat de beoordelingscriteria vooraf bekend zijn. In de portfolio s wordt de bewijslast per beroepstaak zichtbaar opgenomen. Op die manier laten studenten zien aan welke competenties ze voldoen. Dit geldt zowel voor binnenschoolse als buitenschoolse studieactiviteiten. De stagebegeleider van de opleiding heeft een rol in de formatieve beoordeling van de student, summatieve competentiebeoordeling is voorbehouden aan assessoren. Het panel heeft een aantal portfolio s bestudeerd en vindt ze helder en van goede kwaliteit. Uit de eerste evaluatieresultaten van de leereenheden blijkt dat studenten het effect van feedback positief vinden (score gemiddeld 3,3). Daarnaast vinden zij de formatieve toetsen zinvol (score gemiddeld 3,0). Onderwerp 3 Inzet van Personeel Facet 3.1 Eisen hbo Goed Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft de cv's van de docenten bestudeerd en daaruit blijkt dat meer dan de helft van de docenten recente en relevante ervaring met het werkveld heeft. Van de elf docenten beschikken er vijf over de vereiste vakinhoudelijke deskundigheden op het terrein van de gezondheidszorg. Twee docenten hebben kennis van de welzijnssector. Alle docenten hebben veel relevante onderwijservaring. Gezien het feit dat docenten stages lopen, bedrijfsbezoeken doen en naar conferenties gaan is het panel van oordeel NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 25

26 dat er binnen het docententeam, voor zowel gezondheidszorg als welzijn, voldoende domeindeskunigheid aanwezig is. In de omschakeling van LOV naar LGW voert de opleiding een bewust beleid ten aanzien van het aannemen van docenten. Zo heeft de opleiding docenten aangetrokken met kennis en ervaring op het gebied van het vmbo. Het werkveld heeft in het gesprek met het panel aangegeven dat de opleiding hier inderdaad bewust mee omgaat. De opleiding heeft een Professionaliseringsplan 2005 en een Actieplan 2006 ontwikkeld, met betrekking tot de oriëntatie van het onderwijspersoneel op het beroep en het beroepenveld. Uit de gesprekken die het panel met het werkveld en docenten gevoerd heeft, is gebleken dat de docenten stages in de praktijk hebben uitgevoerd om inzicht te krijgen in de verschillende beroepenvelden waar de opleiding voor opleidt. Zij hebben daarbij vooral naar het, voor hen relatief nieuwe, vmbo gekeken. Zowel vertegenwoordigers van het werkveld als het panel oordelen hier positief over. Elke studieloopbaanbegeleider bezoekt minimaal één maal per jaar, gedurende één dag de stageplaats van de student. De studieloopbaanbegeleider verzamelt materiaal op de stageplaats en stelt dit beschikbaar voor collega's, waardoor alle docenten voeling houden met de verschillende beroepen waar de opleiding voor opleidt. Het panel heeft op basis van de gesprekken bevestigd gekregen dat bovenstaande procedure gevolgd wordt. Uit gesprekken met het panel is gebleken dat studenten en het vertegenwoordigers uit het werkveld de praktijkgerichtheid van docenten positief waarderen. De opleiding heeft een Investors in People-erkenning behaald (2005). De erkenning vereist dat systematisch wordt nagegaan wat de doelen, de middelen en de verantwoordelijkheden zijn voor de diverse opleidings- en ontwikkelwerkzaamheden. Deze erkenning wordt jaarlijks herzien. Facet 3.2 Kwantiteit personeel Goed Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De totale personeelsformatie bestaat uit 11 personen. Zij vervullen 5.56 fte. De opleiding gaat uit van een docent-studentratio van 1:30, wat HAN-breed de norm is. Momenteel is de docent-studentratio 1:24 bij de opleiding Leraar Gezondheidszorg & Welzijn. De extra ruimte wordt benut voor de verdere ontwikkeling van de opleiding Leraar in Gezondheiszorg en Welzijn. Het takenpakket van de docent omvat voor 70 % onderwijsuitvoering en voor 30% onderwijsontwikkeling. De takenpakketten en de inroostering wordt jaarlijks geactualiseerd in het Formatieplaatsenplan. In gesprekken die het panel met docenten gevoerd heeft, geven docenten aan dat ze hard hebben moeten werken aan de opbouw van de opleiding, maar dat het nu minder 26 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

