Effectgerichte maatregelentegenverzuring eneutrofiëringvan oppervlaktewateren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effectgerichte maatregelentegenverzuring eneutrofiëringvan oppervlaktewateren"

Transcriptie

1 Effectgeichte maategelentegenvezuing eneutofiëingvan oppevlaktewateen Eindappot monitoingspogamma tweedefase Novembe 996 E. Bouwe, R. Bobbink, J.G.M. Roelofs en G.M. Veheggen Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie Katholieke Univesiteit Nijmegen In opdacht van de Diectie Natuubehee van het Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij

2 Niets uit dit appot mag woden geepoduceed, opnieuw vastgelegd, vemenigvuldigd of uitgegeven doo middel van duk, fotokopie, micofilm, langs electonische of electomagnetische weg of op welke andee wijze dan ook zonde schiftelijke toestemming van de auteus. Uitgave: Katholieke Univesiteit Nijmegen Faculteit Natuuwetenschappen Vakgoep Oecologie Wekgoep Milieubiologie Toenooiveld 6525 ED Nijmegen Illustaties: Afd. Gafische vomgeving, Fac. Natuuwetenschappen, K.U.N. Zetwek en vomgeving: Fontline Boekpodukties, Nijmegen Duk: Kips BV, Meppel Omslagontwep: Hanske van Westeenen Effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing van oppevlaktewateen. Eindappot monitoing tweede fase. E. Bouwe, R. Bobbink. J.G.M. Roelofs en G.M. Veheggen. Een uitgave van de Vakgoep Oecologie van de Katholieke Univesiteit Nijmegen in opdacht van de Diectie Natuubehee van het Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij (novembe 996). Tefw.: vezuing, eutofiëing, effectgeichte maategelen, vennen, duinpiassen. Copyight 996 Katholieke Univesiteit Nijmegen

3 Inhoud Voowood. Conclusies Hestelmaategelen in voedselame oppevlaktewateen Watetypen en mogelijkheden voo hestel Resultaten van hestelmaategelen 7 2. Voedselame, doo eutofiëing en/of vezuing bedeigde oppevlaktewateen Inleiding De vespeiding van oligotofe oppevlaktewateen tot in het begin van deze eeuw Vegetatie-ontwikkeling in oligotofe wateen 7 Achteuitgang van de vegetatie van oligotofe wateen in Nedeland 20 Ovezicht van effectgeichte maategelen in vezuude en/of geëutofieede oppevlaktewateen. De ondezoeksmethoden en de bestudeede teeinen 7 Mateiaal en methoden 7 De efeentiepojecten 4 Duinpoelen Oostvoone 42 Duinpiassen Teschelling 4 De Banen 44 De Boekse Wielen 46 De Bieze 47 De Landschotse heide 47 De Schoapedobbe 49 De Steenhaaplas 49 Het Padvindesven 5 De Begvennen 52 Oveige pojecten 54

4 INHOUD 4. Duinpiassen 57 Natuulijke oppevlaktewateen in de duinen 57 Vedoging en eutofiëing van duinpiassen 6 Het behee van duinpiassen 65 Hestelbehee in duinpiassen 66 Conclusies Zwak gebuffede wateen 85 De oecologie van zwak gebuffede wateen 85 Vezuing en eutofiëing van zwak gebuffede wateen 89 Het behee van zwak gebuffede wateen 9 Het hestel van zwak gebuffede wateen 9 Conclusies 6. Zee zwa k gebuffede wateen De oecologie van zee zwak gebuffede wateen Vezuing en eutofiëing van zee zwak gebuffede wateen 6 Het behee van zee zwak gebuffede wateen 7 Hestel van zee zwak gebuffede wateen 8 Hestel na de vewijdeing van oganisch mateiaal 9 Hestel na de vewijdeing van oganisch mateiaal en na bekalken Hestel na vewijdeing van oganisch mateiaal en na buffeing met gondwate 8 Conclusies 45 Liteatuu 49 Bijlage : Lijst met plantengemeenschappen, hogee planten, mossen en kanswieen, waagenomen in de efeentiepojecten in de peiode Bijlage 2: Vegetatie-opnamen 77 VI

5 Voowood In 99 is de eeste fase van het ondezoek aan hestel ('EGM') van doo vezuing en eutofiëing aangetaste oppevlaktewateen afgeond met een eindappot (Bellemakes e.a, 99). Inmiddels is de kennis ove en evaing met het nemen van hestelmaategelen in oppevlaktewateen vede toegenomen. Het appot wat nu voo u ligt is een vevolg. Hiein is getacht de kennis die is opgedaan in de tweede fase van het ondezoek in de bescheven voobeeldpojecten om te zetten in algemene ichtlijnen voo de gofweg die typen oligotofe oppevlaktewateen in Nedeland. Vanwege deze opzet, is ook een vij uitgebeid inleidend hoofdstuk (hoofdstuk 2) opgenomen waain de benodigde achtegondinfomatie ove ecologie en vegetatie te vinden is. Daana volgt in hoofdstuk een beschijving van de hestelwekzaamheden en de methode van ondezoek in de veschillende teeinen ('efeentiepojecten'). De die hoofdstukken waain de esultaten van hestelmaategelen in de veschillende wateen zijn weegegeven (hoofdstuk 4, 5 en 6), beginnen met een beschijving van stuende factoen, waana wodt ingegaan op achteeenvolgens vezuing en eutofiëing en het hestel van watekwaliteit, sediment en de oosponkelijke vegetatie. In het concludeende hoofdstuk () wodt gekeken naa de mogelijkheden van de ontwikkelde hestelmaategelen, afgemeten aan het hestel van oosponkelijke watekwaliteit, floa en fauna. Ook het ondezoek in deze tweede fase is uitgevoed in opdacht van de diectie Natuubehee van het Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij, onde coödinatie van het Infomatie en Kennis Centum-Natuubehee (IKC-N). Het poject EffectGeichte Maategelen (EGM) is een ondedeel van het Ovelevingsplan Bos en Natuu (OBN) gewoden. De laatste naam geeft al aan dat het doel van het poject is het ontwikkelen en in paktijk bengen van hestelmaategelen tegen vezuing, eutofiëing en vedoging, in afwachting van het dalen van het depositieniveau tot beneden de kitieke waaden en het stijgen van het gemiddelde gondwatepeil tot aanvaadbae hoogte. Het ondezoek is uitgevoed doo de wekgoep Milieubiologie, vakgoep Oecologie van de Katholieke Univesteit Nijmegen. Naast de auteus waen Monique Coenaats en Paul van de Ven bij het ondezoek betokken, met name voo het vezamelen en veweken van sediment- en watemonstes. Vede is dankbaa gebuik gemaakt van de doo de schijves (Maio Maessen en Matijn Bellemakes) van het eestgenoemde appot vezamelde kennis en gegevens. Een aantal studenten heeft een belangijke bijgedage geleved aan het in kaat bengen van stuende pocessen en van ontwikkelingen van de vegetatie: Kain van Dueen den Hollande, Menno Honman, Rob Lensink, Fans Meeuwsen, Jeoen Soontiëns, Yvonnne de Wit en Willem-

6 VOORWOORD Aat Zwat. Juul Limpens heeft de tekst vefaaid met afbeeldingen van een achttal planten van oligotofe wateen. De oveige afbeeldingen zijn bewekt doo Jan Peetes, John Slippens en Hanske van Westeenen, van de afdeling Gafische Vomgeving. Bijzonde nuttig was de samenweking met onze collega's die voo andee ondedelen van EGM weken, te weten Maaike de Gaaf, Leon Lames, Hilde Tomassen en Pete Vebeek. In het dagelijkse ondezoek is vede steun veleend doo Matin Vesteeg (technische assistentie), Maia van Kuppeveld-Kuipe (administatie), Cees den Hatog (inmiddels emeitus hoogleaa) en Jan van Goenendael (hoogleaa). Vede bedanken wij Jelle Eygensteyn voo de hulp bij de analyses, John Buinsma en Emiel Nat voo de assistentie bij de deteminatie van kanswieen en Piet van de Munckhof voo de infomatie en nuttige tips ove teeinen. Tenslotte zou dit ondezoek niet mogelijk zijn geweest zonde de samenweking met medewekes van de teeinbeheende instanties: het Fyske Gea, de Koondomeinen, Staatsbosbehee, de Stichtingen tot behoud van het Babants, het Limbugs en het Oveijssels Landschap en de Veeniging tot Behoud van Natuumonumenten. Wij evaen het als een vooecht om te mogen weken in de doo hen beheede vennen en duinpiassen. Wateen waain de dooschijnend goene wateplanten in vele vomen, in samenspel met een doo het impelende wateoppevlak heenschijnende zon, steeds veandeende schaduwen wepen op de gele zandbodem, op plaatsen waa tevoen Pijpestootje en Bek weespiegelden in zwat wate.

7 Conclusies Hestel maategelen in voedselame oppevlaktewateen In totaal komen e in Nedeland enkele duizenden oosponkelijk oligotofe oppevlaktewateen voo. In en langs deze wateen kwamen kaakteistieke plantengemeenschappen voo uit de kanswie-klasse (Chaetea), de oevekuid-klasse (Littoelletea), de dwegbiezen-klasse (Isoeto-Nanojuncetea) en de klasse de hoogveenbulten en natte heiden (Oxycocco-Sphagnetea). Het vespeidingsgebied van de kenmekende hogee planten uit met name de oevekuid-klasse is vaak voo een goot deel in Nedeland gelegen (tab. 2.). Doo vezuing, eutofiëing en vedoging is hun vookomen in Nedeland gotendeels veleden tijd en inmiddels is 75% van deze planten hie met uitsteven bedeigd (tab. 2.). Watetypen en mogelijkheden voo hestel De teugkee van kaakteistieke floa- en fauna-elementen geeft aan dat effectgeichte maategelen in oppevlaktewateen zee succesvol kunnen zijn. Uiteaad gaat dit niet in alle gevallen op. In deze samenvatting wodt aangegeven: a) of de maategel paktijk-ijp (autonoom) is, b) of de esultaten hoopvol zijn en de maategel waaschijnlijk binnen 2- jaa autonoom kan woden, en c) de 'knelpunten' in het hestelbehee, die nog nade ondezoek veeisen. Het pakket van te nemen maategelen moet woden afgestemd op het oosponkelijke watetype en de mate waain hie vezuing en/of eutofiëing is opgeteden. E zijn dan gofweg vijf typen wateen denkbaa: a. Oosponkelijk nauwelijks gebuffede, zue heidevennen, die nu vede vezuud zijn; b. Oosponkelijk zwak tot stek gebuffede, voedselame wateen, die alleen geëutofieed zijn, maa niet gevoelig voo vezuing zijn; c. Oosponkelijk zwak gebuffede, voedselame wateen, die geëutofieed zijn en gevoelig voo vezuing zijn; d. Oosponkelijk zee zwak gebuffede, niet geïsoleede, voedselame wateen, die vezuud en geëutofieed zijn; e. Oosponkelijk zee zwak gebuffede, geïsoleede, voedselame wateen, die vezuud en geëutofieed zijn.

8 CONCLUSIES o. Oosponkelijk nauwelijks gebuffede, zue heidevennen, die nu vede vezuud zijn (o.a. vennen op de Tongeense heide) De hogee planten in van natue zue wateen zijn niet zee gevoelig voo vedee vezuing. In de watelaag komen ook vijwel geen voo atmosfeische stikstofdepositie gevoelige plantensooten voo. Hestelbehee bepekt zich hie tot het vookomen van beschimmeling van amfibieëneieen. Het ondezoek aan buffeing van deze vennen is vijwel helemaal afgeond in de eeste fase EGM (Bellemakes e.a., 99). Doel: hestel boedsucces amfibieën; Maategel: subtiel bekalken met kalk of megel (max. enkele hondeden kg ha ); Status: uit het ondezoek is gebleken dat deze maategel effectief is t.o.v. het gestelde doel en nu als paktijk-ijp (autonoom) beschouwd kan woden. De maategel kan ook woden toegepast in vezuude, oosponkelijk (zee) zwak gebuffede, geïsoleede wateen. b. Oosponkelijk zwak tot stek gebuffede, voedselame wateen, die alleen geëutofieed zijn, maa niet gevoelig voo vezuing zijn (duinpiassen van Teschelling en Voone, Boekse Wielen) Het tegengaan van eutofiëing is met een elatief eenvoudig pakket aan maategelen te ealiseen en is voo alle typen wateen ongevee gelijk. Het slagen van degelijke maategelen is vooal afhankelijk van de snelheid waamee opnieuw eutofiëing opteedt. In dit kade is het belangijk dat eventuele bonnen voo henieuwde eutofiëing zo veel mogelijk woden vewijded. Dit kunnen o.a. ovehangende of nabije bomen, dielijke mest, achtegebleven slibesten en met meststoffen uit aangenzende landbouwgonden veijkt wate zijn. Vede is het ceëen van een glooiende oeve aan te bevelen, zodat egelmatig delen van het wate kunnen doogvallen. Dit heeft een emmend effect op de successie en eutofiëing. Ook het vijstellen van de oeves vegoot de dynamiek en vetaagt de successie. In het ondezoek is niet gebleken dat het spaen van een deel van de oevevegetatie kan leiden tot eutofiëing. Het gedeeltelijk of in fasen opschonen van een gote plas kan in dit geval ook een goede behees-optie zijn. Vijfjaa na opschoning is in de efeentiepojecten nog geen tendens aanwezig die duidt op het wee vedwijnen van bedeigde sooten doo henieuwde eutofiëing. Doel: hestel kenmekende vegetaties uit de oevekuid-klasse, de kanswie-klasse en de dwegbiezen-klasse met bijbehoende fauna-elementen; Maategel: vewijdeing sliblaag, soms vijstellen oeves en stopzetten bemesting nabuige landbouwpecelen; Status: uit de monitoing in deze wateen is gebleken dat in deze situatie, waa de buffeing uit de bodem nog voldoende is, de abiotische omstandigheden zijn geop-

9 CONCLUSIES timaliseed en het vookomen van kenmekende en ode-lijst sooten uit de die genoemde klassen stek toegenomen is; de maategel is paktijk-ijp. c. Oosponkelijk zwak gebuffede, voedselame wateen, die geëutofieed zijn en gevoelig voo vezuing zijn (Beuven, Banen, Goot mee bij Ossendecht) In deze wateen kan in pincipe het zelfde maategelenpakket woden toegepast als in wateen uit categoie b. Echte, hie beteft het oosponkelijk zwak gebuffede wateen, wat inhoudt dat onde de huidige atmosfeische depositie op temijn vezuing zal opteden. De evaing leet dat vezuing vaak binnen enkele jaen opteedt. Aansluitend op het contact met gebuffed, voedselijk wate in het veleden kan voedselam gondwate woden ingelaten. In sommige gevallen is ook inlaat van voedselam, eventueel voogezuived oppevlaktewate mogelijk. Doel: hestel vegetaties uit de kanswieen-klasse, de oevekuid-klasse en de dwegbiezen-klasse en bijbehoende fauna-elementen. In vegelijking met categoie b ligt hie mee de naduk op vegetaties uit de oevekuid-klasse; Maategel: vewijdeing sliblaag met soms vijstellen oeves en aanvullend gedoseed inlaten van kalkhoudend oppevlaktewate of gondwate; Status: uit de monitoing in deze wateen is gebleken dat de maategel effectief is m.b.t. de watechemie en voo het teug komen van de kenmekende gemeenschappen uit de oevekuid-klasse (veel Rode-lijst sooten); deze maategel kan zeke als paktijk-ijp woden beschouwd. d. Oosponkelijk zee zwak gebuffede en niet geïsoleede, voedselame wateen, die vezuud en geëutofieed zijn (Begvennen, Landschotse heide, Oistewijkse vennen) Behalve maategelen tegen eutofiëing zijn in deze systemen ook tegelijketijd maategelen tegen vezuing veeist. Ook hie kan woden aangesloten op de aanvoe van gebuffed wate in het veleden. De noodzaak voo buffeing is hie gote, maa juist in deze systemen is het van belang niet te stek te buffeen. Doo de vezuing in het ecente veleden bevindt zich in de bodem vaak een gote vooaad zaden van Knolus (Juncus bulbosus) en een elatief kleine zaadvooaad van zachtwate-planten. Het gevaa van woekeing van Knolus is hiedoo gote. De inlaat van gebuffed wate moet in deze wateen nauwkeuig woden gedoseed om vezuing, alkalinisatie en woekeing van Knolus te vookomen. De hegoei van helofyten is in vegelijking met wateen uit goep c kleine, doo het ove het algemeen voedselamee kaakte van de opgeschoonde bodem. Doel: hestel vegetaties uit de oevekuid-klasse en de dwegbiezen-klasse, in mindee mate ook de kanswieen-klasse, met kenmekende fauna; Maategel: vewijdeing sliblaag (soms vijstellen oeves) en vevolgens gedoseed inlaten van gebuffed gondwate;

10 CONCLUSIES Status: deze maategel is andehalfjaa geleden voo het eest uitgevoed en is in 995/996 op nog die locaties uitgevoed. Hoewel de eeste esultaten hoopvol zijn, is het ondezoek pas in de eeste fase en de maategel nog niet paktijk-ijp. Vewacht wodt dat deze maategel ove die tot vie jaa autonoom kan woden, en dus ondezocht dient te blijven. e. Oosponkelijk zee zwak gebuffede en geïsoleede, voedselame wateen, die vezuud en geëutofieed zijn (Schoapedobbe, Steenhaaplas, Padvindesven, De Bieze, Ven bij Schaijk) In theoie kan ook hie vezuing woden tegengegaan doo het oppompen en inlaten van gebuffed wate na opschoning. Echte, doo de van natue geïsoleede ligging wodt e naa gesteefd alleen de vezuende effecten van atmosfeische depositie te neutaliseen doo het toevoegen van basische stoffen, zoals kalk of megel. In de pojecten waain na opschoning niet is voozien in buffeing veloopt de ontwikkeling op lange temijn niet oveal gunstig. Op de oeves ontwikkelen zich, afhankelijk van de mate van vezuing van de bodem, sootename tot sootenijke vegetaties van de natte heide. Echte, in de nog steeds zue watelaag vedwijnen de na het opschonen teuggekeede sooten van zachte wateen wee na enkele jaen. Vewijdeing van oganisch mateiaal zonde aansluitende buffeing leidt tot het vedwijnen van de zaadbank van deze sooten en dient daaom tot de oeves bepekt te blijven. Gebuik van kleine hoeveelheden kalk, zoals in het Padvindesven, vetaagt het vedwijnen van zacht wate sooten, maa vehindet het niet. De combinatie van opschonen en gebuik van gote hoeveelheden kalk maakt een betee ontwikkeling mogelijk van vegetaties van natte, niet vezuude heide en venoeves op doogvallende delen. Echte, ook dan veloopt de vegetatieontwikkeling in de watelaag minde succesvol, waaschijnlijk doo het oplossen van gote hoeveelheden humuszuu uit de bodem. Ook bestaat het isico van alkalinisatie en intene eutofiëing in de bodem. Doel: hestel vegetaties uit de oevekuid-klasse en de klasse de natte heiden en hoogveenbulten en bijbehoende diesooten. Maategel: vewijdeing sublaag en diecte bekalking; Status: diecte bekalking van de watelaag functioneet op lange temijn niet doo wate-bodem inteacties, die toebeling en mogelijk eutofiëing veoozaken. Deze maategel is zeke niet paktijk-ijp. Voogesteld wodt om een nieuwe maategel (bekalking van het geplagde invanggebied, zgn. 'catchment liming') voo wateen in enkele van de genoemde efeentieteeinen te ondezoeken.

11 CONCLUSIES Figuu. Pilvaen (Pilulaia globulifea), een vezuingsgevoelige oeveplant die pofiteet van de bekalking van vennen Samenvattend kan woden geconstateed dat geëutofiëede, zwak tot stek gebuffede, nooit vezuude systemen vijwel altijd te hestellen zijn. In deze systemen is weinig vede ondezoek nodig. Wel is het zinvol om de effecten op lange temijn extensief te blijven volgen. Mee poblemen geeft het hestel van zee zwak gebuffede, vezuingsgevoelige systemen. Dit zijn de goeiplaatsen van de associatie van Biesvaen en Watelobelia (Isoeto-Lobelietum) en de associatie van Veelstengelige watebies (Eleochaitetum multicaulis). Hestel van de oosponkelijke stikstofhuishouding en buffeing zijn hie essentieel. Dit kan woden beeikt doo de inlaat van gebuffed (gond-)wate. Deze methode wodt momenteel in de paktijk getest. Een andee methode, bekalking van het invanggebied van een ven, wodt momenteel expeimenteel en late mogelijk op paktijkschaal getest. Resultaten van hestel maategelen Sinds eind 989 zijn binnen de egeling EGM hestelmaategelen genomen om de negatieve invloed van juist gemelde milieu-aantastingen te vemindeen. Dit heeft e onde andee toe geleid dat een aantal zee bedeigde plantensooten wee teuggekeed is. Zo is het aantal goeiplaatsen van Watelobelia (Lobelia dotmanna) toegenomen

12 CONCLUSIES van één in begin jaen tachtig naa ongevee zes in de jaen negentig. In alle gevallen was spake van een teugkee op opgeschoonde venbodems. Hetzelfde kan gezegd woden voo Dooschijnend glanswie {Nitella tanslucens). In tabel. is een ovezicht gegeven van bedeigde planten en schimmels die zijn waagenomen in de efeentiepojecten. Het gootste deel van deze sooten was voo deze maategelen (vijwel) afwezig. Het nemen van hestelmaategelen heeft vijwel negens geleid tot het vedwijnen van estpopulaties van bedeigde sooten. Opvallend is dat ook een elatief goot aantal bedeigde lagee planten en schimmels is waagenomen, waavan het gootste deel waaschijnlijk behoot tot plantengemeenschappen uit de dwegbiezen-klasse en de oevekuid-klasse. Ondanks de slecht bekende oecologie van lagee planten en schimmels kan dit woden gezien als een teken dat het hestel zich niet bepekt tot hogee planten. Tabel.: Ovezicht van de bedeigde planten- en schimmelsooten die waagenomen zijn in de efeentiepojecten in de peiode RL = categoie in de Nedelandse ode lijst, D duinpiassen, Z = zwak gebuffede wateen, ZZ = zee zwak gebuffede wateen. Abundantie a.g.v. EGM: - = achteuitgang, 0 = geen wijziging, = uitbeiding /(hevestiging,? = onbekend. * Voo de kanswieen is nog geen Nedelandse ode lijst opgesteld. Hie is te indicatie de ode lijst van Nedesaksen en Bemen (Vahle, 990) aangehouden. Zie oo/c de gedetailleede tabellen aan het eind van de hoofdstukken, 4 en 5. In bijlage staat een ovezicht van de Nedelandse sootsnamen en de bijbehoende wetenschappelijke naam. RL D Z ZZ RL D Z ZZ Beenbeek Buin cypegas 4 0 Mossen: Buine snavelbies Canadees hetshooi Dijvende egelskop Dijvende wateweegbee Duizendknoopfonteinkuid Dwegbloem Dwegus Dwegvlas Dwegzegge Dik landvokje Gedeeld landvokje Gewoon goudmos Klein kotsteeltje Koosmos Kussentjes-veen mos Kwel moe asdikkopmos Smal watevokje Veen-dubbeltjesmos 4 4 4?.. -..?? Echt duizendguldenkuid Faai duizendguldenkuid Gesteeld glaskoos 4 0 Gondste 0 Kanswieen: Hefstbitteling Kleinste egelskop Kielpamassia Kuip, moeasweegbee Loos blaasjeskuid 4 0 Bokkelig kansblad Buigzaam glanswie Dooschijnend glanswie Klein boomglanswie Ruw kansblad 0* * 2* 0*.

13 CONCLUSIES Moeashetshooi RL D z zz Stekelhaig kansblad RL 2* D Z ZZ Moeaswolfsklauw Oevekuid Ondeg. moeasschem Ongelijkbladig fonteinkuid 2 Vetakt boomglanswie Paddestoelen: 0* Pilvaen Riempjes Stekelbiesvaen Stijve moeasweegbee Tee vedekuid Vlottende bies Watelobelia Watelepeltje Weegbeefonteinkuid Witbloemige wateanonkel Wijdbloeiende us Blauwplaatstaalsteeltje Koeieboleet Kopeode godijnzwam Lenteknotszwam Rietmycena Veenmosvuuzwammetje Veenvlamhoed Witgeingd mosklokje Totaal ? 0? 2 (dzzz:60) Een ondezoek aan de macofauna in de efeentiepojecten laat in het algemeen een stijging van de biodivesiteit binnen enkele jaen na opschoning zien, zowel in duinplassen als in (zee) zwak gebuffede wateen (tab..2). Alleen vlak na het opschonen is de divesiteit tijdelijk lage. Zeldzame sooten die ook voo estauatie vookwamen handhaven zich ove het algemeen of beiden zich uit. Ook het aantal sooten kenmekend voo goed geaëeede wateen met een goede watekwaliteit neemt ove het algemeen toe na hestelbehee. Met name een aantal watekeves komen vooal voo in incidenteel doogvallende vennen waa vis ontbeekt (Duusema, 996). De zeldzame en kaakteistieke sooten uit deze goep lijken een aantal jaen na hestel van een ven te zijn toegenomen (tab..2). De begeleides van planten uit de oevekuid-klasse, waaschijnlijk even bedeigd als hun gastheen, pofiteen van de maategelen. Zo zijn in de Boekse Wielen twee snuitkeves gevonden die leven van Watepostelein (Lythum potula), waavan e één nooit eede in Nedeland was waagenomen (mond. med. H. Edzes). De waanemingen aan lagee planten en macofauna bevestigen de aanname dat hogee planten buikbae indicatoen zijn voo de mate van hestel van oligotofe oppevlaktewateen. Waanemingen aan de boedvogelpopulatie in de Banen voo en na hestelmaategelen laten zien dat deze zeke niet ongunstig zijn voo boedvogels (Pahlplatz, 994; 995). Ook amfibieën eageen meestal gunstig op het gevoede hestelbehee. Voo vijwel alle bestudeede plant- en diegoepen geldt in dit veband dat alleen sooten uit de latee successiestadia van oligotofe wateen soms vedwijnen. Dit zijn echte vijwel zonde uitzondeing de algemeen vookomende sooten van eutofe situaties.

14 CONCLUSIES Tabel.2: Vegelijking tussen de divesiteit in de macofaunasamenstelling van oligotofe wateen voo en na het nemen van hestelmaategelen. * Doo een veschil in methode is het totaal aantal waagenomen sooten in 995 ongevee 80% hoge dan in 98. Naa: van Kleef & Felix, 996. Begven IV Lobeliabaai Beuven Boekse Wielen Banen Giltjeplak Badhuiskuil Divesiteit (Shannon-index) Kaakteisieke watekeves* ,86 2,97 2,4,20 2,86 2,80 2,56 2,76,4,0 2,2 2,99 2, 2,

15 Voedselame,dooeutofiëing en/ofvezuing bedeigde oppevlaktewateen Inleiding Nedeland bezit in vegelijking met de ons omingende landen een gote vaiatie aan, veelal ondiepe, oppevlaktewateen. Het gote aantal wateplanten in de Nedelandse floa is hievan een diect gevolg. Zo komen van het geslacht fonteinkuid {Potamogeton) 8 van de ongevee 00 sooten in Nedeland voo (Weeda e.a. 99). Enkele watetypen woden buiten Nedeland weinig aangetoffen. Dit geldt vooal voo niet tot matig gebuffede, voedselame wateen op en langs de pleistocene zandgonden, maa ook voo de plassen in de kalkame en kalkijke duinen. De plantensooten die kaakteistiek zijn voo deze typen wateen hebben meestal een bepekt atlantisch of boeaal vespeidingsgebied (Ats & Den Hatog 990). Vekaa e.a. (992) hebben een selectie uit de Nedelandse floa gemaakt van sooten waavoo Nedeland, op gond van de intenationale vespeiding, speciale veantwooding daagt. Zij constateen dat het aeaal van bijna de helft van de inheemse wateplanten van oligotofe wateen voo een belangijk deel binnen Nedeland is gelegen (tab. 2.). Deze cijfes wijzen op de belangijke taak die Nedeland heeft op het gebied van behoud van de vegetatie van deze oligotofe wateen. Dit vomt een schil contast met de steke achteuitgang van deze vegetaties in Nedeland. Van de sooten, genoemd in tabel 2., staan e niet minde dan 2 op de nationale ode lijst (Weeda e.a., 990). In het tweede appot 'De toestand van de natuu' wodt voo een aantal kaakteistieke venplanten een achteuitgang van mee dan 90% in het aantal goeiplaatsen geconstateed (Bink e.a. 994). Ats (990) constateet voo Watelobelia {Lobelia dotmannd) zelfs een teuggang van mee dan 98%. De schikbaende achteuitgang van onde mee de vegetatie van oligotofe wateen vomde voo de oveheid de aanleiding om eind jaen tachtig een effectief beleid te ontwikkelen, zowel tegen de oozaken van deze achteuitgang als voo behoud van de toenmalige natuuwaaden. In deze peiode is onde mee de egeling EffectGeichte Maategelen (EGM) opgestat, met als doel het ontwepen en uitvoeen van maategelen tot behoud van doo atmosfeische depositie bedeigde ecosystemen, in afwachting van een effectief bongeicht beleid. Vewacht wodt dat de citical loads (de kitieke belasting vanuit de atmosfee waabij schade aan oecosystemen tot een aanvaadbaa niveau is geeduceed) voo stikstof en zwavel pas in de volgende eeuw zullen woden beeikt (Posch e.a. 995). De esultaten van zes jaa ondezoek aan maategelen die genomen kunnen woden om de schadelijke gevolgen van atmosfeische depositie geduende deze peiode voo oppevlaktewateen zo veel mogelijk te

16 BEDREIGDEOPPERVLAKTEWATEREN bepeken, zijn in dit appot samengevat. In dit hoofdstuk wodt een ovezicht gegeven van de in Nedeland aan te teffen typen voedselame oppevlaktewateen, hun ontstaanswijze, ecologie en behee. Tabel 2. Ovezicht van het oosponkelijke vookomen van alle voo oligotofe wateen kaakteistieke hogee wateplanten (/- = Incidenteel vookomend, = In lage fequentie aanwezig, = meestal of altijd aanwezig). Voots is weegegeven of de soot vookomt op de ode lijst van de in Nedeland met uitsteven bedeigde planten (Weeda e.a. 990) of in de doo Vekaa e.a. (992) gepubliceede lijsten met sooten waavoo Nedeland gezien de intenationale vespeiding bijzondee veantwoodelijkheid daagt (* ). Zuu Zee zwak Zwak Duin- Rode Integebuffed gebuffed plassen lijst nationaal Dijvende egelskop Spaganium Dijvende wateweegbee Dijvend fonteinkuid Duizendknoopfonteinku id Fijne wateanonkel Gesteeld glaskoos Gote biesvaen Haaksteekoos Klein blaasjeskuid Kleinste egelskop Knolus Kuipende 4 angustifolium Luonium natans Potamogeton natans Potamogeton polygonifolius Ranunculus tichophyllus Elatine hexanda Isoetes lacustis Callitiche hamulata Uticulaia mino Spaganium natans Juncus bulbosus Echinodous epens moeasweegbee Loos blaasjeskuid Moeashetshooi Moeassmele Naaldwatebies Oevekuid Ondegedoken moeasschem Ongelijkbladig fonteinkuid Pilvaen Plat blaasjeskuid Stekelbiesvaen Stijve moeasweegbee Tee vedekuid /- / Uticulaia austalis Hypeicum elodes Deschampsia setacea Eleochais aciculais Littoella unifloa Apium inundatum Potamogeton gamineus Pilulaia globulifea Uticulaia intemedia Isoetes echinospoa Echinodous anunculoides Myiophyllum altenifloum 2

17 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Zuu Veelstengelige /- watebies Vlottende bies Watelepeltje Watelobelia Watenavel Watepostelein Weegbeefontein kuid Witbloemige wateanonkel Zee zwak gebij iffed Zwak gebuffed - Rode lijst 2 2 Duinplassen Intenationaal * * Eleochais multicaulis Eleogiton fluitans Ludwigia palustis Lobelia dotmanna Hydocotylevulgais Lythum potula Potamogeton coloatus Ranunculus ololeucos Totaal aantal Pecentage (van 2 sooten) 2 (74%) 4 (45%) De vespeiding van oligotofe oppevlaktewateen tot in het begin van deze eeuw Oligotofe wateen komen in Nedeland voo op zandgonden. Deze zijn afgezet doo de zee of de ivieen en eventueel vestoven doo de wind. Afzetting van zand heeft plaatsgevonden bovenop de oosponkelijke ondegond, waadoo teeinvehogingen in het landschap ontstonden. Op de pleistocene zandgonden in het zuiden en oosten van Nedeland kon onde invloed van het neeslagoveschot en de neewaatse gondwatebeweging een snelle uitspoeling van voedingsstoffen plaatsvinden. Uitspoeling van kalk veloopt minde snel, waadoo de wateen in de holocene duinafzettingen wel oligotoof, maa beduidend bete gebuffed zijn dan de zwak tot zee zwak gebuffede wateen in pleistoceen Nedeland. In ondestaand schema is een schematische doosnede gegeven van de hoge zandgonden, gaande van een plateau naa een beekdal. Hiein kunnen, zowel op gond van de vegetatiesamenstelling als op gond van hydologie en behee, gofweg die watetypen woden ondescheiden; zue, zee zwak gebuffede en zwak gebuffede wateen. Deze indeling is ook in het vooafgaande ondezoek gehanteed (Bellemakes e.a. 990, 99), waa ze espectievelijk type, 2 en genoemd zijn. Het blijft uiteaad een veeenvoudiging van de wekelijkheid, in de paktijk komen ovegangen voo en moet elk watetype afzondelijk bekeken woden, met name in het licht van te nemen beheemaategelen.

18 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Hoogveenlandschap Heidelandschap Cultuulandschap H Zee zwak gebuffed wate = (Schijn-) Gond watespiegel = Wate ondoolatende laag (b.v. leem, veen, ijzeoe) Zwak gebuffed wate Beek ni»k..»ii<lal Figuu 2. Schematische doosnede doo het landschap in pleistoceen Nedeland. De pijlen geven de oveheesende stomingsichting van het gondwate wee Op de hoogste delen in het pleistocene landschap bevinden zich de watescheidingen tussen de in het landschap ingesneden beekdalen. Hie heeft de wegzijging van het jaalijkse neeslagoveschot de meest uitgespoken uitloging van de bodem veoozaakt. Op plaatsen met een minde doolatende bodem vindt stagnatie van wate plaats, waadoo natte laagten kunnen ontstaan. Het zich hie ophopende wate is exteem voedselam en basenam. Het voedselame, zue wate en de elatief constante watespiegel zijn ideale omstandigheden voo de voming van hoogveenvegetaties. Deze woden samengevat in de klasse van oligotafente velandingsgemeenschappen (Scheuchzeietea) en de klasse de hoogveenbulten en natte heiden (Oxycocco-Sphagnetea). Eén van de aanpassingen van de plantengoei aan de zue omstandigheden is het gebuik van stikstof in de vom van ammonium. Doo de heesende voedselamoede waen de hoogste delen in het pleistocene landschap ook voo menselijke activiteiten weinig geschikt. Nieuwe plassen ontstonden vooal daa waa tuf uit het hoogveen gewonnen wed. In hoogveenplassen komen van natue slechts weinig ondegedoken wateplanten voo. De waade van dit soot plassen is juist gelegen in de divese velandingsstadia die in de loop van de successie opteden. Ook hie is doo atmosfeische depositie een veschuiving in de sootensamenstelling opgeteden. Met name stikstofminnende, zuutoleante planten hebben zich stek uitgebeid. Hoogveenplassen vomen geen ondedeel van de binnen het kade van EGM oppevlaktewateen bestudeede wateen. De meeste wateen die gelegen zijn op de pleistocene zandgonden woden behalve doo egenwate ook gevoed doo oppevlakkig afstomend gondwate, afkomstig van 4

19 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN de hievoo genoemde eeindelen. Het zue wate wodt doo contact met kalkesten in de ondegond licht veijkt met bicabonaat, dat ook deels wodt omgezet in kooldioxide. Bovendien kunnen kleine hoeveelheden voedingsstoffen, afkomstig uit hoge gelegen ecosystemen, meegevoed woden. De menging van egenwate en lokaal gondwate levede voege een zee zwak gebuffede watelaag op, die van natue een ph heeft van 5 tot 6 en een buffecapaciteit, ook wel alkaliniteit genoemd, van 0. tot 0. meq/lite. Bloemendaal en Roelofs (988) duiden deze wateen ook wel aan met de tem zee zachte wateen. De goei van wateplanten in dit watetype wodt vooal gelimiteed doo de bepekte beschikbaaheid van anoganisch koolstof in de watelaag. Zowel bicabonaat als kooldioxide zijn in zee zwak gebuffede wateen weinig aanwezig (tab. 2.2, buffecapaciteit en kooldioxide). In alle zee zwak gebuffede en mee alkalische wateen is stikstof zowel in de vom van nitaat als in de vom van ammonium beschikbaa in de watelaag. De typeende vegetatie van zee zwak gebuffede wateen bestaat uit gemeenschappen van het oevekuid-vebond (Littoellion unifloae) in de diepee delen en gemeenschappen van het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee (Hydocotylo-Baldellion) en het dwegbiezen-vebond (Nanocypeion flavescentis) op de oeves. In zee zwak gebuffed wate komen vooal wateplanten voo met een boeale vespeiding (Ats & den Hatog 990). Bovendien bezitten ze vaak een gote ijkdom aan sie- en kiezelwieen (desmidiaceeën en diatomeeën). Deze wateen waen gotendeels gelegen in het voegee heidelandschap en daadoo mee beïnvloed doo menselijke activiteiten dan de hoogveenplassen. Ook in zee zwak gebuffede wateen vond na veloop van tijd velanding plaats, waana de plassen meestal wee weden uitgeveend. Daanaast ontstonden ook nieuwe plassen als gevolg van zandwinning en de aanleg van wategangen. Doo vezuing ten gevolge van atmosfeische depositie zijn vele wateen van dit type qua begoeiing gaan lijken op hoogveenwateen (van Dam & Ats 99). De wateen aan de anden van de plateau's en in de beekdalen veschillen doo de ligging op een ovegang stek in watekwaliteit. Doo de gotee afstand die het gondwate aflegt om deze wateen te voeden vindt hie mee aanijking plaats met basen. Bovendien bevinden zich in de ondegond vaak minde voedselame beek- en veenafzettingen. De watelaag in deze wateen is zwak gebuffed, met een buffecapaciteit van 0. tot.0 meq/lite. Bloemendaal en Roelofs (988) duiden deze wateen ook wel aan met de tem zachte wateen. De successie veloopt in zwak gebuffede wateen snelle doo de licht vehoogde beschikbaaheid van voedingstoffen. Vaak blijven zwak gebuffede wateen oligotoof doo de neeslag van otho-fosfaat met via het gondwate aangevoed ijze (tabel 2.2). Doo de ligging op de ovegang van plateau naa beekdal zijn zwak gebuffede wateen van oudshe vij intensief doo de mens gebuikt. E vond egelmatig uitvening plaats en het meendeel van deze wateen stond in contact 5

20 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN met matig voedselijk beekwate. Vijwel alle gemeenschappen uit de oevekuid-klasse (Littoelletea) kunnen in dit type wate woden aangetoffen, eventueel in gezelschap van mee eutafente gemeenschappen uit de fonteinkuiden-klasse (Potametea). De meeste sooten uit deze gemeenschap bezitten een atlantische tot zuidelijke vespeiding (Ats & Den Hatog 990) Tabel 2.2 Vegelijking tussen abiotische kenmeken van het wate en het ondewatebodemvocht van de ondezochte duinpiassen (Duin), zwak gebuffede wateen (Zwak) en zee zwak gebuffede wateen (Zee zwak). De meejaige gemiddelden na hestel zijn getest met een één-weg vaiantie-analyse en vevolgens met een Tukey-test. Gegevens met dezelfde lette zijn niet significant veschillend. Concentaties in Limo/ /"'. Watelaag Bodem ph Buffecapaciteit QieqI" ) Kooldioxide Otho-fosfaat Nitaat Ammonium Natium Kalium Calcium Magnesium IJze Aluminium Zwavel Chloide Aantal wateen Duin 7.92 a 84 a 54 a 0.a 4.5 a 9.5 a 587 a 80 a 005 a 28 a.7 a.7a 270 ab 860 a 8 Zwak 6.2 b 266 b 0 a 0.24 a 2 b 22 ab 50 b 8 a 99 b 75 b.9 a 6.6 a 407 a 667 b 7 Zee zwak 4.90 c 55 b 68 b 0.0 a 42 c 5 b b 4 b 27c 69 c 2.8 a 8b 84 b 85 b 6 Duin 6.92 a 55a 744 a 0.40 a 2.4 a 8a 587 a 87 a 429 a 47 a a 6.5 a 82 a 22 a 7 Zwak 6.22 b 68 b 766 a 0.28 a 5.9 a 42 a 572 b 75 a 466 b 4 b 7 a 6a 05 a 88 b 6 Zee zwak 5.26 c 57c 72 a 0.22 a 2b 4 a 298 b 48 a 6b 8 b 2 a 27 b 44 a 69 b 2 De bodem in de duinen bestaat gotendeels uit holoceen, niet of tot op matige diepte ontkalkt zand. Het gondwate in de duinen wodt geheel gevoed doo egenwate dat als een lens op de bakke tot zoute ondegond blijft dijven. Doo de elatief geinge gootte van het duinsysteem is een indeling zoals op de pleistocene zandgonden weinig zinvol. Toch komt vooal in elatief kalkame duinen een zwakke gadiënt voo. In het midden van de duinen vindt in duinvalleien inzijging van egenwate en enige mate van ontkalking plaats, tewijl aan de and kalkijk kwelwate uit kan teden (zie bv. Bakke e.a. 979, Gootjans e.a. 995B). De combinatie van een zee laag voedingsstoffengehalte en een matige tot hoge buffecapaciteit van de watelaag is in Nedelandse oppevlaktewateen vijwel bepekt tot jonge, ecent uitgestoven duinvalleien of ecent gegaven watelopen in duinzand. 6