27 druk is. Ze zijn trots op het resultaat. Het docententeam maakt een enthousiaste indruk op het panel. Studenten hebben in gesprekken met het panel aangegeven dat docenten voor hen bereikbaar zijn als dat nodig is. De ervaren werkdruk heeft dus geen gevolgen voor het onderwijs gehad. In de afgelopen jaren is het ziekteverzuim gemiddeld 6% geweest. In 2005 is er door een aantal langdurig uitgevallen werknemers een ziekteverzuimpercentage van 10% ontstaan. De verwachting voor 2006 is dat het percentage onder de 6% komt. De HAN-norm ligt op 4%. Facet 3.3 Kwaliteit personeel Goed Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft de cv s van de docenten bestudeerd en constateert dat zij didactisch en vakinhoudelijk toegerust zijn om het onderwijs op deze opleiding te verzorgen. De docenten zijn allen gekwalificeerd om op hbo-niveau onderwijs te verzorgen. Tevens blijkt uit de cv s van de docenten dat de docenten de ontwikkelingen op hun eigen vakgebied bijhouden. De opleiding heeft de professionalisering van medewerkers vastgelegd in het Professionaliseringsplan In het Professionaliseringsplan 2005 komen de volgende zaken aan de orde: invoering van het begeleiden van competentiegerichte leerprocessen, versterking van deskundigheid over de voor docenten nieuwe werkvelden, versterken van deskundigheid met betrekking tot het gebruik maken van digitale leeromgevingen, voorzetting van bestaande trajecten van deskundigheidsbevordering, criteria bij roostering en inzet en sturing van deskundigheid door het management. De opleiding stelt dat elke docent verantwoordelijk is voor zijn eigen professionele kwalificaties. Docenten krijgen de mogelijkheid individueel of gezamenlijk de deskundigheidsbevordering in te vullen. Van de jaartaak van de docenten wordt 10% beschikbaar gesteld voor deskundigheidsbevordering. De docenten hebben verschillende aandachtsgebieden in de opleiding onderling verdeeld, zij informeren elkaar tijdens maandelijkse themabijeenkomsten. Er komen verschillende onderwerpen aan de orde tijdens deze themabijeenkomsten zoals: vakinhoudelijke thema s, didactiek en innovaties binnen het onderwijs. Er worden regelmatig gastsprekers uitgenodigd. Het panel heeft verslagen van deze bijeenkomsten gezien en oordeelt hier positief over. Het docententeam van de opleiding Leraar Gezondheidszorg en Welzijn komt voor een groot deel overeen met het docententeam van de voormalige Lerarenopleiding Verpleegkunde, aangevuld met docenten uit andere werkvelden. De docenten zijn door externen begeleid bij de voorbereiding op de nieuwe, coachende rol van de docent. Daarnaast geven de docenten aan goed voorbereid te zijn op de rollen van NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 27

28 studieloopbaanbegeleider en assessor. Er vindt regelmatig intervisie en collegiaal overleg plaats om de lopende zaken met elkaar te bespreken. Het management van de opleiding hanteert een overzicht van algemene en specifieke kwalificaties en competenties van de docenten en evalueert periodiek met het werkveld of de kwaliteit voldoende is om de onderwijsdoelstellingen te realiseren. Vertegenwoordigers uit het werkveld hebben in gesprekken met het panel aangeven bovenstaande procedure te herkennen. Sinds begin 2006 vindt één maal per jaar een ontwikkelgesprek plaats tussen de docent en het management (januari). Daarnaast vindt één maal per jaar het functioneringsgesprek plaats (juni). In de gesprekken komen ondermeer het functioneren, professionaliseren en de werkbelasting aan de orde. Docenten melden aan het panel dat deze gesprekken daadwerkelijk plaatsvinden en dat zij daar tevreden over zijn. Het panel heeft in het gesprek met studenten vernomen dat zij zeer tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Ook uit de eerste leereenhedenevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. Zij vinden dat de docent het leergedrag van de student stimuleert (score gemiddeld 3.2). Onderwerp 4 Voorzieningen Facet 4.1 Materiële voorzieningen Goed Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt gebruik van een gebouw op de campus van de HAN te Nijmegen. Het Service Bedrijf van de HAN beheert het gebouw, en is verantwoordelijk voor de bouwkundige staat van het gebouw. Het panel heeft het document Dienstverleningsovereenkomst 2005 van de Facuteit GGM bestudeerd. Hierin is de begroting per Service Unit, waar de opleiding gebruik van maakt, weergegeven. Het panel is van mening dat de overeenkomst gedegen en helder in elkaar zit. Het gebouw beschikt over een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte met cateringvoorzieningen. Er is een centrale receptie die tijdens de lesuren bemand is voor algemene vragen. Er zijn voldoende parkeerplaatsen en pauzeerplekken. De opleiding noemt de volgende voorzieningen die nodig zijn voor een adequate uitvoering van het onderwijs: voldoende onderwijsruimtes, onderwijsondersteunende presentatiemiddelen, toegang tot externe kennisbronnen (internet, Blackboard et cetera), actuele informatievoorziening en overige faciliteiten zoals kopieerapparatuur. Tijdens de rondleiding heeft het panel geconstateerd dat bovenstaande faciliteiten aanwezig zijn en vindt ze van goede kwaliteit. 28 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