21 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Ook de bijbehoende vegetatie is alleen hie optimaal ontwikkeld. Deze bestaat vooal uit gemeenschappen van de kanswie-klasse (Chaetea fagilis) en het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee. Doo de hoge ph is de beschikbaaheid van kooldioxide in de watelaag van duinpiassen zee geing (tabel 2.2). De wateplanten voozien in hun koolstofbehoefte doo de opname van bicabonaat uit de watelaag. Enkele wotelende sooten kunnen kooldioxide uit de bodem opnemen. De basis voo het vootbestaan van vegetaties van duinpiassen is in Nedeland wel eg smal gewoden. Zo komen de associatie van Stekelhaig kansblad (Chaetum hispidae), de associatie van Ruw kansblad (Chaetum aspeae) en de associatie van Watepunge en Oevekuid (Samolo-Littoelletum) alleen nog voo in wat esteet van onze duinpiassen en op een enkele plek in het binnenland. Tenslotte vomen doogvallende oeves van duinpiassen ook een belangijke goeiplaats voo gemeenschappen uit het dwegbiezenvebond. De vaiatie in de vegetatie van jonge duinpiassen komt voo een belangijk deel voot uit de veschillen in kalkgehalte van de bodem. In het kalkijke Voone's duin kan dit oplopen tot boven de tien pocent, op de Waddeneilanden heeft het duinzand van oospong een kalkgehalte tussen de 0.5 en 2 % (Westhoff & van Oosten 99). Vooal het duinzand op Teschelling is kalkam en daadoo in de bovenste metes gotendeels ontkalkt. Hiedoo zijn gemeenschappen uit het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee bete ontwikkeld en gemeenschappen uit de kanswieklasse minde goed ontwikkeld op Teschelling. Vegetatie-ontwikkeling in oligotofe wateen Natte boekbossen zijn buiten hoogveengebieden de natuulijke eindstadia van de successie in de ove het algemeen ondiepe Nedelandse oppevlaktewateen. De kaakteistieke vegetaties van oligotofe wateen bezitten een pioniekaakte en zijn bepekt tot open wate met een nog gotendeels mineale bodem. Deze condities woden alleen aangetoffen in de eeste stadia van de successie in oppevlaktewateen. Het vookomen van oligotafente vegetaties wodt dus vooal bepaald doo twee factoen: ) het ontstaan van nieuwe oppevlaktewateen en 2) de snelheid waain hie successie opteedt. In de natuulijke situatie is het ontstaan van oppevlaktewateen afhankelijk van pocessen die de dynamiek vegoten. Nieuwe wateen kunnen ontstaan in doo de wind uitgestoven laagten, b.v. in stuivende kustduinen of in het onbegoeide toendalandschap tijdens de laatste ijstijden. Een andee belangijke dynamische facto is het veleggen van beddingen van beken en ivieen, waadoo geïsoleede wateen kunnen ontstaan in afgesnoede meandes en oude beddingen. Andee mogelijkheden zijn het opteden van calamiteiten, zoals ovestomingen of het geleidelijk stijgen van de 7

22 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN gondwatespiegel, bv. als gevolg van kustaangoei of hoogveenvoming. Met de komst van de mens is deze dynamiek geleidelijk bedwongen en vevangen doo menselijke activiteiten, zoals het uitvenen van plassen en het gaven van tichelgaten, leemkuilen en dinkpoelen. Menselijk ingijpen is voo het vookomen in Nedeland van de meeste gemeenschappen uit de kanswie-klasse, de oevekuid-klasse en de dwegbiezen-klasse (Isoeto-Nanojuncetea) binnen de huidige maatschappelijke context dus een essentiële voowaade gewoden. Ook de snelheid waamee successie opteedt is in belangijke mate afhankelijk van de hoeveelheid dynamiek van wind en wate. In kleine watetjes kunnen de hieboven genoemde gemeenschappen zich vaak niet lange dan enkele jaen handhaven (Schaminée e.a. 995). In gotee wateen ekken ze hun bestaan enkele tot vele decennia. De invloed van de wind wodt gote naamate de oppevlakte van een wate toeneemt en naamate een wate in een mee open landschap is gelegen. Doo de in Nedeland oveheesende zuidwestelijke windichting stoomt aan de oppevlakte het wate in noodoostelijke ichting. Dit veoozaakt een ondestoming in tegengestelde ichting. Hiemee wodt op de bodem teechtgekomen oganisch mateiaal meegevoed naa de zuidwestzijde, waa veen- en slibvoming plaatsvindt. De bodem aan de noodoostzijde blijft doo de afvoe van oganisch mateiaal en doo golfslag veel lange mineaal. In gote wateen kunnen oligotafente plantengemeenschappen hie stabiele vegetaties vomen. E zijn voobeelden van degelijke vegetaties met een leeftijd van duizenden jaen. Ook de fluctuatie van het watepeil emt de successie. Incidenteel doogvallen leidt tot afsteven van dichte wateplantenvegetaties van bijvoobeeld veenmossen of Bonmos (Fontinalis antipyeticd). Langduig hoge watestanden zogen voo het afsteven van in het wate opdingende helofyten (wotelende planten met boven het wate uitstekende bladeen), bv. Riet {Phagmites austalis) en landplanten. Zo is in de peiode najaa 994 tot zome 995 op veel plaatsen het afsteven van Pitus (Juncus effusus) en Pijpestootje {Molinia caeulea) waagenomen op de oeves van de efeentiepojecten. Slechts enkele stuiken die in latee successiestadia opteden, zoals Wilde gagel (Myica gale) en Gauwe wilg (Salix cineea), oveleven langduige inundaties. Het gootste deel van de kenmekende wate- en oeveplanten van oligotofe wateen is juist uitstekend aangepast aan het stek fluctueen van watestanden en is bovendien in staat de opengevallen plekken snel te koloniseen. In enkele gevallen is geconstateed dat opengevallen plaatsen in het daaopvolgende jaa waen gekoloniseed doo bv. Dijvende wateweegbee (Luonium natans) in de Boekse Wielen, of Oevekuid [Littoella unifloa) in het Padvindesven. Het gootste deel van de gemeenschappen uit de oevekuid-klasse en de dwegbiezen-klasse vindt juist in de egelmatig doogvallende oevezone een optimaal biotoop. 8

23 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN De aad en het tempo van de successie wodt, behalve doo de hievoo bescheven dynamiek, vooal bepaald doo de nutiëntenhuishouding. De belangijkste limiteende voedingsstoffen, stikstof (ammonium en nitaat) en fosfaat, zijn slechts in zee bepekte mate beschikbaa doo de opslag in oganisch mateiaal (veenvoming), doo bacteiële omzettingen of doo neeslag van zouten (b.v. ijzefosfaat). Op deze manie kunnen ook, in bepekte mate, van eldes aangevoede voedingsstoffen woden vastgelegd. Bovendien is in de watelaag van wateen op pleistocene zandgonden de hoeveelheid beschikbaa koolstof in de watelaag minimaal. In zee oligotofe situaties is de hoeveelheid nutiënten in de watelaag te geing voo plantengoei. In deze gevallen kunnen alleen submese planten met een isoëtide goeivom vookomen. Deze halen het meendeel van hun voedingsstoffen, waaonde anoganisch koolstof, met behulp van een uitgebeid wotelstelsel uit de bodem. In de meeste ondewatebodems is stikstof de bepekende facto voo de goei van wateplanten (o.a. Andeson & Kalff 988). Naast de bepekte aanwezigheid van oganisch mateiaal wodt dit veoozaakt doo enkele bacteiële omzettingen. In de aëobe toplaag wodt ammonium genitificeed en na uitspoeling naa de anaëobe ondelaag gedenitificeed, waadoo het uit het systeem vedwijnt. Speciaal op zwak gebuffede, mineale bodems kan ook de beschikbaaheid van fosfaat limiteend zijn voo plantengoei (Bako e.a. 99). In ovegangen naa minde oligotofe situaties kunnen langzaam goeiende, watelaag vullende sooten opteden die zee efficiënt met de in de watelaag aanwezige voedingsstoffen kunnen omgaan. In zwak tot matig gebuffede wateen zijn dit sooten die kooldioxide als koolstofbon gebuiken, in steke gebuffede wateen bicabonaatgebuikende sooten. Daanaast bezitten vele van deze sooten ook een elatief goot wotelstelsel om ook stikstof en fosfaat uit de bodem op te kunnen nemen. Hie blijkt ook wee het belang van het incidenteel doogvallen van een deel van een wate. Het opgehoopte oganisch mateiaal doogt uit en wodt snel afgeboken. De vijkomende koolstof vedwijnt als kooldioxide in de lucht. Ammonium wodt onde de dan aëobe omstandigheden genitificeed. Het nitaat kan uitspoelen naa diepee lagen of na inundatie woden gedenitificeed tot gasvomig stikstof. Vede kan pyiet (ijzesulfide) woden geoxideed, waadoo sulfaat, ijze en potonen vijkomen. Het ijze kan vevolgens fosfaat binden. Wannee wee inundatie opteedt is de edoxpotentiaal gestegen en het makkelijk afbeekbaa oganisch mateiaal vedwenen, waadoo geen henieuwde sulfaateductie zal plaatsvinden en fosfaat dus gebonden blijft aan ijze. Dit poces teedt bijvoobeeld op in de Banen (hoofdstuk 5). Doogvallen kan dus de accumulatie van zowel koolstof als stikstof én fosfaat in de ondiepe delen van de oeve vetagen. Wel kan doo de bij de oxidatiepocessen vijkomende potonen tijdelijk vezuing opteden. Met het oude woden van een plas nemen de hoeveelheden nutiënten in het systeem toe. Koolstof wodt opgenomen uit de lucht en de watelaag. Stikstof en fosfaat 9

24 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN accumuleen doo bacteiële stikstoffixatie en doo inwaai van bladeen en toestoming van deze nutiënten via gondwate en neeslag. Uiteindelijk woden deze voedingsstoffen vastgelegd in biomassa. Na afsteven komt het oganisch mateiaal op de ondewatebodem teecht. In zee zwak gebuffede systemen leidt dit niet meteen tot eutofiëing, maa veelal tot veenvoming. Doo de geingee beschikbaaheid van bicabonaat in het sediment teedt plaatselijk vezuing op, waadoo slechts zee gedeeltelijke afbaak van plantenmateiaal plaatsvindt. Kok e.a. (990) vonden een vehoogde minealisatie in de bodem wannee de buffecapaciteit in de bodem steeg boven de 0. meq HCO /lite. Doo de onde zwak gebuffede omstandigheden geemde minealisatie blijft een goot deel van de voedingsstoffen in het oganisch mateiaal achte. Een ande gevolg van de geinge bacteiële afbaak van oganisch mateiaal is de geinge zuustofconsumptie. Hiedoo blijft het voo planten met wotels met een hoog adiaal zuustofvelies, waaonde veel sooten uit de oevekuid-klasse, mogelijk om de bodem te aëeen. Nitaat blijft dan de dominante stikstofvom, fosfaat blijft gebonden aan ijze en in de diepee bodemlagen kan deniticatie blijven opteden. Wannee de activiteit van wotelende wateplanten afneemt, b.v. doo beschaduwing, epifytengoei of sedimentatie van oganisch mateiaal, kan de toplaag van de bodem uiteindelijk toch anaëoob woden en vedwijnen oligotafente wateplantenvegetaties. Typische vegetaties van zwak gebuffede wateen hebben een pioniekaakte. Behalve doo een hoge dynamiek als gevolg van wind en wate blijven deze vegetaties vooal in stand doo de koolstoflimitatie in de watelaag en de lage concentaties stikstof en fosfaat in wate en bodem. Lage nutiëntenconcentaties blijven lang gehandhaafd wannee de mineale of venige ondewatebodem oppevlakkig geaëeed wodt als gevolg van peiodiek doogvallen en/of een goede doowoteling doo wateplanten. Achteuitgang van devegetatie van oligotofe wateen in Nedeland De oosponkelijk in Nedeland aanwezige vaiatie in oppevlaktewateen is doo een aantal oozaken stek veminded. Zoals gezegd is een deel van de natuulijke en antopogene dynamiek weggevallen, waadoo het ontstaan van nieuwe oppevlaktewateen een zeldzaamheid is gewoden. Vede is een aanzienlijk deel van deze wateen doo de ontginningen aan het eind van voige eeuw en begin van deze eeuw aan een vootijdig einde gekomen (Ats 990). De oganismen in de esteende plassen en vennen zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw stek bedeigd (tab. 2.), hoewel de teeinen waain ze vookomen veelal de status van natuuesevaat hebben gekegen. Vezuing en eutofiëing zijn de twee belangijkste pocessen die deze eeuw hebben geleid tot het 20

25 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN vedwijnen van nutiëntename, geoxideede ondewatebodems en de daabij behoende plantengemeenschappen. Vezuing van oppevlaktewateen is vooal een gevolg van atmosfeische depositie van zwavel- (SOx) en stikstofvebindingen (NHx & NO y ). In de loop van de twintigste eeuw is de uitstoot van deze vezuende stoffen enstig toegenomen. In dezelfde peiode is de uitstoot van basische stoffen juist stek afgenomen. Vanaf de jaen veetig is eest de uitstoot van zwaveldioxide, een afvalpodukt van de vebanding van fossiele bandstoffen, toegenomen tot zee hoge waaden in de jaen (fig. 2.2). Het gas zwaveldioxide eageet in de watefase van de atmosfee tot zwavelzuu (H2SO4) en kan zo diect vezuend weken. Deze steke toename van zwavelzue depositie is gecoeleed met het vedwijnen van kenmekende wateplanten uit bijna de helft van de oosponkelijk zwak gebuffede wateen. In de jaen zestig vindt nauwelijks vedee achteuitgang plaats van deze zwak gebuffede wateen (fig. 2.). Pas vanaf de jaen zeventig gaan ook de esteende vegetaties van zwak gebuffede wateen stek in kwaliteit achteuit. Deze achteuitgang coeleet in hoge mate met de stek toegenomen emissies van ammoniak (NH) uit de intensieve landbouwsystemen, tewijl de zwavelemissies al duidelijk dalen (fig. 2.2). In Nedeland behoot de emissie en deposite van NH X nu tot de hoogste van Euopa, alhoewel e eind tachtige jaen een lichte daling van deze emissies is ingezet (Buijsman e.a. 987; Eisman & Bleeke 995). In de atmosfee kunnen de eactiepoducten van SO x met het basische ammoniak eageen en ammoniumsulfaat vomen. In de neeslag oveheest stek het in wate opgeloste ammoniumsulfaat, tewijl de gassen en aeosolen ook via doge depositie op het aadoppevlak teecht komen. Dit heeft e voo gezogd dat, vooal na 970, gote hoeveelheden ammonium in de vom van ammoniumsulfaat in onze oligotofe wateen teecht zijn gekomen (o.a. Schuukes e.a. 987B). Deze depositie kan behalve vezuing ook enstige eutofiëing veoozaken. De juist bescheven histoische gegevens suggeeen duidelijk een veband tussen de achteuitgang van (zee) zwak gebuffede wateen en de atmosfeische depositie van met name ammoniumsulfaat. Daanaast is eutofiëing in een aantal gevallen het gevolg van contact met geëutofieed oppevlaktewate (Roelofs 98; Ats e.a. 988). In deze paagaaf wodt aandacht besteed aan de veandeingen in abiotiek en in floa en fauna ten gevolge van de toegenomen atmosfeische depositie van stikstof- en zwavelvebindingen in gevoelige oligotofe oppevlaktewateen. Tevens woden de effecten van de toestoom van geëutofieed (oppevlakte)wate op deze ecosystemen bespoken. Voo een goed begip van de effecten van vezuing en vemesting in oppevlaktewateen is het van belang om eest inzicht te geven in de biochemische pocessen die in de stikstof- of zwavelcyclus zuu (potonen) kunnen poduceen en vezuend weken of die juist zuu consumeen en dus een buffeende of alkaniseende weking hebben op deze wateen. 2

26 BEDREIGDEOPPERVLAKTEWATEREN 00 NH en S0 2 -emissie in Nedeland 000 S jaa Figuu 2.2 Stikstof (NHJ- en zwavelemissie (SOJ in Nedeland vanaf 90. Naa: Zweve e.a., 984, RIVM, 99]. -. Z( sezwak c jebuffe de Wateen \ \ \ n- 60 jaa \ Figuu 2. Achteuitgang van planten van zee zwak gebuffede wateen vanaf 90 (naa Ats, 987) 22

27 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Vezuing doo stikstof- en zwavelomzettingen in oppevlaktewateen In de cyclus van stikstof zijn een aantal pocessen die zuupoduceend of-consumeend zijn (tab. 2.). Het in de watelaag teechtgekomen ammonium kan woden opgenomen doo planten of in een aëobe omgeving woden omgezet in nitaat doo mico-oganismen (nitificatie). Bij de opname en inbouw doo planten wodt e pe opgenomen ammonium-ion één poton afgegeven, tewijl bij nitificatie 2 potonen vij komen (tab. 2.). De aanvoe van ammonium via de depositie leidt dus tot een vezuing van de bodem en de watelaag. Het nitificatiepoces in een ondewatebodem veloopt optimaal onde gebuffede en aeobe omstandigheden. Het poces veloopt uitest taag wannee de ph daalt tot onde de waade ph 4.5 (Schuukes e.a. 988). Het gootste deel van de oosponkelijk zwak gebuffede wateen bevindt zich nu in deze situatie. Het stoppen van de nitaatpoduktie en de vedee ophoping van ammonium veoozaakt een stijging van de ammoniumconcentaties en de ammonium/nitaat atio. Behalve potonpoduktie en vezuing als gevolg van de aanvoe van ammonium, kan ook potonconsumptie opteden in de stikstofcyclus. Bij de opname van nitaat doo algen en wateplanten wodt pe nitaat-ion één poton geconsumeed. Vede kan in anaëobe sedimenten met genoeg oganisch mateiaal omzetting van nitaat in gasvomig stikstof (denitificatie) plaatsvinden. Afhankelijk van de zuugaad en de hoeveelheid geaccumuleed oganisch mateiaal kan geduende lange peioden met niet te lage watestanden, wee hestel van de p H opteden doo deze potonconsumeende pocessen. In de meeste (zee) zwak gebuffede wateen met een isoëtidenvegetatie waen de sedimenten doo zuustoftanspot via de plantenwotels naa de bodem aëoob (oxidatief) en weinig oganisch, waadoo in de bovenste bodemlaag nauwelijks denitificatie optad (Schuukes & Leuven 986) Sulfaat heeft, in tegenstelling tot zwavelzuu, geen diect vezuend effect op aquatische ecosystemen. Wel zijn e twee pocessen in de zwavelcyclus die vezuend (sulfideoxidatie) of buffeend (sulfaateductie) kunnen weken (tab. 2.). Sulfaat kan diffundeen naa het sediment, waa het onde anaëobe, alkalische condities en bij voldoende beschikbaaheid van afbeekbaa oganisch mateiaal doo bacteiën kan woden geeduceed tot sulfide (sulfaateductie). Bij dit poces woden potonen geconsumeed. Het gevomde sulfide kan echte toxisch woden voo de wotels van wateplanten (Smoldes & Roelofs, 995). Sulfaateductie vindt alleen plaats wannee de edoxpotentiaal in het sediment zee laag is. Zolang andee elekton-acceptoen vooadig zijn, m.n. nitaat en geoxideed ijze, woden deze eest 'vebuikt' tijdens de afbaak van oganisch mateiaal. Sulfaateductie in oganische ondewatebodems kan dus zogen voo alkalinisatie van sediment en watelaag. In oosponkelijke (zee) zwak 2

28 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN gebuffede wateen met een mineaal substaat is dit poces vanwege de lage buffecapaciteit en het oxidatieve kaakte van de bodem kwantitatief van weinig belang. In zwak gebuffede wateen met een min of mee oganisch sediment wodt veel van het aangevoede sulfaat geeduceed. Het gootste deel van het gevomde sulfide wodt geïmmobiliseed doo binding aan ijze of aluminium. In de loop van de tijd vomt zich een gote vooaad sulfiden in de bodem. Valt zo'n sediment doog (doo vedoging of doo een exteem doge zome), dan oxideen deze sulfiden tot sulfaat waabij veel zuu wodt gepoduceed. Het geheel of gedeeltelijk doogvallen van een ven kan op deze wijze leiden tot een schoksgewijze ph-daling (Vangenechten e.a. 98 ; Schuukes 987; van Dam & Buskens 99; Soontiëns 996). Het netto vezuend esultaat van atmosfeische depositie is afhankelijk van het type wate, het type ondewatebodem en de samenstelling van de depositie (bijv. alleen SO x of NH X en SO x ). Wannee nog voldoende buffecapaciteit aanwezig is of wodt aangevoed, zal geen noemenswaadige veandeing in ph opteden. Wel vemindet op den duu op deze wijze de buffecapaciteit. Is e geen buffecapaciteit mee aanwezig, dan teedt aanvankelijk bij het Nedelandse depositieklimaat vezuing op als gevolg van ammonium-opname doo planten en nitificatie. Wannee de hoeveelheid toegevoed ammonium gote wodt dan de hoeveelheid buffeende bicabonaat-ionen, kan exteme, blijvende vezuing van het systeem op gaan teden (Schuukes e.a. 987B). Uiteaad is dit vooal het geval bij (zee) zwak gebuffede oppevlaktewateen. De mate van vezuing die dan opteedt is voonamelijk afhankelijk van de eigenschappen van het sediment. Wannee dit mineaal en oxidatiefis, wat een voowaade is voo het vookomen van de meeste planten uit de oevekuid-klasse, zal weinig sulfaat- en nitaateductie opteden. Doo het achtewege blijven van potonconsumptie teedt juist in dit type wate een exteme vezuing op. In wateen met eductieve sedimenten teden genoemde pocessen wel op, waadoo de vezuende pocessen als gevolg van de omzettingen van ammonium gedeeltelijk woden gecompenseed. Wel is het gevolg dat in het sediment toxische sulfidevebindingen ontstaan en dat de ph bij wisselende watestanden gote schommelingen kan gaan vetonen als gevolg van oxidatie- en eductiepocesen. Tabel 2. Ovezicht van de belangijkste omzettingen van stikstof en zwavel en eventuele potonpoduktie en -consumptie in oppevlaktewateen. Poces Reactievegelijking Omstandigheden Zuupoductie Ammonium-opname NH 4" R.OH => R.NH 2 H H 2 Nitificatie NH => N0 2hT 2H 20 Sulfideoxidatie H 2S 20? => SO/ 2T Oveal, sootsafhankelijk Aëoob sediment, ph > 4.5 Aëoob sediment 24

29 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Poc Reactievegelijking Omstandigheden Zuuconsumptie Nitaat-opname R.OH H" N0 => R.NH Oveal, sootsafhankelijk Denitificatie 4N0 5CH 20 4H~ => 2N, 7H 20 5 CO, Anaëoob, oganisch sediment Sulfaateductie SO., 2 2CH 20 2H' => H 2S 2H 20 2C0 2 Anaëoob, oganisch sediment ph neutale pocessen Ammonificatie R.NH, H,0 => NH, R.OH Oveal waa oganisch mateiaalis "*%;.. * -t, *.. Figuu 2.4 Accumulatie van oganisch mateiaal op de bodem van hef Padvindesven, net voo hestel Depositie van alleen zwavelzuu t.g.v. SO x -emissies leidt ook tot vemindeing van de buffecapaciteit en vezuing als gevolg van de aanvoe van potonen, zoals inveel gevoelige wateen in Scandinavië is waagenomen. In dit vevuilingsklimaat ontbeken wel de specifieke gevolgen in de stikstofcyclus die het gevolgzijn van de vehoogde ammoniumdepositie, zoals in Nedeland. Vede zogt de aanvoe van sulfaat voo schommelingen in de phbij wisselende watestanden. Vezuing van oppevlaktewateen kan het gevolg zijn van diecte depositie van vezuende vebindingen in het wate of in sommige gevallen het wegvallen van buffeende 25

30 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN kwelstomen als gevolg van vedoging. Vezuing van oppevlaktewateen kan ook mee indiect het gevolg zijn van atmosfeische depositie, namelijk doo ondegondse toestoming van stek doo egenwate beïnvloed gondwate vanuit het hydologisch voedingsgebied (catchment). Metingen in spengkoppen van beken geven een afname van de buffecapaciteit en een stijging van de hoeveelheid sulfaat en nitaat in het wate ove de peiode aan (vandame.a. 99; Bobbinke.a. 995). In de zue bodems ond vennen is de buffecapaciteit van natue al laag, waadoo hie als gevolg van atmosfeische depositie steke vezuing heeft plaatsgevonden. Het wate dat via het oppevlakkige gondwate naa het ven toestoomt is hiedoo zuude (ph<4) en minde nitaatijk dan het iets diepee gondwate in spengkoppen (Lensink 996). De ph-daling heeft een belangijke invloed op een aantal chemische pocessen. Hiedoo kunnen in de watelaag zwae metalen, zoals aluminium, in oplossing gaan. Vezuing van het sediment leidt tot een steke emming van de afbaak van oganisch mateiaal. De biomassapoduktie is in de eeste fase van vezuing meest vehoogd. Hiedoo vindt accumulatie van gof oganisch mateiaal op de bodem plaats (fig. 2.4). In het bovenstaande is al vemeld dat onde zue omstandigheden de nitificatie van ammonium stek wodt geemd waadoo ophoping van ammonium plaatsvindt. Vijwel alle submese wateplanten uit zwak gebuffede wateen nemen stikstof bij vookeu op in de vom van nitaat uit de bodem en vedwijnen bij te hoge ammonium/nitaat atio's (Roelofs 986, Schuukes e.a. 986). Ze woden dan vevangen doo planten die stikstof bij vookeu in de vom van ammonium uit de watelaag opnemen. Het vedwijnen van nitaatgebuikende, stek wotelende wateplanten leidt, in combinatie met de ophoping van oganisch mateiaal, tot anaëobie in de bodem. De gevolgen van atmosfeische depositie voo floa en fauna van oligotofe wateen Hogee planten zijn niet de enige oganismen die doo watevezuing kunnen vedwijnen. Muniz (99) geeft een ovezicht van de liteatuu ove veschuivingen in sootsamenstelling van veschillende plant- en diegoepen doo vezuing van oppevlaktewateen. In algengemeenschappen domineen in vezuude situaties vooal sooten uit het geslacht Mougeotia. Kiezelwieen en siewieen uit cicumneutale wateen woden vevangen doo sooten uit zue wateen. Het aantal sooten goudwieen en dinoflagellaten neemt stek af, evenals het aantal sooten zoöplankton. Ook de meeste slakken en keeftachtigen vedwijnen doo vezuing. Binnen de insekten gaan bootsmannetjes domineen in vezuude wateen. Amfibieëneieen beschimmelen in wate beneden ph 4.5 en ook vijwel alle sooten vis kunnen zich niet handhaven bij deze ph. Hiedoo vedwijnen ook een aantal visetende vogels en zoogdieen (Schuukes & Leuven 986). De eeste effecten van vezuing teden al op wannee de ph van het wate beneden ph 6 daalt (Benes 99, Schindle e.a. 985). 26

31 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Figuu 2.5 Veschillende goeivomen van Knolus in (v.l.n..) zacht wate, ondiep wate, met ammoniumsulfaat belast wate en op de oeve 27

32 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN In de achteuitgang van de vegetatie van oppevlaktewateen als gevolg van ammoniumsulfaatdepositie kunnen twee fasen woden ondescheiden. Aanvankelijk vinden vooal veel sootveschuivingen in floa en fauna plaats en neemt de pimaie poduktie toe als gevolg van het opheffen van de koolstoflimitatie in de watelaag (Schindle e.a. 985). Vedee achteuitgang teedt alleen op in zee zwak gebuffede wateen die gelegen zijn in gebieden met veel vezuende depositie. Deze tweede fase wodt juist gekenmekt doo afname van de pimaie poduktie en doo oligotofiëing als gevolg van koolstoflimitatie, vemindeing van de minealisatie en binding van fosfaat aan aluminium. Depositie van ammoniumsulfaat veoozaakt aanvankelijk, naast eutofiëing, vooal een vezuing van de watelaag. Hiedoo gaan zuugevoelige plantensooten achteuit Schuukes e.a. 987A). De eeste sooten die hiedoo kunnen vedwijnen zijn kanswieen, Ongelijkbladig fonteinkuid (Potamogeton gamineus) en Loos blaasjeskuid (Uticulaia austalis). Wannee de ph voo langee peioden beneden ph 5 daalt vedwijnt doo zuuschade ook het gootste deel van de andee kaakteistieke sooten van de oevekuid-klasse (Maessen e.a. 992). Het beteft hie de watelaagvullende sooten, bijvoobeeld Duizendknoopfonteinkuid (Potamogeton polygonifolius) en Witbloemige wateanonkel {Ranunculus ololeucos), met een atlantisch aeaal (Ats & Den Hatog 990). Isoëtide sooten, met een ovewegend boeale vespeiding, zijn minde afhankelijk van de ph van de watelaag en handhaven zich het langst. Tijdens het poces van vezuing woden de geinge hoeveelheden bicabonaat uit de watelaag en de bodem omgezet in kooldioxide, waadoo ideale omstandigheden ontstaan voo snelgoeiende, watelaagvullende en zuuesistente wateplanten. Deze sooten maken zich vooal beed bij een combinatie van een hoge kooldioxideen ammoniumconcentatie in de watelaag (Paffen & Roelofs 99; Lucassen e.a. 996). Aanvankelijk kan dit Vlottende bies (Eleogiton fluitans) zijn. Wannee het wate vede vezuut en stikstof alleen nog beschikbaa is in de vom van ammonium gaat Knolus oveheesen (fig. 2.5). Is de koolstof- en stikstofbeschikbaaheid elatief laag, dan kunnen enkele ondegedoken mossen gaan domineen, Vensikkelmos (Depanocladus fluitans), Wateveenmos (Sphagnum cuspidatum) en Geood veenmos (Sphagnum denticulatum), die met hun fijn vedeelde bladeen efficiënte kooldioxide en ammonium uit de watelaag kunnen opnemen. Uitgaande van een doo ammoniumsulfaat belaste watelaag, is de duu en hevigheid van de explosieve uitbeiding van genoemde sooten vooal afhankelijk van de aanvoe van kooldioxide, meestal doo omzetting van bicabonaat uit de bodem. Naamate de bicabonaatvooaad in de bodem dus gote is, zullen vooal Knolus en veenmossen zich mee ontwikkelen en zich lange handhaven. De esteende isoëtide wateplanten vedwijnen nu doo lichtgebek. Doo Schaminée e.a. (995) is dit stadium benoemd als Rompgemeenschap vanjuncus bulbosus-sphagnum. 28

33 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Wannee alle makkelijk beschikbae bicabonaat uit de watelaag is vedwenen zal een geleidelijke daling van de kooldioxide-concentatie in de watelaag opteden. Hiena vindt ook in de bodem een geleidelijke vezuing plaats, zij het vaak minde exteem dan in de watelaag. In de nu anaëobe, vezuude bodem wodt de afbaak van oganisch mateiaal stek geemd. Hiemee vedwijnt ook deze bon van kooldioxide in het systeem en ontstaat een constant, laag niveau van kooldioxide in de watelaag (Roelofs 986). Dit niveau is in veel gevallen zelfs lage dan in het oosponkelijke, zwak gebuffede wate. De combinatie van een anaëobe, vezuude bodem en een stek koolstof gelimiteede watelaag is ongeschikt voo alle in Nedeland vookomende submese wateplanten. Vede kan de beschikbaaheid van fosfaat teuglopen als gevolg van aluminiumfosfaatneeslag of binding van fosfaat aan oganisch mateiaal (Kopacek e.a. 995). Tijdens peioden met langduig hoge watestanden kunnen ondegedoken wateplanten dan ook geheel vedwijnen. In pemanent watehoudende delen van vooheen zwak gebuffede wateen handhaven zich ondanks zee heldee condities slechts zuutoleante nymphaeiden (ompgemeenschap Nymphaea alba, klasse van de hoogveenslenken (Scheuchzeietea)). Op de oeve goeien vaak nog wel veenmossen en Knolus, die hie op adem kunnen komen tijdens peioden met laag wate. Geleidelijke vezuing van de bodem veoozaakt hie het vedwijnen van een aantal helofyten, met name Riet {Phagmites austalis). Meestal goeit de oeve vevolgens gotendeels dicht met Pijpestootje {Molinia caeulea). De ovematige beschikbaaheid van stikstof en de slechte beschikbaaheid van fosfaat leidt vaak tot dominantie van gassen, in dit geval Pijpestootje en Kuipend stuisgas (Agostis canina). Gassen zijn ove het algemeen goed aangepast aan fosfaatamoede (Weeda e.a. 994). De gevolgen van aanvoe van geëutofieed wate voo floa en fauna van vennen en duinpiassen Contact met andee oppevlaktewateen houdt meestal een vehoogde aanvoe van stikstof én fosfaat in, veelal afkomstig uit de landbouw. Uiteindelijk komt het gootste deel van deze nutiënten teecht in het sediment. Veijking met stikstof en fosfaat van wate en bodem veoozaakt aanvankelijk een snellee plantengoei (o.a. Andeson & Kalff 988, Bako e.a., 99). Hiedoo vomt zich in eeste instantie mee biomassa, zowel in de watelaag als op de oeves. De eactie van de vegetatie op inlaat van eutoof, gebiedsveemd wate is vooal afhankelijk van de buffecapaciteit (bicabonaat) van het inkomende wate. Wannee deze laag is, kan de vegetatie in pemanent watebevattende delen lang koolstof gelimiteed blijven. In de meeste gevallen bevat het venveemde wate echte ook behoolijke hoeveelheden bicabonaat. Dit stimuleet de afbaak van oganisch mateiaal in het bovenste deel van de bodem, waabij deze anaëoob wodt. Hiedoo wodt de wegvij gemaakt voo diffusie naa de watelaag van ijzefosfaten die opgelost aanwezig zijn in het diepee, altijd anaëobe sediment. Bij een 29

34 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN stijging van de buffecapaciteit boven 0.2 meq/lite, vindt daaom ook vaak een stijging van de fosfaatconcentatie in de watelaag plaats. Bovendien wodt doo het contact met het zwak zue venwate kooldioxide gevomd uit bicabonaat. Hiedoo kan de watelaag binnen enkele jaen geheel gevuld aken met wateplanten die kooldioxide uit de watelaag gebuiken, met name Tee vedekuid {Myiophyllum alteniflomm) en Glanswieen {Nitella spp.) en vedwijnen wateplanten met een isoëtide goeivom. Bij vootgaande alkalinisatie woden deze sooten van zwak gebuffede wateen op hun beut vedongen doo wateplanten van mee gebuffede wateen, bijvoobeeld Bede watepest {Elodea canadensis), en Gote wateanonkel {Ranunculuspeltatus), en wateplanten met een mee hoizontale goeistategie zoals Watevokje {Riccia fluitans) en Dijvend fonteinkuid {Potamogeton natans). Wannee het wate stek gebuffed aakt, teden meestal bicabonaat gebuikende wateplanten op de voogond in de watelaag (Smalle watepest {Elodea nutalii), Stijve wateanonkel {Ranunculus cicinatus), Schedefonteinkuid {Potamogetonpectinatus) en kansblad-sooten {Chaa spp.)). De stek vehoogde poduktie in de watelaag leidt tot accumulatie van oganisch mateiaal op de bodem. De afbaak van dit mateiaal in bodem veloopt snelle bij een vehoogde bicabonaat-beschikbaaheid (Kok e.a., 990), wat e voo zogt dat e mee voedingsstoffen beschikbaa zijn voo plantengoei. In het vevolg van deze tekst zal een geleidelijk gevomde aëobe oganische laag als 'veen' woden aangeduid en een anaëobe laag met ecent geaccumuleed of half afgeboken oganisch mateiaal als 'slib'. De belangijkste limiteende facto voo plantengoei wodt nu licht, waadoo een ovegang plaatsvindt van dominantie van planten met een veticale (watelaagvullende) goeistategie, naa een hoizontale goeistategie. Bovendien vedwijnt een deel van de wotelende wateplanten doo de toegenomen afbaakactiviteit en anaëobie van de bodem. Typisch eutafente sooten gaan nu oveheesen, met name dijvende (lemnide en nymphaeide) en in de watelaag zwevende (ceatophyllide) wateplanten (Bloemendael & Roelofs 988). Ook gaat bij aanhoudende eutofiëing en een oveschot aan voedingsstoffen algenbloei opteden en ontstaat een zee toebel wate. Vanuit de fijn vedeelde, weke sublagen vindt gemakkelijk opweveling plaats, en tanspot van fosfaat naa de watelaag (Bellemakes e.a. 990). Tenslotte kan in geïsoleede wateen met een pemanent ondegedoken, dikke sliblaag alkalinisatie van het oosponkelijk zwak gebuffede wate plaatsvinden als gevolg van buffecapaciteit geneeende eductiepocessen in de sliblaag. De gevolgen van de inlaat van geëutofieed wate lijken oppevlakkig op de gevolgen van atmosfeische depositie van ammoniumsulfaat. Een fase van toenemende poduktie wodt gevolgd doo een fase met stek afnemende poduktie van submese wateplanten. In beide gevallen vindt een stek vehoogde accumulatie van slib plaats. Uiteindelijk wodt het wate in beide gevallen nog slechts gekenmekt doo een 0

35 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN sootename vegetatie van nymphaeide (en soms lemnide) wateplanten (Ats, 990). Een opmekelijk veschil is dat vezuude wateen zee helde zijn, tewijl doo gonden/of oppevlaktewate geëutofieede wateen in het goeiseizoen veelal zee toebel zijn doo algenbloei. In veel gevallen wodt in oppevlaktewateen diect of indiect Maas- of Rijnwate ingelaten om vezuing en vedoging te vookomen. Behalve extene eutofiëing doo aanvoe van stikstof en fosfaat kan nu ook intene eutofiëing opteden doo aanvoe van sulfaat en bicabonaat (Smoldes & Roelofs, 995, Soontiëns 996). Sulfaateductie in venige delen van de bodem levet sulfide en cabonaat op. Sulfide is toxisch voo wotels van wateplanten en kan neeslaan met ijze. Doo ijzeuitputting in het sediment kunnen vooheen gebonden fosfaten vijkomen die de eutofiëing bevodeen. Het vijkomende bicabonaat stimuleet de afbaak van de veenbodem waadoo exta nutiënten vijkomen. Het esultaat is een geëutofieede watelaag en een zee anaëobe bodem met toxische concentaties sulfide. Bij deze vom van eutofiëing vedwijnen niet alleen ondegedoken wateplanten, maa ook veel helofyten, zoals Riet en Mattenbies {Scipus lacustis). Doo atmosfeische depositie en aanvoe van buffe- en meststoffen is het gootste deel van de vennen in Nedeland vezuud en/of geëutofieed. Ook het aantal oligotofe duinpiassen is stek veminded (zie hoofdstuk 4). Volgens Ats (990) zijn alle natuulijke, zee zwak gebuffede vennen momenteel vedwenen en is dit watetype slechts behouden op plaatsen waa doo menselijke beïnvloeding buffestoffen woden aangevoed. Ook na het beeiken van de kitische waaden voo de depositie van stikstof en sulfaat zullen de gevolgen van ammoniumsulfaat mekbaa blijven. In met ammoniumsulfaat beegende, kunstmatige vensystemen is ook na tien jaa toediening van 'schone neeslag' nog geen hestel van de vegetatie mekbaa (Bouwe e.a. 996). Hestelmaategelen zijn, in afwachting van het afnemen van de atmosfeische depositie, essentieel voo het in stand houden van floa en fauna van oligotofe wateen in Nedeland. Ovezicht van effectgeichte maategelen in vezuude en/of geëutofieede oppevlaktewateen De egeling EffectGeichte Maategelen (EGM) heeft als doelstelling het ontwikkelen en in paktijk bengen van effectieve hestelmaategelen in doo vezuing en eutofiëing aangetaste ecosystemen (Ministeie LNV, 99; 996). De maategelen zijn bedoeld als ovebugging van de peiode met oveschijdingen van de kitieke depositiewaaden (zgn. 'citical loads') voo met name stikstof en zwavel. In de nieuwe naam 'Ovelevingsplan Bos en Natuu (OBN)' wodt dit nogmaals benadukt. Met het ne-

36 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN men van hestelmaategelen wodt gepoogd de oosponkelijke sootendivesiteit en samenstelling teug te kijgen of de laatste esten in stand te houden. Oosponkelijk kan hie het beste woden geïntepeteed als de situatie zoals die was even voo de antopogeen vesnelde vezuing en eutofiëing in de tweede helft van de twintigste eeuw. Het meendeel van de doo EGM gefinanciede pojecten beteft autonome pojecten, d.w.z. pojecten waaaan vede geen ondezoek of monitoing is vebonden. De planning en uitvoe van deze pojecten is gebaseed op eedee evaingen met het behee en met de esultaten van hestelpojecten uit de eeste fase van EGM. Een deel van de subsidies wodt gebuikt voo het ontwepen van nieuwe hestelmaategelen en het vevolgens op paktijkschaal testen op effectiviteit. Hievoo zijn zogenaamde efeentiepojecten aangewezen, waain in natuuteeinen expeimentele hestelwekzaamheden woden uitgevoed en de eactie van biotiek an abiotiek doo ondezoekteams woden gevolgd. De efeentiepojecten waain maategelen woden gevolgd binnen EGM-oppevlaktewateen (zowel zee zwakgebuffede als zwakgebuffede wateen en duinpiassen) liggen vespeid ove het pleistocene deel van Nedeland en de duinen. De teeinen staan bescheven in hoofdstuk, waain ook de uitgevoede maategelen nauwkeuig zijn omscheven. Daanaast wodt expeimenteel ondezoek gedaan in het veld en in het laboatoium naa de belangijkste stuende factoen en pocessen. Voodat begonnen wodt met het nemen van hestelmaategelen tegen vezuing en eutofiëing in een plas of ven, moet eest de kans op een succesvol hestel van het ecosysteem ingeschat woden. Hievoo dient men eest na te gaan wat voo type wate het voege was en hoe het in de loop de jaen veanded is. Wat de abiotische gegevens beteft zijn histoische gegevens ove wate- en sedimentkwaliteit, hydologische situatie en bodemopbouw van belang. Wat de bodemopbouw beteft is het al of niet aanwezig zijn van veenesten of leemlagen van belang, evenals de hydologische situatie van voege en nu. Deze hydologie is van belang in veband met de wijze van buffeing: wed het wate gebuffed doo de aanvoe van kalkhoudend gondwate, doo de inlaat van kalkhoudend (maa schoon) oppevlaktewate ofwas het wate hydologisch geïsoleed. Deze factoen kunnen belangijke gevolgen hebben voo de uitvoeing in paktisch-technische zin. Helaas ontbeken vijwel altijd histoische gegevens ove de wate- en bodemchemie. De geschiedenis van de kwaliteit van wate en sediment kan dan woden geeconstueed aan de hand van histoische gegevens ove de ontwikkeling van de watevegetatie. Van wateplanten is tamelijk pecies bekend onde welke specifieke abiotische omstandigheden zij vookomen (de Lyon & Roelofs 986; Bloemendaal & Roelofs 988). Histoische vegetatiegegevens zijn ook van belang in veband met het al of niet 2

37 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN aanwezig zijn van een zaadvooaad. Voo zove bekend, bezitten vele sooten uit de oevekuid-klasse een lang levende zaadbank. Zo zijn in veschillende efeentiepojecten sooten uit de zaadbank opgekomen die al enkele decennia vedwenen waen (Bellemakes e.a., 99). (He-)vestiging van sooten die geheel afhankelijk is van extene, veelal ve weg gelegen, zaadbonnen veloopt beduidend moeizame. Teeinen waain een zaadvooaad naa vewachting niet aanwezig is, kijgen daaom in pincipe een lagee pioiteit voo uitvoeing van EGM, met uitzondeing van wateen waain zaden gemakkelijk vanuit de nabije omgeving kunnen woden aangevoed. Bij deze benadeing kijgen histoische gegevens een zwaa stempel: in beginsel kijgen vennen en plassen waain zeldzame en bedeigde sooten in het veleden vookwamen maa nu doo vezuing of eutofiëing vedwenen zijn, dus hoge pioiteit voo uitvoeing van hestelmaategelen. Toch kunnen zich ook kansijke situaties voodoen waabij die histoie onduidelijk is of niet bekend. In dit geval dient men af te gaan op actuele gegevens. Daabij kunnen zich (buiten de duinen) globaal gezien die situaties voodoen: a. De bedeigde sooten uit het (zee) zwakgebuffede milieu komen voo en de abiotiek voldoet aan de standplaatscondities van de beteffende sooten. In dit geval hoeft men (nog) niets te doen; b. De kenmekende oganismen uit het (zee) zwakgebuffede milieu komen voo, maa de omstandigheden zijn niet (mee) optimaal. De sooten kunnen toch nog enige tijd stand houden ondanks de ongunstig gewoden abiotische omstandigheden. In degelijke gevallen zijn EGM zeke zinvol en kan een elatief eenvoudige analyse van de situatie vaak duidelijk maken welke hestelmaategelen het meest kansijk zijn; c. Momenteel komen uitsluitend zuu- of juist hadwate-indiceende sooten voo. Als ook uit de geohydologie en het menselijk gebuik in het veleden geen indicatie van een eventuele aanwezigheid van een zwakgebuffed milieu blijkt, is de kans op succesvol ingijpen uitest klein. In veel wateen is spake van een gecombineed effect van vezuing en eutofiëing, vaak als gevolg van het feit dat ammoniumsulfaat zowel vezuend als eutofiëend wekt. In degelijke gevallen is het van belang te weten welke van beiden als eeste is opgeteden (zie Bellemakes e.a. 99). Wannee eest vezuing is opgeteden zijn de kansen voo hestel elatief klein. Na vezuing vedwijnen planten van zwak gebuffede wateen. Echte, op de meestal nog steeds mineale en oxidatieve bodem blijven zaden uit de zaadvooaad van de sooten kiemen, om vevolgens af te steven. De zaadvooaad wodt zo binnen enkele jaen stek geeduceed. Wannee eest eutofiëing is opgeteden blijven vele zaden inactief aanwezig in en onde het eductieve sediment.