29 De opleiding maakt gebruik van de mediatheek van de HAN op de campus. Het panel heeft tijdens de rondleiding de mediatheek van de opleiding bezocht en constateert dat er voldoende actuele en relevante literatuur beschikbaar is. De mediatheek van de HAN is verbonden met de universiteitsbibliotheek waar studenten gebruik van kunnen maken. In gesprekken met het panel hebben docenten en studenten aangegeven dat ze tevreden zijn met de kwaliteit en de kwantiteit van de voorzieningen. Docenten merken daarbij op dat er te weinig kleine ruimtes zijn voor groepswerk. Studenten herkennen deze opmerking niet, zo blijkt uit het gesprek met het panel. Het panel maakt daaruit op dat het onderwijs kennelijk zodanig wordt ingericht dat studenten geen last hebben van een tekort aan kleine overlegruimtes. Facet 4.2 Studiebegeleiding Goed Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert een systeem van studieloopbaanbegeleiding. De studieloopbaanbegeleiding wordt ingevuld conform het HAN-kader voor Studieloopbaanbegeleiding. De taak van de studieloopbaanbegeleider is gericht op het leren-lerenproces van de student. Elke docent van de opleiding is ook studieloopbaanbegeleider. Elke student krijgt aan het begin van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. Enkele malen per jaar worden de resultaten, de ontwikkeling en de voortgang van de student besproken. Samen met de student bepaalt de studieloopbaanbegeleider in het kader van het persoonlijk ontwikkelplan van de student of de gekozen leerroute effectief en efficiënt is. Op basis van deze gesprekken stelt de student halfjaarlijks het studiecontract op en laat dit vervolgens accorderen. De vorm van de begeleiding en de verschillende rollen zijn goed beschreven in de Handleiding voor studenten en begeleiders, januari Het panel is van mening dat de wijze waarop de studieloopbaanbegeleiding is ingericht volledig aansluit bij het didactisch concept en de doelstellingen van de opleiding. De studievoortgang van de student wordt gevolgd in regelmatig contact tussen student en studieloopbaanbegleider. Eventuele voortgangsproblemen worden daarin gesignaleerd. Zodra het nieuwe HAN-brede digitale studievoortgangsregistratiesysteem (SIS) is ingevoerd, worden de summatieve beoordelingen daarin geregistreerd. De studieloopbaanbegeleiders komen elke zes weken bij elkaar in intervisiebijeenkomsten. In deze bijeenkomsten wordt gesproken over de praktische uitvoering van het beleid en de persoonlijke ervaringen tot nu toe. In de handleiding Het leren in de praktijk, januari 2006 staan de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen bij de stage van de student overzichtelijk beschreven. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 29