38 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Zwak gebuffede, ecent geëutofieede en eventueel daana vezuude wateen bezitten hiedoo vaak nog een goede zaadvooaad. De kansen voo hestel zijn juist in dit type wate het gootst. De mogelijke effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing in oppevlaktewateen zijn veelal tweeledig: a) maategelen tegen eutofiëing en b) indien nodig, het hestellen van de buffecapaciteit van het wate. In de paktijk bestaan de maategelen veelal uit baggeen, toevoegen van basische stoffen ('buffeen'), hestel van de hydologie en het vijstellen van de oeves (Cals & Roelofs 990; Bellemakes e.a. 99). Voo de meeste pojecten is een combinatie van meedee maategelen gewenst. Aanvullende maategelen die soms wenselijk zijn, zijn het maaien van helofyten en het veandeen van het watepeilbehee. Maategelen tegen eutofiëing Baggeen en plaggen: Met deze temen wodt bedoeld het vewijdeen van ecent geaccumuleed oganisch mateiaal op de venbodem, espectievelijk venoeve, tot op de oosponkelijke ondegond. Hiemee wodt wee een uitgangssituatie geschapen die lijkt op de situatie in een pas ontstaan wate. De zaadbank van de oosponkelijke vegetatie bevindt zich net onde de laag met ecent geaccumuleed mateiaal en het is dus zaak alléén deze laag te vewijdeen. Het vewijdeen van anaëobe sliblagen leidt tot het ontstaan van oxidatieve omstandigheden in de bovenste bodemlaag waa zich het gootste deel van de oosponkelijke zaadbank bevindt. Hiedoo zal een goot deel van de zaadvooaad in de jaen na opschoning gaan kiemen. Het is dus van belang om na opschonen te zogen voo de juiste goeicondities voo de beoogde plantensooten. Wannee dit niet gebeud leidt het opschonen van een wate niet tot uitbeiding of hevestiging van gewenste plantensooten, maa juist tot vedwijning van de zaadbank! Maaien van helofyten: In ondiepe delen vindt ook na plaggen en baggeen vaak uitbeiding van helofyten plaats vanuit achtegebleven wotelstokken (Riet), zaad (Lisdodde {Typha spp, Pitus) of gespaade delen. In veel gevallen wodt dan ook de eeste jaen na baggeen lokaal gemaaid, vooal in jaen met lage watestanden. Oeves vijstellen: Met de oeves vijstellen wodt bedoeld dat gebagged of geplagd wodt tot boven de hoogwatelijn. Aleen dan kunnen oeves ontstaan die egelmatig doogvallen hetgeen nodig is voo een aantal plantensooten uit de oevekuid-klasse. Onde het vijstellen van de oeves wodt ook het vewijdeen van bomen of dicht stuweel vestaan. Dit is nodig om de windweking op de oeves te vegoten, waadoo deze jaenlang mineaal kunnen blijven. Bovendien wodt doo de esteende lage vegetatie minde atmosfeische depositie ingevangen en wodt de hoeveelheid 4

39 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN blad- of naaldval in het wate geeduceed. De gotee vedamping van bomen, wat gepaad kan gaan met watestandsdaling, wodt hiedoo tenslotte ook veminded. Hestel van de buffecapaciteit Toevoegen van basische stoffen: Tot op heden is op die manieen gepobeed vezuude systemen te buffeen: a. doo het diect bekalken van de watelaag; b. doo het inlaten van kalkijk, voedselam gond- of oppevlaktewate; c. doo hydologische ingepen geicht op het hestel van de natuulijke kwelstomen Wannee kalk wodt toegevoegd, zakt veelal een deel hievan naa de bodem. Doo alkalinisatie en vehoogde minealisatie in de ondewatebodem kunnen hiein opgeslagen voedingsstoffen (kooldioxide, ammonium, otho-fosfaat) vijkomen, diffundeen naa de watelaag en zo na die tot vijfjaa voo een enome woekeing van Knolus en submese veenmossen zogen ('intene eutofiëing'; Roelofs e.a. 994; 995). Voo mee infomatie hieove zie paagaaf 6.2. Het voodeel van het gebuik van gondwate als buffestof, is dat a) e geen kalk op en in het sediment ophoopt, b) de doseing nauwkeuig egelbaa is (de watehadheid mag ook niet te hoog woden) en c) e continu wate ingelaten kan woden. Bovendien wodt met het inlaten van gebuffed wate een ph-schok vookomen. Ook blijft de kooldioxide-concentatie veel lage, waadoo de kans op woekeing van Knolus aanzienlijk lage is (Bellemakes e.a. 99; Roelofs e.a. 994). Beide maategelen zijn typische voobeelden van noodmaategelen voo de oveleving van de kaakteistieke venfloa bij aanhoudende hoge atmosfeische depositie: doo het instomen van zuu, stikstofijk egenwate en oppevlakkig gondwate vindt bijna jaalijks hevezuing plaats. Tot op heden zijn ingepen in de hydologie van oligotofe wateen bepekt gebleven tot het hestellen of afsluiten van vebindingssloten en het plaatsen van stuwen om de watestand te eguleen. Binnen de efeentiepojecten zijn e geen maategelen uitgevoed te vebeteing van egionale gondwatestomingen. Ook in de autonome pojecten is dit slechts bij uitzondeing gebeud (van den Bug & Bouwe, 99). Ofschoon hestel van gondwatestomingen zee zinvol is, is dit slechts weinig uitgevoed omdat de oozaken van de veandeing in de hydologie vijwel altijd buiten het natuuesevaat zijn gelegen, en daaom buiten de EGM-egeling vielen. Bij vookeu wodt gekozen voo die methode van buffeen die het meest aansluit bij de oosponkelijke buffeing van het wate. In wateen die voege deels gondwategevoed waen maa waa deze invloed nu vedwenen of stek geeduceed is, wodt bij vookeu de natuulijke kwelinvloed hesteld en eventueel gondwate ingelaten. 5

40 BEDREIGDE OPPERVLAKTEWATEREN Bij wateen waa beekwate dooheen liep en/of nog loopt, woden bijvoobeeld voozieningen getoffen waamee kwaliteit en kwantiteit van het beekwate (bete) kan woden geeguleed. In kleine, hydologisch geïsoleede wateen die voege zwak gebuffed waen kan in uitzondelijke gevallen bekalken een optie zijn. Bepeking van de aanvoe van basisch wate: Een oozaak van eutofiëing van oligotofe wateen is vaak de aanvoe van alkalisch, bicabonaatijk, eventueel ook sulfaatijk wate. Vooal in wateen met een oganische ondewatebodem is bepeking of opheffing van de aanvoe van alkalisch wate (in combinatie met het vewijdeen van oganisch mateiaal) een elatief simpele, maa zee doelteffende maategel te bestijding van eutofiëing. Deze isolatie kan woden beeikt doo het plaatsen van een stuw of het omleggen van de (meestal gegaven) aanvoe. De op deze wijze geëutofieede wateen bevatten vaak nog een gote zaadvooaad van planten uit zachte wateen, wat de kans van slagen van hestelmaategelen eg goot maakt. In dit eindappot van de tweede fase van de monitoing van effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing in oppevlaktewateen wodt in hoofdstuk een beschijving gegeven van de veschillende efeentiepojecten en de specifieke maategelen die zijn uitgevoed. Vevolgens woden achteeenvolgens de effecten van de hestelmaategelen op abiotiek en vegetatiesamenstelling bespoken voo duinpiassen (H-4), zwak gebuffede wateen (H-5) en zee zwak gebuffede wateen (H-6). Elk van deze hoofdstukken wodt besloten met een kote paagaaf ove de conclusies beteffende de effectiviteit van effectgeichte maategelen. 6

41 Deondezoeksmethoden en debestudeedeteeinen Mateiaal en methoden Het ondezoek dat is veicht om inzicht te kijgen in de mogelijkheden van effectgeichte maategelen is opgebouwd uit twee gedeelten. Alleeest is een aantal fundamentele pocessen in detail bestudeed onde gecontoleede laboatoium-omstandigheden. Daanaast zijn op paktijkschaal hestelmaategelen uitgevoed in een aantal geselecteede efeentiepojecten. Hie zijn zowel de ontwikkelingen in de bodem- en watechemie als de ontwikkeling van de vegetatie intensief gevolgd. Bodem- en oppevlaktewatemonstes De samenstelling van de watelaag in kleine wateen is meestal tamelijk homogeen. Afhankelijk van de gootte van een wate zijn één tot die plaatsen egelmatig bemonsted. Hie wed onde wate een lite polyethyleen fles geheel gevuld. De flessen weden in het donke bij 4 C gaden bewaad en de volgende dag vewekt. Zowel voo als na de hestelmaategelen zijn eens pe maanden watemonstes genomen. Alleen in het eeste jaa na uitvoeing is een maandelijkse bemonsteing aangehouden. De ondewatebodem van oppevlaktewateen is, in tegenstelling tot de watelaag, veelal heteogeen. Vooal wannee de bodem behalve uit zand ook uit veen en leem bestaat, is het niet ealistisch om veandeingen in het bodemvocht ove de hele venbodem te volgen. E is daaom voo gekozen om één of enkele vaste plaatsen doo de tijd heen te volgen, waabij gebuik is gemaakt van keamische cups met een poiediamete van m, bevestigd aan een plastic buis. Hiemee wed bodemvocht uit de bovenste tien centimete van de ondewatebodem opgezogen (fig..). Adsoptie en desoptie aan het oppevlak van de cups bengt geen noemenswaadige wijzigingen teweeg in de samenstelling van het opgezogen vocht, behalve voo het gas kooldioxide. Hievan vedwijnt ongevee 40% naa de luchtlaag in de cups en de monstefles bij de in dit ondezoek gebuikelijke monstemethode (Coenaats 996). Om te kunnen compenseen voo de heteogeniteit van de venbodem (Gossmann & Udluft, 99, Coenaats 996) zijn pe monstepunt van één bij één mete, vijf cups aangesloten op één fles. De eeste 00 ml opgezogen monste is niet gebuikt voo analyse, vanwege mogelijke stoingen als gevolg van het inbengen van de cups (Coenaats, 996). Daana wed in een nieuwe, vacuüm gezogen 500 ml fles ongevee 00 ml bodemvocht vezameld. De flessen weden in het donke bij 4 C gaden bewaad en de volgende dag zijn de monstes vewekt. 7

42 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN Figuu. Het opzuigen van vocht uit het sediment met behulp van keamische cups Aan de wate- en bodemvochtmonstes weden binnen een dag na monstename de volgende paametes bepaald: ph, buffecapaciteit (als alkaliniteit), kooldioxide (als aciditeit), tubiditeit, EGV en kleuing bij 450 nm. Voo de metingen van ph, alkaliniteit en aciditeit wed een PHM 82 Standaad ph-mete gebuikt. De alkaliniteit, het zuubindend vemogen, wed bepaald doo titatie met 0.0 N HCl tot ph 4.2 en de aciditeit doo titatie met 0.05 N NaOH tot ph 8.2. De aciditeit is omgeekend in kooldioxide-concentatie doo te coigeen voo de concentatie potonen in het monste. De tubiditeit wed gemeten met een Dentan tubidimete (model FN-5) en de kleuing met een Shimadzu UV-20-0 spectofotomete. Daanaast weden de watemonstes gefilteed met een Whatman GF/C glasvezel filte. Aan 50 ml van de wate- en bodemvochtmonstes weden enkele koeltjes citoenzuu toegevoegd om neeslag van metaalionen te vookomen. Vevolgens weden de monstes bij -8 C opgeslagen in gejodeede polyethyleen potjes en late geanalyseed. De concentaties aan kalium en natium weden vlamfotometisch gemeten met een Technicon Flame Photomete IV Contol (Technicon Autoanalyse Methodology (TAM): N-20b,966). Met een technicon Autoanalyse II weden de volgende elementen en vebindingen coloometisch geanalyseed: chloide (met fei-ammoniumsulfaat) volgens de Indus- 8

43 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDETERREINEN tial methodology (TAM, 966), nitaat (met hydazinesulfaat), volgens LM. - 69W (TAM, 966), ammonium (met salicylaat) en otho-fosfaat (met ammoniummolybdaat en ascobinezuu). De concentaties aan aluminium, calcium, magnesium, mangaan, silicium, zink, ijze, totaal fosfaat en totaal sulfaat zijn bepaald met een I.C.P. optische emissiespectofotomete, type Jaell Ash Plasma-200. Voo de statistische veweking van de gegevens wed gebuik gemaakt van het softwae pakket Instat2. Gebuikte toetsen zijn: de student t-toets, de weg vaiantieanalyse (Anova) met daana een Tukey-toets, en een gepaade Wilcoxon toets. Significante veschillen woden met steetjes achte de gegevens aangegeven ( (*) =P< 0., * =P< 0.05, ** =P< 0.0, veschillende lettes =P< 0.05). Gegeveneeksen met dezelfde lettes of zonde steetje veschillen niet significant van elkaa. Beschijving van de vegetatie Pe efeentiepoject ise naa gesteefd de uitgangssituatie vast te leggen en vevolgens de vegetatieontwikkeling na estauatie intensief te volgen. In het eeste jaa na estauatie is ove het algemeen alleen de vespeiding van indicatieve sooten in kaat gebacht (vespeidingskaat). Na een voldoende ontwikkelingvan de vegetatie is vevolgens als ichtlijn aangehouden om eens pe twee jaa een kateing van de vegetatie uit te voeen (vegetatiekaat). Ook de vespeiding van indicatieve sooten iseens pe twee jaa in kaat gebacht. Vegetatiekaaten zijn vevaadigd doo het te kateen oppevlak in te delen in vlakken met een op het oog homogene vegetaties. De genzen van deze vlakken zijn ingetekend op een blanco kaat van het teein. Binnen de vlakken is de sootensamenstelling van de vegetatie bescheven met behulp van een aangepaste schaal van Tansley voo het hele vlak, of is van een poefvlak binnen het homogene vlak een vegetatie-opname met de methode van Baun-Blanquet gemaakt (tab... en.2). Soms zijn op gond van deze opnamen stek op elkaa lijkende vlakken alsnog als één eenheid bescheven. Op de vegetatiekaaten zijn de gemeenschappen die doel zijn van het hestelbehee aangegeven met hoizontale, veticale of diagonale aceingen, of met gestippelde vlakken. Het beteft gemeenschappen uit de kanswieen-klasse, de oevekuidklasse, de dwegbiezen-klasse en de klasse de hoogveenbulten en natte heiden. Oveige gemeenschappen, deels onvezadigde gemeenschappen uit genoemde klassen, zijn aangeduid met H (helofytengemeenschappen), Aq (aquatische gemeenschappen), Am (amfibische gemeenschappen), B (bosgemeenschappen) en T (teestische gemeenschappen). De bijbehoende vegetatie-opnamen zijn opgenomen in bijlage 2. 9

44 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN Tabel. De aangepaste schaal van Tansley D Dominant, soot bedekt mee dan 50% C = Codominant, soot bedekt 5-50% A = Abundant, soot talijk, <5% bedekking F = Fequent, soot vij talijk, <5% bedekking O = Occasional, soot vespeid, <5% bedekking R = Rae, soot zeldzaam, <5% bedekking S = Spoadic/Seldom, hoogstens exemplaen aanwezig, <5% bedekking L = Local, soot is plaatselijk (co)dominant, abundant of fequent Tabel.2 De schaal van Baun-blanquet = tot individuen in het poefvlak, bedekking minde dan 5% = 4 tot 20 individuen in het poefvlak, bedekking minde dan 5% ~ Mee dan 20 individuen in het poefvlak, bedekking minde dan 5% 2 = Bedekking tussen 5 en 25% = Bedekking tussen 25 en 50% 4 Bedekking tussen 50 en 75% 5 = Bedekking tussen 75 en 00% De in het veld ondescheiden vegetatietypen zijn ingedeeld in plantengemeenschappen volgens het syntaxonomisch systeem voo de vegetatie van Nedeland (Westhoff & Den Held 969; Schaminée e.a., 995). De vegetatie-eenheden woden ingedeeld in klassen, oden, vebonden en associaties, waabij de associatie de basiseenheid van het systeem vomt. Associaties woden van elkaa ondescheiden doo veschil in sootensamenstelling. In dit ondezoek was het meestal mogelijk de vegetatietypen in te delen tot op associatie (of vebonds-) niveau. Een ovezicht van de plantengemeenschappen uit de ondezochte wateen en de daabij behoende plantensooten is gegeven in bijlage. Voo de naamgeving van vegetatie-eenheden uit de eendekoos-klasse (Lemnetea), de kanswieen-klasse (Chaetea), de fonteinkuiden-klasse (Potametea), de oevekuid-klasse (Littoelletea), de iet-klasse (Phagmitetea), de klasse van oligotafente velandingsgemeenschappen (Scheuchzeietea) en de klasse de hoogveenbulten en natte heiden (Oxycocco-Sphagnetea) is uitgegaan van Schaminée e.a. (995). Enkele bossen en stuwelen zijn benoemd met van de Wef (99). Voo benaming van de oveige vegetatietypen is Westhoff & Den Held (969) aangehouden. De nomenclatuu van de aangetoffen sooten volgt van de Meijden (990), voo de hogee planten, Touw en Rubes (989) voo de bladmossen, van Raam en Maie (992) voo de kanswieen en Anolds e.a. (995) voo de paddestoelen. 40

45 ONDERZOEKSMETHODEN ENBESTUDEERDETERREINEN De mate van bedeiging van de aangetoffen sooten is vastgesteld met het vookomen op de desbeteffende ode lijst: Weeda e.a. (990); Siebel e.a. (992) en Anolds (989). Voo kanswieen is in Nedeland nog geen ode lijst opgesteld. Te indicatie is daaom een ode lijst voo Nedesaksen, Duitsland (Vahle 990) gebuikt. De efeentiepojecten Binnen de egeling EGM is een aantal teeinen geselecteed, de zogenaamde efeentiepojecten (Cals en Roelofs, 990), waa op paktijkschaal nieuwe hestelmaategelen zijn toegepast en waavan de effectiviteit van het hestel van het oecosysteem intensief is gevolgd. De ligging van de pojecten die binnen het deskundigenteam 'oppevlaktewateen' zijn ondezocht, is aangegeven in figuu.2. In deze paagaaf zal pe efeentiepoject een kote gebiedsomschijving en een ovezicht van de genomen maategelen woden gegeven. Van wateen die alleen in hun geheel zijn opgeschoond is geen detailkaatje weegegeven. Dit is alleen gedaan voo teeinen waa gedeeltelijk is opgeschoond en/of waa aanvullende ingepen hebben plaatsgevonden. Achteeenvolgens woden twee teeinen met duinpiassen, twee zwak gebuffede wateen en zes teeinen met oosponkelijk zee zwak gebuffede wateen bespoken. Voo aanvullende infomatie wodt vewezen naa het eindappot ove de monitoing eeste fase (Bellemakes e.a., 99). Tabel. Ovezicht van de genomen maategelen te bestijding van eutofiëing en vezuing van oligotofe oppevlaktewateen in de bespoken efeentiepojecten. Slib = Vewijdeen van slib van de ondewatebodem. Oeve = Vewijdeen van planten en slib v.d. oeve. Stuweel = Vewijdeen van omingende bosopslag en stuweel. Gond. = Mogelijkheid tot oppompen van gondwate. Kalk = Bekalking. Eutofiëin g Vezuing Hydologie Voone Teschelling Banen Boekse wielen Bieze Landschotse heide Schoapedobbe Steenhaaplas Padvindesven Begvennen Beuven Goot mee Ossendecht Oistewijkse vennen Tongeense heide Ven bij Schaijk Slib, oeve, stuweel Slib, oeve Slib, oeve Slib, oeve, stuweel Slib, oeve Slib, oeve Slib, oeve Slib Slib, oeve Slib, oeve Slib, oeve Slib, oeve Slib Gond Kalk (gond) Kalk Gond Oppevlaktewate Gond Gond Kalk Kalk Isolatie van maaswate Vebinding met Schepven Ondelinge vebinding Isolatie vaneutoof oppevlaktewate Isolatie van eutoof oppevlaktewate Ondelinge vebinding 4

46 ONDERZOEKSMETHODEN ENBESTUDEERDETERREINEN Refeentiepojecten EGM tweede fase ( ) Duinpiassen: Teschelling 2 Voone Zwak gebuffede wateen: De Banen 4 Boekse Wielen Zee zwak gebuffede wateen 5 De Bieze 6 Schoapedobbe 7 Steenhaaplas 8 Landschotse heide 9 Padvindesven 0 Begvennen. =>(? C?> Oveige pojecten (n) Beuven 2 Goot mee Ossendecht Oistewijkse vennen 4 Tongesense heide 5 Ven bij Schaijk Figuu.2 Ligging van de efeentiepojecten EGM tweede fase en enkele andee in dit appot genoemde wateen Duinpoelen Oostvoone De duinen van Oostvoone (Amesfoot coödinaten 064, 46) behoen tot de kalkijkste van Nedeland met een kalkpecentage tot 0% (Adiani & van de Maael 968). De ondezochte poeltjes liggen allen in het begaasde teeingedeelte van de stichting 'Het Zuidhollands Landschap', in een ond 90 gestabiliseed duinlandschap en bezitten een diamete van vijf tot twintig mete. Dit is sindsdien voonamelijk begoeid geaakt met stuwelen en gaslanden (van de Maael e.a. 985). In de duinpoelen komen zeldzame sooten voo als Weegbeefonteinkuid en veschillende sooten kanswieen, die op stek gebuffed, voedselam wate duiden. De toegeno- 42

47 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN men eutofiëende stikstofdepositie heeft de natuulijke successie in en om deze duinplasjes enstig vesneld. Tijdens het ondezoek zijn de volgende duinpoelen ondezocht: de Vissepit, de Tankval, het Pitje van Jan van Louis en de Paddepoel. In de Vissepit kwamen in 98 nog plantensooten voo als Ongelijkbladig fonteinkuid {Potamogeton gamineus), Lidsteng (Hippuus vulgais, deze poel wodt ook wel Lidstengpoel genoemd), Fijne wateanonkel {Ranunculus tichophyllus) en veschillende sooten kanswieen. In de Paddepoel weden tot voo de uitvoe van hestelmaategelen nog Ongelijkbladig fonteinkuid, Weegbeefonteinkuid {Potamogeton coloatus), Stijve moeasweegbee {Echinodous anunculoides) en veschillende sooten kanswieen aangetoffen. De Tankval is een estant van de tweede weeldoolog en is in 985/986 vijgesteld van hout en vede uitgediept (de Wit, 994). Voo aanvang van de hestelmaategelen waen zowel de Tankval als het Pitje van Jan van Louis dichtgegoeid met helofyten (Cals enroelofs, 990). Om de vedegaande eutofiëing en velanding van de veschillende duinpoelen van Oost-Voone tot staan te bengen, zijn de Vissepit en de Paddepoel in oktobe 990 en het Pitje van Jan van Louis en de Tankval in oktobe 99 opgeschoond en is de houtopslag op de oeves vewijded. De Vissepit, de Tankval en de Paddepoel liggen in een teeindeel dat wodt begaasd doo paaden. Samen met eceanten zogen zij voo een vij intensieve beteding van de oeves. Duinpiassen Teschelling Op Teschelling is de laatste jaen een aantal duinpiassen opgeschoond. In twee plassen is de watekwaliteit en de vegetatieontwikkeling na opschonen gevolgd binnen het kade van EGM-oppevlaktewateen, de Badhuiskuil (Amesfoot coödinaten 46, 60) en het Giltjeplak (A. C. 4, 600). De Badhuiskuil is een secundaie duinpias, die vemoedelijk ongevee 00 jaa oud is. Alleen tijdens zee doge zomes valt de plas doog. In 97 was de hele bodem bedekt met vetegenwoodiges van het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee (Visse 97). In 987 wed de oevebegoeiing gedomineed doo Kuipwilg {Salix epens), Gagel {Myica galê) en Riet {Phagmites austalis). In dit natte jaa deed zich een enome woekeing van Bonmos {Fontinalis antipyeticd) voo (van Gemet & Maessen 987), vegelijkbaa met de vaak massale ontwikkelingvan Knolus {Juncus bulbosus) in vezuude vennen (Schuukes & Leuven 986). Ook wed de plas inmiddels doo vij gote aantallen meeuwen als pleisteplaats gebuikt, wat tot een exta nutiëntenveijking leidde. In 987 weden nog enkele exemplaen aangetoffen van Oevekuid {Littoella uniflod). 4

48 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN De duinvallei Giltjeplak is ond 850 ontstaan, waaschijnlijk doo afsnoeing van zee en vestuiving van het duin. Evenals in de Badhuiskuil kwelt in het Giltjeplak kalkhoudend gondwate op (Visse 97). Tot 90 bestond de vegetatie in de hogee delen uit de knopbiesgemeenschap (Schoenetum) en in de diepee delen uit de gemeenschap van Watepunge en Oevekuid (Samolo-Littoelletum). Om de gevolgen van ontwateing te compenseen wed ond 920 de Weevesdam gelegd. Deze wed tien jaa late opgehoogd. Doo de vemindede watepeilfluctuatie vond geleidelijke vedinking plaats van genoemde vegetaties en tad langzaam maa zeke eutofiëing op. De vegetatie in de ondiepe delen veandede in een ietveld. In de diepste delen deigden de estanten van de oosponkelijke vegetatie te woden ovewoeked doo Bonmos. Alleen na doogvallen in exteem doge zomes kon wee uitbeiding van de gemeenschap van Watepunge en Oevekuid plaatsvinden. Om velanding van de genoemde duinpiassen te vookomen, is in 990 (Badhuiskuil, ha) en in 99 (Giltjeplak, 4 ha) de sublaag, met de daaop aanwezige vegetatie tot op de mineale zandbodem vewijded en afgevoed. Vede wodt jaalijks gemaaid indien de watestand dat toelaat. In het Giltjeplak is het wateafvoepunt in de Weevesdam velaagd. Met behulp van een egelbae stuw met schotbalken is het mogelijk het watepeil te egelen. De Banen Het zwakgebuffede ven de Banen maakt deel uit van het natuumonument het Sasven en de Banen. Het gebied is bijna geheel eigendom van het Limbugs Landschap en ligt in de gemeente Nedeweet (Amesfoot coödinaten 8, 64). De Banen kent een tamelijk heteogene ondegond. Op pleistoceen leem en zand is veen gevomd. Na tufwinning ontstond een gebied met open wate en een afwisselend zandige en venige bodem. In de Banen weden tot ca. 950 goed ontwikkelde plantengemeenschappen uit de oevekuid-klasse aangetoffen. Om de daling van het watepeil na ontginning te compenseen wed Maaswate uit de Noodevaat via het Sasven naa de Banen geleid. Dit zogde voo aanvoe van voedingsstoffen en leidde tot omzetting van de aanwezige veenlagen in een anaëobe sublaag.als gevolg van de aanvoe van Maaswate, de lage watestanden en de veijking doo atmosfeische depositie vedwenen vijwel alle ondegedoken wateplanten en beidde de ietkaag zich stek uit. Slechts in een geïsoleed deel aan de zuidwestzijde van de Banen handhaafde zich een aantal sooten van de oevekuid-klasse (Geenen, 99). Eind 988 wed de vebindingssloot tussen de Banen en het Sasven afgesloten. Het wate in de Banen is sindsdien afkomstig van egenwate en oppevlakkig afstomend gondwate. Doo de afwateingssloten naa de doo de oostoeve gegaven Rietbeek af te sluiten met egelbae stuwen, is het gemiddelde wateniveau t.o.v

49 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN gestegen, vooal in peioden met een neeslagoveschot. Aanvoe van gebuffed kwelwate uit de wijde omgeving lijkt doo de daling van de gondwatestand niet mee op te teden. In de winte is de sublaag in het open wate tot op mineale- of vaste veenondegond vewijded. De veenondegond is zo veel mogelijk gespaad vanwege de waade als palynologisch achief (Joosten e.a. 992). Aan de oostzijde weden de ietkaag, het boekbos en het bekenbos vewijded (fig.). Hie zijn veel wotelstokken van Riet in de venige bodem achtegebleven, dat in het vevolg elk najaa is gemaaid. De hoge gelegen delen zijn wel tot op de mineale ondegond opgeschoond. Hie zijn, in combinatie met de windweking, goede condities geschapen voo vestiging van gemeenschappen uit de oevekuid-klasse. Een goot deel van de ietkaag en een deel met vezuend ietland en boekbos zijn gespaad vanwege de ijke boedvogelpopulaties en de floistische waade. IL Helofyten vewijded -l.-j Slibvewijded Figuu. Vewijdeing van slib (gestippeld) en helofyten (geaceed) uit het ven de Banen. De blanke delen bestaan vooal uit Riet, met in de zuidoosthoek boekbos en ovegangsveen. Met een ste is het inlaatpunt van gondwate aangegeven. Links is de in 988 afgesloten, maaswate aanvoeende sloot getekend 45

50 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN Aangezien de Banen, als gevolg van de nog steeds te hoge atmosfeische depositie en het onvoldoende toestomen van gebuffed wate, op temijn zal vezuen, is een pomp aangebacht die kalkhoudend gondwate kan aanvoeen. Hiemee zal gepobeed woden de bufifecapaciteit van het wate in de Banen op het gewenste niveau (0,-0, meql' ) te houden. In de voozome van 996 is voo het eest gondwate ingelaten om het wate te buffeen. De Boekse Wielen De Boekse wielen, eigendom van Staatsbosbehee, zijn estanten van een hoogwatebedding van de Maas. Ze zijn gelegen ten oosten van Gave (Amesfoot coödinaten 8, 45), op de ovegang van het Maasdal naa het 0 mete hoge gelegen Kempens plateau. De ondegond bestaat uit tot 0 mete dikke, matig voedselame zand- en gindafzettingen van de Maas (Bonges 99). Hieop bevinden zich enkele ontkalkte ivieduinen met een heischale vegetatie (van Bees & Kustjens 99; de Gaaf e.a. 994). Op de bodem van de wielen is ook plaatselijk ivieklei afgezet (Cals & Roelofs 990). Het gebied is gelegen op de gens van twee gondwatesystemen: het maassysteem dat kalkijk, voedselijk wate bevat, en het peelscholsysteem dat kalkam, voedselam en ijzeijk wate bevat. Doo menging van het gondwate slaat fosfaat uit het maassysteem-wate nee met het ijze uit het peelscholsysteem. Het gondwate stijgt in het zandpakket vijwel tot aan maaiveld, waadoo het wate in de wielen zwak gebuffed en fosfaatam is. Na het ontstaan van de wielen goeiden e vele kaakteistieke wateplanten uit zwak gebuffede wateen. Sinsdien heeft een geleidelijke successie naa wilgenstuweel plaatsgevonden. Deze ontwikkeling wed vesneld doo de aanvoe van meststoffen via de atmosfee en vanuit de toenmalige aangenzende landbouwpecelen. Doo het wegvallen van de windweking, het inwaaien van gote hoeveelheden bladeen en doo de poduktie van oganisch mateiaal doo wateplanten was de mineale ondegond eind jaen tachtig geheel bedekt met een tot mee dan een mete dikke sliblaag. Anaëobe afbaak van dit oganisch mateiaal leidde tot het vijkomen van voedingsstoffen en geneatie van buffecapaciteit. Hiedoo deigde het oosponkelijk zwak gebuffede wate te alkaliniseen. De vegetatie was bepekt tot sooten als Gele plomp {Nupha luted) en Klein koos (Lemna mino), indicatoen van veijkte wateen. Restanten van de zachtwatefloa hebben zich deels kunnen handhaven op doo intensieve eceatie slibvij gebleven ondewatebodem en op open, egelmatig doogvallende, oeves (van Bees & Kustjens 99). In het najaa van 99 is het eikenbos en wilgenstuweel op de oeves van twee tegen elkaa gelegen wielen (wiel en 2) gekapt teneinde de windweking op de wielen te vegoten. Daana zijn de oeves van deze wielen tot op de mineale ondegond af- 46

51 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN geschaapt. Bij hoogwate staan de wielen met elkaa in vebinding. Doo de toestoom van zwak gebuffed gondwate was het niet nodig maategelen tegen vezuing te nemen. Doodat de wekzaamheden vanaf de kant met een gijpam zijn uitgevoed is in het midden van beide wielen een dikke sliblaag achtegebleven. In wiel, het wiel aan de noodoostkant, ligt deze op 4 mete diepte, in wiel 2 op mete. Ook zijn een klein poeltje in een pas vewoven peceel weiland en een poeltje aan de zuidkant van het teein opgeschoond. Vanaf 990 lopen in het vegetatieseizoen enkele paaden ond wiel en 2 en op aangekochte, aangenzende landbouwgonden. De Bieze De Bieze is de naam van een nat heideteein in een slenk in het Koondomein het Loo. Hiein ligt ook een complex van poeltjes, waaschijnlijk oude bomkates, en een ven (0,5 ha). De oosponkelijk zee zwak gebuffede poeltjes waen als gevolg van atmosfeische depositie vezuud en dichtgegoeid met veenmos en Pijpestootje. Op een enkele plek bevond zich nog Duizendknoopfonteinkuid {Potamogeton polygonifolius) en Vlottende bies {Eleogiton fluitans) (de Gaaf e.a. 994). In de omingende heide kwamen onde ande Gevlekte ochis {Dactylohiza maculata) en Beenbeek (Nathecium ossifaguni) voo, een aanwijzing van voeding doo zwak gebuffed gondwate uit de omingende heide. Om het effect van eutofiëing teug te dingen, is de toplaag van het teein in het najaa van 990 afgeplagd en is de sliblaag uit de putjes vewijded. De opgeschoonde bomkates woden vij intensief doo wilde zwijnen gebuikt voo het nemen van moddebaden. Het plaggen heeft tevens geleid tot hestel van de vegetatie van natte heide (Bobbink e.a. 997). De Landschotse heide Het ven de Keyenhuk (Amesfoot coödinaten 44, 8) ligt op de Landschotse heide en is gotendeels eigendom van de gemeente Oost- West- en Middelbees. Het teein wodt in samenweking met Staatsbosbehee beheed, e vindt o.a. seizoensbegazing plaats. Buffeing en eutofiëing tad in het veleden op doo oveloop van wate uit nabuige visvijves in peioden met hoge watestanden. In 989zijn de kaden ond deze vijves opgehoogd, waana de Keyenhuk doo atmosfeische depositie is vezuud. Als gevolg van vezuing en eutofiëing heeft zich op het gootste deel van de venbodem een 0-20 cm dikke sliblaag en een dichte vegetatie van Knolus gevomd. Oevekuid kon zich handhaven op mineale delen van de venbodem, Watelobelia (Lobelia dotmanna) is sinds 972 niet mee waagenomen. In het late najaa van 99 en de zome van 992 is in de Keyenhuk en het veel kleinee, enkele decimetes hoge gelegen, Schepven de sliblaag vewijded. Tussen beide 47

52 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN vennen is een vebindingssloot gegaven (figuu..4). In de Keyenhuk zijn plaatselijk slibesten achtegebleven. In januai 99 is 2000 kg (400 kg ha ) dolokal in het Schepven uitgestooid (Bellemakes e.a. 99), gevolgd doo 500 kg soda in januai 994. Na doogvallen in 996 bleek de kalk nog steeds niet geheel te zijn opgelost. In een optimale situatie stoomt continu een kleine hoeveelheid gebuffed wate uit het Schepven in de Keyenhuk om de vezuing doo atmosfeische depositie te compenseen. Doo het doge voojaa kon in 99 slechts geduende kote tijd wate afgevoed woden naa de Keyenhuk. De ph-stijging in het Schepven als gevolg van het toevoegen van dolokal en soda is van kote duu gebleken en in de Keyenhuk tad in het geheel geen ph stijging op (Bobbink e.a. 994). Vanuit de zandbodem en de slibesten heeft een gote zuunaleveing plaatsgevonden. Ook vindt jaalijks toestoom van zuu wate plaats uit de onmiddelijke omgeving. Deze evaingen indiceen dat buffeing van de Keyenhuk middels het bekalken van het Schepven niet haalbaa is. Teneinde de watelaag en de bodem van de Keyenhuk éénmalig te buffeen is in de winte van 995/996 een gondwateput geslagen op 52 mete diepte. Deze voet voedselam wate aan met een buffecapaciteit van ca meq l". = Paden - Sloot metstuwtje * Gondwatepomp buis Figuu.4 Hestelmaategelen op de Landschotse heide 48

53 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDETERREINEN De Schoapedobbe De Schoapedobbe (Ametsfoot coödinaten 2, 552), is een teein van het Fyske Gea dat aan de and van het Dents plateau ligt. In het teein liggen twee oosponkelijk zee zwak gebuffede vennen, hie de Schoapedobbe en de Schoapepoel genoemd. Het gootste ven is de Schoapedobbe (ca. 0,6 ha) en is maximaal ongevee 0,75 m diep. De Schoapedobbe ligt op een voomalig stuifduin. De watelaag van de Schoapedobbe was voedselam en zee zwak gebuffed, gezien het vookomen van Watelobelia en Oevekuid in het veleden. Het vookomen van Dijvende Egelskop (Spaganium angustifolium) (van Bees & Kustjens 99), de ligging op een stuifduin en de naam van het ven doen vemoeden dat buffeing tot stand kwam doo espectievelijk inwaai van stuivend zand en menselijke activiteiten zoals zwemmen en het wassen van schapen. Na beëindiging van deze activiteiten, vastlegging van het stuifzand en vehoging van de atmosfeische depositie is het ven gaan vezuen. Hiedoo is de oeve vegast. Hie en daa domineede Pitus (Juncus effusus), een indicatie voo eutofiëing. Plaatselijk ontwikkelde zich ook fagmentaie hoogveenvegetaties. In de nog niet geheel vezuude watelaag kwamen vede nog enkele exemplaen Dijvende wateweegbee (Luonium nutans) voo (van Bees & Kustjens 99). Eind 990 is in de Schoapedobbe het opgehoopte oganische mateiaal vewijded en is het gootste deel van de oeve geplagd, waabij genoemde bijzondeheden gespaad weden (fig..5 t/m.7). Het watetje ten oosten van de Schoapedobbe, hie de Schoapepoel genoemd, is mee dan 2 mete diep doo de aanwezigheid van enkele diepe, uitgeveende geulen. De ondegedoken vegetatie was doo atmosfeische depositie, beschaduwing en het stoten van vuilnis stek geeduceed. Ook hie zijn voo EGM nog enkele sooten van zwak gebuffede, elatief calciumijke oppevlaktewateen aangetoffen. De bomen op de oeves van de Schoapepoel zijn vewijded in de winte van 990/9. In de daaop volgende winte is het geaccumuleede oganisch mateiaal op de bodem van de poel vewijded. De Steenhaaplas De Steenhaaplas (Amesfoot coödinaten 250, 464) is een heideven ten oosten van Haaksbegen dat beheed wodt doo de Veeniging tot Behoud van Natuumonumenten. De Haan en Siebum (987) melden het vookomen van zowel Oevekuid als Watelobelia in 948. In de peiode kon via een sloot voedselijk wate het ven instomen vanuit een aan de westand gelegen landbouwgebied. Sindsdien is op gote schaal Riet opgekomen. In 98 wed het eutofiëende aangenzende landbouwgebied bij het natuuteein getokken en wed de instoom van gebuffed, maa eutoof wate beëindigd. De laatste jaen voo de uitvoeing van EGM was het ven vezuud (ph 4,2). Het diepee deel wed gedomineed doo Knolus en het iets hogee 49

54 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN Figuu.5 De Schoapedobbe net voo hestel Figuu.6 De Schoapedobbe tijdens de hestelwekzoamhede 50

55 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN.- W "*'- fsfc *s '??.<: "-»IL-*... \.^E.. * _ -- ".- j,i -">s*f^- %K«Figuu.7 De Schoapedobbe net na hestel deel doo Veelstengelige watebies (Eleochans multicaulis), Kuipend stuisgas (Agostis canind), Mannagas {Glyceia fluitans) en Watenavel {Hydocotyle vulgais). De bodem was bedekt met een elatief dunne sublaag van 0-20 cm. In het najaa van 990 is de sliblaag vewijded tot op de mineale ondegond en is een goot deel van de ietvegetatie vewijded. Om de windweking te vesteken zijn de smalle bomenijen aan de west- en oostzijde gekapt. Na het baggeen zijn e geen vedee maategelen getoffen om vedee vezuing van het ven tegen te gaan. Wel wodt doo medewekes van Natuumonumenten, indien de watestand laag genoeg is, jaalijks het Riet in het opgeschoonde deel gemaaid. Het Padvindesven Het Padvindesven is een zee zwak gebuffed wate in de gemeente Etten-Leu (Amesfoot coödinaten 04, 9) en is eigendom van de stichting 'Het Babants Landschap'. Vanuit een nabuige dekzandug die begoeid is met heide stoomt oppevlakkig gondwate af naa het ven (Lensink, 996). Eutofiëing vanuit aangenzende landbouwgonden wed gevolgd doo vezuing als gevolg van atmosfeische depositie. In 957 wed in het ven nog Oevekuid aangetoffen op de oostoeve (van de Voo, 5

56 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN 957). De vegetatie in 988 bestond voonamelijk uit Knolus, Veenmos en vooal Ven-sikkelmos (Depanocladus fluitans). De oeves waen dichtgegoeid met fose pollen Pijpestootje. Na het doogvallen van het Padvindesven wed eind 989 de één tot twee decimete dikke laag opgehoopt oganisch mateiaal vewijded tot op de oosponkelijke zandbodem (fig. 2.4). Vevolgens is iede voojaa, voo de eiafzet van de Heikikke (Rana avalis), vijfhonded kg kalk in het wate (.4. ha) gestooid. Een klein deel van de oevebegoeiing en enkele wilgenstuiken zijn gespaad; de oveige oevevegetatie is vewijded. De Begvennen De Begvennen zijn gelegen in een gelijknamig heideesevaat van de Stichting het Oveijssels Landschap, in de gemeente Denekamp (Amesfoot coödinaten 265, 495). Gebuffed wate uit de landbouw wed via vebindingssloten van zuid naa nood afgevoed doo de vennen. Na modeniseing van de landbouw veoozaakte deze inlaat behalve een buffeings- ook een eutofiëingsgadiënt. Rond I960 wed daaom de afwateingssloot om de vennen heen geleid en weden de vebindingsslootjes afgesloten. Doo deze isolatie, de atmosfeische depositie en mogelijk ook doo veandeingen in kwaliteit en kwantiteit van toestomend gondwate, zijn de vennen vevolgens vij snel vezuud. Het huidige vennencomplex telt een negental vennen waavan ven III (Rietven), IV (Ronde ven), VI (Eilandven) en VII (Pluzenven) veeweg de gootste zijn. Het Rietven (III): Tot 950 wed het Rietven bijna geheel gedomineed doo sooten uit de oevekuid-klasse. Hiena nam het aandeel van eutafente sooten snel toe. In de doge zome van 959 wed dit ven uitgebagged. Na de schoonmaak en de isolatie van het ven bleef een ietkaag aanwezig, maa keeden de sooten uit het oevekuidvebond als Watelobelia en Oevekuid slechts af en toe, vaak in dogee peioden, teug. In de diepee delen weden Vensikkelmos en veenmossen aangetoffen. Geduende de doge jaen bleek Oevekuid zich wee stek uit te beiden totdat uiteindelijk mee dan een kwat van de venbodem met Oevekuid begoeid was. Watelobelia wed niet teuggevonden (Duijnstee & Willems, 992). In 99 was doo vezuing van de watelaag en stijging van de watestand een explosieve goei van Knolus en veenmossen op gang gekomen. Ronde ven (IV): Dit ven, ook bekend als het Lobelia-ven, is vanouds het meest voedselame van de venneneeks. In het midden en aan de zuid-west zijde was plaatselijk een mee dan 50 cm dikke laag slib aanwezig. In de ondiepe delen was deze begoeid met Riet, Gote lisdodde {Typha latifolid) en veenmossen. Op de zandige nood- en 52

57 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN noodoostoeve weden ondanks vezuing van de watelaag nog steeds Oevekuid en Watelobelia aangetoffen. Het egelmatig plaggen van deze oeve daagt bij aan de handhaving van deze sooten. Eilandven (VI): In dit hoefijzevomige ven is plaatselijk een mee dan 50 cm dikke laag veen aanwezig. Vanaf 945 tot 972 zijn hie egelmatig Oevekuid en Watelobelia aangetoffen. Als gevolg van onde andee de aanwezigheid van een kleine kokmeeuwenkolonie is dit ven geëutofieed en zijn sooten als Gote lisdodde, Veenwotel (Pesicaia amphibia), Wateaadbei {Potentilla palustis) en Pitus opgekomen. Doo geicht behee is de meeuwenkolonie vedwenen. In 99 en 992 weden enkele exemplaen Oevekuid teuggevonden op de noodelijke oeve op een locatie waa kwel uitteedt (Duijnstee & Willems, 992). Watelobelia is niet mee gevonden voo uitvoe van de hestelmaategelen. Pluzenven (VII): Dit ven dankt zijn naam aan het massale vookomen van Veenpluis {Eiophoum angustifolium, 'Pluzen'), wat al aangeeft dat het wate van dit ven van oospong het meest zuu is. In dit ven, dat voege niet opgenomen is geweest in het slotensysteem, is tot 97 egelmatig Watelobelia gevonden; Oevekuid is nooit aangetoffen. Voo uitvoe van de hestelmaategelen was het diepee gedeelte van het ven geheel bedekt met aquatische mossen en wat Knolus. De hestelmaategelen voo de Begvennen vallen uiteen in twee delen (Cals & Roelofs 990), namelijk a) vewijdeing van de aanwezige sublagen en weke, gedegadeede veenpakketten en b) buffeing van de vennen om vezuing tegen te gaan. De buffeing van het wate in de vennen gebeut doo gebuffed gondwate op te pompen van een diepte van ca. 0 m (buffecapaciteit ca. meq l" ). Het ingepompte gondwate kan via het hoogst gelegen ven (Rietven) doo de deels nog bestaande en deels nieuw gemaakte vebindingen naa de lage gelegen vennen stomen (fig..8). Hiedoo ontstaat e een gadiënt van zwak gebuffed wate in het Rietven naa zuu wate in het Pluzenven. Om de vegetatie in het Ronde ven te beschemen tegen te steke buffeing is dit ven niet in de keten opgenomen, maa is een egelbae inlaat vanuit het Rietven naa het Ronde ven aangelegd. Hiemee kan de watehadheid in het Ronde ven onafhankelijk van de andee vennen geegeld woden. De maategelen zijn in oktobe 99 begonnen en zijn in maat 994 afgeond. In de zome 994 en de winte 994/995 is gebuffed wate ingelaten in het Rietven. De stuw naa het Ronde ven is tot nu toe gesloten gebleven. 5

58 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN V-9,5 : sloot met stuwtje \ -k locatie pomp l "T" > gondwateisohypsen ' ^20 Figuu.8 De Begvennen na het nemen van hestelmaategelen in begin 99 Oveige pojecten Binnen de egeling effectgeichte maategelen zijn nog enkele andee oppevlaktewateen betokken als efeentiepoject, te weten enkele vennetjes op de Tongeense heide, het ven bij Schaijk, enkele Oistewijkse vennen en het Goot mee bij Ossendecht. De eeste twee zijn al afgeond, in het Goot mee zijn eind 995 hestelmaategelen genomen. Van de hestelmaategelen in de Oistewijkse vennen volgt hieonde een kote beschijving. DeOistewijkseVennen De ondezochte vennen maken deel uit van het doo Natuumonumenten beheede natuuteein 'de Oistewijkse Bossen en Vennen'. Het totale natuugebied is ongevee 90 ha goot en gelegen op één van de Midden-Babantse dekzanduggen (Amesfoot coödinaten 4, 96), in de gemeente Oistewijk. De vennen zijn ongevee jaa geleden ontstaan. Enkele vennen (bijvoobeeld het Kolkven) zijn vemoedelijk es- 54

59 ONDERZOEKSMETHODEN EN BESTUDEERDE TERREINEN ten van gedeeltelijk dichtgestoven oude smeltwatetdalen. De andee vennen zijn teeindepessies en uitgestoven laagtes. Na het ontstaan zijn de vennen dichtgegoeid met veen, dat vanaf de middeleeuwen tot in de voige eeuw wed gewonnen en gebuikt als bandstof. In het algemeen zijn de venbodems slecht watedoolatend (Van Dam, 98). In de negentiende eeuw ontstond doo toestoom van gebuffed wate vanuit de Rozep, via het Kolkven, het Gooven en het Witven, naa het van Esschenven een eeks van watetypen met veschillende buffecapaciteit. Hiein kwamen vele gemeenschappen uit het oevekuid-vebond en het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee voo (van Dijk e.a., 960). Nadien is doo de hoge belasting van de Rozep met voedingsstoffen naast een buffeingsgadiënt ook een eutofiëingsgadiënt ontstaan. In 950 zijn de vebinding met de Rozep en de vebindingen tussen de vennen veboken en is het Gooven opgeschoond. Doo de isolatie is nadien in alle vennen een geleidelijke vezuing opgeteden. In de winte 995/996 is uit het Vooste Gooven, het Witven en het van Esschenven de sliblaag vewijded. De oeves zijn slechts voo een klein deel opgeschoond. Langs de vebindingssloot tussen het Kolkven en het Gooven is een gondwatepomp geplaatst. Deze pompt gondwate op met een buffecapaciteit van ca. meq H. Hiemee kan de oude buffeingsgadiënt woden hesteld. Vanwege de zee ecente uitvoe van EGM woden in dit appot vede geen ondezoeksesultaten van de Oistewijkse vennen bespoken. 55

60 Duinpiassen Natuulijke oppevlaktewateen in de duinen Ontstaan en velanding Jonge duinpiassen vomen een kaakteistiek ondedeel van het dynamische kustduinenlandschap. Hun vootbestaan is mede afhankelijk van de continue voming van nieuwe duinvalleien. Deze ontstaan doo afsnoeing van een standvlakte tijdens de voming van een nieuwe zeeeep of doo uitstuiving van oudee duinen tot op het gondwate. Vede kan stijging van de gondwatespiegel, meestal als gevolg van kustaangoei, leiden tot het ontstaan van duinpiassen. Dynamische pocessen als ovestuiving, uitstuiving, natuulijke fluctuaties van de watestand en incidentele ovestoming doo zeewate bepalen in gote mate de vegetatie van jonge duinpiassen. Wannee deze onvoldoende aanwezig is, kijgt afgestoven plantenmateiaal de kans om op te hopen. Afhankelijk van dynamiek en van factoen als het kalkgehalte van de bodem en de gootte en diepte van de duinpias vindt binnen enkele tientallen tot enkele hondeden jaen velanding plaats. Deze veloopt in het algemeen van open wate, via ietvegetaties en gote zeggenvegetaties naa stuweel en bos. De sootensamenstelling in deze oudee successiestadia wodt voonamelijk gestuud doo de mate waain ontkalking en ophoping van oganisch mateiaal plaatsvindt (Westhoff & van Oosten 99). Vegetatieontwikkeling in jonge duinvalleien Een duinpias bezit vlak na zijn ontstaan een zandige bodem, een estant van de uitgestoven vallei of de afgesnoede standvlakte. Dit zand is, afhankelijk van de locatie, matig tot zee kalkijk. Boven deze kale zandbodem vezamelt zich egenwate en oppevlakkig gondwate, afkomstig uit de omingende duinen. Zowel het wate als de bodem zijn am aan nutiënten. Eventueel kan, doo incidenteel contact met zeewate, het wate aanvankelijk ook bak en voedselijke zijn. De combinatie van een gebuffede, zee nutiëntename watelaag boven een kale zandbodem is in Nedeland onde natuulijke omstandigheden alleen in jonge duinvalleien aan te teffen. Dit geldt ook voo de kaakteistieke vegetatie van jonge duinvalleien. Als eeste pionies veschijnen meestal kanswieen. Deze kunnen gesloten vegetaties vomen in pemanent watehoudende delen. Doo de poduktie van toxische zwavelvebindingen kan de goei van fytoplankton en de kieming van wateplanten woden geemd (Wium-Andeson e.a. 982, Kleiven & Szczepanska 988). Doogvallen leidt tot tijdelijk afsteven van deze 57

61 DUINPLASSEN vegetaties. In minde diepe delen vestigen zich divese amfibische fonteinkuiden (Potamogeton spp) en wateanonkels {Ranunculus spp). Regelmatig doogvallende delen van jonge duinpiassen vomen het optimale milieu voo de associatie van Watepunge en Oevekuid (Samolo-Littoelletum). Nog hoge op de oeve kunnen divese gemeenschappen uit het dwegbiezen-vebond (Nanocypeion flavescentis) woden aangetoffen. Tijdens het ontstaan van een duinvallei is dat de associatie van Standduizendguldenkuiden Kielpanassia (Centauio-Saginetum monilifomis). Langs éénmaal gevomde duinpiassen komt vooal een vom van de daadgentiaan-associatie (Cicendietum filifomis juncetosum mutabilis) tot ontwikkeling. In doge jaen kunnen sooten die behoen tot dit vebond ook op lage gelegen, dooggevallen delen woden gevonden, met name in de associatie van Watepunge en Oevekuid. Op zijn beut kan deze laatste gemeenschap in doge jaen op de plaatsen van de associatie van Ongelijkbladig fonteinkuid (Echinodoo-Potametum gaminei) woden gevonden. Visse (97) heeft een degelijke successie bescheven van het Giltjeplak in de jaen zeventig. In natte jaen heovet de laatste associatie het veloen teein. Relatief gote seizoensfluctuaties in de watestand zijn kenmekend voo duinpiassen en zijn essentieel voo het vookomen van genoemde amfibische gemeenschappen. Bovendien emt het jaalijks doogvallen van delen van de oeve de ophoping van nutiënten en vookomt het woekeing van snelgoeiende, ondegedoken wateplanten. In figuu 4. is de hiemee samenhangende vegetatiezoneing in een jonge duinpias schematisch weegegeven. Tabel 4. Vegelijking tussen de samenstelling van de watelaag en het vocht uit de ondewatebodem van duinpiassen in kalkijke duinen (Voone) en kalkame duinen (Teschelling), na uitvoeing van EGM. Meejaig gemiddelde, getoetst met t-test. Watelaag Bodem Voone Teschelling Voone Teschelling ph Buffecapaciteit ( ieq I" ) Kooldioxide Tubiditeit Otho-fosfaat Nitaat Ammonium Natium Kalium Calcium IJze Chloide Aantal wateen ** 0* * 6. * 247** ** 5.7 (*) 2559* nvt ** 54 ** 880 nvt. 0.62*.0* ** 8 75** 57* 295* 58

62 DUINPLASSEN Jonge duinpiassen Jonge duinvalleien woden langs de hele Nedelandse kust gekenmekt doo dezelfde plantengemeenschappen. Na het ontstaan wodt de plantengoei stek beïnvloed doo het kalkgehalte van de bodem. De twee duingebieden waain ondezoek is gedaan vetegenwoodigen twee uitesten: Voone bezit de meest kalkijke duinbodem van Nedeland en Teschelling de meest kalkame (Westhoff & van Oosten, 99). De mate van ontkalking van de omingende duinen bepaalt in belangijke mate de koolstofbeschikbaaheid in de watelaag. In Voone is het duinzand zee kalkijk, de bodem kan tot mee dan 0% uit kalk bestaan en is niet of slechts zee oppevlakkig ontkalkt (Adiani & van de Maael, 968). In het egenwate lossen op de weg naa de duinplas vooal calciumbicabonaat en in mindee mate magnesiumbicabonaat op. De hoge concentaties bicabonaat in de poeltjes op Voone maken een massa-ontwikkeling van kanswievegetaties mogelijk, die bicabonaat uit de watelaag gebuiken. Geduende het goeiseizoen wodt een goot deel van het in de watelaag aanwezige bicabonaat omgezet in biomassa (fig. 4. en 4.2). Dit wodt in de winte wee aangevuld doo toestoming van kalkijk, oppevlakkig gondwate. Eenzelfde seizoensfluctuatie wed al eede geconstateed in het Beede wate op Voone en het Vogelmee in de Kennemeduinen (Leentvaa 96). Een ande gevolg van de gotee bicabonaatbeschikbaaheid is de snellee afbaak van oganisch mateiaal en dus een hogee omloopsnelheid van nutiënten. De duinen van Teschelling zijn van oospong veel kalkame en daadoo ook tot op gotee diepte ontkalkt. De beschikbaaheid van bicabonaat in de watelaag van de duinpiassen is hiedoo lage (tab. 4.). Hiedoo is ook het buffeend vemogen van de watelaag geinge. Op wame zomedagen kan de ph in de watelaag stek oplopen doo successievelijke uitputting van kooldioxide en bicabonaat in de watelaag. In de duinpiassen op Teschelling kunnen onde deze omstandigheden ph waaden gemeten woden tot ph 9.5. De lagee buffecapaciteit heeft ook een minde uitbundige goei van kanswieen en een minde snelle afbaak van op de ondewatebodem accumuleend oganisch mateiaal tot gevolg. Plaatselijk kan zelfs veenvoming plaatsvinden. Doo de gotee ontkalking van de omingende duinen op Teschelling is het duinzand tot op enige diepte vezuud, waadoo een goot deel van de opgeloste bicabonaten wodt omgezet in kooldioxide. De aanvoe van kooldioxide via het gondwate (tab. 4.) maakt de goei mogelijk van wateplanten die kooldioxide uit de watelaag als koolstofbon gebuiken, zoals Duizendknoopfonteinkuid (Potamogeton polygonifolius) en Tee vedekuid {Myiophyllum alteniflouni). Doo de minde dichte goei van kanswieen kijgen ook isoëtide wateplanten, b.v. Oevekuid {Littoella unifloa) en Stijve moeasweegbee {Echinodous anunculoides) mee uimte. Deze planten zijn voo hun koolstofvooziening aangewezen op het in het bodemvocht aan- 59

63 DUINPLASSEN wezige kooldioxide. Op de oeve komt op de volkomen ontkalkte bodem de daadgentiaan-associatie bete tot ontwikkeling dan in de kalkijke duinen. Kalkmijdende sooten als Dwegvlas (Radiola linoides) en Dwegus {]uncus pygmaeus) komen in de duinen het meest voo op Teschelling, het eiland met de minst kalkijke duinen (Westhoff & van Oosten, 99). Naamate een plas op kalkijke duinzand is gelegen veschuift het accent van koolstoflimitatie naa stikstof- en fosfaatlimitatie (tab. 4.). Fosfaat slaat bij hoge ph nee met het ijkelijk aanwezige calcium (Stumm & Mogan, 98). De exteem lage stikstofconcentaties zijn mogelijk het gevolg van de hie optimale omstandigheden voo denitificatie in de bodem en de hogee biomassa van watelaag vullende planten. De hogee concentaties natium en chloide in de plassen op Teschelling duiden op een gotee invloed van sea-spay, als gevolg van de mee geèxponeede ligging en de hogee windsnelheden op de Waddeneilanden. In de kalkijke duinpoeltjes op Voone is de omloopsnelheid van voedingsstoffen vemoedelijk hoge dan op het kalkame Teschelling. De beschikbaaheid van kalk in de bodem veoozaakt een snelle afbaak van oganisch mateiaal en een snelle denitificatie. In het voojaa, de peiode dat de afbaak van oganisch mateiaal op gang komt, ontstaat een competitie om de vijkomende voedingsstoffen. In de poeltjes van Voone kunnen zich in het voojaa binnen enkele weken dichte kanswievegetaties ontwikkelen. Soms winnen daadwieen deze concuentieslag, zoals in de noodhelft van het Pitje van Jan van Louis in de jaen (eigen waanemingen). Vijwel alle nutiënten zijn zo geduende het goeiseizoen opgeslagen in wateplanten. De vegetatiesamenstelling wijzigt na het ontstaan van een gesloten wateplantenvegetatie nauwelijks, totdat de plas doogvalt. De tofiegaad van dit systeem is het beste te meten in de bodem, aan het begin van het vegetatieseizoen. Als de hoeveelheid kalk in de bodem afneemt, komen voedingsstoffen uit oganisch mateiaal langzame beschikbaa voo wateplanten en neemt ook de hoeveelheid bicabonaat in de watelaag af. De omstandigheden zijn dan gunstig voo langzame goeiende, stek wotelende wateplanten, zoals Oevekuid en Stijve moeasweegbee. Vegetatieontwikkeling in oudee duinvalleien Naamate een duinpias oude wodt, vindt e accumulatie van oganisch mateiaal op de bodem van de plas plaats. De snelheid waamee dit gebeut is ook bepalend voo de snelheid van de successie in duinvalleien (Gootjans e.a. 995A). Dit oganisch mateiaal is afkomstig van afstevende wate- en oeveplanten en inwaaiende bladeen van bomen. Geleidelijk veandet het kaakte van de bodem van zandig, aëoob en voedselam naa moddeig/venig, anaëoob en voedselijke. Doo tanspot van voedingsstoffen naa de watelaag kan peiodiek algenbloei opteden. Beide pocessen leiden tot het vedwijnen van ondegedoken wateplanten en wateplanten van aëobe bodems. 60

64 DUINPLASSEN Dec Vissepitje -»- Paddepoel -*- Tankval -- Dec-9 Dec-92 Dec-9 Dec-94 Dec-95 Datum Figuu 4. Buffecapaciteit van de watelaag van die opgeschoonde duinpoeltjes op Voone ove een peiode van 5 jaa 4000 a Alkaliniteit calcium Magnesium Figuu 4.2 Buffecapaciteit (ueq l A ), calcium- en magnesiumgehalte van de watelaag van poeltjes op Voone in de loop van het jaa. De waaden zijn gecoigeed voo hef effect von indampen (meetbaa als chloide-ophoping) Nymphaeide wateplanten, zoals Dijvend fonteinkuid {Potamogeton nutans) en Veenwotel {Pesicaia amphibia) kunnen onde deze omstandigheden domineen. Wannee voldoende kooldioxide uit het sediment of doo toestomend gondwate wodt aangevoed, wodt de watelaag net boven de bodem opgevuld doo Bonmos {Fontinalis antipyeticd). In ondiepee delen beiden allelei kleine helofyten zich uit ten koste van de associatie van Watepunge en Oevekuid. Holpijp (Equisetum fluviatiele), Lidsteng {Hippuus vulgais) en Gewone watebies {Eleochais palustis) zijn de meest vookomende. Hogeop vindt meestal uitbeiding van Riet [Phagmites austa- 6

65 DUINPLASSEN Chaetum hispidae Echinodoo-Potametum Cicendietum gaminei filifomis j - Gemiddeld hoogwate.60cm Gemiddeld laagwate Chaetum aspeae Figuu 4. Schematische doosnede van een jonge duinpias lis) en andee gote helofyten plaats (fig. 4.4). Eisvij weinig bekend ove de snelheid waamee de hieboven bescheven successie plaatsvindt. Van Dop e.a. (985) vinden in het kalkijke Voone's duin een vevanging van de associatie van Watepunge en Oevekuid doo de associatie van Dienevige en Zwate zegge (Caicetum tinevinigae) binnen 25 jaa. Van de Badhuiskuil op het veel kalkamee Teschelling daaentegen, is bekend dat een doo Oevekuid gedomineede vegetatie zich mee dan 40 jaa heeft gehandhaafd (Bellemakes e.a. 99). Hetzelfde geldt voo de associatie van Watepunge en Oevekuid in delen van het Kapenglop op Schiemonnikoog (Gootjans e.a. 995B). De uitbeiding van helofyten is de inleiding tot een vedee velanding van de plas. In alle typen duinpiassen en ook veel andee oppevlaktewateen bestaat de successie gotendeels uit dezelfde pocessen, m.n. ophoping van oganisch mateiaal, ontkalking en velanding. Hiedoo gaat de oosponkelijke vaiatie in wate- en bodemchemie veloen en gaan de eindstadia van de successie steeds mee op elkaa lijken. Kaakteistieke plantengemeenschappen van allelei typen jonge duinvalleien woden in de loop van de tijd vevangen doo minde specifieke, algemeen vookomende plantengemeenschappen (Westhoff & van Oosten 99, Gootjans e.a. 995B). 62

66 DUINPLASSEN Typho-Phagmitetum Oganisch mateiaal Gemiddeld hoogwate 60cm Gemiddeld laagwate Eleochaito-palustis Hippuidetum Figuu 4.4 Schematische doosnede van een oudee duinplas Vedoging en eutofiëing van duinpiassen Vedoging Sinds het begin van deze eeuw is de dynamiek in de duinen stek afgenomen, met als gevolg dat e nauwelijks mee nieuwe duinvalleien ontstaan. Doo het beëindigen van de intensieve begazing van de duinen is het ontstaan van secundaie vestuivingen stek teuggedongen. Bovendien is vestuiving op veel plaatsen tegengegaan doo de aanplant van Helm {Ammophila aenaia). Atmosfeische stikstofdepositie heeft in de duinen geesulteed in een vesnelde vegassing van het doge duin (Vetegaal e.a. 99), waadoo de kans op vestuivingen vede afneemt. Ook de successie in jonge, natte duinvalleien wodt doo de vehoogde stikstoftoevoe vesneld. Dit uit zich vooal in een hogee biomassa van wateplanten en een vesneld dichtgoeien van de oeves (Eibes & Gudden 987). Doo een algemene daling van de watestand in de duinen is het aantal vochtige en natte duinvalleien zee stek afgenomen. Deze daling is onde andee het gevolg van kustafslag, gondwateonttekking, ontwateing en aanplant van Dennen (Pinus spp) (Westhoff & van Oosten 99). Een pemanent lage watepeil vesnelt bovendien de velanding van duinpiassen. Doo de combinatie van vemindede dynamiek, vesnelde successie en vedoging zijn elatief jonge duinpiassen in kote tijd een zeldzaam 6

67 DUINPLASSEN veschijnsel gewoden en zijn kaakteistieke vegetaties van jonge, natte duinvalleien vedwenen. Oligotofe, natte duinvalleien zijn nu voonamelijk te vinden op de Waddeneilanden en in de duinen van Voone. De schaase natte duinvalleien buiten deze gebieden zijn meest eutoof doo infiltatie van voedselijk iviewate ten behoeve van de dinkwatevooziening. Atmosfeische depositie Doo hun geïsoleede ligging is eutofiëing van duinpiassen vijwel altijd het gevolg van stikstoftoevoe vanuit de atmosfee. Doodat deze exta stikstoftoevoe vooal effect heeft op de snelheid waamee de successie zich voltekt en niet op de wateplantensamenstelling van de divese successiestadia, zijn de gevolgen van atmosfeische depositie in duinpiassen moeilijk te scheiden van de natuulijke successie. Toevoeging van ammonium offosfaat aan kunstmatige duinpiassen in een kas leidde tot een hogee biomassa van helofyten en ammonium gebuikende wateplanten, maa niet tot veandeing van de watekwaliteit (Eibes & Gudden 987). Alle exta inkomende nutiënten weden diect omgezet in biomassa. Dit is ook in natuulijke duinpiassen geconstateed (Leentvaa 96). Eibes en Gudden constateeden vesnelde plantengoei vanaf een depositieniveau van 20 kg N ha" j (fig. 4.5). Dit niveau wodt op veel plaatsen in de duinen ovescheden. Ook uit bemestingspoeven met stikstof en fosfaat in de Koegelwiek, een vochtige duinvallei op Teschelling, blijkt een duidelijke stikstof- en fosfaatlimitatie (Gootjans e.a. 995A). Vede is het niet ondenkbaa dat als gevolg van vezuing doo nitificatie van ammonium ook mee kooldioxide beschikbaa komt in de watelaag. Hiemee lijkt de conclusie geechtvaadigd dat de ovegebleven duinpiassen in Nedeland exta snel dichtgoeien als gevolg van atmosfeische stikstofdepositie. Toename van stikstof en fosfaat in de watelaag wodt pas gemeten wannee de plantengoei geen gelijke ted mee kan houden met de aanvoe van deze nutiënten. Meestal teedt dit alleen in zee late stadia van de successie of bij zee zwae eutofiëing op. Vanwege het ove het algemeen matig tot stek gebuffede kaakte van de watelaag is vezuing in duinvalleien een zeldzaam veschijnsel. Vezuing van duinvalleien teedt slechts op in enkele oude, volkomen ontkalkte duinvalleien in de middenduinen, waa wegzijging oveheest. Voobeelden zijn de van Hunenplak op Teschelling en het Kapenglop op Schiemonnikoog, waa de associatie van Watepunge en Oevekuid is ovegegaan in een sootename veenmosbegoeiing, espectievelijk de associatie van Dienevige en Zwate zegge. In het laatste geval duude dat ongevee 5 jaa (Gootjans e.a. 995B). Met de stabilisatie van onze kustduinen en de vezuende weking van atmosfeische depositie kan woden vewacht dat in de toekomst mee duinvalleien zullen gaan vezuen. 64

68 DUINPLASSEN I IOveig Biomassa kunstmatige duinpias 2jaa beegenen LI Littoelletea ^ Chaetea CD g> Figuu 4.5 kg 20kg 40kg 20 kg Stikstofdepositie (kgn/ha/j) Vegetatie-samenstelling in ovedekte, kunstmatige duinplasjes na twee jaa ammoniumdepositie. De oveige vegetatie bestond vooal uit Veldus (Juncus acutiflous). Naa: Eibes & Gudden, 987 Het behee van duinpiassen In duinpiassen is behee nodig om de natuulijke vaiatie in standplaatsfactoen en vegetatie te handhaven. Naamate de successie vodet, woden kaakteistieke en zeldzame plantengemeenschappen van jonge duinvalleien vevangen doo andee gemeenschappen met minde specifieke eisen. Echte, naast de hie bespoken jonge stadia, moet e ook plaats zijn voo veenvoming en boekbos-ontwikkeling. De meeste van de hiein vookomende plantengemeenschappen wijken weinig af van de in onze laagveengebieden vookomende vegetaties. Enkele zeldzame velandingsstadia van oudee duinvalleien zijn aanwezig in enkele gotee duinpiassen in het Waddengebied en op Voone. Hiein komen onde andee Gote botebloem (Ranunculus lingua), Galigaan (Cladium maiscus), Moeaskatelblad (Pediculaispalustis) en Moeaslathyus (Lathyuspalustis) voo. Behee als altenatief voo natuulijke dynamiek Behee van duinpiassen is steeds noodzakelijke gewoden om effecten van vemindede dynamiek, vedoging, vezuing en eutofiëing tegen te gaan. Het behee van duinpiassen komt nee op het vevangen van de natuulijke dynamiek doo maategelen als maaien, begazen en het peiodiek opschonen. Een goot deel van de nog esteende duinpiassen woden in jaen met lage watestanden gemaaid. Hiedoo wodt 65

69 DUINPLASSEN vooal het opdingen van gote helofyten vetaagd. Peiodiek opschonen houdt in dat zowel het levend als het dood oganisch mateiaal wodt vewijded, waamee de condities van een net ontstane, natte duinvallei woden hesteld. Ook eventueel langs de and goeiende bomen en stuiken moeten zoveel mogelijk woden vewijded om beschaduwing en inwaai van bladeen te bepeken. E kan ook woden gekozen voo het slechts gedeeltelijk opschonen van plassen. Onde de efeentiepojecten bevinden zich zowel gedeeltelijk als geheel opgeschoonde duinpiassen. Ook kan de natuulijke dynamiek woden bevoded doo vestuiving van kustduinen. Vedoging kan woden tegengaan doo het dempen van ontwateingsgeppels, het bepeken van bosaanplant, m.n. naaldbossen, en het bepeken van dinkwatewinning. De natuulijke watekwaliteit en -kwantiteit moet hiebij zo veel mogelijk in stand woden gehouden; zowel aanvoe van andee watetypen als het pemanent vasthouden van lokaal wate weken negatief op de ontwikkeling van vegetaties van natte duinvalleien. Watepeilbehee Koolstoflimitatie in de watelaag van duinvalleien teedt alleen op in wateen op vijwel volledig ontkalkte duinbodem. Doo de geinge abundantie van watelaagvullende wateplanten als Ongelijkbladig fonteinkuid en kanswieen in degelijke duinpiassen kan zich hie een doo isoètiden gedomineede, submese vegetatie ontwikkelen. Het Giltjeplak is hie een goed voobeeld van. Een constant hoog watepeil is nadelig voo zowel ondegedoken als amfibische plantengemeenschappen van jonge duinvalleien. Pemanente inundatie kan leiden tot de ophoping van oganisch mateiaal op de bodem. Bonmos {Fontinalis antipyeticd) pofiteet van het uit de dunne sliblaag vijkomende kooldioxide en kan zodoende doo isoètiden gedomineede vegetaties ovewoekeen. Dit is onde andee waagenomen in de Peekuil, na een eeks natte jaen. Ook kan Tee vedekuid zich doo de ophoping van het oganisch mateiaal lokaal uitbeiden. Tijdelijk doogvallen leidt tot het afsteven van Bonmos, afbaak van oganisch mateiaal en een gunstige vegetatieontwikkeling. De vegetatie van jonge duinpiassen is dus het meest gebaat bij een peilbehee dat zo veel mogelijk de natuulijke fluctuatie volgt. Hestelbehee in duinpiassen Vewijdeenvanoganisch mateiaal Succesvol opschonen van niet vezuingsgevoelige duinpiassen is alleen mogelijk wannee alle bonnen van henieuwde eutofiëing in de onmiddelijke omgeving woden weggenomen. In het begin van het vegetatieseizoen vomt de hoeveelheid otho-fos- 66

70 DUINPLASSEN Figuu 4.6 Duizendknoopfonteinkuid (Potamogeton polygonifolius), een wateplant die in de duinen alleen in duinpiassen op kalkame bodem vookomt faat in het bodemvocht een goede afspiegeling van de fosfoophoping in opgeschoonde duinpiassen. Doo bezinking van plantenmateiaal komt het gootste deel van het fosfaat in de bodem teecht. Ook in de duinpoelen in Voone laat de tofiegaad van de poelen zich het beste afmeten aan de samenstelling van het bodemvocht, aangezien de concentatie in de watelaag voonamelijk bepaald wodt doo de mate van opname van de wateplantenvegetatie. Het opschonen van een poel leidt tot een steke eductie van de beschikbaaheid van zowel ammonium als fosfaat in de ondewatebodem (fig. 4.7). Voo opschoning wed in de bodem van de Badhuiskuil een 20x hogee stikstofconcentatie gemeten dan in het Giltjeplak (Cals & Roelofs 990). Nu is de hoeveelheid beschikbaa stikstof in beide plassen laag. Ook maaien en begazen leiden tot een mee oligotofe situatie in vegelijking met niets doen. Echte, begazing leidt mogelijk ook tot eutofiëing. In het bodemvocht van opgeschoonde poeltjes in Voone bevindt zich soms aanzienlijk mee fosfaat wannee de poeltjes zich bevinden in begaasde teeindelen. Dit kan een gevolgzijn van fosfaataanvoe via de uitwepselen van koeien en paaden; de oeves woden intensief doo de dieen beteden. Een vochtige plek in een doge omgeving is aantekkelijk voo gazes en kan ook leiden tot ovematige vaat aan amfibische wateplanten (Hoentjen e.a. 99). In fequent doo zwijnen bezochte 67

71 DUINPLASSEN watetjes op de Veluwe is ook een vehoogde fosfaatconcentatie waagenomen (van Dam &Otte 996). In paagaaf 4. isal veondesteld dat het vewijdeen van oganisch mateiaal een geschikte hestelmaategel zou zijn om wee te komen tot een oligotofe duinpias met mineale bodem. In tabel 4.2 is het gevolg van deze ingeep voo de kwaliteit van het wate van de ondezochte plassen weegegeven. Nutiëntengehaltes in de watelaag zijn zowel op Voone als op Teschelling zee laag. De watelaag van de in het ondezoek betokken duinpiassen was ook voo opschoning in vijwel alle gevallen gevuld met wateplanten en wed gekenmekt doo een zee lage beschikbaaheid van stikstof (5 p.mol NH4, 5 Umol NO, zie tabel). Ook na het opschonen blijft de beschikbaaheid van stikstof laag. Wel is de hoeveelheid vij beschikbaa fosfaat in de watelaag in de peiode na opschoning gemiddeld duidelijk lage, vooal op Teschelling. Ongetwijfeld is dit het gevolg van een vemindede fosfaataanvoe vanuit de opgeschoonde bodem naa de vegetatie en uiteindelijk de watelaag. Opvallend is de stijging van de hoeveelheid sulfaat in de watelaag van de duinpiassen op Teschelling. Dit hangt mogelijk samen met een vemindede sulfaateductie in de bodem, een anaëoob poces, doo de vewijdeing van anaëobe sliblagen. De stijging van de concentaties calcium, natium en chloide en van de ph en buffecapaciteit woden veoozaakt doo indamping van de watelaag in de doge zomes van 990, 99 en 992. NH4 P Figuu (*) O (M/G) H M/G Behee 2 Jj Nutiëntengehaltes in het bodemvocht van ondewatebodems van 7 opgeschoonde en 0 andes beheede duinpiassen op Voone, in juni 994. Te vegelijking is één meting opgenomen van een velande poel. Behee: O = opgeschoond, M = jaalijks maaien, G = jaoondbegazing, - = niets doen. Naade Wit (994) O E co co e O 68

72 DUINPLASSEN Tabel 4.2 Samenstelling van de watelaag voo en na opschoning van duinpiassen op Teschelling en vegelijking tussen de watekwaliteit van opgeschoonde en niet opgeschoonde poeltjes in Voones duin. Concentaties in (imol l~\ Doo het kleine aantal ondezochte wateen kunnen geen statistische veschillen in de watekwaliteit woden aangetoond. Teschelling Voone's duin Voo EGM Na EGM Geen EGM Na EGM ph Buffecapaciteit ( ieq "') Kooldioxide Tubiditeit (ppm PtCI 2) Otho-fosfaat Nitaat Ammonium Natium Kalium Calcium Sulfaat Chloide Aantal wateen Veandeingen in de wate- en bodemchemie in de peiode na opschonen De effectiviteit van hestelmaategelen in duinpiassen is vooal afhankelijk van de snelheid waamee wee eutofiëing van het systeem opteedt. In paagaaf 4.2. is veondesteld dat deze het eest kan woden afgelezen aan de mate waain fosfaat accumuleet in de bodem. In de eeste 5 jaa na opschoning is in geen van de ondezochte duinpiassen een henieuwde stijging van de fosfaatconcentatie in de ondewatebodem waagenomen (fig 4.8). Een uitzondeing vomt de Badhuiskuil, die late in deze paagaaf zal woden bespoken. Aanvoe van voedingsstoffen kan plaatsvinden doo atmosfeische depositie, doo dielijke mest of doo aanvoe van plantenmateiaal. Dit laatste wodt vooal bepaald doo de mate waain bos en stuweel ond de duinpias is vewijded. Ovematige aanvoe van bladeen is waagenomen op enkele plekken aan de leizijde (=westoeve) van het Giltjeplak en in delen van de Peekuil. In deze laatste plas was de sliblaag in 994 plaatselijk mee dan 0 cm dik en wed hiein een vehoogde fosfaatconcentatie gemeten (Heijste e.a. 994). Een zelfde poces is waagenomen in een opgeschoond poeltje in de Dekkesvallei op Voone. Oveigens kan ook de vom van een duinpias invloed hebben op de watechemie. Van de schotelvomige plassen op Teschelling valt in de zome een elatief goot deel van de oeve doog in vegelijking met de mee komvomige poeltjes op Voone. Hie- 69

73 DUINPLASSEN doo is het effect van indamping op de watekwaliteit gote. Zo vevievoudigt de buffecapaciteit van het esteende wate in Giltjepak, in doge zomes (fig. 4.0). Dit gebeut niet in de poeltjes op Voone (fig 4.2). Wannee het watepeil wee stijgt pofiteen kanswieen van de tijdelijk vehoogde concentaties bicabonaat. 00 Figuu 4.8 N0 O-P04 x 00 Nutiënfenconcentaties in het bodemvocht van ondewatebodems van de hestelde poeltjes op Voone, die, vie en vijf jaa na opschonen De Badhuiskuil Aanvoe van voedingsstoffen via dielijke mest speelt op Teschelling een belangijke ol in de successiesnelheid in duinvalleien. In de Badhuiskuil is waagenomen dat pas opgeschoonde duinpiassen een gote aantekkingskacht kunnen uitoefenen op ovenachtende vogels (Bellemakes e.a., 99). Een zelfde fenomeen is ook geconstateed in de opgeschoonde Moksloot op Texel (Gootjans e.a., 995A). In de Badhuiskuil ovenachtten geduende de zomemaanden enkele hondeden Kleine mantelmeeuwen in de plas. Geduende de zomemaanden gaf dit aanleiding tot een stijging van de hoeveelheid beschikbaa fosfaat in de watelaag (fig. 4.9). Dit veoozaakte een vijwel pemanente algenbloei. De afgestoven algen zakten naa de bodem en vomden daa samen met de uitwepselen een dunne, bijna zwevende sliblaag. Een neveneffect van algenbloei in zwak gebuffede duinpiassen is een zee gote fluctuatie in ph. De affiniteit van algen voo kooldioxide en bicabonaat, die tijdens de fotosynthese woden opgenomen, is gote dan van wateplanten. De uitputting van achteeenvolgens kooldioxide en bicabonaat betekent een veschuiving van het koolstofevenwicht. Hiedoo kan de ph ovedag stek oplopen (Pokony, 990). In de zome van 99 zijn in de 70

74 DUINPLASSEN Badhuiskuil ph waaden gemeten tot ph 9.5. Onde degelijke alkalische omstandigheden wodt ammonium omgezet in moleculai ammonia (NH), wat in zee lage concentaties schadelijk is voo wateplanten (Kohie e.a., 97, Bloemendaal en Roelofs, 988). In de steke gebuffede wateen op Voone blijft de ph onde 8.5. In het najaa van 99 zijn in de buut gote delen van enkele nabuige valleien (Steneplak, Riesplak) opgeschoond. Bovendien was in de natte jaen 994 en 995 een veel gotee wateoppevlakte beschikbaa als ovenachtingsplaats. Dit leidde tot een betee speiding van de meeuwen ove de wateen en een steke afname van de fosfaatbeschikbaaheid in de Badhuiskuil in 994 en 995. De dunne sliblaag is nog steeds aanwezig in het centum van de plas en vomt een pemanente bon voo eutofiëing. Ook Leentvaa (96) vond geduende de zomemaanden een stijging van de fosfaatconcentatie in de watelaag van duinpiassen waain zich een meeuwenkolonie had gevestigd. Dec-90 Dec-9 Dec-92 Dec-9 Datum Dec-94 Dec-95 Figuu 4.9 Veloop van de concentatie otho-fosfaat in de watelaag na opschonen van de Badhuiskuil. Het pijltje geeft het opschonen van de nabij gelegen Steneplak aan Het Giltjeplak In het Giltjeplak constateede Zonneveld (99) vezuing. Doo het wegvallen en/of minde kalkijk woden van de kwel vanuit de middenduinen zijn vooal de vegetaties van kalkijke, vochtige duinvalleien stek achteuit gegaan. Hie is waaschijnlijk veelee spake van ontkalking. Dit heeft niet geleid tot vezuing van de watelaag en bodem van de pemanent watehoudende delen (tab 4., fig 4.0). Volgens Zonneveld zou de vemindede aanvoe van kalkijk wate mede het gevolg zijn van het opstuwen 7