30 De student neemt zelf het initiatief voor het regelen van de begeleiding in de praktijk bij de realisering van de beroepsproducten en het verkrijgen van feedback daarop. De begeleider op de stageplaats heeft tijdens de stage als taak de juiste voorwaarden te scheppen voor het leren van de student. Hij ondersteunt de student bij het leertraject op de werkplek en geeft feedback op het handelen van de student. De studenten geven in het gesprek met het panel aan dat ze te spreken zijn over de inrichting van het systeem van studieloopbaanbegeleiding. Zij geven aan dat de docenten hun rol als studieloopbaanbegeleider goed vervullen. Tot slot geven zij aan de studieloopbaanbegeleider goed te kunnen bereiken. De meest actuele informatie voor studenten wordt via de communicatieborden of via e- mail doorgegeven. Studenten kunnen Blackboard raadplegen voor lesroosters. In het gesprek met het panel hebben studenten aangegeven content te zijn met de wijze waarop zij geïnformeerd worden indien er wijzigingen plaatsvinden. Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg Facet 5.1 Evaluatie resultaten Goed Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het kwaliteitsbeleid van de HAN is vastgelegd in het document Good, better, best De opleiding heeft een eigen intern kwaliteitszorgplan, voor de invulling van het plan is het HAN-kader de borging. Elke leereenheid wordt afzonderlijk inhoudelijk geëvalueerd door studenten. Daarnaast vindt er elk jaar onder studenten een jaarevaluatie op opleidingsniveau plaats waarin de samenhang en volgorde binnen het leerplan, de planning en het systeem van toetsing aan de orde komt. Naast de jaarevaluatie worden studenten jaarlijks bevraagd in het studenttevredenheidsonderzoek. In het onderzoek komen alle onderwijsaspecten aan de orde waar de student mee te maken krijgt. Aan het einde van de studie vindt een Opleidingsevaluatie onder studenten plaats waarin de nadruk ligt op de consistentie van het geheel. Elke drie jaar worden alumni en werkgevers naar hun mening gevraagd over de bekwaamheid van de afgestudeerden in de praktijk en het bereikte hbo-niveau. De werkgevers worden elke drie jaar naar hun mening gevraagd over de actualiteit en operationalisering van het beroepsprofiel en de aansluiting van het beroepsprofiel op de vragen uit het werkveld. Het werkveld is daarnaast vertegenwoordigd in de Opleidingsadviesraad welke minimaal twee maal per jaar bij elkaar komt. In deze bijeenkomsten staat het beroepsprofiel en de relatie met het werkveld centraal. De leden van de klankbordgroep afkomstig uit het 30 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

31 werkveld leveren commentaar op ontwikkelde beroepsproducten en afspraken over het praktijkleren. De begeleiders bij het praktijkleren van de studenten worden twee maal per jaar uitgenodigd om het praktijkleren met de opleiding te bespreken. Werkvelddeskundigen die betrokken worden bij het beoordelen van het niveau van de (eindproducten van de) studenten vullen een evaluatieformulier in en maken verslag van de beoordeling. Jaarlijks vindt er, HAN-breed, een medewerkerstevredenheidsonderzoek plaats. In dit onderzoek wordt gevraagd naar werkbelasting, werkplezier, werkplek en aansturing. Daarnaast vindt er jaarlijks een externe audit plaats om na te gaan of het Investors in People-keurmerk nog een valide predikaat is voor de organisatie. Het panel heeft de kwaliteitszorgplannen van de opleiding bestudeerd en constateert dat in deze plannen streefdoelen vermeld staan. In het kwaliteitszorgplan zijn schematisch per onderwerp en facet uit het accreditatiekader, het beleid, de norm, wie evalueert, de vorm, de frequentie, aan wie gerapporteerd wordt en wie de verbeteracties uitvoert opgenomen. De jaarkalender is een onderdeel van het kwaliteitszorgplan. In de jaarkalender is een planning uitgezet waarin de maand van evaluatie, welke evaluatie en wie hem uitvoert vermeld staat. Het panel is van oordeel dat de evaluatieinstrumenten van goede kwaliteit zijn. Uit gesprekken die het panel voerde met het opleidingsmanagement, docenten en studenten concludeert het panel dat de opleiding intensief bezig is met kwaliteitszorg. Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De verbeteracties naar aanleiding van de resultaten uit het Studenttevredenheidsonderzoek worden jaarlijks voorgelegd aan het Managementteam en aan de Opleidingscommissie. Zij stellen de verbeteracties vast en voeren de acties uit. De scores van de jaarevaluaties worden ingevoerd in een spreadsheet die voor alle docenten toegankelijk is. De resultaten worden in de docentstafvergaderingen en de opleidingscommissie besproken. Deze stelt verbeterplannen en de prioriteiten vast. De leereenheidcoördinator ontvangt de evaluatieresultaten over de leereenheden van de evaluatiecoördinator en bespreekt ze met de leerplancommissie. De evaluatiecoördinator bericht de studenten elk half jaar per brief over de verbetermaatregelen die getroffen worden naar aanleiding van de evaluaties. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij op de hoogte worden gehouden van verbetermaatregelen die genomen zijn naar aanleiding van evaluaties. De resultaten van de leereenhedenevaluaties worden besproken in de leerplancommissie. Zij bespreekt de resultaten en beslist of en welke verbetermaatregelen nodig zijn. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 31