75 DUINPLASSEN van het wate in het Giltjeplak. Ontkalking is voo het vookomen van submese vegetaties die gedomineed woden doo isoëtiden gunstig, omdat dit leidt tot een koolstoflimitatie in de watelaag. Het peiodiek vegoten van de wateafvoe van Giltjeplak heeft een gunstige invloed gehad op de ontwikkeling van een submese isoëtidenvegetatie. Een eventuele stimulatie van kalkijke kwel in de hoge gelegen delen van de vallei is nog niet duidelijk mekbaa (van Aale, 995). Tabel 4. Enkele gegevens beteffende mogelijke vezuing of ontkalking van het vocht uit de ondewatebodem van Giltjeplak (n=4; ) Gem. Sem. Gem. Sem. ph Aluminium/C nlcium atio Buffecapaciteit Magnesium 6 Kooldioxide Ammonium Aluminium Nitaat.6 0. Calcium Ammonium/n 'taat.. 4-'84 -'85 -'9 9-'95 Figuu 4.0 Hef veloop van de buffecapaciteit (ueq. I~ ] ) en de calciumconcentatie (jj/no/ / _ J in de watelaag van Giltjeplak. In de zomes van isde plas bijna dooggevallen. De concentaties natium en chloide vetonen een oveeenkomstig patoon 72

76 DUINPLASSEN Vegetatieontwikkeling Hestelbehee in duinpiassen ise op geicht de kaakteistieke levensgemeenschappen van jonge duinpiassen te behouden. In deze paagaaf zal woden bespoken in hoevee deze doelstelling gehaald is voo de in dit ondezoek betokken pojecten, waabij de naduk ligt op de vegetatieontwikkeling. Vegetatieontwikkeling op de oeves In de duinen heeft de associatie van Daadgentiaan (uit het dwegbiezen-vebond) zijn optimum langs doogvallende, mineale oeves van duinpiassen. Vóó opschoning ontbaken deze mineale oeves en de sooten uit het dwegbiezen-vebond. Het vebond ontwikkelt zich na de hestelwekzaamheden in alle ondezochte duinpiassen binnen enkele jaen, waana een stabilisatie lijkt op te teden (tab. 4.4). Wel schommelt het aantal individuen pe jaa stek. In doge jaen vallen gotee delen van de oeve doog en kan het vebond zich tijdelijk uitbeiden. Zo goeiden in de doge jaen 992 en 99 vele tienduizenden exemplaen Dwegus (Juncuspygmaeus) in de Badhuiskuil en de nabuige, ook opgeschoonde Wateplak. Deze vielen op doo hun maximale afmetingen als gevolg van de fosfaat-eutofiëing doo Kokmeeuwen en Kleine mantelmeeuwen. In natte jaen wodt het vebond teuggedongen tot de bovenand van de oeve. In het Giltjeplak zijn vijwel geen jaalijks doogvallende stukken opgeschoond, waadoo gemeenschappen uit het dwegbiezen-vebond hie vooal in natte jaen bijna niet vookomen (tabel 4.4). Een kleine oppevlak aan geschikte goeiplaatsen hoeft niet samen te gaan met een slechte ontwikkeld dwegbiezen-vebond. Ook in de elatief kleine poeltjes op Voone ontwikkelen degelijke gemeenschappen zich goed. Hie zijn onde andee Bostelbies (Isolepis setaceus), Dwegbloem [Anagallis minima) en Dwegzegge {Caex oedei ssp. oedei) te vinden. Op Teschelling komen daa nog enkele kalkmijdende sooten bij: Dwegus en Dwegvlas {Radiola linoides). Daadgentiaan (Cicendia filifomes) is langs een andee opgeschoonde duinpias op Teschelling gevonden, de Steneplak. Deze vallei is iets zuude (ph wate ) en hie ontbeekt in vegelijking met de Badhuiskuil een aantal baseminnende sooten. Ook de maximale ontwikkeling van de Daadgentiaan-associatie in de nog zuudee Hededesplak duidt e op dat deze plantengemeenschap zich optimaal ontwikkelt op mineale oeves langs oudee, volledig ontkalkte duinvalleien met een beginnende vezuing. Zes jaa na opschonen valt nog geen afname van het aantal indiceende sooten waa te nemen. In alle plassen is de bodem van doogvallende oeves nog voldoende mineaal. De uitbeiding van helofyten op de opgeschoonde oeve veloopt zee taag. In doge jaen vindt wel enige uitbeiding plaats, maa deze gaat gotendeels wee veloen tijdens peioden met hoog wate. 7

77 DUINPLASSEN Tabel 4.4 Hef vookomen van sooten uit het Dwegbiezen-vebond één, die en vie jaen na het opschonen van duinpiassen. () = Alleen gegevens uit de Badhuiskuil bekend. P= Pitje van Jan van Louis, V= Vissepitje, B= Badhuiskuil, G= Giltjeplak. Jaen na opschonen (2) 4 (5) (6) Bleekgele doogbloem P P Dwegbies Dwegbloem B, G B B Dwegus G B B B B B Dwegvlas B B B Dwegzegge B.G B Faai duizendguldenkuid Kielpanassia Watepostelein Zilte geppelus G B B P, V B,P,V P P,V B B,P,V G,P,V P,V B B,P,G Aantal sooten/plas: Teschelling 2 Voon e 0 Totaal Vegetatieontwikkeling in de watelaag Incidenteel doogvallende of pemanent watehoudende delen van de duinpiassen op Voone weden ook voo opschoning nog plaatselijk gedomineed doo kanswieen, waatussen Ongelijkbladig fonteinkuid en Stijve moeasweegbee {Echinodons anunculoides) zich konden handhaven. Een jaa na vewijdeing van alle planten en sublagen heeft deze vegetatie zich in vijwel alle gevallen ove de hele poel uitgebeid (tab. 4.5). Het compleet vewijdeen van de vegetatie heeft hie zeke geen negatief effect op aanwezige waadevolle estpopulaties. Het aantal sooten kanswieen neemt zelfs toe. Nieuw is bijvoobeeld het vookomen van Klein boomglanswie ( Tolypella glomeatä) in de Paddepoel in 994 (de Wit, 994) en in het Pitje van Jan van Louis in 995. Ook heeft zich in het Vissepitje en de Tankval het uitest zeldzame Weegbeefonteinkuid (Potamogeton coloatus) gevestigd. Sinds hie een begin is gemaakt met het opschonen van duinvalleien is het aantal goeiplaatsen van deze soot gestegen van vemoedelijk één naa negen (mond. med. R. van de Meijden). Opvallend is de toename van helofyten in de diepee, voo gote gazes onbeeikbae delen van de watelaag. Gote lisdodde ( Typha latifolid) en Gewone watebies {Eleochaispalustis) beiden zich enkele jaen na opschoning uit en beeiken wee hoge bedekkingen. Op het kalkame Teschelling is de abundantie van kanswieen in de opgeschoonde plassen veel geinge dan op Voone. Alleen na doge zomes kan doo indamping de buffecapaciteit 74

78 DUINPLASSEN hie voldoende oplopen om tijdelijk de goei van aaneengesloten vegetaties van kansbladsooten mogelijk te maken (fig. 4.0). Het kooldioxide gebuikende Buigzaam glanswie weet plaatselijk hoge bedekkingen te beeiken in de Badhuiskuil, mogelijk geholpen doo de vehoogde fosfaat-aanvoe. Tabel 4.5 Abundantie (Tansley, zie pa..) van de aspectbepalende en kaakteistieke sooten van twee in 990 opgeschoonde duinpoelen op Voone: het Vissepitje en de Paddepoel. Aangetoffen kansbladsooten: Ruw kansblad (Chaa aspea), Bokkelig kansblad (C. contaia), Beekbaa kansblad (C globulais), Stekelhaig kansblad (C. majo) en Gewoon kansblad (C. vulgais va. vulgais en va. hispidula), deteminaties E. Nat, VU, Amstedam, plus eigen waanemingen. In totaal zijn in de ondezochte poeltjes op Voone mee dan 00 sooten hogee planten waagenomen (Naa de Wit 994 en eigen waaneming), x = aanwezig. Vissepitje Paddepoel '8 '89 '9 '92 '9 '94 '8 '89 '9 '92 '9 '94 Fijne wateanonkel f f f la f o Gewone wateweegbee f o la o f If Klein boomglanswie o Kleine lisdodde Kansblad sooten Ie ld d X ld X ld ld led ld ld ld led ld Lidsteng ld s Ongelijkbladig fonteinkuid ld led la ld f la a a f Riet Schildeepijs Stijve moeasweegbee Watepunge Weegbeefonteinkuid Tabel 4.6 Ovezicht van de abundanties volgens de Baun-Blanquetschaal van plantensooten in het niet velande gedeelte van Giltjeplak. Opnamen naa Visse (97); opnamen 977 naa Sykoa (978); opnamen 984 naa van Gemet & Maessen (987); opnamen 990 naa van Bees & Kustjens (99); opnamen 992 naa Koopmans en Nabben (99) en opnamen 995 eigen waaneming. Plantensoot '9 '68 '76 '77 '84 '90 '92 '95 Eutofiëing Watenavel Gote kattestaat Watemunt Veenwotel Gewone watebies Bonmos

79 DUINPLASSEN Plantensoot '9 '68 '76 '77 '84 '90 '92 '95 Oveig Duinus Littoelletea Ondegedoken moeasschem Duizendknoopfonteinkuid Veelstengelige watebies Egelbotebloem Ongelijkbladig fonteinkuid Stijve moeasweegbee Knolus Oevekuid Watepunge Am2 Badhuiskuil 994 Am6 I é O Echinodoo-Potametum [jb Rg. Littoella unitloa m Figuu 4. Vegetatie van de Badhuiskuil in 994, 4 jaa na opschonen. Am = amfibische vegetatie, B = bos en stuweel, H = helofyten. Voo de vegetatie-opnamen, zie bijlage 2 De dominantie van onde andee Knolus, Bonmos, Tee vedekuid en Holpijp in de kalkame duinpiassen op Teschelling eind jaen tachtig, indiceede een toenemende eutofiëing (tab. 4.6 en 4.7). Na vewijdeing van het oganisch mateiaal vindt een zee geleidelijke hekolonisatie plaats. Het gotee oppevlak en de koolstoflimitatie in de watelaag dagen in belangijke mate bij aan de tagee hevestiging van een wate- 76

80 DUINPLASSEN laag vullende vegetatie in vegelijking met de poeltjes op Voone. Toch zijn de gehalten aan stikstof en fosfaat in de watelaag hie ove het algemeen hoge dan in de poeltjes in de kalkijke duinen van Voone (tab. 4.). Dit duidt op koolstoflimitatie in de watelaag. Deze wodt, behalve doo de kalkamoede van de duinen en het duinwate op Teschelling, veoozaakt doo het vewijdeen van oganisch mateiaal van de piasbodem. De gevolgen van deze koolstoflimitatie voo de vegetatie zijn het beste te zien in het Giltjeplak (fig. 4.2 en 4.). Het wate van het Giltjeplak is soms stek gekleud doo het oplossen van humuszuen in alkalisch wate dat plaatselijk doo een veenondegond wodt aangevoed. Dit kan bijdagen aan de tamelijk tage vegetatieontwikkeling in deze duinpias en mogelijk ook aan een emming van de goei van kanswieen. Onde ande Stekelhaig kansblad, Beekbaa kansblad en Ruw kansblad komen in lage dichtheden voo. In de nabijheid van gagel- en wilgestuwelen vindt ophoping van bladmateiaal plaats. Op degelijke plaatsen heeft zich in het Giltjeplak een dichte vegetatie, gedomineed doo Ongelijkbladig fonteinkuid {Potamogeton gamineus), ontwikkeld (fig. 4.). Op plaatsen met minde oganisch mateiaal domineet de associatie van Stijve moeasweegbee en Ongelijkbladig fonteinkuid. Stijve moeasweegbee pofiteet, zowel via de bladozetten als met het wotelstelsel, van de koolstof die vijkomt uit de afbaak van oganisch mateiaal. Op delen zonde sliblaag kan alleen Oevekuid oveleven, dat koolstof voonamelijk uit de bodem opneemt. Een vijwel pemanent ondegedoken vegetatie gedomineed doo Oevekuid is een zeldzaam veschijnsel in duinvalleien. Deze gemeenschap kan het beste benoemd woden als een ompgemeenschap van Oevekuid (Schaminée e.a., 995) en heeft vede weinig gemeen met de associatie van Watepunge en Oevekuid. Uit de vegetatieontwikkeling in de watelaag blijkt dat ontkalking niet iets van de laatste jaen is;al in 969 was de bodem van het Giltjeplak begoeid met Oevekuid, Ongelijkbladig fonteinkuid en Duizendknoopfonteinkuid. Opvallend is de achteuitgang van Gote botebloem {Ranunculus lingua) langs de westoeve van het Giltjeplak. Waaschijnlijk is dit het gevolg van lage watestanden geduende een dietal doge zomes. De aanwezigheid van deze soot is, samen met bijvoobeeld de aanwezigheid van Galigaan en Cypezegge (Caex pseudocypeus), een indicatie voo een ontwikkeling naa laagveenachtige vegetaties die goeien bij een elatief constant watepeil. Vehoogde watepeilfluctuaties vegoten de kansen voo kaakteistieke vegetaties van jonge duinvalleien en lijken nadelig voo de vedee ontwikkeling naa velandingsgemeenschappen. Vehoogde wateafvoe via de stuw heeft tot nu toe alleen in de winte 99/994 en 994/995 plaatsgevonden. 77

81 DUINPLASSEN Giltjeplak 995 m mm Echinodoo-Potametum Echinodoo-Potametum 2 Echinodoo-Potametum Echinodoo-Potametum 4 Rg. Littoella unifloa Samolo-Littoelletum Samolo-Littoelletum 2 Chaetum aspeae Figuu 4.2 Vegetatie het Giltjeplak in 995, 4 jaa na opschonen. Am = amfibische vegetatie, Aq = aquatische vegetatie, H = helofytenvegetatie. Voo de vegetatie-opnamen, zie bijlage 2. Te vegelijking zijn op de kleine kaatjes de oppevlakten bezet doo gemeenschappen uit de oevekuidklasse in 969 en 990, geaceed weegegeven. 78

82 DUINPIASSEN ^ x Potamogeton gamineus, Potamogeton polygonifolius ê â Eiland Potamogeton polygonifolius geslotenvegetatie Potamogeton gamineus geslotenvegetatie m Figuu 4. Vespeiding van Ongelijkbladig en Duizendknoopfonteinkuid (Potamogeton gamineus en P. polygonifolius) in het Ghltjeplak in 994 (uit: Zwat, 996) 79

83 DUINPLASSEN De Badhuiskui De Badhuiskuil is na de opschoning wee in vij enstige mate geëutofieed (fig. 4.9). Als gevolg van de eutofiëing doo ustende meeuwen heeft in de watelaag van de Badhuiskuil van 99 tot 99 peiodieke algenbloei plaatsgevonden (fig. 4.4). Hiedoo is de lichtinval op de bodem nog veel mee bepekt dan in het Giltjeplak. Een vegelijking met de vegetatieontwikkeling in Giltjeplak maakt duidelijk dat dit ook zijn uitweking heeft gehad op de vegetatie (fig. 4. en tab. 4.7). De bodem van de Badhuiskuil was in deze peiode in de diepee delen bedekt met een dunne laag makkelijk opwevelend, fosfaatijk slib. Plaatselijk zweeft hie een laag Buigzaam glanswie {Nitella flexilis) boven. Alleen in de oevezone heeft zich veel Stijve moeasweegbee gevestigd. Hie ukken echte ook helofyten op, met name Riet en Gewone watebies. Andee indicaties voo eutofiëing zijn de aanwezigheid van Schedefonteinkuid (Potamogeton pectinatus), Dijvend fonteinkuid en Aavedekuid {Myiophyllum spicatum) in de watelaag en plaatselijk veel Wolfspoot (Lycopus euopaeus) op de oeve. In 994, nadat de algenbloei stek veminded was, heeft Oevekuid zich gevestigd. Een jaa late vond een snelle uitbeiding van ondegedoken wateplanten plaats, met name van Oevekuid, Tee vedekuid, Ongelijkbladig fonteinkuid en Stijve moeasweegbee. De vegetatie ontwikkelt zich nu in de ichting van de situatie zoals deze wed aangetoffen in de jaen zestig en zeventig (tab. 4.7). In de kleine plas aan de noodkant van de Badhuiskuil, de Peekuil, is de vegetatieontwikkeling doo de afwezigheid van gote aantallen meeuwen enkele jaen eede begonnen. Echte, doo de kleine oppevlakte, het kleine aandeel van doogvallende oeves en de bladinwaai van het omingende gagelstuweel accumuleet hie plaatselijk veel oganisch mateiaal. In 995 kwam de vegetatiesamenstelling ongevee oveeen met die in de Badhuiskuil. In de natte jaen 994 en 995 heeft in de ondezochte plassen op Teschelling Bonmos zich uitgebeid. Tabel 4.7 Ovezicht van de abundanties (Baun-Blanquet) van plantensooten in de Badhuiskuil. Opnamen naa Visse (97); opnamen 977 naa Sykoa (978); opnamen 984 naa van Gemet & Maessen (987); opnamen 990 naa van Bees & Kustjens (99); opnamen 99 naa Raaijmakes (99); opnamen 992 naa Koopmans en Nabben (99); opnamen 994 naa Zwat (996) en opnamen 995 eigen waaneming. Plantensoot '9 '56 '70 '77 '84 '90 '9 '92 '94 '95 Eutofiëing Gote kattestaat Gewone watebies Dijvend fonteinkuid Holpijp

84 DUINPLASSEN Plantensoot '9 '56 '70 '77 '84 '90 '9 '92 '94 '95 Mattenbies Bonmos Tee vedekuid Zompus 2 Littoelletea Duizendknoopfontein kuid Stijve moeasweegbee Ongelijkbladig fonteinkuid Knolus Ondegedoken moeasschem Veelstengelige watebies Oevekuid jten"- f-. Figuu 4.4 De Badhuiskuil in 992, die jaa na de hestelwekzaamheden. Duidelijk zichtbaa zijn de dijvende algenmatten als gevolg van de fosfaatbemesting doo Kleine mantelmeeuwen

85 DUINPLASSEN Conclusies Tabel 4.8 Het vookomen van in Nedeland bedeigde hogee planten in de efeentiepojecten in Voone's duin en op Teschelling voo en na hestel. = Giltjeplak, 2= Badhuiskuil, = Vissepitje, 4= Pitje van Jan van Louis, 5= Paddepoel, 6= Tankvallei. RL. = Rode lijst categoie. () = voo estauatie incidenteel, daana egelmatig, = voo estauatie niet, daana egelmatig, idem, minstens 00 exemplaen, - = achteuitgang, 0 = gelijkgebleven, Î = voouitgang, T Î = steke voouitgang (> 00 exx. en > 50 % toename) RL Duizendknoopfonteinkuid Dwegbloem Dweg us Dwegvlas Dwegzegge Faai duizendguldenkuid Hefstbitteling Kielpanassia Oevekuid Ondeg. moeasschem Ongelijkbladig fonteinkuid Stijve moeasweegbee Tee vedekuid Weegbeefonteinkuid () () TT () T TT () 0 i TT 0 () () T 0 T () Samenvattend kan woden gesteld dat in alle efeentiepojecten de voo jonge duinvalleien typische sediment-en watekwaliteit en de bijbehoende vegetatiezoneing teugkeet na opschoning, inclusief de kaakteistieke, bedeigde plantensooten (tab. 4.8). E zijn veschillen in de snelheid waamee hekolonisatie plaatsvindt. De kleine poeltjes op Voone bezitten binnen een jaa na opschonen wee een gesloten dek van kanswieen. In de gotee, minde kalkijke duinpiassen op Teschelling gaat dit aanzienlijk langzame. Hie vomen zich vooal vegetaties van isoetiden en watelaag vullende wateplantenvegetaties van zwak gebuffede wateen. Eutofiëing van de watelaag, bijvoobeeld doo fosfaat uit mest, leidt vooal tot een snelle dichtgoeien van de oeve en algenbloei in het wate. Ophoping van plantaadig mateiaal bevoodeelt vooal mesotafente en eutafente, watelaag vullende wateplanten. Regelmatig doogvallen van de piasoeves en incidenteel doogvallen van de piasbodem gaat eutofiëing tegen. E is geen tanspot van voedingsstoffen vanuit niet opgeschoonde delen naa opgeschoonde delen geconstateed. Wannee nog een zaadvooaad of estpopulatie aanwezig is, is opschonen van de ondewatebodem en oeve van de poel of plas, onde de hieboven genoemde voo- 82

86 DUINPLASSEN waaden, voldoende voo de teugkee van sooten van elatief jonge duinpiassen. Maaien kan helpen om deze situatie lange tijd in stand houden. Begazing kan ook de successie vetagen ofzelfs teugzetten, maa is niet zonde mee aan te bevelen; dit kan leiden tot eutofiëing en ovebegazing. Waaschijnlijk is ook het egelmatig opschonen van delen van gotee duinpiassen een goede beheesmaategel; eis nauwelijks een veschil in sootenijkdom geconstateed tussen kleine wateen, zoals de Peekuil en de poeltjes op Voone, en de gotee plassen. Op een klein plagstookje in het Giltjeplak konden bijna alle sooten woden aangetoffen die ook late in de opgeschoonde duinplas zijn gevonden. 8

87 Zwakgebuffede wateen De oecologie van zwak gebuffede wateen Zwak gebuffede wateen bezitten een buffecapaciteit die schommelt tussen de 0. en.0 meq/lite. Plassen met een degelijke watekwaliteit zijn van natue gelegen op de ovegang van hooggelegen, zue zandgonden naa beek- of iviedalen. Natuulijke zwak gebuffede wateen zijn gotendeels ontstaan uit oude beek- en ivielopen. De samenstelling van de vegetatie die deze oude lopen koloniseet hangt af van de hoeveelheid en samenstelling van het gondwate dat naa deze laagtes toestoomt. Na de bedijking van de ivieen zijn ook zwak gebuffede wateen ontstaan als gevolg van dijkdoobaken op plaatsen waa de dijk genst aan hogee zandgond. Buiten deze ovegangszone kunnen plassen met zwak gebuffed wate ontstaan als gevolg van menselijk gaafwek in zwak zue bodem, o.a. doo het gaven van leemkuilen. Doo het geleidelijk dichtgoeien van zwak gebuffede wateen met gote helofyten kan in geïsoleede delen vezuing en veenvoming opteden. Veel zachtwateplassen kennen een histoie van hehaalde ve- en uitvening, waadoo de bodem behalve uit zand-, leem- en klei-afzettingen ook uit veen kan bestaan. Deze heteogene bodemopbouw geeft aanleiding tot het naast elkaa vookomen van een elatief goot aantal veschillende plantengemeenschappen. Vede is het niet vewondelijk dat in deze ingewikkelde ovegangssituaties vele nationaal en intenationaal zeldzame plant- en diesooten vookomen (tab.. en 2.). Het zou te ve voeen om hie de ecologie van alle plantengemeenschappen die in zwak gebuffede wateen kunnen vookomen, te behandelen. Het navolgende is dan ook bepekt gebleven tot de meest gebuikelijke plantengemeenschappen die vookomen in de watelaag en op doogvallende, kale oeves. Helofytengemeenschappen en andee velandingsstadia woden slechts zijdelings aangehaald. Vlak na het ontstaan of uitvenen van een zachtwateplas zijn zowel de bodem als de oeve onbegoeid. In dit stadium kunnen een aantal kaakteistieke pioniegemeenschappen opteden (fig. 5.2). Op de oeve gaat het dan om gemeenschappen uit het dwegbiezen-vebond, met name de daadgentiaan-associatie (Cicendietum filifomis). Lage in de zoneing floeen de pilvaen-associatie (Pilulaietum globulifeea) en de associatie van Vlottende bies (Scipetum fluitantis). In pemanent geïnundeede delen vestigen zich als eeste kanswieen. Meestal beteft het sooten van het geslacht glanswie {Nitelld). Deze sooten gebuiken in tegenstelling tot de kansbladsooten (Cham spp.) uit duinpiassen kooldioxide in plaats van bicabonaat als koolstofbon. Al deze pioniegemeenschappen zijn afhankelijk van een geoxideede, niet voedselijke zand-, leem- of veenbodem. 85

88 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Figuu 5. Ondegedoken noeasschem (Apium inundatum), een plant die optimaal vookomt in zachte wateen Met het afnemen van de buffecapaciteit neemt de diepte tot waaop bijvoobeeld Oevekuid vookomt, toe. Hievan is een eeks samen te stellen: duinplassen-zwak gebuffede wateen-zee zwak gebuffede wateen-uitest zwak gebuffede Noose meen. In zwak gebuffede wateen woden na de pioniefase in diepee delen vooal gemeenschappen uit de fonteinkuiden-klasse (Potametea) aangetoffen en niet uit de oevekuid-klasse. In ondiepe delen van een ven woden kanswiegemeenschappen binnen enkele jaen vevangen doo de naaldwatebies-associatie (Littoello-Eleochaitetum aciculais) en de associatie van Stijve moeasweegbee en Ongelijkbladig fonteinkuid (Echinodoo-Potametum gaminei). In deze fase komen de subtiele veschillen in wate- en bodemwatekwaliteit het meest duidelijk tot uiting in de vegetatie. In de watelaag is de beschikbaaheid van koolstof de belangijkste facto die de vegetatiesamenstelling bepaalt. Bij een buffecapaciteit beneden meq/lite ontbeken de meeste bicabonaatgebuikende sooten, b.v. Weegbeefonteinkuid (Potamogeton coloatus) en Fijne wateanonkel {Ranunculus aquatilis). De hoeveelheid beschikbaa kooldioxide in de watelaag wodt doo een dietal pocessen gestuud. Kooldioxide kan diect woden aangevoed via aanvoe van 86

89 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Echinodoo-Potametum gaminei Cicendietum filifomis Gemiddeld hoog wate ±60cm Gemiddeld laag wate Littoello-Eleochaitetum aciculais Nitellion flexilis Figuu 5.2 Schematische doosnede van een jong, zwak gebuffed wate Nymphaeion Typho-Phagmitetum Oganisch mateiaal Gemiddeld hoog wate ±60cm Gemiddeld laag wate Figuu 5. Schematische doosnede van een oude, zwak gebuffed wate 87

90 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN koolzuuijk kwelwate of oppevlaktewate. Ook kan zuu gondwate in contact komen met gebuffed oppevlaktewate, waadoo bicabonaat wodt omgezet in kooldioxide. Tenslotte kan kooldioxide vijkomen uit afbaak van oganisch mateiaal in het sediment en diffundeen naa de watelaag. Wannee koolstof wodt aangevoed via kwel- of oppevlaktewate is gewoonlijk een goot deel van de watelaag gevuld met kooldioxide gebuikende wateplanten. Onde elatief alkalische omstandigheden (buffecapaciteit > 0.5 meq/) zijn dit o.a. Gote wateanonkel (Ranunculus peltatus) en Wateviolie (Hottonia palustis), in minde gebuffed wate o.a. Vlottende bies en Tee vedekuid. Als de juist genoemde aanvoe geing is of ontbeekt, zijn ook de juist genoemde wateplanten afwezig. Wateplanten zijn dan voo hun koolstofvooziening aangewezen op de bodem. Wannee deze een hoog gehalte aan makkelijk afbeekbaa oganisch mateiaal bevat, is de poduktie van kooldioxide meestal zo goot dat e veel diffusie naa de watelaag plaatsvindt. Enkele kleine wateplanten met een kuipende goeiwijze zijn hie aan aangepast. Doo de bodem te bedekken met een enkele centimetes hoge, dichte mat wodt vijwel alle diffundeende kooldioxide opgenomen voo het de watelaag boven de planten beeikt. Glaskoos (Elatine hexandd) en Naaldwatebies (Eleochais aciculais) zijn de meest spekende voobeelden. Ook Bonmos (Fontinalis antipyetica), een boven de bodem zwevend slaapmos, pofiteet van deze koolstoflek naa de watelaag. Op een ondewatebodem zijn ook vaak plekken te vinden waa zich geen oganisch mateiaal kan ophopen, bijvoobeeld op hellende delen of delen die doo wind en golfslag woden benvloed. Hie is de beschikbaaheid van kooldioxide veel geinge, de koolstofhuishouding lijkt hie mee op de koolstofhuishouding in een zee zwak gebuffed wate. Op degelijke plaatsen kunnen isoëtiden, planten met stevige bladeen in een wotelozet, decennia lang aaneengesloten vegetaties vomen. De meest bekende zijn Oevekuid (Littoella uniflod), biesvaens (Isoè'tes spp) en Watelobelia (Lobelia dotmannd). Deze beschikken ove het algemeen ove een elatief goot wotelstelsel waamee zuustof in de bodem kan woden gepompt. Dit stimuleet de nitificatie en de afbaak van oganisch mateiaal en dus het vijkomen van nitaat en kooldioxide. Dit wodt vevolgens via de wotels doo de plant opgenomen. In zwak gebuffede wateen is een aantal obligaat acidofiele sooten, zoals veenmossen (Sphagnum spp) en zonnedauw (Dosea) sooten, meestal bepekt tot geïsoleede delen waa vezuing opteedt. De oeves van zwak gebuffede wateen woden geleidelijk gekoloniseed doo divese tot de iet-klasse (Phagmitetea) behoende gemeenschappen (fig. 5.). Op minde vaak doogvallende, niet doo gote helofyten gedomineede delen van de oeve hoopt zich langzaam oganisch mateiaal op. Wannee deze plaatsen doogvallen teden veelal pioniegezelschappen uit de tandzaad-klasse (Bidentetea) op, in plaats van de pioniegezelschappen van mineale, voedselame bodem uit de dwegbiezen-klasse 88

91 DE OECOLOGIEVANZWAKGEBUFFERDEWATEREN (Isoeto-Nanojuncetea). Het meest gangbaa is de vevanging van de daadgentiaan-associatie doo de associatie van Knikkend tandzaad en Watepepe (Polygono-Bidentetum) in de loop de tijd. Op de bodem kan een vedee accumulatie van oganisch mateiaal en dus voedingsstoffen plaatsvinden. De associatie van Stomp fonteinkuid (Potametum obtusifolii) kan zich uitbeiden op de moddebodem. Meestal teden in dit stadium echte nymphaeide wateplanten, zoals Dijvend fonteinkuid (Potamogeton natans) en Witte watelelie (Nymphaea alba) op de voogond. Deze planten nemen voedingsstoffen op uit de bodem, die bij afsteven beschikbaa komen in de watelaag. Hiedoo kan peiodiek algenbloei opteden. Sooten uit de voige stadia vedwijnen doo anaëobie van de bodem en concuentie om licht. Vezuing en eutofiëing van zwak gebuffede wateen Zwak gebuffede wateen zijn vaak gelegen op de gens van systemen met zuu, oligotoof wate en gebuffed, meso- tot eutoof wate. Doo deze intemediaie positie, balanceet de watekwaliteit tussen vezuing en eutofiëing. Atmosfeische depositie, vemindeing van aanvoe van gebuffed kwelwate doo gondwatestandsdaling of stopzetting van de aanvoe van gebuffed oppevlaktewate hebben in veel gevallen vezuing in de hand gewekt. In situaties waa de aanvoe van gebuffed oppevlaktewate gehandhaafd is, is vaak eutofiëing en vesnelde successie opgeteden doo de belasting van het aangevoede oppevlaktewate met stikstof en fosfaat. In die gevallen waa schijnbaa geen eutofiëing of vezuing is opgeteden, zijn de kaakteistieke wateplantengemeenschappen van zwak gebuffede wateen vaak vedwenen als gevolg van natuulijke successie, eventueel vesneld doo atmosfeische depositie. Alleen op geëxponeede plaatsen in gote wateen kunnen isoëtiden eeuwenlang stabiele vegetaties vomen (Ats 990). Vezuing In de inleiding is het poces van vezuing van oppevlaktewateen bescheven. Hiein is ook vemeld dat vezuing van mee gebuffede wateen een langduige poces is. De fase met hoge kooldioxidepoduktie uit cabonaten houdt lange aan dan in minde gebuffede wateen. Isoëtide wateplanten vedwijnen doo vezuing en doo woekeing van met name Knolus en veenmossen. Wannee de bodem vezuut, komt ook de velanding tot stilstand. Vezuing van de bodem kan leiden tot het vedwijnen van een aantal helofyten, zoals Riet {Phagmites austalis). De meeste oveige wateplanten vedwijnen doo zuuschade, toxische effecten van aluminium, ophoping van ammonium en het vedwijnen van nitaat (Maessen e.a. 992; Roelofs 986; Schuukes e.a.

92 DE O E C O L O G I E V A N Z W A K G E B U F F E R D E W A T E R E N 986). Doo de lange aanhoudende fase met snelle plantengoei ontwikkelt zich in vezuude, zwak gebuffede wateen vaak een dikke laag weinig afgeboken oganisch sediment. De hiein ovelevende Witte Watelelie (Nymphaea alba) vomt vaak nog de enige aanwijzing voo het mee gebuffede veleden. Eutofiëing Eutofiëing in zwak gebuffede wateen kan het gevolg zijn van de aanvoe van voedingsstoffen met oppevlaktewate of doo de inwaai van gote hoeveelheden bladmateiaal van de omingende vegetatie. De uitweking hievan is, zoals bescheven in de inleiding, gotendeels afhankelijk van de buffecapaciteit (het bicabonaatgehalte) en het sulfaatgehalte van de watelaag. Als in zwak gebuffede wateen in het veleden opbouw van veen heeft plaatsgevonden, kan bij aanvoe van gebuffed, sulfaatijk wate een aanzienlijke intene eutofiëing plaatsvinden. Dit poces is ook expeimenteel nagebootst met veenesten uit de Banen (fig. 5.4). Uit deze poeven kwam naa voen dat het doo iviewate aangevoede sulfaat nog mee dan bicabonaat het vijkomen van fosfaat uit de venige bodem veoozaakt. In het sediment vindt eductie van sulfaat plaats, waabij bicabonaat wodt gegeneeed. Het vijkomende bicabonaat stimuleet de minealisatie van het veen. De geeduceede zwavelvebindingen vedingen aan ijze gebonden fosfaten. Beide pocessen leiden tot een stijging van de fosfaatconcentatie in de bodem. Wannee naast sulfaat ook bicabonaat wodt aangevoed, is een nog gotee intene eutofiëing het gevolg. Ook kunnen doo eductie van sulfaat _. 7 - E 6. ^ 5 O 4 o 2 0 J Figuu 5.4 2,0 HC0 4S04 0, HC0 4S04 2,0 HC0 0SO4 0, HC0 0SO tijd (indagen) Ophoping van otho-fosfaat in het bodemvocht van veen uit de Banen onde invloed van veschillende bovenstaande watetypen (0 en 4 mmol sulfaat en 0, en 2 mmol bicabonaat). Uit: Soontiëns,

93 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN vij gote hoeveelheden sulfiden vijkomen, waadoo allelei wotelende wateplanten en helofyten af kunnen steven. In exteme gevallen kunnen doo eutofiëing, anaëobie in de bodem en ophoping van toxische vebindingen bijvoobeeld gote delen van de ietgodel afsteven (Ostendop 989). Wannee met kwelwate voldoende geeduceed ijze wodt aangevoed kan eutofiëing enigzins woden vookomen doo het neeslaan van ijzefosfaten. Zowel vezuing als eutofiëing kunnen dus leiden tot het vedwijnen van ondegedoken wateplanten (Ats, 990) en van de meeste helofyten. Gote nymphaeiden, zoals Witte watelelie en Gele plomp (Nupha lutea) blijken het beste opgewassen tegen zowel vezuing als eutofiëing. Het behee van zwak gebuffede wateen Het vootbestaan van zwak gebuffede wateen is al eeuwenlang gotendeels afhankelijk van menselijke activiteiten. Doo de elatief voedselijke bodem vindt in enkele decennia velanding plaats. Wateen die niet egelmatig uitgeveend weden zijn dichtgegoeid met boekbossen. Hestelmaategelen in deze natuugebieden kunnen aansluiten bij de voegee ingepen in de hydologie en successie, waadoo de mogelijkheden voo hestel van de gewenste vegetaties goot zijn. Aan de andee kant is het behee van zwak gebuffede wateen een vootduend balanceen tussen vezuing en eutofiëing. De gevolgen van eutofiëing kunnen geneutaliseed woden doo het stopzetten van de aanvoe van eutoof en/of gebiedsveemd wate, het vewijdeen van ophopingen van oganisch mateiaal en het teugzetten van de successie doo het vewijdeen van stuweel en helofyten. De aanvoe van gebuffed wate moet dan wel gewaabogd blijven. In sommige gevallen wodt nog gebuffed kwelwate aangevoed. In alle andee gevallen is, aansluitend op de situatie in het veleden, aanvoe van schoon, gebuffed oppevlaktewate of gondwate nodig om de vezuende weking van de atmosfeische depositie te neutaliseen. Het hestel van zwak gebuffede wateen Onde de bij dit ondezoek betokken pojecten bevinden zich twee zwak gebuffede wateen, de Banen en de Boekse wielen. Van de Boekse wielen is een vietal wielen opgeschoond. In dit hoofdstuk ligt de naduk op de twee gootste opgeschoonde wielen. Ook het Rietven, ondedeel van het efeentiepoject de Begvennen, kan woden beschouwd als een zwak gebuffed wate dat na isolatie geleidelijk is vezuud. De esultaten van hestelmaategelen in dit ven woden samen met de oveige vennen in het teein de Begvennen bespoken in hoofdstuk 6. 9

94 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Veandeingen in (bodem-)watekwaliteit na estauatie Zowel de Banen als de Boekse wielen zijn enstig geëutofieed geweest, maa nooit vezuud. Het vewijdeen van opgehoopt oganisch mateiaal heeft in de watelaag van beide systemen geleid tot een lage kooldioxide- en fosfaatgehalte (tab. 5.). Doo de invloed van maaswate in de Banen in het veleden wijkt de watechemie van dit ven stek af van de watechemie in de decennia lang geïsoleed gebleven Boekse Wielen, eden om beiden hiena afzondelijk te bespeken. Tabel 5. Vegelijking tussen de samenstelling van de watelaag van de Boekse wielen voo en na uitvoeing van EGM. Concentaties in \imol l~\ Voo de ontwikkelingen in de Banen, zie tab ph Buffecapaciteit (^ieq f') Kooldioxide Tubiditeit (ppm PtCI 2) Otho-fosfaat N itaat Ammonium Natium Kalium Calcium IJze Zwavel Chloide Voo hestel Na hestel Boekse Wielen Wateen waain de kwantiteit en de kwaliteit van het aangevoede wate in de loop de tijd niet gondig is gewijzigd, maa waa wel eutofiëing is opgeteden doo atmosfeische depositie en vesnelde successie, lenen zich bij uitstek voo het nemen van hestelmaategelen. In deze wateen bevindt zich meestal nog een intacte zaadvooaad en doo opschonen kunnen wee de gunstige goeivoowaaden van een jong, zwak gebuffed wate ontstaan, iets wat ook geldt voo het efeentiepoject de Boekse wielen. De Boekse wielen zijn zoalsveel zwak gebuffede wateen gelegen op de and van twee watesystemen; zuu wate wat vanuit het Kempens plateau afstoomt en gebuffed wate in het Maasdal. In peioden met een goot neeslagoveschot neemt de invloed van zuu wate toe. Elke winte vindt een daling van de buffecapaciteit plaats die gepaad gaat met een vehoogd nitaatgehalte (fig. 5.5). Dit wijst op invloed van zuu, 92

95 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN doo landbouw beïnvloed wate vanuit het Kempens plateau. Het effect is het meest duidelijk in de natte wintes van begin 994 en begin 995. In de zome vedwijnt het nitaat uit de watelaag als gevolg van consumptie doo wateplanten en eductie van nitaat in de anaëobe sublagen. Met de vewijdeing van de sublagen uit de Boekse wielen is een belangijke bon van kooldioxide, fosfaat, ammonium en buffecapaciteit vedwenen. De beschikbaaheid van fosfaat en kooldioxide in de watelaag zijn na opschoning in najaa 99 stek gedaald (tab. 5.). Hiedoo teedt minde algenbloei op; de tubiditeit van het wate blijft laag (fig 5.5). Ook koosdekken teden minde op, wellicht deels doo een vebetede windweking. Eén en ande betekent een vehoging van het zuustoftanspot naa de watelaag en een vemindede zuustofconsumptie in de watelaag. Een goede zuustofhuishouding is een essentiële levensvoowaade voo veel macofauna-elementen. De alkalinisatie in de Boekse wielen die de laatste jaen voo hestel optad is, doo vemindeing van buffecapaciteit geneeende eductiepocessen in de sliblaag, tot stilstand gekomen (fig. 5.5). Nitaat heeft doo de vebetede beschikbaaheid van zuustof ammonium vevangen als meest aanwezige stikstofvom. De bodem op de opgeschoonde delen bestaat gotendeels uit zand. Met het toenemen van de diepte neemt ook de hoeveelheid oganisch mateiaal, fosfaat en ammonium in de bodem toe (tab. 5.2). Dit is deels natuulijk omdat plaatselijk ook dunne lagen voedselijkee ivieafzettingen aanwezig zijn (Bonges, 99) en deels het gevolg van voedselijk slib, dat vanuit de niet opgeschoonde delen uitwaaiet ove de venbodem tijdens peioden met gote tubulentie. Diffusie van fosfaat naa de watelaag wodt vehinded doo de aanwezigheid van vij ijze in het bodemvocht. Dit zijn de optimale omstandigheden voo een explosieve goei van Tee vedekuid {Myiophyllum altenifloum). Wannee deze vegetatie afsteft komen de voedingsstoffen vij in de watelaag, waadoo peiodiek woekeing van daadalgen opteedt. Een schatting op gond van de totale hoeveelheid Tee vedekuid en het gemiddelde fosfaatgehalte in deze plant (tab. 5.2) is dat doo afsteven van deze vegetatie jaalijks ongevee lflmol fosfaat pe lite vij kan komen in de watelaag. Metingen aan het zee vewante Aavedekuid (Myiophyllum spicatum) geven aan dat deze soot een oveeenkomende hoeveelheid fosfo bevat (Capente 980, Bako & Smat 980, 986). Hievan komt ongevee 40% in de watelaag als vij beschikbaa fosfaat (Capente, 980). De uiteindelijke hoeveelheid fosfaat die doo het afsteven van de bovengondse biomassa in de watelaag teecht komt is dan ongevee 0,4 lmol otho-fosfaat pe lite. In combinatie met de aanvoe van nitaatijk gondwate leidt dit tot het opteden van algenbloei in de watelaag. 9

96 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN 60 Jul-90 Jul-9 Jul-92 Jul-9 Jul-94 Jul Jul-9 Jul-92 Jul-9 Jul-94 Jul Jul-9 Jul-92 Jul-9 Jul-94 Jul-95 Figuu 5.5 Jaalijkse fluctatie van de nitaatconcentatie, tubiditeit en buffecapaciteit in de watelaag van de Boekse wielen, na hestel 94

97 DE OECOLOGIEVAN ZWAKGEBUFFERDEWATEREN Tabel 5.2 Fosfaatconcentaties in de watelaag, in het bodemvocht van de zone met Tee vedekuid, in het achtegebleven slib en in enkele watelaag vullende planten in de Boekse Wielen (januai 995). Concentaties in umo// lite (bodem en wate) of umof/gam dooggewicht (planten). * = gemiddelde van 6 metingen. Wate Bodem, Bodem, Slib* Tee Filamenteuze mineaal oganisch vedekuid algen 0-P De vewijdeing van sliblagen en stuweel op de oeve heeft geleid tot een teugkee van een systeem dat vooal fosfaat- en koolstofgelimiteed is, en waain nitaat de dominante stikstofvom is. Echte, aanvoe van stikstof via de atmosfee en het gondwate en tanspot van fosfaat vanuit de matig voedselijke bodem en vanuit de nog aanwezige sliblagen zogen voo een vij hoge successiesnelheid en voo peiodieke algenbloei en ondeschepping van licht voo wateplanten. In wateen met een vij voedselijke bodem zijn gemeenschappen uit de oevekuid-klasse daadoo vooal op de oeve te vinden. Doo het opschonen van de glooiende oeves en doo de aanwezigheid van voldoende dynamiek in de vom van een stek wisselende watestand zijn de levensvoowaaden voo met name gemeenschappen uit de oevekuid-klasse en de dwegbiezen-klasse toch uimschoots aanwezig. DeBanen Eutofiëing van een zwak gebuffed wate gaat meestal gepaad met een vehoogde buffeing van het wate. Hiedoo vindt de eeste jaen na uitvoeing van hestelmaategelen in geëutofieede systemen geen vezuing plaats. Tijdelijke isolatie kan zelfs nodig zijn om de buffecapacteit van het systeem wee omlaag te kijgen. In het efeentiepoject de Banen is het ven in 988 afgesneden van de aanvoe van eutoof beekwate. In de winte 992/99 is de venbodem van het open wate opgeschoond en is Riet en stuweel van de oostoeve vewijded. Ook hie is doogvallen van de venbodem een cuciale facto in de watechemie van geëutofieede vennen gebleken. Uitdoging en dooluchting van de anaëobe, sulfideijke sliblagen leidt tot een omkeing van het in paagaaf 2. bescheven poces van intene eutofiëing. Oxidatie van ijzesulfidevebindingen, o.a. pyiet zogt voo potonpoduktie en vezuing en voo het vijkomen van ijze, wat nee kan slaan als ijzefosfaat. Doogvallen van bodem uit de Banen leidt dus tot vezuing en oligotofiëing (tab. 5.4). Dit poces is elatief eenvoudig na te bootsen onde gecontoleede omstandigheden (tab. 5.). Na doogvallen en venatten is vede de edoxpotentiaal van de bodem hoge, waadoo de kiemingsomstandigheden voo veel wateplanten gunstig woden (fig. 5.7). Metingen in het ven zelf na doogvallen in 989 en 990 la- 95

98 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN ten zien dat de buffecapaciteit en de fosfaatbeschikbaaheid geeduceed woden tot het niveau van een zwak gebuffed wate. Dit gaat gepaad met een flinke sulfaatpoduktie (fig. 5.6). Na opschonen nemen zowel in de bodem als in de watelaag de hoeveelheden sulfaat geleidelijk af, waaschijnlijk doo vedunning met egenwate en doo eductie in diepee bodemlagen met een zee lage edoxpotentiaal (fig 5.7). Hiemee vedwijnt ten dele een fakto die bij wisselende watestanden zogt voo steke schommelingen in ph. In de zwavelijke bodem van het nabuige, mee doo maaswate beïnvloede Sasven, wodt na doogvallen een ph daling van die eenheden gemeten, in de minde zwavelijke bodem van de Banen blijft de daling bepekt tot één eenheid (tab. 5.). De daling van het buffeend vemogen van de Banen na stopzetten van de aanvoe van gebuffed iviewate wodt het beste weespiegeld doo de samenstelling van het ondewatebodemvocht (fig. 5.8). De constante daling van concentaties kationen als calcium en magnesium duiden op een afnemende basevezadiging van het bodemadsoptiecomplex. Te vewachten is dat wannee deze een kitische waade beeikt, het systeem binnen kote tijd kan vezuen. Zo lang dit niet het geval is levet de bodem voldoende buffestof om de zwakke buffeing van de watelaag in stand te houden. In de peiode bleef de buffecapaciteit van het wate zonde extene buffeing schommelen ond de 00 J.eq/lite (fig. 5.6). Pas in het voojaa van 996, na een daling van de ph en het buffeend vemogen tot espectievelijk 4.8 en 50 )J.eq/ lite, is besloten om gondwate in het ven te pompen. Een exta eden hievoo was de te vewachten lage watestand en hiemee gepaad gaande vezuende pocessen in de zome van 996. Tabel 5. Vezuing en oligotofiëing onde gecontoleede omstandigheden als gevolg van het doogvallen van een ondewatebodem met veel oganisch mateiaal. Voo = voo doogvallen. Na = na 80 dagen uitdogen en vevolgens 20 dagen venatten. Gemiddelde (N=) plus standaaddeviatie. Naa. Soontiëns, 996. Sasven Banen Voo Na Voo Na ph 7.59(0,),74 (0.59) 7,0(0,7) 6,02 (0,07) Buffecapaciteit ( ieq I" ) 4785(0) 27 (8) 77(28) 452 (4) 0-P0 4 (u.mol I ) 5(6,6), (,0),7(0,) 0,27 (0,05) 96

99 DEOECOLOGIEVANZWAKGEBUFFERDEWATEREN 2500 = 2000 co 500 _; 000 o E m 500 > co N Fig uu 5.6 Aug-87 Dec Mei-90 Sep-9 Jan-9 Jun-94 Okt-95 Datum Ontwikkeling van de buffecapaciteit en de sulfaatconcentatie in de watelaag van de Banen als gevolg van espectievelijk afsluiting van Maaswate (988) en doogvallen (989) en opschonen (begin 99) van de venbodem 700 > E o o CD Figuu Veloop van de edoxpotentiaal op 4 diepten (0.,., 2. en. cm) in venig sediment uit de Banen na doogvallen en ondedompeling (uit: Soontiëns, 996) 97

100 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Tabel 5.4 Enkele chemische kaakteistieken van het wate (wet standaadafwijking) in de Banen voo en na doogvallen doo isolatie en na het vewijdeen van gedegadeed veen. Concentaties in \x.mol /"'. Het veschil tussen 'voo doogvallen' en 'na opschonen' is getoetst doo willekeuig gepaade waanemingen te toetsen met een Wilcoxon angekentoets. Voo doogvallen Na doogvallen Na opschonen ph Buffecapaciteit (u.eq "') Kooldioxide Kleu (extinctie 450 nm) Otho-fosfaat Nitaat Ammonium Natium Kalium Calcium Magnesium IJze Aluminium Zink Zwavel Chloide Aantal waanemingen 7.4 (0.2) 064(46) 5 (99) 0.05(0.006) 0.28(0.4) 9(7) 2(4) 977 (59) 2(2) 629 (45) 96(0) 0.7 (0.6). (0.5) 0. (0.2) 4798) 80 (59) 6.0 (0.5) 28 (96) 8 (46) 0.04 (0.009) 0.08 (0.02) 49 (70) 24 (0) 992 (44) 6(58) 452(444) 0(44).(.2) 9.(0.6) 6. (9.8) 070(660) 00(27) (0.)** (5)** 46(58) (0.02) 0.27(0.) 9(2) 26 (29) 68 (294)(*) 04(27) 575(42) 20(8).5 (2.) " 9.0 (.0)** 2.2(.2)** 750 (562)** 856 (79) * 8 Na de isolatie en het doogvallen van de Banen heeft de watekwaliteit zich gunstig ontwikkeld. Doo de afsluiting van de aanvoe van beekwate in 988 en het doogvallen in enkele zee doge zomes was al voo het opschonen het wate zwak gebuffed, was nitaat de dominante stikstofbon en was de fosfaatconcentatie in wate en sediment zee laag (tab. 5.4, fig. 5.8) Jj 600 0) 200 0) 800 cu o c o 400 ü -"- ZO, Buffecapaciteit -*- ZO, Kooldioxidegehalte -N, Buffecapaciteit -N, Kooldioxidegehalte 0 Dec-9 Jun-94 Dec-94 Datum Jul-95 Dec-95 98

101 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Jun-94 Dec-94 Datum Jul-95 Dec ZO, Zwavel -a- N,Zwavel ZO, O-fosfaat -s- N,O-fosfaat Dec-9 Jun-94 Dec-94 Datum Jul-95 Dec ZO, Natium - ZO, Chloide- N, Natium N, Chloide D 400 Dec-9 Figuu 5.8 Jun-94 Dec-94 Datum Jul-95 Dec-95 Veandeingen in de samenstelling van hef intestitieel bodemvocht van de opgeschoonde ondewatebodem in de Banen op twee locaties. A: Buffecapaciteit en kooldioxide-concentatie. B: Calcium- en magnesiumconcentatie. C: Ofho-fosfaaf en sulfaafconcenfafie (gemeten als totaal zwavel). D: Natium- en chloideconcentatie 99

102 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN De planten die na doogvallen kiemden vedwenen echte wee bij hogee watestanden als gevolg van sulfaateductie in de dikke, anaëobe sliblaag en het vevolgens vijkomen van giftige sulfiden. Met het vewijdeen van de sublagen is ook een goot deel van de zwavelvooaad uit het ven vedwenen, waadoo ph en buffecapaciteit op een laag niveau konden stabiliseen. Bovendien konden op de bete dooluchte zandbodem vele planten uit zwak gebuffede wateen zich vestigen. Ontwikkeling van de vegetatie van zwak gebuffede wateen na estauatie Vijwel diect na opschoning komt in beide pojecten op de oeve de vestiging op gang van allelei sooten uit het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee (Hydocotylo-Baldellion). Op de zandige, aëobe en voedselame bodem teden aanvankelijk vooal pioniegezelschappen op. In de Boekse Wielen zijn dat vooal gezelschappen uit het dwegbiezen-vebond (Nanocypeion flavescentis), in de Banen is dat met name de pilvaen-associatie (Pilulaietum globulifeae). Binnen enkele jaen na opschonen maken de pioniegemeenschappen gedeeltelijk plaats voo begoeiingen die kunnen woden geekend tot de associatie van Stijve moeasweegbee en Ongelijkbladig fonteinkuid en de naaldwatebies-associatie. In beide efeentiepojecten komen in deze gemeenschappen de meeste intenationaal bedeigde sooten voo, b.v. Kuipende moeasweegbee {Echinodous epens) en Dijvende wateweegbee (Luonium natans). Ook zeldzame sooten mossen; Gedeeld en Dik landvokje {Riccia huebeneiana en beyichiana), Smal watevokje {Riccia canaliculata), Kwelmoeasdikkopmos {Bachythecium mildeanum), en paddestoelen; Veenmosvuuzwammetje (Hygocybe coccineocenata) en Stekelspoige wimpezwam {Scutellinia tecbispoa), zijn hie te vinden. Vijwel al deze sooten zijn waaschijnlijk kaakteistiek voo het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee (eigen waaneming, Dam 996). Successie naa helofyten en boekbos is in beide teeinen waaneembaa. De niet egelmatig ovestoomde delen van de oeves van de Boekse Wielen goeien voonamelijk dicht met wilgen. De lagee delen blijven open, Riet en Lisdodde ontbeken hie. Doo de combinatie van een glooiende oeve met een gote jaalijkse schommeling in de watestand en doo de begazing met koeien en paaden blijft de oeve kaal genoeg voo de handhaving van genoemde gemeenschappen. In natte jaen is het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee bijzonde faai. In doge jaen, bijvoobeeld 996, komt op dezelfde plaatsen één van de best ontwikkelde voobeelden van de daadgentiaan-associatie op het vasteland van Nedeland tot ontwikkeling (tab. 5.5). Net als langs de duinpiassen op Voone helpen ook hie paaden bij het kot houden van gotee planten. Op de minst hellende oevedelen van het zuidelijk deel van de Boekse wielen vindt nog jaalijks uitbeiding plaats van het doo de naaldwatebies-associatie bezette aandeel van de oeve (fig. 5.). Dit is ook de plaats waa gemeenschappen uit de oevekuid-klasse zich tot in de jaen zestig hebben kunnen handhaven. 00

103 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Tabel 5.5 Ontwikkeling van het dwegbiezen-vebond in de Boekse wielen. = -0 exemplaen, = I I -000 exemplaen, = > 000 exemplaen. Plantensoot Jaa na EGM Buin cypegas Bostelbies Dwegus Dwegzegge Geppelus Gof goudkoelmos Moeasdoogbloem Watepostelein Wijdbloeiendeus Zilte geppelus Totaal In de Banen vomt vooal hegoei van Riet een bedeiging voo de gemeenschappen uit het vebond van Watenavel en Stijve moeasweegbee. Op de oostoeve heeft jaalijks maaien in combinatie met hoge watestanden gezogd voo een steke eductie van het opgeslagen Riet. In niet gemaaide delen was in het elatief doge jaa 99 aanvankelijk een snelle uitbeiding te zien van Riet vanuit de and van de niet geschoonde gedeelten. Tot mee dan tien mete lange uitlopes konden woden gevonden. Deze zijn allen wee afgestoven in de natte wintes van 99/994 en 994/995. Doo de zee geleidelijk oplopende oeve van de Banen bestaat e minde gevaa voo oveschaduwing van oevevegetaties doo hogeop gekiemde bomen. In de niet opgeschoonde ietlanden bevinden zich enkele vegetatieloze plekken, die ook al in de kateing van 989 weden gevonden (Geenen, 99). Op deze locaties bevindt zich een vele decimetes dikke, anaëobe sliblaag en enkele dode ietstengels. Hoogst waaschijnlijk is het Riet hie afgestoven als gevolg van intene eutofiëing na de aanvoe van maaswate, deze locatie bevindt zich dicht bij het punt waa Maaswate in de Banen stoomde. Zes jaa na stopzetten van deze aanvoe is nog geen enkel hestel van de bodemkwaliteit en de ietgoei te plekke te bespeuen. Ook in de niet opgeschoonde, diepe delen van de Boekse Wielen is geen veandeing te zien van de vegetatie. Ondiepe delen van de watelaag woden als eeste bevolkt doo kanswiegemeenschappen uit het glanswie-vebond (Nitellion), met name de associatie van Dooschijnend glanswie (Nitelletum tanslucentis). De watelaag van de Banen was hie in 995 gotendeels mee gevuld (fig. 5.6). Deze zeldzame associatie is zee kaakteistiek voo zwak gebuffede wateen en kwam voege bijvoobeeld ook voo in de Oiste- 0

104 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN wijkse vennen (van Dijk e.a, I960). In 99 was dit vebond in Nedeland alleen te vinden in de Banen (Nat e.a., 994). Recent is Dooschijnend glanswie bekend van een achttal lokaties, onde andee het Beeldven, het Vooste chooven en één de Boekse wielen (van Bees en Buinsma, 996, eigen waaneming). In latee ontwikkelingsstadia van een ven kunnen tijdens peioden met exteem laag wate glanswieen pionieen op doo lichtbepeking schaas begoeide bodem. Op het meendeel van de huidige standplaatsen goeit Dooschijnend glanswie in doo humuszuen stek buin gekleud wate. In de Banen is na de uitvoeing van hestelmaategelen aanvankelijk een steke uitbeiding van Knolus waagenomen, wat samenhangt met een tijdelijk vehoogde diffusie van kooldioxide uit de vestoode veenbodem naa de watelaag. Andee planten die hievan pofiteen zijn Gesteeld glaskoos en Naaldwatebies. In deze zone komt ook de Stekelbiesvaen (Isoetes echinospod) voo. Nadat de veenbodem eenmaal goed vastgelegd is, beiden Kuipende moeasweegbee {Echinodous anunculodes) en Dijvende wateweegbee (Luonium natans) zich uit. Oevekuid is bepekt tot doogvallende delen, wat waaschijnlijk een gevolg is van de nog altijd lage edoxpotentiaal van de venige bodem die onde het slib vandaan gekomen is. De ontwikkeling van een ondewatevegetatie en het vookomen van mineale oeves hebben ook geleid tot een steke uitbeiding van de Medicinale bloedzuige {Hiudo officinalis). De diepee delen van de Banen zijn in de winte uim een mete diep en vallen vijwel nooit doog. Hie loopt de vegetatieontwikkeling minde voospoedig. In de Banen is de hoeveelheid zwevend en opgelost oganisch mateiaal boven de deels venige bodem goot, waadoo het doozicht van het wate bepekt is. Bovendien teedt tijdens het winteseizoen zowel in de Banen als in de Boekse Wielen algenbloei op. Na twee jaa onbegoeid te zijn geweest, begon ook het centale deel van de Banen dicht te goeien tijdens een peiode met lage watestanden in het najaa van 995. Het éénjaige Gesteeld glaskoos teedt hie op als voonaamste pionie, maa de bodem wodt pas echt vastgelegd als de oveblijvende Naaldwatebies deze soot vevangt. Ook veldwaanemingen in de doge jaen 99 en 992 doen vemoeden dat na doogvallen de diepste delen van de venbodem doo gemeenschappen uit de oevekuid-klasse zullen woden gekoloniseed. Doogvallen van de venige bodem gaat gepaad met een stijging van de edoxpotentiaal (fig. 5-7). Deze blijft bestaan wannee hieop een zwak gebuffede watelaag staat. In de Boekse wielen ontwikkelt zich op de matig voedselijke bodem in de diepee delen een gesloten vegetatie van de associatie van Tee vedekuid. Wannee deze afsteft leidt het hiebij vijkomende fosfaat jaalijks tot een algenbloei in de watelaag. In deze zone beidt Dijvend fonteinkuid zich stek uit, ook een wateplant van (matig) voedselam wate boven een vij voedselijke bodem. Op de sliblaag zelf goeit voonamelijk Gele plomp. De goei van Gof hoonblad {Ceatophyllum submesum), een zwevende soot die voo zijn voedingsstoffen is aangewezen op de watelaag, wijst 02

105 DEOECOLOGIEVANZWAKGEBUFFERDEWATEREN op diffussie van voedingsstoffen vanuit de sublaag naa het bovenstaande wate. Ook in de Banen zijn enkele nymphaeide wateplanten te vinden. Dijvend fonteinkuid goeit vespeid doo het ven in losse exemplaen. Als bijzondeheid is ook de bastaad met Ongelijkbladig fonteinkuid {Potamogeton gamineus), Potamogeton x spaganifolius, enkele malen aangetoffen. Vede komen in de zuidwesthoek, waa plaatselijk nog een dikke laag doo de eutofiëing week gewoden veen ligt, enkele pollen Witte watelelie (Nymphaea alba) voo. Deze zijn opnieuw uitgelopen vanuit wotelstokken die zijn achtegebleven in de veenlaag na het opschonen van het ven. In de Banen valt een geleidelijke achteuitgang van de buffecapaciteit van zowel de watelaag als de bodem te constateen (fig 5.5 en 5.6). Dit wodt ook weespiegeld in de plantengoei. Diect na opschoning kon in de watelaag vij veel Ongelijkbladig fonteinkuid en Tee vedekuid woden aangetoffen (fig 5.9), sooten die ove het algemeen optimaal goeien bij een buffecapaciteit van mee dan 0.2 meq/lite (de Lyon & Roelofs, 986). Vede weden ook egelmatig planten aangetoffen die zich gevestigd hadden in de peiode met aanvoe van stek gebuffed Maaswate, b.v. Loos Blaasjeskuid ( Uticulaia austalis). In 995 zijn deze sooten veel minde abundant aanwezig en hebben sooten van zwakke gebuffede wateen zich uitgebeid (Soontiëns, 996). De constant lage buffecapaciteit van 50 (J.eq/lite in het voojaa van 996 heeft e ook toe geleid dat Dooschijnend glanswie stek is achteuitgegaan. Regeling van de buffecapaciteit doo middel van de inlaat van gondwate betekent dat e een afweging gemaakt moet woden. De keuze voo een lage buffecapaciteit van ond de 0. meq/lite betekent een steke koolstoflimitatie en houdt ook het minste isico van stimulatie van afbaak van bodemmateiaal in; een optimaal milieu voo plantengemeenschappen uit zee zwak gebuffede wateen, met name de biesvaen-associatie. De esultaten in het Beuven laten zien dat een beed scala van sooten uit de oevekuidklasse zich onde deze omstandigheden kan handhaven (Buskens, 989). Echte, doo de gotendeels venige ondegond van de Banen, is hie het isico van vezuing na doogvallen veel gote dan in het Beuven, wat geheel tot op de zandige ondegond is opgeschoond. Bovendien is de nog anaëobe bodem niet geschikt voo pemanente vestiging van de biesvaen-associatie. Een stekee buffeing tot bijvoobeeld 0. meq/lite zou het isico van vezuing vekleinen en de mogelijkheden voo planten van zwak gebuffede wateen vegoten. Mogelijk wodt in het poject de Banen in de toekomst nog een deel opgeschoond, waadoo een gadiënt in de buffecapaciteit geschapen kan woden. 0

106 DE OECOLOGIE VAN ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Legenda: A Isoetes echinospoa < 50 planten / 225 m» Isoetes echinospoa > 50 planten / 225 m 2 Figuu 5.9 o Potamogeton gamineus < 50 planten / 225 m 2 Potamogeton gamineus > 50 planten / 225 m 2 De vespeiding van Stekelbiesvaen (links) en Ongelijkbladig fonteinkuid (echts) in de Banen in 99, een half jaa na estauatie Figuu 5.0 Stekelbiesvaen (Isoetes echinospoa), een wateplant die nog slechts goeit in enkele opgeschoonde vennen 04

107 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Banen I Echinodous epens. ae ] E Echinodous epens. occasional ju Echinodous epens. fequent i Echinodous epens. abundant I Echinodous epens, dominant Figuu 5. De vespeiding van Kuipende moeasweegbee in de Banen voo (989), een half jaa na (99) en twee jaa (995) na estauatie 05

108 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN In figuu 5- en figuu 5. is de uitbeiding na estauatie van twee isoëtiden van zwak gebuffede wateen, Oevekuid en Kuipende moeasweegbee, weegegeven. Beiden beiden zich onde wate vegetatief stek uit en bloeien na doogvallen. Vooal Kuipende moeasweegbee vespeidt zich na opschoning ook doo zaad. Al een half jaa na opschonen heeft de plant zich op deze manie opvele hondeden plekken in het opgeschoonde gedeelte gevestigd. Oevekuid vestigt zich op minde plaatsen, maa vomt vanuit hie dichte vegetaties. Op beide kaaten is zichtbaa dat uitbeiding naa diepee delen in de jaen 994 en 995 stagneet. Dit is een gevolg van hoge watestanden en toebeling van de watelaag. In de Banen is de oppevlakte bezet doo gemeenschappen uit de oevekuid-klasse toegenomen van hectae voo hestel tot 2.5 hectae na hestel (fig. 5.5 en 5.6). De nieuw ontstane gemeenschap van Dooschijnend glanswie bestijkt een oppevlakte van uim 5 hectae. Onde andee Haaksteekoos {Callitiche hamulatd), Naaldwatebies, Knolus, Stekelbiesvaen, Oevekuid, Watepostelein {Lythum potula) en Dooschijnend glanswie zijn tijdens de kateing vóó hestel niet aangetoffen. Tegelijketijd is een aantal eutafente sooten achteuitgegaan. Figuu 5. 2 Kuipende moeasweegbee (Echinodous epens), een zeldzame plani die alleen in West-Euopa vookomt 06

109 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Figuu 5. De vespeiding van Oevekuid in de Boekse Wielen voo (990), jaa na (992), jaa na (994) en 4 jaa na (995) estauatie 07

110 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Vegetatiekaat Boekse Wielen Am m I i Nanocypeion ~ Littoelloeleochaitetum aciculais T7~A Littoello Eleochaitetum Aciculaisl k\\l Littoello Eleochaitetum Aciculais2 I I Nanocypeion Figuu 5.4 Vegetatiekaat van de Boekse wielen in 990 (voo hestel) en in 994 (4 jaa na hestel). Am = amfibische vegetatie, Aq = aquatische vegetatie, H = helofyten, B bos en stuweel. Voo bijbehoende opnamen zie bijlage 2 08

111 DEOECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Banen 989 IS Echinodoo - Potametum O Scipetum fluitantis E Pilulaietum globulifeae m Figuu 5.5 Vegetatiekaat van de Banen in 989, in de zome volgend op de isolatie van eutoof beekwate. Voo bijbehoende opnamen zie bijlage 2. Am = Amfibische vegetatie, Aq = Aquatische vegetatie, H = Helofyten, B = Boekbos. Naa: Geenen, 99 09

112 DEOECOLOGIEVANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Banen 995 CU Nitelletum tanslucentis DU Littoello - Eleochaitetum E Pilulaietum globulifeae I2 Hydocotylo - Baldellion m Figuu 5. 6 Vegetatiekaat van de Banen in 7995, die jaa na het vewijdeen van de sliblagen. Voo bijbehoende opnamen, zie bijlage 2. Am = Amfibische vegetatie, Aq Aquatische vegetatie, H = Helofyten, B = Boekbos. Naa: Soontiëns, 996 0

113 DE OECOLOGIE VANZWAKGEBUFFERDEWATEREN Conclusies De hestelmaategelen in de Boekse wielen en de Banen hebben binnen enkele jaen geleid tot een hestel van gemeenschappen uit de kanswieen-, de oevekuid- en de dwegbiezen-klasse. In totaal zijn e na het hestelbee 8 ode lijst sooten uit deze klassen waagenomen, die zichvijwel allemaal hebben uitgebeid (tab. 5.6). Alleen in de Banen zijn enkele bedeigde paddestoelen van oude ietvelden en wilgeboekbossen waaschijnlijk licht achteuit gegaan doo het vewijdeen van een klein deel van deze vegetaties. In de esteende delen zijn onde andee Rietmycena {Mycena belliaé) en Kopeode godijnzwam {Cotinaius uliginosus) gevonden. Uit de vegetatieontwikkeling in beide efeentiepojecten kan woden geconcludeed dat hestel van de in zwak gebuffede wateen thuishoende amfibische gemeenschappen elatief eenvoudig is en zee succesvol kan velopen wannee e in het veleden alleen spake is geweest van eutofiëing. In diepe wate, waa van natue gemeenschappen uit de fonteinkuiden-klasse oveheesen, wodt de plantengoei beïnvloed doo zaken als onvolledig vewijdede sliblagen, sulfide-accumulatie, opwevelende veendeeltjes en algenbloei doo aanvoe van nutiënten. Goei van gemeenschappen uit de oevekuid-klasse op voedseijkee bodems teedt alleen op op pue zandbodems, zoals bijvoobeeld in het Beuven, een voomalig heideven. Doo het laaghouden van de buffecapaciteit en het vijwel volledig vewijdeen van alle oganisch mateiaal tot op de mineale zandbodem heeft Oevekuid zich hie ove vele tientallen hectaen kunnen uitbeiden. In de diepee delen van de meeste zwak gebuffede wateen vindt echte binnen enkele jaen een vevanging van pioniegemeenschappen plaats doo gemeenschappen uit de fonteinkuiden-klasse. Het opteden van kanswieen en isoëtiden kijgt dan een veel mee efemee kaakte. Tabel 5.6 Het vookomen van in Nedeland bedeigde hogee planten in de Boekse Wielen en de Banen. RL= categoie Nedelandse ode lijst, BW= Boekse wielen (BW en BW4 zijn twee kleine poe/f/es, zie hoofdstuk 2). = voo estauatie niet(mee), nu wel, = idem, minstens 00 exx, -I = achteuitgang, i-i, = steke achteuitgang (> WO exx en > 50% afname), 0 = gelijkgebleven, T = voouitgang, TT = steke voouitgang (> 00 exx. en > 50 % toename) Buin cypegas Dijvende wateweegbee Dweg us Dwegzegge Echt duizendguldenkuid Gesteeld glaskoos Kleinste egelskop Kuipende moeasweegbee RL BW BW2 BW BW4 Banen 4 4 T () TT 0 () TT TT TT 0 TT m

114 DE OECOLOGIE VAN ZWAK GEBUFFERDE WATEREN RL BW BW2 BW BW4 Banen Loos blaasjeskuid 0 Moeashetshooi T Oevekuid 2 T Ondeg. moeasschem 0 T T Ongelijkbladig fonteinkuid T Pilvaen () TT Stekelbiesvaen Stijve moeasweegbee 2 T Teevedekuid 2 0 TT Vlottende bies TT Watelepeltje Wijdbloeiende us 2 () () () 2

115 Zee zwakgebuffedewateen De oecologie van zee zwak gebuffede wateen Het gootste deel van de op de pleistocene zandgonden gelegen wateen is van natue geïsoleed en zee zwak gebuffed. Alleen de op de hoogste punten gelegen vennen, die vijwel alleen doo egenwate gevoed weden, zijn van natue zuu. Hie kan ontwikkeling naa hoogveenvegetaties opteden langs de venanden en via dijftillen (Lames 995). De oveige vennen woden zowel doo egenwate als doo lokaal, ondiep gondwate gevoed. Beide typen aangevoed wate waen tot enkele tientallen jaen geleden niet vezuud en zee zwak gebuffed (Ats 990). Onvevuild egenwate bevat een minieme hoeveelheid voedingsstoffen. Echte, het gootste deel van het egenwate legt een afstand van enkele tientallen tot vele hondeden metes doo de bodem af voodat het uiteindelijk in een ven teechtkomt. In deze bodem zijn de concentaties van de belangijkste nutiënten laag. Op de weg doo de zue zandbodem wodt het egenwate veijkt met minealen, onde andee ijze. Het weinige meegevoede fosfaat slaat meestal nee met het geeduceede ijze, wannee de aëobe watelaag wodt beeikt. Hiedoo is het voo wateplanten alleen nog maa opneembaa uit de bodem. In stek gebuffede systemen oveheesen in de bodem anaëobe omstandigheden, waadoo ijzefosfaat ook in oplossing blijft. In zee zwak gebuffede systemen blijft de toplaag van de bodem aëoob en is de ph voldoende hoog om oplossing van ijzefosfaat te vookomen. In het toestomende gondwate vindt ook oplossing van kleine hoeveelheden bicabonaat plaats, wat doo de lage ph voonamelijk in de vom van kooldioxide in het bodemvocht aanwezig is. Vaak zijn op degelijke plaatsen enkele plantensooten te vinden die oppevlakkig stomend gondwate indiceen: Wilde gagel (Myica gale) (Honman 995), Veldus (Juncus acutiflous) en Beenbeek {Nathecium ossifagum). De hieboven bescheven hydologie en geomofologie leidt e toe dat in zee zwak gebuffede wateen meestal een dietal nutiënten de vegetatiegoei bepeken: koolstof, fosfo en stikstof. Dit gaat niet altijd op voo de bodem, waa aanvoe van kooldioxide-ijk oppevlakkig gondwate kan plaatsvinden. Bovendien kan doo een steke dooluchting van de bodem afbaak van oganisch mateiaal woden gestimuleed, waabij kooldioxide wodt gevomd. De voedselame, zwak zue condities met koolstoflimitatie in de watelaag vomen de optimale goei-omstandigheden voo isoëtide wateplanten, die voo hun koolstof afhankelijk zijn van de bodem, waa tien tot honded maal mee kooldioxide aanwezig is dan in de watelaag (Madsen & Sand-Jensen, 99). De vegetatie op degelijke plekken is bescheven als de associatie van Biesvaen en Watelobelia (Isoeto-Lobelietum, fig. 6.). Wannee iets mee accumulatie van voedingsstoffen in de vom van oga-

116 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN nisch mateiaal heeft plaatsgevonden kan de associatie van Kleinste egelskop (Spaganietum mimini) tot ontwikkeling komen. Hiein komen wateplanten voo die in staat zijn doo de watelaag heen te goeien, teneinde kooldioxide op te nemen uit de lucht, zoals Dijvende egelskop {Spaganium angustifolium) en Dijvende wateweegbee (Luonium nutans). Ook kunnen blaasjeskuiden (Uticulaia spp) vookomen, die hun koolstof en fosfo aanvullen doo het vangen van watedietjes. Wannee de oganische laag dikke en voedselijke wodt, kunnen ook snelle goeiende wateplanten met dijfbladeen tot ontwikkeling komen, met name Dijvend Fonteinkuid (Potamogeton natans) en Veenwotel (Pesicaia amphibia). Als gevolg van windweking veschuift in vennen de dominante goeivom van nymphaeide op bijeengedeven mateiaal in de luwe zuidwesthoek naa isoëtide op de doo golfslag kaalgeschuude noodoostkant. Deze doo veschil in expositie bepaalde zoneing wodt vede mede bepaald doo de vespeiding van hoge, windbekende oevebegoeing, met name bos. Op in de zome doogvallende delen kunnen zich een aantal andee sooten handhaven die pofiteen van kooldioxide uit de lucht en van aanvoe van kooldioxide via lokale kwel langs venanden. Dit zijn de plaatsen waa de associatie van Vlottende bies (Scipetum fluitantis) gevonden kan woden, met o.a. Knolus (Juncus bulbosus), Witbloemige wateanonkel (Ranunculus ololeucos) en Vlottende bies {Eleogiton fluitans). Dit is echte een pioniegemeenschap die meestal vevangen wodt doo de associatie van Veelstengelige watebies (Eleochaitetum multicaulis). Beide associaties handhaven zich zonde menselijk ingepen het langst op de doo golfslag kale noodoostoeve. Vaak komen ze in mozaiek voo met gemeenschappen uit het dwegbiezen-vebond. Zonde menselijk ingijpen woden op de oeve uiteindelijk helofyten dominant, b.v. Pijpestootje (Molinia caeulea), Snavelzegge (Caex ostatd) of Riet (Phagmites austalis) (fig. 6.2). Vanwege de algehele voedselamoede en het zwak-zue kaakte is de zone met helofyten langs zee zwak gebuffede wateen minde dicht dan in de voogaande systemen. Bovendien ontbeekt een hele eeks sooten uit doo bicabonaat gebuffede systemen. In veel gevallen zijn de oeves van vennen in het veleden intensief benut. Doo plaggen en maaien bleven genoemde stadia uit het begin van de successie aanwezig. Maaien kon leiden tot de ontwikkeling van gemeenschappen uit het vebond van Zwate zegge (Caicion nigae). In de ovegang van ven naa heide tad doo plaggen veelvuldig de associatie van Moeaswolfsklauw en Snavelbies (Lycopodio-Rhynchospoetum albo-fuscae) op. Ook hiein konden zeldzame pionies uit het dwegbiezenvebond (Nanocypeion flavescentis) opteden. 4

117 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN Eleochaitetum multicaulis Gemiddeld hoog wate ±60cm Gemiddeld laag wate I Isoeto-Lobelietum Figuu 6. Schematische doosnede von een jong, zee zwak gebuffed wate Nymphaeion Caicetum Caicion Eicion lasiocapae nigae tetalicis Oganisch mateiaal Gemiddeld hoog wate ±60cm Gemiddeld laag wate Isoeto-Lobelietum Figuu 6.2 Schematische doosnede van een oude, zee zwak gebuffed wate 5

118 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Vezuing en eutofiëing van zeezwak gebuffede wateen Vijwel alle voedselame, zee zwak gebuffede wateen zijn de afgelopen decennia vezuud als gevolg van atmosfeische depositie. In de meeste gevallen is dit gepaad gegaan met een aanzienlijke stikstof-eutofiëing, voonamelijk doo de depositie van ammoniumsulfaat. Veel vennen zijn bovendien eest geëutofieed als gevolg van contact met voedselijk oppevlaktewate. Het eindesultaat is een vezuude watelaag waain ondegedoken wateplanten vijwel ontbeken en oeves die dichtgegoeid zijn met Pijpestootje {Molinia caeulea), Pitus (Juncus effusus) en andee zuutoleante, eutafente oevegewassen. Eutofiëing in zee zwak gebuffede systemen zónde dat vezuing opteedt, is het gevolg van de inlaat van voedselijk oppevlaktewate. De pocessen van vezuing en eutofiëing zijn bescheven in paagaaf 2.4. Het esultaat van vezuing en eutofiëing van zee zwak gebuffede wateen veschilt op enige punten van het daa bescheven esultaat. Aanvoe van met voedingsstoffen belast, veelal gebuffed wate, leidt in zee zwak gebuffede wateen in eeste instantie tot uitbeiding van sooten uit de oevekuid-klasse (Littoelletea), met name van sooten die voonamelijk in zwak gebuffede wateen vookomen (Ats e.a. 990). Meestal woden deze sooten op hun beut binnen enkele jaen vevangen doo eutafente sooten. Vede kunnen veenmossen {Sphagnum spp) en Knolus doo de minde gote vooaden bicabonaat en nitaat niet zulke dichte vegetaties vomen als tijdens de vezuing van zwak gebuffede wateen. De gevomde hoeveelheden kooldioxide en ammonium zijn kleine, waadoo de fase met woekeing van genoemde sooten minde lang duut. Wannee de kwaliteit en kwantiteit van het oppevlakkig toestomende gondwate nog niet is aangetast, kunnen zich hiedoo lokaal nog estanten van de oosponkelijke vegetatie handhaven. Het toestomend gondwate kan kooldioxide en/of nitaat bevatten, waadoo isoëtide wateplanten zich kunnen handhaven (Lensink 996). Wannee het gondwate bovendien nog wat bicabonaat bevat kunnen ook zuugevoelige sooten nog een maginaal bestaan leiden, met name in elatief geïsoleede delen. Dit is bijvoobeeld geconstateed in het efeentiepoject 'de Bieze', waa Vlottende bies zich kon handhaven in van het ven geïsoleede putjes in een kwelzone (fig. 6.). Inmiddels zijn de vezuende effecten van de depositie van hoofdzakelijk ammoniumsulfaat zo ve vootgescheden dat ook het hydologisch voedingsgebied van veeweg de meeste oosponkelijk zee zwak gebuffede wateen vezuud is, waadoo het aangevoede oppevlakkige gondwate geen bicabonaat, weinig kooldioxide en elatiefveel ammonium bevat (Lensink 996). De vemindede beschikbaaheid van koolstof in de watelaag na de vezuingsfase kan in degelijke gevallen zelfs leiden tot een oligotofiëing. Tijdens peioden met langduig hoge watestanden kunnen alle ondegedoken wateplanten doo koolstofgebek geheel vedwijnen. Zo is in de Steenhaa- 6

119 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Figuu 6. Ondegedoken vegetatie met Vlottende bies (Eleogiton fluitans) en Witbloemige wateanonkel (Ranunculus ololeucos), die deigt te woden ovewoeked met Knolus (Juncus bulbosus) plas na een langduige peiode met hoog wate steke achteuitgang of vedwijning geconstateed van Oevekuid {Littoella unifloa), Watelobelia {Lobelia dotmanna), Knolus en veenmossen, zowel op mineale als op oganische bodem. Doo de totale vezuing van veel oosponkelijk zee zwak gebuffede systemen is een situatie ontstaan die veelee lijkt op die van van natue zue systemen. Echte, ontwikkeling van hoogveenachtige vegetaties komt in dit geval niet op gang, vemoedelijk doo koolstofgebek en doo de meestal veel gotee wisselingen in de watestand van (oosponkelijk) zee zwak gebuffede wateen. Het behee van zee zwak gebuffede wateen Doo hun gevoeligheid voo zowel vezuing als eutofiëing woden beheedes van zee zwak gebuffede wateen geconfonteed met een dubbel pobleem. Eutofiëing als gevolg van de aanvoe van voedselijk wate kan elatief eenvoudig woden vookomen doo het stoppen van deze aanvoe. Echte, het isico van vezuing en soms ook vedoging wodt dan goot. Voo zove de aanvoe van gebuffed wate het esultaat is van een histoisch gegoeide situatie vediend het de vookeu eest de mogelijkheden 7

120 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN te ondezoeken om de nutiëntenbelasting van het aangevoede wate te vemindeen. Een degelijke aanpak is ook succesvol gebleken in het Beuven (Buskens 989; Roelofs e.a. 996). Eutofiëing als gevolg van atmosfeische depositie is op lokaal niveau niet te vookomen. Het egelmatig plaggen van kleine delen van venanden, met name de noodoostoeve, kan voo een aantal wate- en oeveplanten voldoende zijn om zich hie te kunnen handhaven. Plaatselijk kan de depositie woden teuggebacht doo het vewijdeen van boomgoei langs vennen. Bosanden vangen stek vehoogde hoeveelheden depositie in (Daaijes e.a. 992). Ook vezuing is binnen het huidige behee van een teein vijwel niet te vookomen. Op een enkele locatie is het wellicht mogelijk aan te sluiten op voomalige, enigzins buffeende activiteiten, b.v. het wassen van schapen of kleinschalige eceatie. Hestel van zee zwak gebuffede wateen Zee zwak gebuffed wate was in Nedeland vooal te vinden in geïsoleede vennen op de pleistocene zandgonden. Doo atmosfeische depositie heeft hie vezuing en stikstofveijking plaatsgevonden. Vezuing van zee zachte wateen gebeut voo een deel doo diecte invang van vezuende stoffen uit de atmosfee en voo een deel doo toestoom van vezuud wate vanuit de catchment. Waa mogelijk is hestel van kwaliteit en kwantiteit van de oosponkelijke gondwatestomen de beste oplossing voo estauatie van deze wateen. Zo is op het landgoed Staveden, aan de and van de Veluwe, in 990 een daineende sloot in een kwelgebied opgestuwd. In de daaopvolgende jaen vestigden zich in deze sloot onde andee Vlottende bies, Moeashetshooi {Hypeicum elodes), Kleinste egelskop (Spaganium natans) en Stijve moeasweegbee {Echinodous anunculoides) (Bobbink e.a. 997). Een mogelijkheid om de kwaliteit van toestomend wate te vebeteen is bekalking van het hydologisch voedingsgebied. Evaingen met deze maategel zijn al opgedaan in de Veenigde Staten (Pocella e.a. 995), Zweden (Fansman & Nihlgâd 995) en Schotland (Howells & Dalziel 995), systemen met gotendeels bovengonds aangevoed wate. Voo het hestel van vezuude zachte wateen is een pakket van maategelen veeist dat zowel vezuing als eutofiëing tegengaat. Behalve het vewijdeen van opgehoopte sliblagen en het vijstellen van de oeve is ook hestel van de ph essentieel. In dit hoofdstuk woden twee methoden van buffeing bespoken: inlaat van gebuffed gondwate en bekalking. Hieaan vooafgaand zal woden gekeken naa enkele vezuude vennen waa alleen maategelen tegen eutofiëing zijn genomen. Nog steke dan voo de oveige watetypen geldt voo zee zwak gebuffede wateen dat vemindeing van de stikstofdepositie tot beneden de kitieke waaden op de lange temijn de enige manie is om hestel te beeiken. De kitieke waade voo stik- 8