32 De verslagen van de werkvelddeskundigen die de studenten beoordelen op het eindniveau worden besproken in de leerplancommissie en waar nodig in adviezen aan het management omgezet. Jaarlijks rapporteert de Examencommissie haar bevindingen met betrekking tot de afgenomen examens. De rapportage wordt voorgelegd aan de Leerplancommissie. Om de verbeterplannen en -acties gestructureerder te laten verlopen heeft de opleiding het Format Verbeterplan ontwikkeld. Alle verbeterplannen worden overzichtelijk gebundeld conform het kwaliteitszorgplan. Uit gesprekken die het panel voerde met het opleidingsmanagement, docenten en studenten concludeert het panel dat kleine aanpassingen direct uitgevoerd worden. Zo hebben er evaluaties van de eerste leereenheden (november 2005) plaatsgevonden en zijn er in plaats van twee vaste toetsmomenten nu vier mogelijke toetsmomenten gerealiseerd. Een aantal verbetermaatregelen uit het eerste cohort zijn aantoonbaar aangepast in het tweede cohort (februari 2006), zo blijkt uit gesprekken met studenten. Ook het werkveld laat weten dat de opleiding hun opmerkingen ter harte neemt. Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studenten worden periodiek gevraagd een oordeel te geven over de kwaliteit van de leereenheden, het studiejaar en de gehele opleiding. Studenten zijn vertegenwoordigd in de Opleidingscommissie, die gevraagd en ongevraagd advies geeft aan het Managementteam op het terrein van kwaliteitszorg. De tevredenheid van de medewerkers wordt gemeten door het HANmedewerkerstevredenheidsonderzoek. Daarnaast zijn docenten vertegenwoordigd in de opleidingscommissie. De docenten hebben periodiek stafoverleg waarin verbetermaatregelen worden besproken. Het werkveld wordt op verschillende manieren betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Eens per drie jaar worden zij betrokken bij de legitimering van het beroepsprofiel. Daarnaast is het werkveld vertegenwoordigd in de Opleidingsadviesraad, die twee maal per jaar overlegt over ontwikkelingen en gewenste verbeteringen. Twee keer per jaar worden stagebegeleiders uitgenodigd voor een bijeenkomst over praktijkleren. Deskundigen uit de praktijk beoordelen de relevantie en het niveau van de eindpresentaties van studenten. Bij de ontwikkeling van het studiemateriaal is een klankbordgroep uit het werkveld betrokken. Uit bestudeerde documenten en gesprekken blijkt dat het werkveld nauw betrokken is bij de opleiding. Het panel oordeelt hier positief over en constateert dat dit volledig overeenkomt met het didactisch concept en de doelstellingen van de opleiding. (Vergelijk 5.1). 32 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