121 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN stofdepositie is juist voo deze wateen bijzonde laag: 5-0 kg N ha" j (Bobbink en Roelofs 995). Hestel na de vewijdeing van oganisch mateiaal In hoofdstuk 2 is bescheven dat vezuing en eutofiëing van zee zwak gebuffede wateen een ophoping van oganisch mateiaal op de bodem veoozaakt. In de watelaag wodt ammonium de dominante stikstofvom. Vespeid doo Nedeland zijn inmiddels hondeden vezuude vennen opgeschoond. In de meeste gevallen zijn geen aanvullende maategelen genomen om vezuing tegen te gaan. Binnen dit ondezoek is de ontwikkeling van de bodem- en watechemie en vegetatie van enkele van deze vennen gevolgd. Vewijdeing van geaccumuleed oganisch mateiaal van de ondewatebodem gaat samen met een daling van de EGV in de watelaag. Dit wodt vooal veoozaakt doo een afname van de hoeveelheden calcium, kalium en in mindee mate natium en chloide in de watelaag in de eeste jaen volgend op estauatie (tab. 6.). De hoeveelheid calcium in de watelaag van opgeschoonde, vezuude vennen daalde in 4 jaa tijd naa een dede van het oosponkelijke niveau (fig. 6.4). Het vewijdede slib bevat meestal, naast een gote vooaad potonen (=zuu), ook nog een aanzienlijke vooaad basische kationen (Kameich, 992). Behalve doo diecte vewijdeing van ionen met het slib is ook een snellee uitspoeling mogelijk in de vennen; in de ondegond van veel vennen oveheest wegzijging. Bovendien wodt de aanvoe van calcium met oppevlakkig gondwate minde naamate het hydologisch voedingsgebied lange is vezuud. Het calcium aan het bodemadsoptiecomplex is dan volledig vedongen doo ammonium uit atmosfeische depositie. De kenmeken van vezuing blijven ook na opschonen meetbaa in de watelaag: een lage ph en een hoge kooldioxide-concentatie. Wel daalt ove het algemeen de hoeveelheid beschikbaa stikstof en fosfaat in bodem en watelaag binnen enkele jaen (tab. 6.). Ondanks deze oligotofiëing kan toch snelle goei van zuutoleante wateplanten opteden wannee voldoende kooldioxide in de watelaag aanwezig is (fig. 6.5). Rekening houdend met de ph kan uit deze figuu woden afgeleid dat woekeing van Knolus pas op kan teden wannee minstens 50 J,mol H kooldioxide in de watelaag aanwezig is. Aquatische (veen)mossen lijken met nog iets minde toe te kunnen. Na opschonen ontstaat een situatie met een heldee watelaag en een mineale bodem (fig. 6.7). Uit de vese, onveweede bodem die bloot komt te liggen wodt mogelijk nog enige buffecapaciteit nageleved. In het eeste jaa na opschoning blijft de ph hiedoo ongevee gelijk. Vewijdeing van het oganisch mateiaal maakt echte een vezuud wate gevoelig voo vedee vezuing doodat de kale zandbodem een veel la- 9

122 ZEERZWAK GEBUFFERDEWATEREN gee totale hoeveelheid kationen bezit. Tevens oveheesen oxidatieve en dus zuuvomende pocessen op de mineale bodem. Hiedoo wodt in de meeste wateen waa alleen het oganisch mateiaal is vewijded, binnen enkele jaen een vedee afname van de ph in de watelaag gemeten met ongevee 0. eenheid (tab 6., fig. 6.4) BI Calcium - -ph Aantal jaa naopschoning Figuu 6.4 Jaagemiddelden van de calciumconcentatie en ph in de watelaag na vewijdeing van sliblagen uit de Keyenhuk, de Schoapedobbe en de Schoapepoel 0 = situatie voo opschonen (00). Getest met een één-weg anova en vevolgens een Jukey-test. De ph veandet niet significant Kooldioxide (famol/lite) Figuu 6.5 Veband tussen de abundantie van Knolus (k) en aquatische veenmossen (v) en de gemiddelde kooldioxide-concentatie van de watelaag van zue wateen (ph < 5, buffecapaciteit < 0. meq /"'], in de vie maanden vooafgaand aan de waaneming 20

123 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN Doo de aëobe, lichte omstandigheden kiemt een goot deel van de zaadvooaad van vijwel alle wateplanten met nog levend zaad in de zaadbank in het eeste jaa, vooal op doogvallende oeves. Enkele kaakteistieke sooten zijn: Oevekuid, Watelobelia, Vlottende bies en Dijvende wateweegbee. Echte, doo het nog steeds hoge aanbod aan kooldioxide en ammonium vindt geduende de eeste jaen na opschoning ook een snelle goei van Knolus plaats. Kaakteistieke zachtwatesooten gaan daana, doo zuuschade en concuentie met Knolus en veenmossen, wee in aantal achteuit. Dit is bijvoobeeld het geval bij Vlottende bies in de Schoapepoel en Duizendknoopfonteinkuid {Potamogeton polygonifolius) in de Bieze en de Schoapepoel. Het is te vewachten dat doo het pemanent zue kaakte van alleen opgeschoonde vennen deze sooten uiteindelijk wee vedwijnen. Enkele jaen na opschonen van vezuude vennen zijn e in de diepee delen nauwelijks plantengemeenschappen aanwezig die behoen tot de oevekuid-klasse (fig. 6.2, 6., 6.6). Deze waaneming wodt bevestigd doo een monitoings-ondezoek aan 2 vezuude, opgeschoonde vennen in Nood-Babant (van Bees, 996). Isoëtide wateplanten kunnen zich soms lange handhaven in vezuude wateen. In enkele vezuude, opgeschoonde vennen is waagenomen dat Oevekuid en Watelobelia zich kunnen handhaven op vijwel jaalijks doogvallende delen van de oeve die egelmatig onde invloed staan van oppevlakkig instomend, zuu gondwate. Analyse van het bodemwate te plaatse leede dat tijdens en ook nog maanden na peioden met een neeslagoveschot de omstandigheden voo isoëtide wateplanten hie iets gunstige zijn dan eldes op de oeve (fig. 6.9 en 6.0). De bodem op de goeiplaatsen wodt gekenmekt doo een hogee edoxpotentiaal, een iets gunstige ammonium/nitaat atio en vaak ook een hogee kooldioxide-concentatie. Tabel 6. Gemiddelde watesamenstelling (met standaaddeviatie) van vie vezuude en opgeschoonde vennen (Keyenhuk, Schoapedobbe, Schoapepoel en het Ronde ven) voo, I jaa na en 2 jaa na opschonen. Jaagemiddeldes, getest met een vaiantieanalyse met hehaalde waaneming en vevolgens een Tukey-test. Concentaties in ixmol /"'. Voo jaa 2 jaa ph Buffecapaciteit (u.eqi' ) Kooldioxide Calcium Sulfaat Aluminium Natium 4.70 (0.67) 6 (8) 90 (80) 42(07) 27(62) (2) 525 (244) 4. (0.20) 8() 294 (225) 4 (2) 25 (00) 5 (58) 486 (09) 4.8(0.24) 7(0) 28 (66) 92 (64) 24 (9) (29) 450 (77) Kalium Ammonium 8 (4) 8(75) 5 (8) 82 (8) 9()* 4(9) 2

124 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Voo jaa 2 [aa Nitaat Otho-fosfaat Chloide Aantal wateen 24() 0.22(0.2) 70(95) 4 27(0) 0.22 (0.9) 720 (256) 4 50 (25) 0.0(0.06) 59(0) 4 In sommige gevallen kan zelfs een plotseling vedwijnen van wateplanten opteden als gevolg van stek gedaalde kooldioxideconcentaties in de watelaag. In volledig vezuude systemen wodt geen kooldioxide mee gevomd uit bicabonaat enis deafbaak van oganisch mateiaal op de ondewatebodem bijna tot stilstand gekomen. Bovendien is in pas opgeschoonde wateen vijwel geen oganisch mateiaal aanwezig (fig. 6.7). Ondegedoken wateplanten zijn dan voo hun koolstof geheel aangewezen op doo instomend oppevlakkig gondwate meegevoed kooldioxide. In 995 wed in veel vezuude vennen afsteven van de ondegedoken vegetatie waagenomen. Doo de aanvankelijk exteem hoge watepeilen en elatief geinge hoeveelheid neeslag heeft in dit jaa nauwelijks toestoom van oppevlakkig gondwate plaatsgevonden. Hiedoo was de koolstofbeschikbaaheid in deze vennen laag en stief met name Knolus af. In eeste instantie volgde nogwel een uitbeiding van veenmossen, die nog net iets efficiënte kooldioxide uit het wate kunnen opnemen dan Knolus. Geduen- /., 'k -A..<'-'ï>"\- :\V>?. Figuu 6.6 Induk van de vegetatie in de Bieze net voo hestel 22

125 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Figuu 6.7 De Bieze na beëindiging van de hestelwekzaamheden ';jw» ^,^,^, -.«HÜfcji,^.^^. : : : & ' Ï" Figuu 6.8 De Bieze in 995, vie jaa na hestel 2

126 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN de de zome stief ook het veenmos af. Zo daalde in het Padvindesven en de Steenhaaplas de gemiddelde bedekking van de ondewatevegetatie van ongevee 60% in zome 994 naa minde dan 0% in zome 995 (fig- 6.). Mogelijk speelt ook de vemindede aanvoe via het oppevlakkige gondwate van stikstof en fosfaat hiein een ol _~_ 200 o Figuu Maand (995) Veloop van de edoxpotentiaal op goeiplaatsen van Oevekuid (dichte symbolen) en op oveeenkomende venoeves zonde Oevekuid (open symbolen), in het Padvindesven. Naa: Lensink, i I C o- CD > > -5- q ~ É -0- o CD BJ-5- o -C o :f -20- tfl -25- A - / - \. -V' _v*^ ' ' ^ \ -- \ 'l \,»-T-» \ "T N l \ Maand (995) -" A B c D 0 2 Figuu 6.0 Stijghoogte van het gondwate op goeiplaatsen van Oevekuid (dichte symbolen) en op oveeenkomende venoeves zonde Oevekuid (open symbolen), in het Padvindesven. Naa: Lensink,

127 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN De veandeingen in de vegetatiesamenstelling woden nog duidelijke wannee de vegetatiekaaten van de Steenhaaplas van 994 en 995 woden vegeleken (fig. 6. en 6.4). Isoëtide wateplanten, in dit geval Oevekuid en Watelobelia, zijn in 995 geheel vedwenen. In degelijke gevallen van exteme koolstoflimitatie is blijkbaa geen enkele ondegedoken wateplant in staat om te oveleven. Ook in het Padvindesven vond afsteven van Oevekuid op de oeve plaats tijdens hoogwate vanaf najaa 99 tot in de zome van 994 (fig. 6.2). Andezijds is goei van isoëtiden ook mogelijk op de venbodem. Zo is een gedeelte van de bodem van de Schoapedobbe bedekt met een dichte mat van ozetten van Dijvende wateweegbee. De bodem is hie plaatselijk goed gebuffed (tot meq/lite) en bevat veel oganisch mateiaal, waadoo de beschikbaaheid van nitaat en kooldioxide hoge is dan op vezuude delen van de venbodem. Een mooi voobeeld van de invloed van lokaal, zuu gondwate op de vegetatiesamenstelling is te vinden in het teein de Bieze. Hie is een aantal poeltjes opgeschoond dat deels in zo'n kwelzone ligt. De ph en het calciumgehalte zijn hie een factie hoge en fosfaat wodt neegeslagen doo het ijze in het kwelwate (tab. 6.2). In de geïsoleede poeltjes bedekken Knolus en veenmossen de bodem. Met toenemende invloed van kwelwate veschijnen achteeenvolgens Veelstengelige watebies {Eleochais multicaulis), Vlottende bies, Witbloemige wateanonkel en Duizendknoopfonteinkuid. Vegelijking van vegetatieopnamen (eigen mateiaal, de Gaaf e.a., 994, bijlagen) uit de Figuu 6. Waiecassula (Cassula helmsii) 25

128 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN jaen 990, 994 en 995 leet dat het vespeidingspatoon van deze sooten van jaa tot jaa nauwelijks veschilt (fig 6.5). In het opgeschoonde ven mengt het kwelwate met zuu, stikstofijke oppevlaktewate, waadoo bovengenoemde sooten hie niet of nauwelijks goeien. Het bodemwate is in de loop de tijd waaschijnlijk aanzienlijk vezuud; Beenbeek en Gevlekte ochis {Dactylohiza maculatd) hebben zich niet gevestigd vanuit de gespaade delen. De abundantie van Duizendknoopfonteinkuid gaat langzaam achteuit. Tabel 6.2 Gemiddelde samenstelling (met standaaddeviatie, n = ) van de watelaag van poe/f/es in 'De Bieze' met of zonde kwelindiceende vegetatie. Ook de samenstelling van de watelaag van het aangenzende ven isweegegeven. Concentaties in umo/ /"'. kwel ± kwel - kwel Ven ph Buffecapaciteit (HeqI') Kooldioxide (jieqi' ) Ammonium Nitaat Otho-fosfaat Calcium 4.48(0.2) 26(9) 265(9) 5(2) 2 (0.5) 0.0 (0.02) 78 (47) 4.2 (0.07) 5() 207 (24) 6(4) 2(2) 0.05 (0.04) 45(5) 4.9(0.5) 6(9) 250(6) 0(6) (0.2) 0.42 (0.6) 60 (4) 4.46 (0.09) 24(6) 4(27) 46 (47) 5(2) 0.9(0.08) 5(9) De vegetatieontwikkeling op egelmatig doogvallende venoeves is veel mee afhankelijk van de samenstelling van de bodem dan van de samenstelling van de watelaag. Op lemige bodem zoals bij de Schoapedobbe (fig. 6.6) ontwikkelt zich een sootenijke, natte heide met o.a. Moeaswolfsklauw {Lycopodiella inundata), snavelbiezen (Rhynchospoa spp.) en Klokjesgentiaan {Gentianapneumonanthe). Ook kaakteistieke mossen en paddestoelen, zoals Kussentjes-veenmos (Sphagnum compactum) en Lenteknotszwam (Clavulinopsis venalis) keen teug. De laatste was al een halve eeuw niet mee in ons land waagenomen (Bouwe 996). In deze natte heide kunnen zuutoleante sooten uit het dwegbiezen-vebond opduiken, waavan Dwegzegge (Caex oedei ssp. oeden) en Gof goudkoelmos (Fossombonia foveolatd) de minst algemene zijn. Zandige bodems langs vezuude vennen zijn voo een aantal van deze sooten te zuu en aken ove het algemeen langzaam begoeid met sootename, natte heide (fig. 6.2). De waagenomen mycofloa van vezuude venoeves bestaat vooal uit algemene (veen)mosbewonende sooten. Het al of niet teugkeen van bedeigde vegetaties van natte heiden en pioniegemeenschappen is natuulijk in de eeste plaats afhankelijk van de mate waain ook de oeve is opgeschoond. Wannee vijwel alleen de watelaag is opgeschoond ontwikkelt zich geen natte heide en kunnen pioniegezelschappen 26

129 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Keyenhuk 995 ^ Eleochaitetum multicaulis m Figuu 6. 2 Vegetatiekaat van de Keyenhuk, 995, 4 jaa na vewijdeing van het slib. Am = amfibische vegetatie, Aq = aquatische vegetatie, H = helofyten. Naa: Meeuwsen (996). Voo vegetatie-opnamen: zie bijlage 2 zich alleen fagmentai ontwikkelen in doge jaen, zoals bijvoobeeld in de Steenhaaplas (fig. 6.). Een mogelijke bedeiging voo de vegetatie van opgeschoonde oeves van voedselame plassen is het veschijnen van de Watecassula {Cassula helmsiî) (fig. 6.). Dit amfibische plantje uit Nieuw Zeeland en Austalië is in Nedeland opgedoken op de opgeschoonde oeves van het Padvindesven (Bouwe & den Hatog, 996). In Engeland beidt deze plant zich snel uit en is in staat gebleken inheemse sooten te ovewoekeen. 27

130 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN Steenhaaplas ÊH Isoeto-Lobelietum S Lycopodio-Rhynchospoetum Figuu 6. Ontwikkeling van de vegetatie in de Steenhaaplas na vewijdeing van opgehoopt slib in 990. Am = amfibische vegetatie, Aq = aquatische vegetatie, H = helofyten. Kaat 992 naa: Koopmans en Nabben (99). Voo vegetatie-opnamen, zie bijlage 2 Steenhaaplas LobeliaUttoella Lobelia: - = exemplaa o =5-0 exemplaen =00-200exemplaen Uttoella: = exemplaa o =5-20 exemplaen a =Litt oeii a-do mi nantie Figuu 6.4 Vespeiding van isoëtide wateplanten op de noodoostoeve van de Steenhaaplas na vewijdeing van opgehoopt slib in 990. Kaat 992 naa: Koopmans en Nabben (99). In 995 waen alle isoëtide wateplanten vedwenen 28

131 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN A * % % ff\ % 994 Ventype Ventype 2 Ventype I Afnemende kwelinvloed 0 20 m 995 Figuu 6. 5 Veeenvoudigde weegave van de vegetatie in de poeltjes in 'De Bieze' in 994 en 995. Opnamen, zie bijlage 2 29

132 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Schoapedobbe Lycopodto-Rhynchospoetun 2 O Encetum letallcis Lycopodio-Rhynchospoelum Figuu 6.6 Vegetatie van de Schoapedobbe in 990, net voo hestel, en 994, 4 jaa na hestel. Am = Amfibische vegetatie, Aq = Aquatische vegetatie, H = Helofyten. Kaat 990 naa van Bees en Kustjens (99). Voo vegetatie-opnamen, zie bijlage 2 Figuu 6. 7 Dijvende wateweegbee (Luonium natans), een plant van venoeves die zich op c/e bodem von de Schoapedobbe uitbeidt en daa nooit bloeit of dijfbladeen vomt 0

133 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Hestel na de vewijdeing van oganisch mateiaal en na bekalken De intenationaal meest gebuikte methode om vezuing van zee zwak gebuffede wateen tegen te gaan is het uitstooien van kalk, met name in Scandinavië. Hievoo wodt meestal gemalen, natuulijke kalksteen gebuikt. Voodat de esultaten van bekalking in opgeschoonde vennen woden bespoken zal eest nog even een ovezicht woden gegeven van de effecten van bekalking op onvestoode, vezuude oppevlaktewateen. Bekalking van Scandinavische meen De meeste evaing met bekalking is opgedaan in Scandinavische meen. Hie wodt al sinds begin jaen tachtig kalk toegediend aan meen om afname van de vispopulaties te vookomen. De hoeveelheid en fequentie van bekalking is afhankelijk van de hoeveelheid instomend zuu wate. Ove het algemeen stijgt de ph in deze meen van ongevee 4,5 naa 6, waadoo zuugevoelige floa en fauna teugkeet (Appelbeg e.a. 995). Echte, ecent ondezoek heeft duidelijk gemaakt dat een aantal ongewenste neveneffecten op kunnen teden in ondiepe delen van meen, die het gevolg zijn van het uitzakken van een goot gedeelte van de kalk naa de bodem (Roelofs e.a. 994, 995). Die bodem bestaat in de oevezone, de plaats waa isoëtide wateplanten de bodem bedekken, uit een afwisseling van lemige, zandige en gindige sedimenten met veenlaagjes die in de loop van duizenden jaen zijn opgebouwd. Het uitzakken van kalk naa de bodem veoozaakt ook hie een snelle stijging van de ph, waadoo de afbaak van venig mateiaal wodt gestimuleed. Hiedoo komen allelei nutiënten vij, waaonde fosfaat, ammonium en kooldioxide, en daalt de edoxpotentiaal van de bodem. Mede doo de diffusie van kooldioxide naa de watelaag, kunnen snelle goeies de isoëtide sooten ovewoekeen. Woekeing van met name Knolus teedt voonamelijk op tijdens peioden van aanvoe van zuu wate uit de omgeving. Hiedoo wodt bicabonaat in de watelaag, afkomstig van bekalking, omgezet in kooldioxide. Bekalking van Nedelandse vennen De eeste evaing met bekalking op paktijkschaal in Nedelandse vennen is opgedaan in het 'Ven bij Schaijk' (Bellemakes e.a. 990). Evenals in Noose meen tadt een snelle hevezuing op, voo een belangijk deel veoozaakt doo uit de vezuude bodem vijkomende potonen en aanvoe van zuu wate uit de catchment. Hehaalde bekalkingen in die opeenvolgende jaen veoozaakte een snelle goei van Knolus. Uit expeimenten bleek dat voo het hestel van de basevezadiging in oganische bodems van vezuude vennen tot 500 meq/m 2 bicabonaat wed geconsumeed (Bellemakes e.a. 990), wat oveeenkomt met ongevee een ton kalk pe hectae. Een eeks expeimentele bekalkingen van Nedelandse venbodems laten zien dat de mate van eu-

134 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN tofiëing van de watelaag stek afhankelijk is van het type venbodem dat bekalkt wodt (Bellemakes e.a. 990; Zwat 996). Zo kan de fosfaatconcentatie boven bekalkte, oganische bodems uit het Padvindesven oplopen tot 4 J,mol pe lite, tewijl boven een gelijk type bodem uit het Ven bij Schayk geen vehoogde fosfaatconcentaties woden gemeten. Ook in bekalkte, oganische bodems uit het ven de Keyenhuk wed geen vehoogd fosfaatgehalte en geen daling van de edoxpotentiaal gemeten (van Dueen-Den Hollande 994; Wullink 994). Wel stijgt de ph in het bodemvocht snel tot boven ph 7 en woden hogee concentaties ammonium en kooldioxide in het bodemvocht gemeten. Deze kunnen veklaad woden doo oplossen van naa de bodem gezakte kalk, omzetting van bicabonaat in kooldioxide, uitwisseling van kationen tegen ammonium dat aan het bodemadsoptiecomplex gebonden is en vesnelling van de minealisatie. Het gebuiken van gote hoeveelheden kalk (5 ton/ha) leidt in de Nedelandse situatie dus tot stijging van de ph in de bodem en een vehoogde beschikbaaheid van kooldioxide, vooal bij hevezuing. Bekalking leidt echte niet altijd tot vesnelde afbaak van oganisch mateiaal in de bodem. Vanwege de isico's voo explosieve goei van Knolus en voo intene eutofiëing is intensief bekalken van vezuude wateen af te aden. In een aantal gevallen woden vennen bekalkt om beschimmelingen van eieen van amfibieën te vookomen, met name van de heikikke. Voo deze bekalking wodt een lage dosis toegediend ( kg/ha, Bellemakes e.a. 99) in het voege voojaa, vlak voo de ei-afzet. Ondezoek in vennetjes op de Tongeense heide toonde aan dat jaalijkse lichte bekalking voldoende is om beschimmeling te vookomen, maa vede weinig invloed heeft op de watekwaliteit en de vegetatie (Blokke-Roesma 99). Wel zijn mee sooten macofauna en diatomeeën gevonden die oganische belasting indiceen. Bekalking in opgeschoonde vennen Onde de efeentiepojecten bevinden zich twee opgeschoonde, bekalkte vennen, het Padvindesven bij Beda en het Schepven op de Landschotse heide. Het eeste wodt in het voojaa jaalijks licht bekalkt (500 kg/2.5 ha), het tweede is twee maal bekalkt (januai 99, januai 994) met gotee hoeveelheden kalk en soda. De lichte bekalking in het Padvindesven is voldoende voo een bete vootplantingssucces van de Heikikke (mond. med. dh. Schep). De ph in de watelaag schommelt geduende de ei-ontwikkeling ond de minimale waade, ph 4.5, om beschimmeling te vookomen (fig. 6.8). Evenals na bekalking van vennetjes in de Tongeense heide blijft ook hie eutofiëing van de watelaag achtewege (fig. 6.20). Ook de bodem bevat enkele jaen na de stat van de bekalkingen geen vehoogde concentaties ammonium en kooldioxide. Echte, voo zuugevoelige wateplanten is een ph van 4.5 op den 2

135 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN o E ph, P Alk, P - - ph, S - a- Alk, S /- \-x/\ \//.>W Jan-90 Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan-95 Figuu 6.8 Buffeing van twee vezuude, opgeschoonde vennen als gevolg van het gebuik van lage (Padvindesven, P) en hoge (Schepven, S) doses kalk E c S g> c X LIJ P S * / ' V'*> A ^ \ '. (, \ > ,«\ o J - -..V ' ' I I I Jan-90 Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan-95 j,' J / \! \ ' \ i < ' \ ; Figuu 6.9 Buinkleuing van de watelaag als gevolg van het in oplossing gaan van humuszuen uit licht (Padvindesven, P) en zwaa (Schepven, S) bekalkte bodem T duu onvoldoende om achteuitgang te vookomen. Het vespeidingskaatje van bijvoobeeld Witbloemige wateanonkel uit de jaen na opschoning en bekalking laat een gestage achteuitgang zien. Oevekuid kan zich, op mineale bodem, bete handhaven (fig 6.24). Kieming en goei vindt voonamelijk in de doogvallende oevezone plaats. In de watelaag goeien vijwel uitsluitend Knolus en veenmossen. Veenmossen goeien hie optimaal in de winte en het voojaa, tijdens peioden met aanvoe van kooldioxide-veijkt gondwate. In de loop van de zome daalt de kooldioxideconcentatie en steft een deel van het veenmos af. Dit hoopt zich op in luwe hoekjes, vooal de zuidwestkant. Hie vindt accumulatie en afbaak van oganisch mateiaal en daling van de edoxpotentiaal plaats. De bodem wodt te plaatse ongeschikt voo de

136 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN goei van Oevekuid en de hieboven genoemde wateplanten. Doo de gelimiteede beschikbaaheid van kooldioxide en ammonium vindt geen exteme goei van Knolus of veenmos plaats. Een deel van de venbodem blijft onbegoeid. Oevekuid kan zich handhaven op de mineale oostoeve, waa peiodiek gondwate uit de aangenzende heide instoomt (Lensink 996), analoog aan de situatie in de niet gebuffede Steenhaaplas (zie 5.4.). De ammonium/nitaat atio is in deze zone lage dan in de est van het ven. 60 Aci S NH 4 H N0 PO 4x i 20 o Ë Padvindesven N0 POjxlOO E ~Z * Figuu 6.20 Concentaties van de belangijkste nutiënten in de watelaag na, 2, en 6 jaa lichte (Padvindesven) en zwae (Schepven) bekalking 4

137 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Het gebuik van gotee doses kalk in het Schepven wodt in de watelaag onmiddelijk zichtbaa doo de steke buinkleuing van het wate (fig. 6.9). Dit is een gevolg van het in oplossing gaan van humuszuen uit de bodem. Vede stijgt de ph van de watelaag aanvankelijk tot ond ph 7, daalt vevolgens de beschikbaaheid van kooldioxide in de watelaag en vindt nitificatie van ammonium plaats (fig. 6.8 en 6.20). In het Schepven vindt binnen een jaa hevezuing van de watelaag plaats. De meest waaschijnlijke bonnen voo deze hevezuing zijn potonen uit de vezuude bodem, atmosfeische depositie en toestoom van doo atmosfeische depositie vezuud, oppevlakkig gondwate. Zowel in de bodem als in de watelaag lijkt na bekalking een lichte stijging van de fosfaatconcentatie op te teden naa niveau's die nomaal zijn voo zee zwak gebuffede wateen (fig. 6.20). Dit is geen gevolg van intene eutofiëing; in de bodem vindt geen alkalinisatie plaats. Zelfs wannee onde expeimentele omstandigheden wel alkalinisatie van de bodem opteedt, wodt geen hogee fosfaatconcentatie gemeten (fig 6.2). Mogelijk gaan onde zee zue omstandigheden neegeslagen fosfaatzouten wee in oplossing. 00 K'huk Kalk I Con i phx0 NO, o-po d x0 Figuu 6.2 ph en beschikbaaheid van stikstof en fosfaat in het bodemvocht, twee jaa na bekalking van het Schepven en 6 weken na expeimentele bekalking (5 ton/ha) van bodem uit de Keyenhuk in het laboatoium. Con = contolebehandeling, naa Zwat (996) Doo de bepekte beschikbaaheid van licht en koolstof komt de goei van wateplanten taag op gang. Twee jaa na de bekalking is het gootste deel van de venbodem nog steeds kaal (fig. 6.22). Evenals in het Padvindesven vestigen zich wel veel wateplanten van zee zwak gebuffede wateen op de oeve, b.v. Moeashetshooi, Pilvaen (Pilulaia globulifed), Watepostelein en Witbloemige wateanonkel, zeke in vegelij- 5

138 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN king met het opgeschoonde, maa ongebuffede ven de Keyenhuk (fig 6.2). Vegelijking van de vegetatiekaat uit 994 met de vegetatiekaat in 995, het dede jaa na de bekalking, laat zien dat met name Pilvaen zich nog steeds uitbeidt. Vede zijn ook op de oeve nog voldoende open plekken aanwezig voo vedee kolonisatie. Dit wodt deels veoozaakt doo vij intensieve beteding doo koeien van deze venoeve. Schepven a»! 995 0\ / é \ f V Am J O Eleochaitetum multicaulis Si Lycopodio-Rhynchospoetum albo-fuscae PNulaietum globulifeae m Figuu 6.22 Vegetatiekaat van het Schepven, 995, 4 jaa na vewijdeing van het slib en aansluitende bekalking in januai 99 en 994. Am = amfibische vegetatie. Naa: Meeuwsen (996). Voo bijbehoende opnamen zie bijlage 2 6

139 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Padvindesven ES2 Hg. Litloella unilioa m Figuu 6.2 Vegetatie van het Padvindesven in 990 en 994, en 5 jaa na het opschonen. Am = amfibische vegetatie, Aq = aquatische vegetatie, B = bos en stuweel, H = helofyten. Naa: van Bees en Kustjens (99) en Zwat (996). Voo bijbehoende opnamen zie bijlage 2 Padvindesven Littoella unifloa, exemplaa Ranunculus ololeucos. exemplaa Littoella unfloa. aaneengesloten I Ranunculus ololeucos. aaneengesloten m Figuu 6.24 Vespeiding van twee plantensooten van zee zachte wateen in het Padvindesven. Kaat 990 naa van Bees en Kustjens (99), kaat 992 naa Koopmans en Nabben (99) 7

140 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Hestel na vewijdeing van oganisch mateiaal en na buffeing met gondwate In de voogaande paagaaf is vemeld dat toegediende kalk niet in zijn geheel oplost in de watelaag, maa gedeeltelijk naa de bodem zakt en daa een ongewenst steke alkalinisatie veoozaakt. Dit kan wee een poces van intene eutofiëing op gang bengen. Het oppompen en inlaten van gebuffed, voedselam wate in een ven educeet de kans op alkalinisatie van de bodem. Aansluitend op buffeing doo oppevlaktewate in het veleden bestaat nu in een vijftal pojecten de mogelijkheid om gondwate op te pompen en in te laten. Daadwekelijke inlaat heeft tot en met 995 alleen plaatsgevonden in de Begvennen. E kan ook gondwate woden ingelaten in het Goot mee bij Ossendecht, de Keyenhuk, de Banen en die Oistewijkse vennen. De ontwikkelingen in de Begvennen woden in het hiena volgende bespoken. De voolopige esultaten uit 996 van de oveige pojecten laten ongevee een zelfde beeld zien. Tijdens en na de opschoning van de Begvennen in begin 994, zijn de vennen wee volgelopen met lokaal, zuu gond- en egenwate. In de zome van 994 en 995 is gondwate ingelaten in het Rietven. Het wate van het Rietven kon via een geul doostomen naa het Eilandven, en vevolgens het Pluzenven. Daa de ontwikkelingen in de wate- en bodemchemie van het Pluzenven gotendeels oveeenkomen met die in het Eilandven, zijn hievan geen gegevens opgenomen. Het Ronde ven is tijdens de ondezoekspeiode steeds geïsoleed gebleven en slechts gevoed doo lokaal gond- en egenwate. Watekwaliteit Evenals in zee zachte, niet gebuffede of bekalkte, opgeschoonde wateen lijkt ook in de Begvennen een daling van beschikbaa stikstof en fosfaat op te teden in de jaen na opschoning. Met name in het geïsoleede Ronde ven teedt een daling op van beschikbaa otho-fosfaat en ammonium (fig en 6.28). Deze daling teedt vooal op in het begin van het vegetatieseizoen in 995, wannee de kale bodem begoeit aakt met voonamelijk Knolus. Inlaat van gondwate leidt tot een stijging van de ph in de watelaag en het ontstaan van een ph gadiënt van het Rietven naa het Pluzenven (fig. 6.25). Dezelfde gadiënt is ook waaneembaa in de buffecapaciteit (fig. 6.26). Ook in de Begvennen vindt tijdens peioden zonde inlaat van gondwate wee vij snel hevezuing plaats. De belangijkste oozaken van vezuing zijn nitificatie van opgehoopt en met neeslag aangevoed ammonium, het vijkomen van potonen uit het bodem-adsoptiecomlex en de aanvoe van vezuud, oppevlakkig gondwate. E vindt geen stijging van de kooldioxide-concentatie als gevolg van hevezuing plaats. 8

141 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan-95 Figuu 6.25 ph van de Begvennen voo en na opschoning in winte 99/994 en gondwateinlaat in het Rietven (lil) en het Eilandven (VI) in juli/augustus 994 en winte Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan-95 Figuu 6.26 De buffecapaciteit van de Begvennen voo en na opschoning in winte 99/994 en gondwateinlaat in ven III (en VI) in juli/augustus 994 en winte 995 In figuu 6.27 en 6.28 is de beschikbaaheid in de watelaag van de belangijkste voedingsstoffen in het Rietven, het Eilandven en het Ronde ven sinds het begin van de hestelmaategelen weegegeven. Voo de hestelmaategelen was de beschikbaaheid van otho-fosfaat, stikstof en kooldioxide vegelijkbaa met de hoeveelheden die gevonden zijn in de eeste maanden na hestel. In vegelijking met het geïsoleede Ronde ven, teedt in het Eilandven en vooal in het Rietven een steke daling op van de kooldioxide-concentatie. In het Rietven woden waaden beeikt waabij geen woekeing 9

142 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN 500 -c Rietven (ven III) Kooldioxide -o-- o-p 'g 200 iö o * 00 o ó x: O 0 Jan-90 Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan Kooldioxide -o-- 0-PO4 Eilandven (ven VI) <B H s^y / Ni/ E e O 0 Jan-90 Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan Ronde ven (ven IV) S 00 o E œ 200 o jo o 00 Jan-90 Jan-9 Jan-92 Jan-9 Jan-94 Jan-95 guu 6.27 De kooldioxide- en othofosfaat-concentatie van de Begvennen voo en na opschoning in winte 99/994 en gondwateinlaat in ven lil (en VI) in juli/augustus 994 en winte

143 ZEER ZWAKGEBUFFERDEWATEREN Rietven (ven Mt-94 Jun-94 Sep-94 Jan-95 Ap-95 Jul-95 Okt Eilandven (venvi) - - N0 NH4 o- NH Mt-94 Jun-94 Sep-94 Jan-95 Ap-95 Jul-95 Okt i 60 - Ronde ven (ven - NO NH4 --O-- NH4 V) f 20 - E Î \ Pt \ /' \ / 0-0 \ / \ m 0 Mt-94 Jun-94 Sep-94 Jan-95 Ap-95 'o' Jul-95 b Okt-95 Figuu 6.28 Stikstofhuishouding in de Begvennen voo en na opschoning in winte 99/994 en gondwateinlaat in ven III (en VI) in juli/augustus 994 en winte

144 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN van Knolus en veenmossen mee mogelijk is (fig. 6.5 en 6.27). Ook de beschikbaaheid van ammonium en nitaat daalt in de gondwategevoede vennen het snelst. Nitaat wodt wee de dominante stikstofbon, een belangijke voowaade voo de teugkee van wateplanten van niet vezuude wateen. Evenals in het bekalkte Schepven vindt wel een lichte toename van de beschikbaaheid van fosfaat plaats, tot niveau's die kenmekend zijn voo (zee) zwak gebuffede, niet vezuude wateen. Bekalking leidde in het Schepven tot een steke, langduige buinkleuing van het wate. Ook aanvoe van gebuffed gondwate leidt tot buinkleuing, echte veel minde stek en minde langduig dan na bekalking (fig. 6.29). Een ande neveneffect van buffeing is een tijdelijke toename van de hoeveelheid aluminium in de watelaag, iets dat ook in Noose meen is waagenomen op punten waa gebuffed wate in vezuude meen stoomt (Rosseland e.a., 992). Buinkleuing en vehoging van aluminium - concentaties teden vooal op tijdens de eeste peiode met inlaat van gebuffed wate. Tabel 6. Gemiddelde samenstelling (met standaaddeviatie) van het bodemvocht van de ondewatebodem van het gebuffede Rietven (III) en het geïsoleede Ronde ven (IV) in het eeste en tweede jaa na opschoning. N = 4 (994) en (995). Concentaties in umo/ /"'. Rietven Ronde ven ph Ammonium Nitaat Oth o-fosfaat 5.44 (0.75) 8(8) 8(0) 0.0(0.02) 5.40 (0.9) 4(5) 2(8) 0.60 (0.45) 5.0 (0.27) 62 (8) 6() 0.08 (0.07) 5.5(0.) 5 (25) 8() 0.09 (0.05) o E I 2 E 6 - o-h - Aluminium - -- Kleu / ; ' ; b«o. ù 'a? A ' Dec-9 Dec-92 Dec-9 Dec o 0.09 * Figuu 6.29 Enkele neveneffecten van inlaat van gebuffed wate in het Rietven 42

145 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Buffeing van het Rietven met gondwate heeft vij weinig effect op de samenstelling van het bodemvocht (tab. 6.). In de bodem vindt geen alkalinisatie plaats. Ook de stikstofhuishouding lijkt niet te woden beïnvloedt. De gemiddeld hogee fosfaatconcentatie in 995 is het gevolg van een uitschiete in apil. Voo opschonen was de fosfaatconcentatie in de bodem van het Rietven twee tot die maal hoge dan in het Ronde ven (Bellemakes e.a. 99, bijlage). Vegetatie De ontwikkeling van de vegetatie in de Begvennen veloopt tage dan in gebuffede, voomalig geëutofieede systemen. Ook in de zome van 996 is nog minde dan 0% van de opgeschoonde delen begoeid. Een uitzondeing vomen sommige delen van de venbodems. Met name wannee voldoende kooldioxide beschikbaa is, kunnen aquatische mossen en Knolus zich snel uitbeiden. Een voobeeld hievan is de tijdelijke uitbeiding van Vensikkelmos in het Rietven (fig 6.0). Tijdens een exteem wame peiode vond onvoldoende menging plaats tussen het wame venwate en het elatief koude, kooldioxide-ijke gondwate. Het koude gondwate bleef op de bodem van de diepste delen hangen, wat duidelijk voelbaa was. Vlak boven de bodem ontwikkelde zich binnen enkele weken een dichte mat van Vensikkelmos. In de vespeiding van het Vensikkelmos was de stoomichting van het gondwate te hekennen. Na uitschakeling van de pomp en menging van het wate doo een slecht wee peiode was het Vensikkelmos ook wee binnen enkele weken afgestoven. Vewijdeing van opgehoopt oganisch mateiaal heeft in het Ronde ven niet geleid tot kieming van isoëtiden (fig 6.). Toch moet in het ven een kiemkachtige zaadbank aanwezig zijn; delen met veel Oevekuid en met Watelobelia zijn tijdens de opschoning gespaad. Vanuit deze delen vindt wel enige vegetatieve uitbeiding van Oevekuid plaats. Vede zijn enkele kiemplanten van Dijvende egelskop waagenomen, een uitest zeldzame plant van zee zwak gebuffede wateen. Langs de anden van het ven ontwikkelt zich langzaam een vochtige heide met onde ande Buine en Witte snavelbies {Rhynchospoa fusca en alba), Kleine zonnedauw (Dosea intemedia), Veelstengelige watebies (Eleochais multicaulis) en een enkele Beenbeek. De vegetatie in de watelaag bestaat, voo zove aanwezig, uit Knolus. In het gebuffede Rietven heeft wel kieming van Watelobelia en Oevekuid plaatsgevonden (fig 6.). De kiemplanten hebben zich voonamelijk gevestigd in 994, vanuit zaad in de aanspoelselgodel. In 995 en 996 heeft vanuit hie een aanzienlijke uitbeiding van Oevekuid plaatsgevonden. Het lijkt e op dat kieming en uitbeiding van deze isoëtiden bete veloopt onde niet te zue omstandigheden. Zuugevoelige plantensooten als Egelbotebloem (Ranunculus flammula) en Ongelijkbladig fonteinkuid (Potamogeton gamineus) zijn alleen in het Rietven gevonden. Ook Dijvende egelskop is het meest te vinden in het Rietven. In het eeste jaa na op- 4

146 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Rietven, Depanocladus fluitans 5-7-'95 i Ven 5 "W ^~ \ \ cp<^^ \ ws Pomp ^Sta***^ H /fv y = o - % X^ mo = -0% E2 =-25% gg = 26-50% ^=5-00% Figuu 6.0 Bedekking van Vensikkelmos (Depanocladus fluitans) op de bodem von het Rietven op 5 juli 995 schonen heeft massale kieming en vestiging van Knolus plaatsgevonden. Op langduing geïnundeede plaatsen zijn deze echte gotendeels wee afgestoven, waaschijnlijk doo koolstofgebek. Naamate de invloed van het gondwate minde wodt, neemt ook de sootenijkdom van wate en oeve af. In het Eilandven zijn enkele Watelobelia's gekiemd. De begoeiing op de oeves van dit ven is vegelijkbaa met de oevebegoeiing van het Ronde ven. Beenbeek ontbeekt, maa Klokjesgentiaan vestigt zich op vele plekken vanuit de niet opgeschoonde anden. Ook hie bevindt zich in de watelaag, naast enkele exemplaen Dijvende egelskop, alleen Knolus. In het Pluzenven zijn geen isoëtiden gevonden. Ook Veelstengelige watebies is hie veel minde gekiemd. De watelaagis hie nog paktisch leeg. 44

147 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Ronde ven, 995 Rietven Legenda A : Spaganium angustifolium O: Niet opgeschoonde stukken (met aantal exemplaen Lobelia dotmanna) Legenda o : Ranunculus flammula A : Lobelia dotmanna f : goepjes Littoella unifloa (met aantal exemplaen) o : Spaganium angustifolium O : Potamogeton gamineus o m ^ : Potamogeton natans Figuu 6. Vespeiding von enkele wate- en oeveplanten van zee zwak gebuffede wateen in het gebuffede Rietven en het geïsoleede Ronde ven Conclusies Zee zwak gebuffede wateen zijn zee gevoelig voo vezuing en in bijna alle gevallen stek vezuud. Na vewijdeing van opgehoopt oganisch mateiaal daalt de beschikbaaheid van stikstof en fosfaat in de watelaag licht. Doo de aëobe condities in de bodem en de voedselame, heldee watelaag vindt aanvankelijk kieming en vestiging plaats van plantensooten uit zee zwak gebuffede wateen. Wannee vevolgens niet wodt voozien in buffeing van de watelaag vedwijnen deze sooten wee doo ongunstige ammonium/nitaat atio's, te lage ph en ovewoekeing doo Knolus en aquatische mossen. Het gevaa bestaat dat dan ook de zaadbank volledig uitgeput aakt. Het opschonen van vennen zonde vedee maategelen tegen vezuing te nemen wodt daaom afgeaden. Zowel bekalking als buffeing met gondwate leiden tot een vehoging van de ph en buffecapaciteit en een gunstige ammonium/nitaat atio (tab. 6.4). Aan het gebuik van kalk lijken ook enkele nadelen te kleven: de hoeveelheid te gebuiken kalk is moeilijk te doseen en zakt deels naa de bodem. Gebuik van een lage dosis kalk kan 45