33 Voor alumni wordt elke twee jaar een dag georganiseerd waarbij nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot opleiden in het werkveld naar voren komt. Daarnaast vindt elke drie jaar een onderzoek plaats onder alumni en hun werkgevers naar het gerealiseerde niveau, de aansluiting op en relevantie voor de beroepspraktijk. Gelet op het bovenstaande en de gesprekken die het panel gevoerd heeft met het opleidingsmanagement, docenten, studenten en vertegenwoordigers uit het werkveld, concludeert het panel dat alle belanghebbenden actief bij de kwaliteitszorg van de opleiding worden betrokken. Onderwerp 6 Resultaten Facet 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Elke leereenheid is zorgvuldig opgebouwd op basis van de eisen die gesteld worden bij de summatieve competentiebeoordeling. Deze eisen zijn direct afgeleid van de competenties. Daardoor wordt goed geborgd dat de studenten de competenties kunnen behalen. De beroepstaken en de competenties vindt het panel relevant voor het beroep en qua inhoud en niveau passen bij de eisen die aan een bachelor gesteld worden. (Vergelijk 1.1 en 2.2) De resultaten van onderzoeken onder alumni en werkgevers, over het niveau van afgestudeerden, worden besproken in het overleg van de Opleidingscommissie, de Examencommissie en de Domeindirectie. (Vergelijk 5.1) De externe beoordelaars bij het afstuderen doen verslag van hun bevindingen ten aanzien van het niveau van (de eindproducten van) de afgestudeerden. Deze verslagen worden besproken in de leerplancommissie. Vertegenwoordigers van het werkveld hebben in gesprekken met het panel aangegeven vertrouwen te hebben in het eindniveau van de studenten. Zij geven aan dat ze in de nieuwe opleiding verbeteringen zien ten opzichte van de Lerarenopleiding Verpleegkunde. Ten tijde van de visitatie waren er geen afgestudeerden, de opleiding is in september 2005 gestart. Op basis van het niveau in leerjaar 2 en 3 heeft het panel vertrouwen in het eindniveau van leerjaar 4. Bovendien wordt het eindniveau goed geborgd door de wijze waarop de eindkwalificaties worden getoetst. Gezien het feit dat er op dit punt sprake is van plantoetsing komt het panel tot het oordeel voldoende. NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 33

34 Facet 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft ernaar dat binnen 2,5 jaar (hbo-instroom) en 3,5 jaar (mbo-instroom) 75% van de instromende studenten de opleiding heeft afgerond. De opleiding heeft dit streefcijfer vastgesteld op basis van ervaringen uit de LOV-periode. Vanaf de instroom in augustus 2005 heeft er enige uitval plaatsgevonden. In mei 2006 zijn van de instroom in augustus van de 38 studenten uitgevallen. Uit de exitgesprekken is gebleken dat de uitval vooral met privé-omstandigheden te maken heeft gehad. Daarnaast heeft een aantal studenten aangegeven het nieuwe leren als lastig te ervaren. De studieloopbaanbegeleider is in de lessen ingegaan op de redenen van uitval en wat studenten hieraan kunnen doen (vergelijk facet 4.2). Van de starters in februari 2006 is in augustus van de 32 studenten uitgevallen. Gezien het stadium waarin de opleiding verkeert kan het panel nog weinig conclusies aan de resultaten verbinden. De opleiding doet het volgende om uitval tegen te gaan en rendementen te bevorderen: - Een voorlichtingsmiddag voor toekomstige studenten, waarbij de student erop wordt gewezen dat de opleiding een fors beslag legt op de vrije tijd. - Verschillende routes voor mbo-instromers en hbo-instromers. - De opleiding maakt gebruik van leerwegonafhankelijke toetsing, waardoor een meer flexibele leerroute mogelijk is. - Elke student krijgt een studieloopbaanbegeleider toegewezen die hem adviseert en begeleidt tijdens de studie. Door de korte communicatielijnen is het mogelijk snel signalen over mogelijke uitval of vertraging op te pakken. - Elke studentgroep heeft een groepsdocent die signalen over (obstakels in) het leerproces vanuit de groep oppakt en terugkoppelt naar het stafoverleg. - In de evaluaties wordt de studielast gemeten en bekeken of deze buiten de norm valt. Daarmee probeert de opleiding uitval door te hoge studielast te voorkomen. - Elke student die voortijdig uitvalt wordt uitgenodigd voor een exitinterview. De redenen van uitval worden besproken in de leerplancommissie. Er zijn nog geen rendementscijfers bekend. Het panel is van mening dat bovenstaande maatregelen zullen bijdragen aan goede rendementen. Gezien het feit dat er op dit punt sprake is van plantoetsing komt het panel tot het oordeel voldoende. 34 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

35 Deel C: Bijlagen NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 35

36 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 36 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn

37 NQA - visitatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn 37

38 38 NQA - visitatie Hogeschool Arnhem en Nijmegen, opl. Leraar Gezondheidszorg en Welzijn