148 ZEERZWAKGEBUFFERDEWATEREN vezuing en vedwijning van plantensooten van zee zwak gebuffede wateen op lange temijn niet vookomen. Bij gebuik van een hogee dosis kalk bestaat het gevaa van alkalinisatie en intene eutofiëing van de bodem en kunnen in oplossing gaande humuszuen het wate stek buin kleuen. Voo de vegetatie lijkt dit tot gevolg te hebben dat alleen op de oeve zich kaakteistieke vegetaties van zachte wateen kunnen ontwikkelen. In met gondwate gebuffede wateen keen in de watelaag binnen twee jaa na opschonen mee typische sooten uit de oevekuid-klasse teug (tab. 6.5). De nadelige effecten van bekalking blijven hie gotendeels achtewege. Uit deze voolopige gegevens kan woden geconcludeed dat het gebuik van gebuffed, schoon gondwate de vookeu vedient boven het gebuik van kalk of andee minde goed oplosbae buffestoffen. Tabel 6.4 Veandeingen in de samenstelling van de watelaag na opschonen van zee zwak gebuffede wateen. Zuu = geen additionele maategelen tegen vezuing genomen. Concentaties in \imol/lite. De veschillen na hestel t.o.v. de uitgangssituatie zijn getest met een één-weg vaiantie-analyse, gevolgd doo een Tukey-test. Voo hestel Na hestel Zuu Bekalkt Gondwate Zuu Bekalkt Gondwate ph Buffecapaciteit ( XeqI' ) Kooldioxide Tubiditeit (PCI) Otho-fosfaat Nitaat Ammonium Natium Kalium Calcium Magnesium IJze Aluminium Silicium Mangaan Sulfaat Chloide Aantal wateen a a 27 a 4.9 a 0.2 a 4 a 45 a 46 a 9 a 97 a 94 a.2 a 28 a a.5 a 206 a 440 a b 7 b 5 a a 0.4 a 5 a 27 a 45 a 4 a 79 b 77 a 2.2 a 22 a 8. a.2 a 249 a 92 a b 86 b 98 a 4.6a 0.2 a 48 a 4 a 28 a 9a 25 ab 40 a 2.4 a 9.9 a 7. a 0.4 a 24 a 04 a 2 46

149 ZEER ZWAK GEBUFFERDE WATEREN Tabel 6.5 Hef vookomen van in Nedeland bedeigde hogee planten in de efeentiepojecten met oosponkelijk zee zwak gebuffed wate. RL= Rode lijst categoie. GW= Gondwateinlaat. = voo esfauaf/e niet(mee), nu wel, = idem, populatie minstens 00 exx, i = achteuitgang, 0 = gelijkgebleven,? = voouitgang, ÎÎ = steke voou/fgang (> 00 exx. en > 50 % toename), ()= onegelmatig aanwezig, f = vedwenen. = De Bieze, 2= Schoapedobbe, = Schoapepoel, 4= Steenhaaplas, 5- Keyenhuk, ó= Begven 4,7= Padvindesven, 8= Schepven, 9= Begven. Alleen opgeschoond Bekalkt GW Buine snavelbies Dijvende egelskop Dijvende wateweegbee Duizendknoopfonteinkuid Dwegzegge Moeashetshooi Moeaswolfsklauw Oevekuid Ongelijkbladig fonteinkuid Pilvaen Vlottende bies Watelobelia Witbloemige wateanonkel RL TT 2 t T () T 0 4 () () 5 () 0 () t () TT 9 47

150 Liteatuu Aale, I. van, 995. Restauatie van het Giltjeplak, een vochtige duinvallei op Teschelling. Sciptienumme 95082, Vakgoep Botanische Oecologie en Evolutiebiologie, Pojectgoep Landschapsoecologie, Univesiteit Utecht. Adiani, M.J. & Maael, E. van de, 968. Voone in de banding. Stichting Wetenschappelijk Duinondezoek Oostvoone, 04 pp. Andeson, M.R. & Kalff, J., 988. Submesed aquatic macophyte biomass in elation to sediment chaacteistics in ten tempeate lakes. Feshwate Biology 9: 5-2. Appelbeg, M., Lingdell, P.E. & Anden, C, 995. Integated studies of the effects of liming acidified wates (ISELAW-pogamme). Wate, Ai and Soil Pollution 85: Anolds, E., 989. A peliminay Red Data List of macofungi in the Nethelands. Pesoonia 4: Anolds, E., Kuijpe, T.W. & Noodeloos, M.E., 995. Ovezicht van de paddestoelen in Nedeland. Nedelandse Mycologische veeniging, 995. Ats, G.H.P., 990. Deteioation of atlantic soft-wate systems and thei floa, a histoical account. Poefschift, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Ats, G.H.P. & den Hatog, C, 990. Phytogeogaphical aspects of the West-Euopean soft-wate macophyte floa. Acta Botanica Neelandica 9: Ats, G.H.P., Schaminée, J.H.J. & Munckhof, P.J.J. van den, 988. Human impact on oigin, deteioation and maintenance of Littoelletalia-communities. Poceedings of the 5 th Symposium on Synanthopic Floa and Vegetation. Matin, Czechoslovakia: -8. Ats, G.H.P., van de Velde, G., Roelofs, J.G.M. & Swaay, C.A.M., 990. Successional changes in the soft-wate macophyte vegetation of (sub)atlantic, sandy, lowland egions duing this centuy. Feshwate Biology 24: Bakke, T.W.M., Klijn, J.A. & Zadelhoff, F.J. van., 979. Duinen en duinvalleien: een landschapsoecologische studie van het Nedelands duingebied, Pudoc, Wageningen. Bako, J.W., Gunisson, D. & Capente, S.R., 99. Sediment inteactions with submesed macophyte gowth and community dynamics. Aquatic botany 4, Bako, J.W. & Smat, R.M., 980. Mobilization of sediment phosphous by submesed feshwate macophytes. Feshwate biology 0: Bako, J.W. & Smat, R.M., 986. Sediment elated mechanisms on gowth limitation in submesed macophytes. Ecology 67 (5):

151 LITERATUUR Bees, P.W.M., 996. Ondezoek Babantse vennen 994. Dienst Watestaat, Milieu en Vevoe, Povincie Nood-Babant. Bees, P.W.M, van & Buinsma, J Teugkee van Dooschijnend glanswie in het Beeldven. Levende Natuu 97 (4): Bees, P.W.M, van & Kustjens, G.H.S., 99. Ondezoek naa de estauatiemogelijkheden van zwak gebuffede wateen in Nedeland. Voobeeidend ondezoek en biomonitoing. Doctoaalveslag n. 2. Vakgoep Aquatische Oecologie en Biogeologie, K.U.Nijmegen. 25 pp. Bellemakes, M.J.S., Maessen, M & Veheggen, G.M., 990. Restauatie van vezuude en geëutofieede zwak gebuffede opppevlaktewateen; mogelijkheden tot hestel. Vakgoep Aquatische Oecologie & Biogeologie, K.U.N., i.o.v. D.G.M, diectie Wate, Ministeie van V.R.O.M. 97 pp. Bellemakes, M.J.S., Maessen, M.,Cals, M. & Roelofs, J.G.M., 99. Effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing van oppevlaktewateen. Eindappot monitoingspogamma eeste fase. Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Benes, C., 99. Acidification and liming of Swedish feshwates, monito 2. Swedish Envionmental potection agency. 44 pp. Bink, R.J., Bal, D., Bek, V.M. van den & Daaije, L.J., 994. Toestand van de natuu 2. Rappot IKC-NBLF n. 4. Bloemendaal, F. & Roelofs J.G.M., 986. Watekwaliteit en wateplanten. Laboatoium voo Aquatische Oecologie, K.U. Nijmegen, in opdacht van het Ministeie vanvrom. 05 pp. Blokke-Roesma, M., 99. Vennen op de Veluwe, de effecten van bemegeling op macofauna van vennen. Afstudeeapot Rijkshogeschool IJselland, in opdacht van Zuiveingsschap Veluwe, 26 pp. Bobbink, R., Bouwe, E., Coenaats, M., de Gaaf, M.C.C., Roelofs, J.G.M. & Vebeek, P.J.M., 994. Monitoing van effectgeichte maategelen tegen vezuingen eutofiëing in oppevlaktewateen en heischale milieu's. Inteim-appot 99. Valgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. In opdacht van het Ministeie van LNV. Bobbink, R., Bouwe, E., Coenaats, M., Gaaf, M.C.C, de, Lames, L.P.M., Roelofs, J.G.M., Vebeek, P.J.M. & Veheggen, G.M., 995. Monitoing van effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing in oppevlaktewateen en heischale milieus. Inteim-appot 994, Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. In opdacht van het Ministeie van LNV. Bobbink, R., Gaaf, M.C.C, de, Vebeek, P.J.M., Coenaats, M. & Roelofs, J.G.M., 997. Effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing van matig mine- 50

152 LITERATUUR aalijke heide en schaallanden. Eindappot monitoingspogamma tweede fase, in voobeeiding. Bobbink, R. & J.G.M. Roelofs, 995. Nitogen citical loads fo natual and semi-natual ecosystems: the empiical appoach. Wate, Ai and Soil Pollution 85: Bonges, M., 99. De vegetatie van de natuuesevaten de Begjes en Vogelshoek in 992. Altenbug & Wymenga appot 59, Veenwouden. 45 pp. Bouwe, E., 996. De Lente-knotszwam {Clavulinopsis venalis), veelvaat of fijnpoeve? Coolia 9 (4) Bouwe, E., Bobbink, R., Meeuwsen, F. & Roelofs, J.G.M Recovey fom acidification in aquatic mesocosms afte educing ammonium- and sulphate deposition. Aquatic Botany, in pess. Bouwe, E. & den Hatog, C Cassula helmsii (Kik) Cockayne, een adventief op doogvallende, zandige oeves. Goteia, in duk. Bug, Y. van de & Bouwe, E., 99. De paktijk van een ovelevingsstategie. Evaluatie van het poject 'Effectgeichte Maategelen in natuuteeinen'. Reseach voo Beleid bv., i.o.v. Ministeie van LNV. Buskens, R.F.M., 989. Beuven: hestel van een oecosysteem. Vakgoep Aquatische Oecologie & Biogeologie, K.U.Nijmegen, in opdacht van het Ministeie van LNV. 5 pp. Buijsman, E., Maas, H.F.M. & Asman, W.H.A., 987. Anthopogenic ammonia emissions in Euope. Atmospheic envionment, 2: Cals, M. & Roelofs, J.G.M., 990. Pae-advies effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing in oppevlaktewateen. Vakgoep Aquatische Oecologie & Biogeologie, K.U.Nijmegen, in opdacht van het Ministeie van LNV. 96 pp. Capente, S.R., 980. Enichment of Lake Winga, Wisconsin, by submesed macophyte decay. Ecology 6 (5): Coenaats, 996. Lysimete-methode, ondezoek naa het nemen van monstes uit ondewatebodems via keamische cups. Intene publicatie Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Dam, H. van., 98. Vennen in Midden-Babant. RIN appot 82/8, Rijksinstituut voo Natubehee, Leesum. 25 pp. Dam, H. van & Ats, G.H.P., 99. Ecologische veandeingen in Dentse vennen sinds 900 doo menselijke beïnvloeding en behee. Instituut voo Bos- en Natuuondezoek & Gontmij. 44 pp. Dam, H. van & Buskens, R.F.M., 99. Ecology and management of mooland pools: balancing acidification and eutophication. Hydobiologia 265:

153 LITERATUUR Dam, H. van., Metens, A. & Janmaat, L.M., 99. De invloed van atmosfeische depositie en diatomeeën en chemische samenstelling van het wate in spengen, beken en bonnen. Insituut voo Bos- en Natuuondezoek, appot 52, 87 pp. Dam, H. van. & Otte, A.J., 996. Veluwse vennen en leemkuilen onde de loep. Aquasense TEC, appotn In opdacht van Zuiveingsschap Veluwe. 6 pp. Dam, N.J., 996. Excusieveslag, 6 septembe 995. In: Vies, B.W.L. de, 996. Veslag van de N.M.V.-excusies in het jaa 995. Coolia 9 (2) Daaijes, G.P.J., Ek, R. van, Bleuten, W. en Meijes, R., 992. Measuing and modelling atmospheic dy deposition in complex foest teain. In: Acidification eseach: evaluation and policy applications. Red: Schneide, T. Elsevie, Amstedam, pp Dijk, J. van, Gaaf, F. de, Gaafland, W., Goot, A.A. de, Heimans, J., Koste, J.T., Vos, A.P.C. de, Vies, H.F. de, Weff, A. van de & Westhoff, V., I960. Hydobiologie van de Oistewijkse vennen. Publicatie n. 5, Hydobiologische Veeniging Amstedam. Dop, D. van, Boot, R. & Maael, E. van de, 985. Vegetation succession on the dunes nea Oostvoone, The Nethelands, since 94, intepeted fom ai photogaphs and vegetation maps. Vegetatio 58, 2-6. Dueen-Den Hollande, K. van, 994. Effecten van echtsteekse bekalking en inlaat van gebuffed wate op vensystememaquaium-expeimenten en monitoing in het veld. Doctoaalveslag n. 85. Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 56 pp. Duijnstee, I. & Willems, N., 992. Hestelmogelijkheden van de zachtwatefloa en effecten van de buffeing en de sliblaagvewijdeing op de watechemie van de Begvennen. Doctoaalveslag n. 45, Vakgoep Oecologie, wekgoep Milieubiologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 64 pp. Duusema, G., 996. Vennen in Denthe. Ondezoek naa ecologie en natuu op basis van macofauna. Zuiveingsschap Denthe. Eibes, M. en Gudden, J, 987. Beegeningsexpeimenten met nagebootste aquatische oecosystemen. Veslag n Laboatoium voo Aquatische Oecologie. Katholieke Univesiteit Nijmegen. Eisman, J.W. & A.Bleeke, 995. Emissie, concentatie en depositie van vezuende stoffen. In: Heij, G.J. & T. Schneide (eds): Dutch pioity pogamme on acidification. RIVM-appot Fansman, B. en Nihlgâd, B., 995. Wate chemisty in foested catchments afte topsoil teatment with liming agents in south Sweden. Wate, Ai and Soil Pollution 85:

154 LITERATUUR Geenen, J.P.W., 99. De vegetatie van de Banen. Doctoaalveslag n. 2, Vakgoep Aquatische oecologie en Biogeologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 58 pp. Gemet, R.L.E.M. & Maessen, M., 987. Een ondezoek aan abiotische factoen en wateplanten in zes duinpiassen op Teschelling in elatie tot 'zue neeslag'. Doctoaalveslag 22, Laboatoium voo Aquatische Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Gaaf, M.C.C, de, Vebeek, P.J.M., Cals M.J.R. & Roelofs, J.G.M., 994. Effectgeichte maategelen tegen vezuing en eutofiëing van matig mineaalijke heide en schaallanden. Eindappot monitoingspogamma eeste fase. Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Gootjans, A.P., Bijkek, W., Evets, F.H., Tolman, M.E., Jongman, M., Stijksta, R., te Heedt, G., van Duen, I. & de Jong, J., 995A. Monitoing van effectgeichte maategelen tegen vezuing, tussenappot 2 e fase Wyldlannen (Eenewoude), De Baten (Lindevallei), De Koegelwieck (Teschelling), De Moksloot (Texel), De Lage Maden (Dentse Aa). Lab. voo Plantenoecologie, Rijksunivesiteit Goningen & Bueau Evets & de Vies. I.O.V. Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij, diectie Natuu. Gootjans, A.P., Lammets, E.J. & Beusekom, F. van, 995B. Kalkijke duinvalleien op de Waddeneilanden. Stichting Uitgeveij van de Koninklijke Nedelandse Natuuhistoische Veeniging, Utecht. 76 pp. Gossmann, J. & Udluft, P., 99. The extaction of soil wate by the suction-cup method: a eview. Jounal of Soil Science 42, 8-9. Haan, A. de & Siebum, M., 987. De veandeingen in vegetatiesamenstelling van oosponkelijk zwak gebuffede wateen in de povincie Oveijssel. Doctoaalveslag n. 225, Laboatoium voo Aquatische Oecologie, K.U.Nijmegen, 0 pp. Heijste, M. van, Eek, W. van, Nawijn, A. & Janssen, E., 994. Vegelijkend ondezoek naa de esultaten van EffectGeichte Maategelen in de Peekuil en de Badhuiskuil. In: Katholiek Univesiteit Nijmegen, 994. Veslag excusie Teschelling 994. Vakgoep Oecologie. Hoentjen, B., Toenbeek, R., Dam, H. van & Ats, G.H.P., 99. Dentse vennen: betekenis, bedeigingen en behee, pp. Honman, M., 995. Wilde gagel, Myica gale L., als indikato voo instomend oppevlakkig gondwate langs venanden. Veslag n. 97. Wekgoep Milieubiologie, Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 54 pp. Howells, G. & Dalziel, T., 995. A decade of studies at Loch Fleet, Galloway (Scotland): a catchment liming poject and estoation of a bown tout fishey. Feshwate foum 5 ():

155 LITERATUUR Joosten, J.H.J., Bos, J.A.A. & Dam, H. van, 992. Paleo-ecologisch ondezoek aan oude en ecente afzettingen in het ven 'De Banen' (gemeente Nedeweet). Laboatoium voo Paleobotanie en Palynologie, Utecht. Kameich, J., 992. Ondezoek naa de ionbezetting van het C.E.C, in sedimenten van vezuude vennen en de effecten van bicabonaat en calcium hieop. Veslag n. 4, Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Kleef, H.H. van & Felix, R.P.W.H., 996. De macofauna-samenstelling voo en na uitvoeing van effectgeichte maategelen. Doctoaalveslag n. 45. Afdeling Aquatische Oecologie en Milieubiologie. Kleiven, S. & Szczepanska, W., 988. The effects of extacts fom Chaa tomentosa and two othe aquatic macophytes on seed gemination. Aquatic botany 2: Kohie, A., Wonnebege, R. & G-H. Zeltne, 97. Die bedeutung chemische und pflanzliche Veschmutzungsindikatoen im fliesswassesystem Moosach (Münchne Ebene). Ach. Hydobiol. 72: Kok, C.J., Meestes, H.W.G. & Kempes, A.J., 990. Decomposition ate, chemical composition and nutient cycling of Nymphaea alba L. floating leaf blade detitus as influenced by ph, alkalinity and aluminium in laboatoy expeiments. Aquatic botany 7, Koopmans, M.B.G. & Nabben, R.H.M., 99. Vegetatieontwikkeling in zwakgebuffede vennen en duinpiassen na uitvoe van effectgeichte maategelen. Doctoaalveslag n. 67, Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, K.U.Nijmegen. 79 pp. Kopäcek, J., Pochâzkovâ, L., Stuchh'k, E. & Blazka, P., 995. The nitogen-phosphous elationship in mountain lakes: influence of atmospheic input, wateshed, and ph. Limnol. Oceonag. 40 (5) : Lames, L.P.M., 995. Hydologie, vegetatie en behee van het Pikmeeuwenwate (De Hamet). Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, K.U. Nijmegen. I.o.v. De Diectie Natuu, Bos, Landschap en Fauna (Min. LNV) en de Stichting Het Limbugs Landschap, 6 pp. Leentvaa, P., 96. Dune wates in the Nethelands, Quackjeswate, Beede wate and Vogelmee. Acta Botanica Neelandica 2, Lensink, R., 996. Het vookomen van isoëtide plantesooten in vennen in elatie tot kwel. Doctoaalveslag n. 48, Afdeling Aquatische Oecologie en Milieubiologie, Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 87 pp. Lucassen, E.C.H.E.T., Oonk, M.M.A., Roelofs, J.G.M & Bandud, T.E., 996. The effect of acidification, liming and eacidification on wate quality, sediment chaacteistics and macophyte development of SE and SW Nowegian soft-wate lakes. KUN, NIVA, in voobeeiding. 54

156 LITERATUUR Lyon, M.J.H, de & Roelofs, J.G.M., 986. Wateplanten in elatie tot watekwaliteit en bodemgesteldheid. Laboatoium voo Aquatische oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. Maael, E. van de, Boot, R., Dop, D. & Rijntjes, J., 985. Vegetation succession on the dunes nea Oostvoone, The Nethelands; a compaison of the vegetation in 959 and 980. Vegetatio 58: Madsen, T.V & Sand-Jensen, K., 99. Photosynthetic cabon assimilation in aquatic macophytes. Aquat. Bot. 4: Maessen, M., Roelofs, J.G.M., Bellemakes, M.J.S. & Veheggen, G.M., 992. The effects of aluminium, aluminium/calcium atios and ph on aquatic plants fom pooly buffeed envionments. Aquatic Botany 4: Meeuwsen, F.J.A.J., 996. Vezuude oppevlaktewateen, hestel doo aanvoe van gondwate, diecte en indiecte bekalking en vemindeing van vezuende depositie. Doctoaalveslag n. 40. Afdeling Aquatische Oecologie en Milieubiologie. 90 pp. Meijden, R. van de, 990. Heukel's floa van Nedeland. Eenentwintigste duk. Woltes-Noodhoff. Goningen. Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij, 99. Handleiding Effektgeichte maategelen in natuuteeinen. Diectie Natuu-, Milieu- en Faunabehee, Den Haag. 69 pp. Ministeie van Landbouw, Natuubehee en Visseij, 996. Ovelevingsplan Bos en Natuu. Handleiding 996. Diectie natuubehee. Pojectteam OBN, 89 pp. Muniz, LP., 99. Feshwate acidification: its effects on species and communities of feshwate micobes, plants and animals. Poceedings of the Royal Society of Edinbugh, 97B, Nat, E., Simons, J., De la Haye, M.A.A. & Coops, H., 994. Vespeiding van Kanswieen in Nedeland. Watesysteemvekenningen 996. RIZA wekdocument 94.l48x. Vije Univesiteit, Rijksinstituut voo integaal Zoetwatebehee en Afvalwatebehandeling. 77 pp. Ostendop, W., 989. 'Die-back' of eeds in Euope. A citical evieuw. Aquatic Botany 5: Paffen, B.G.P. & Roelofs, J.G.M., 99. Impact of cabon dioxide and ammonium on the gowth of submeged Sphagnum cuspidatum. Aquatic botany 40 : 6-7. Pahlplatz, R., 994. Boedvogels van Nedeweet. Vogelwekgoep Nedeweet, 49 pp. Pahlplatz, R., 995. Zeldzame en schaase boedvogels in Nedeweet. Vogelwekgoep Nedeweet, 6 pp. 55

157 LITERATUUR Pokony, J., 990. Does liming pevent high assimilatoy ph in eutophic cap ponds? Bijdage aan het EIFAC/FAO symposium ove poduktievehoging in vijvecultues. Paag, Tsjecho-Slowakije, 5-8 mei 990. Pocella, D.B., Discoll, CT., Schofield, C.L. & Newton, R.M., 995. Lake and wateshed neutalization stategies. Wate, Ai and Soil Pollution 85: Posch, M., de Smet, P.A.M., Hettelingh, J.P. & Downing, R.J., 995. Calculation and mapping of citical tesholds in Euope. Rijksinstituut voo Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven. 98 pp. Raaijmakes, M.H.J.E., 99. Vegetatiekateingen en expeimenteel ondezoek voo uitvoeing van Effectgeichte Maategelen in oppevlaktewateen van Nedeland. Doctoaalveslag n. 55, Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 70 pp. Raam, J.C. van & Maie, E.X., 992. Ovezicht van de Nedelandse Kanswieen. Goteial8: -6. Rijksinstituut voo volksgezondheid en milieuhygiëne, 99. Nationale Milieuvekenning 2, Samson H.D. Tjeenk Willink b.v., Alphen aan de Rijn. 549 pp. Roelofs, J.G.M., 98. Impact of acidification and eutophication on macophyte communities in soft wates in the Nethelands I. Field obsevations. Aquatic botany, 7: Roelofs J.G.M., Bobbink, R., Bouwe, E. & M.C.C, de Gaaf, 996. Restoation ecology of aquatic and teestial vegetation on non-calcaeous sandy soils in The Nethelands. Acta Botanica Neelandica 45: in duk. Roelofs, J.G.M., 986. The effect of aibon sulphu and nitogen deposition on aquatic and teestial heathland vegetation. Expeientia 42: Roelofs, J.G.M., Bandud, T.E. & Smoldes, A.J.P., 994. Massive expansion of/uncus bulbosus L. afte liming of acidified SW Nowegian lakes. Aquatic Botany 48: Roelofs, J.G.M., Smoldes, A.J.P., Bandud, T.E. & Bobbink, R., 995. The effect of acidification, liming and eacidification on macophyte development, wate quality and sediment chaacteistics of soft-wate lakes. Wate, Ai and Soil Pollution 85: Rosseland, B.O., Blaka, I.A., Bulge, A., Koglund, F., Kvellstad, A., Lydesen, E., Oughton, D.H., Salbu, B., Staunes, M. & Vogt, R., 992. The mixing zone between limed and acidic ive wates: complex aluminium chemisty and exteme toxicity fo salmonids. Envionmental pollution 78: -8. Schaminée, J.HJ., Weeda, E.J. & Westhoff, V., 995. De vegetatie van Nedeland. Deel 2. Plantengemeenschappen van wateen, moeassen en natte heiden. Opulus pess, Leiden. 60 pp. 56

158 LITERATUUR Schindle, D.W., Mills, K.H., Malley, D.F., Findlay, D.L., Sheae, J.A., Davies, I.J., Tune, M.A., Linsey, G.A. & Cuikshank, D.R., 985. Long-tem ecosytem stess: the effects of expeimental acidification on a small lake. Science 228: Schuukes, J.A.A.R., 987. Acidification of suface wates by atmospheic deposition. Poefschift Katholieke Univesiteit Nijmegen. Schuukes, J.A.A.R., Eibes, M.A., Gudden, J.J.F. & Roelofs, J.G.M., 987A. Effects of simulated ammonium sulphate and sulphuic acid ain on acidification, wate quality and floa of small-scale soft wate sytems. Aquatic Botany, 28: Schuukes, J.A.A.R., Jansen, J. & Maessen, M., 988. Wate acidification by addition of ammonium sulphate in sediment-wate columns and in natual wate. Achiv fü Hydobiologie, 2(4): Schuukes, J.A.A.R., Kok, C.J. & Den Hatog, C., 986. Ammonium and nitate uptake by aquatic plants fom pooly buffeed and acidified wates. Aquatic Botany 24: -46. Schuukes, J.A.A.R. & Leuven, R.S.E.W., 986. Vezuing van oppevlaktewateen. Publicatieeeks 'lucht',, n. 5, Ministeie van VROM, Staatsdukkeij en uitgevesbedijf/distibutiecentum Oveheidspublicaties, s'gavenhage, 85 pp. Schuukes, J.A.A.R., Maenen, M.M.J. & Roelofs, J.G.M., 987B. Chemical chaacteistics of pecipitation in NH affected aeas in the Nethelands. Atmospheic envionment 22: Siebel, H.N., Aptoot, A., Dikse, G.M., Dobben, H.F. van, Melick, H.M.H. & Touw, A., 992. Rode lijst van de in Nedeland vedwenen en bedeigde Mossen en Kostmossen. Goteia 8: -20. Smoldes, A.J.P.& Roelofs, J.G.M., 995. Intenal eutophication, ion limitation and sulphide accumulation due to the inlet of ive Rhine wate in peaty shallow wates in the Nethelands. Achiv fü Hydobiologie, : Soontiëns, J., 996. De invloed van watekwaliteit en hestelmaategelen op vegetatie en bodem in de Banen en het Sasven. Doctoaalveslag n. 42. Vakgoep Oecologie, afdeling Aquatische Oecologie en Milieubiologie, K.U.Nijmegen. 82 pp. Stumm, W. & Mogan, J.J., 98. Aquatic chemisty: an intoduction emphasizing chemical equilibia in natual wates. 2nd ed., Wiley Intescience, New Yok, 780 pp. Sykoa, K.V., 978. De invloed van de exteme doogte van 976 op enkele vennen en op duinvalleien van Teschelling. Botanisch Laboatoium Katholieke Univesiteit Nijmegen. Touw, A. & Rubes, W.V., 989. De Nedelandse Bladmossen. Stichting Uitgeveij Koninklijke Nedelandse Natuuhistoische Veeniging. 52 pp. 57

159 LITERATUUR Vahle, H.C., 990. Amleuchtealgen (Chaacea) in Niedesachsen und Bemen. Vebeitung, gefähdung und schütz. Infom.d. Natuschutz Niedesachs. 5. Vangenechten, J.H.D., Bosmans, F. & Deckes, H., 98. Effects of shot-tem changes in ain wate supply on the ionic composition of acid mooland pools in the Campine of Antwep. Hydobiologia 76, Vekaa, D., Duuen, L. van. & Schaminée, J., 992. De intenationale betekenis van Nedeland voo hogee planten op gond van biogeogafische egio's. De Levende Natuu 992 (2), 4-9. Vetegaal, C.G.M., Louman, E.G.M., Bakke, T.W.M., Klijn, J.A. & Meulen, F. van de, 99. Monitoing van Effectgeichte Maategelen tegen vezuing en eutofiing in open doge duinen. Pae-advies. In opdacht van de diectie NMF, Ministeie van LNV. Voo, E.E. van de, 957. Excusieappot Padvindesven Staatsbosbehee. Visse, G., 97. Chemische samenstelling, floa en fauna van binnendijks wate op Teschelling, speciaal met betekking tot duinplasssen. Biologisch station Oosteend. Teschelling, 0 pp. Weeda, E.J., Meijden, R. van de. & Bakke, P.A., 990. Rode lijst van de in Nedeland vedwenen en bedeigde planten (Pteidophyta en Spematophyta) ove de peiode Goteia 6, Weeda, E.J., Westa, R., Westa Ch. & T. Westa, 99. Nedelandse Oecologische Floa. Wilde planten en hun elaties, 4. Haalem, 7 pp. Weeda, E.J., Westa, R, Westa Ch. & T. Westa, 994. Nedelandse Oecologische Floa. Wilde planten en hun elaties, 5. Haalem, 400 pp. Wef, S. van de, 99. Bosgemeenschappen. Natuubee in Nedeland, deel 5. Pudoc, Wageningen, 75 pp. Westhoff, V. & den Held, A.J., 969. Plantengemeenschappen in Nedeland. Thieme, Zutphen, 24 pp. Westhoff, V. & Oosten, M.F. van, 99. De plantengoei van de Waddeneilanden. Stichting Uitgeveij Koninklijke Natuuhistoische Veeniging, Utecht. Wit, Y. de, 994. Invloed van het behee op de wate- en oevevegetatie van duinpoelen op Voone. Vakgoep Oecologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen en Nedelands Instituut voo Oecologisch Ondezoek, Heteen. Wium-Andesen, S., Anthoni, U., Chistophesen, C, & Houen, G., 982. Allelopathic effects on phytoplankton by substances isolated fom aquatic macophytes (Chaales). Oikos, 9: Wullink, T., 994. Intene eutofiëing als gevolg van alkalinisatie: expeimenteel ondezoek naa veschillende methoden van buffeing in vezuude oppevlaktewateen. Veslag n. 79. Vakgoep Oecologie, Wekgoep Milieubiologie, Katholieke Univesiteit Nijmegen. 6 pp. 58

Onderzoek naar de ecologische achteruitgang en het herstel van Zuid- Limburgse hellingschraallandcomplexen

Onderzoek naar de ecologische achteruitgang en het herstel van Zuid- Limburgse hellingschraallandcomplexen Ondezoek naa de ecologische achteuitgang en het hestel van Zuid- Limbugse hellingschaallandcomplexen Diectie Kennis en Innovatie, augustus 009 009 Diectie Kennis en Innovatie, Ministeie van Landbouw, Natuu

Nadere informatie

Bijlage 3: Budgetbrief. Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. Postbus 891. 5600 AW Eindhoven. t.a.v. mevrouw H.F. van Breugel. Bergen op Zoom, 25 juni 2014

Bijlage 3: Budgetbrief. Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. Postbus 891. 5600 AW Eindhoven. t.a.v. mevrouw H.F. van Breugel. Bergen op Zoom, 25 juni 2014 -CONCEPT Bijlage 3: Budgetbief Bueau Jeugdzog Nood-Babant Postbus 891 5600 AW Eindhoven t.a.v. mevouw H.F. van Beugel Begen op Zoom, 25 juni 2014 Geachte mevouw van Beugel, Confom de afspaken in de "Babantbede

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Methodebeschijving Outputpijsindexcijfe van nieuwbouwwoningen 1. Inleiding Dit is een methodebeschijving van de statistiek Outputpijsindexcijfe van nieuwbouwwoningen (O-PINW). De beschijving heeft alleen

Nadere informatie

Onderzoek naar de ecologische achteruitgang en het herstel van Zuid- Limburgse hellingschraallandcomplexen

Onderzoek naar de ecologische achteruitgang en het herstel van Zuid- Limburgse hellingschraallandcomplexen Ondezoek naa de ecologische achteuitgang en het hestel van Zuid- Limbugse hellingschaallandcomplexen Diectie Kennis en Innovatie, augustus 009 009 Diectie Kennis en Innovatie, Ministeie van Landbouw, Natuu

Nadere informatie

Rietorchis & daslook bij het Zonnehuis

Rietorchis & daslook bij het Zonnehuis Rietochis & daslook bij het Zonnehuis Rietochis & daslook nabij het Zonnehuis Auteu P.J.H. van de Linden Opdachtgeve Pojectnumme Ingen Seach B.V. 09.087 juni 2010 foto omslag daslook langs het voetpad

Nadere informatie

Eenparige cirkelbeweging

Eenparige cirkelbeweging Inhoud Eenpaige cikelbeweging...2 Middelpuntzoekende kacht...4 Opgave: Looping...5 Opgave: McLaen MP4-22...6 Opgave: Baanwielennen (tack acing)...8 Gavitatie...8 Zwaate-enegie...9 Opgave: Satellietbanen...10

Nadere informatie

Een nieuw model voor de CBS huishoudensprognose

Een nieuw model voor de CBS huishoudensprognose Een nieuw model voo de CBS huishoudenspognose Coen van Duin en Cael Hamsen Het model waamee het CBS zijn huishoudenspognose maakt, is aangepast. De nieuwe pognose wodt beekend met een macosimulatiemodel

Nadere informatie

Onderzoek naar het effect van actief randenbeheer op akker- en weidevogels in West-Brabant

Onderzoek naar het effect van actief randenbeheer op akker- en weidevogels in West-Brabant Ondezoek naa het effect van actief andenbehee op akke- en weidevogels in West-Babant Opdachtgeve: povincie Nood-Babant Novembe 2007 Antonie van Diemenstaat 20 5018 CW Tilbug 013-5802237 Eac@home.nl Pagina

Nadere informatie

P&O ISD. ssc. Hieronder vindt u kort de conclusies en resterende vragen weergegeven. In de bijlage vindt u een toelichting hierop.

P&O ISD. ssc. Hieronder vindt u kort de conclusies en resterende vragen weergegeven. In de bijlage vindt u een toelichting hierop. Á W/P. min HUI 0 0 0 2 8 9 1 Ē Bueau Gezondheid, Milieu 8t Veiligheid RAAD GRIF B&W Gemeente Oischol ISD P&O BURG SECR INGEKOMEN 1 7 NOV 2014 ssc Gemeente Oischot t.a.v dh. Giesen Postbus 11 AFD. DV AFD.

Nadere informatie

nr. 37 van JOS DE MEYER datum: 20 oktober 2015 aan HILDE CREVITS Onderwijspersoneel - Afwezigheden wegens ziekte

nr. 37 van JOS DE MEYER datum: 20 oktober 2015 aan HILDE CREVITS Onderwijspersoneel - Afwezigheden wegens ziekte SCHRIFTELIJKE VRAAG n. 37 van JOS DE MEYER datum: 20 oktobe 2015 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Ondewijspesoneel - Afwezigheden wegens ziekte

Nadere informatie

Advies: Het college gaat akkoord met verzending van bijgaande RIB naar de gemeenteraad.

Advies: Het college gaat akkoord met verzending van bijgaande RIB naar de gemeenteraad. VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: C.P.G. Kaan Tel n: 06 8333 8358 Numme: 15A.01184 Datum: 10 novembe 2015 Team: Ondewijs, Welzijn en Zog Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschift

Nadere informatie

Visualisatie van het Objectgeoriënteerde Paradigma. Arend Rensink Faculteit der Informatica, Universiteit Twente e-mail: rensink@cs.utwente.

Visualisatie van het Objectgeoriënteerde Paradigma. Arend Rensink Faculteit der Informatica, Universiteit Twente e-mail: rensink@cs.utwente. Visualisatie van het Objectgeoiënteede Paadigma. Aend Rensink Faculteit de Infomatica, Univesiteit Twente e-mail: ensink@cs.utwente.nl Samenvatting Pogammeeondewijs maakt een wezenlijk deel uit van elke

Nadere informatie

Damoclesbeleid gemeente Texel 2018

Damoclesbeleid gemeente Texel 2018 Gemeente Texel Damoclesbeleid gemeente Texel 2018 Beleidsegel op gond van atikel 13b Opiumwet Diectie maat 2018 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Juidisch kade 5 3. Doel 7 4. Algemene uitgangspunten... 9

Nadere informatie

- gezonde dieren, gezonde mensen

- gezonde dieren, gezonde mensen pagina 1 van 8 Jaaveslag 2000 Wood van de voozitte Afgelopen jaa is voedselveiligheid een belangijk item in Euopa geweest, denk alleen maa aan de BSE-cisis. Het is dan ook niet moeilijk voo te stellen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centaal Bueau voo de Statitiek Economie, Bedijven en NR Oveheidfinanciën en Conumentenpijzen Potbu 24500 2490 HA Den Haag PRJSNDEXCJFER COMMERCËLE DENSTVERLENNG 1. nleiding Dit document bechijft de methoden

Nadere informatie

Handleiding leginstructies

Handleiding leginstructies www.alityfloos.nl Handleiding leginstcties Gaat binnenkot een hoten vloe leggen? Met de leginstcties van Qalityfloos E.W.F. heeft de jiste kennis binnen handbeeik. Is deze kls toch niet aan besteedt, of

Nadere informatie

Fase 2-11 vrij kavels. Startebos. plezierig wonen in Meijel

Fase 2-11 vrij kavels. Startebos. plezierig wonen in Meijel Fase 2-11 vij kavels Statebos plezieig wonen in Meijel Statebos plezieig wonen in Meijel Vije kavels in de goene omgeving van Meijel U ziet Statebos helemaal zitten, maa de te bouwen woningen voldoen niet

Nadere informatie

1. Procedure. Tabel 1: vergunde situatie. Ammoniakemissie Geuremissie Fijn stofemissie Ammoniakemissiefactor. Geur- Emissiefacto r OU/sec/dier

1. Procedure. Tabel 1: vergunde situatie. Ammoniakemissie Geuremissie Fijn stofemissie Ammoniakemissiefactor. Geur- Emissiefacto r OU/sec/dier Zaaknumme : 1162768 Vegunninghoude : L.J.J. Hatzmann Pojectomschijving : het doen van een bepekte milieutoets t.b.v. het bouwen van een kapschuu 1. Pocedue 1.1 Pojectbeschijving De voogenomen veandeing

Nadere informatie

05.2011. landschapskrant Noord-Hageland. Dag van de biodiversiteit Werchter zondag 22 mei 2011. in dit nummer

05.2011. landschapskrant Noord-Hageland. Dag van de biodiversiteit Werchter zondag 22 mei 2011. in dit nummer 05.2011 landschapskant Nood-Hageland Dag van de biodivesiteit Wechte zondag 22 mei 2011 in dit numme Dag van de biodivesiteit p2 Samenweking met bedijven p4 Landschapsanimatie: Wat is dat? p6 Regionaal

Nadere informatie

Standaarden Verpleeghuiszorg

Standaarden Verpleeghuiszorg Standaaden Vepleeghuiszog Vesie septembe 2010 Mw. E. Cox, MA, NVLF Mw. ds. C. Koolhaas, NVLF Mw. A. van Hemet, MA, NVLF 1 Inhoud 1..Inleiding...3 1.1 Doel standaaden en checklisten...3 1.2 De logopedist

Nadere informatie

In hoofdstuk 1 zijn algemene beschouwingen en de visie van ENECO Net- Beheer op de verdere ontwikkeling van het beheerde net opgenomen.

In hoofdstuk 1 zijn algemene beschouwingen en de visie van ENECO Net- Beheer op de verdere ontwikkeling van het beheerde net opgenomen. . INLEIDING Dit document omvat het Capaciteitsplan 2 van ENECO NetBehee zoals veeist in de Elekticiteitswet 1998 en het hieop aansluitend besluit "Regeling capaciteitsplannen Elekticiteitswet 1998" van

Nadere informatie

Westergracht 71 - Haarlem

Westergracht 71 - Haarlem Westegacht 71 - Haalem Vaagpijs! 349.000,-- k.k. Makelaaskantoo IDELER Oude Zijlvest 37 in Haalem Website: www.makelaaskantooideler.nl Omschijving Westegacht 71 - Haalem Op loopafstand van centum, uitgebouwde

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 maandag 15 mei uur

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 maandag 15 mei uur Eamen VW 07 tijdvak maandag 5 mei.0-6.0 uu wiskunde B (pilot) Dit eamen bestaat uit 5 vagen. Voo dit eamen zijn maimaal 7 punten te behalen. Voo elk vaagnumme staat hoeveel punten met een goed antwood

Nadere informatie

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS Stichting AIM gevestigd te Eist Rappot inzake de jaastukken 2014 Vendelie4 Postbus 622 3900 AP Veenendaal T: (0318) 618666 veenendaal@schuiteman.com Schuiteman Accountants

Nadere informatie

Op verzoek van Patrick Fey, voorzitter CNV Overheid & Publieke Diensten stuur ik u deze brief met de bijbehorende bijlage toe.

Op verzoek van Patrick Fey, voorzitter CNV Overheid & Publieke Diensten stuur ik u deze brief met de bijbehorende bijlage toe. Van: Connectief-secetaiaat-CBB [mailto:cbb@cnv.nl] Vezonden: dondedag 29 maat 2018 16:20 Ondewep: CNV Oveheid ove goed wekgeveschap Geachte hee, mevouw, Op vezoek van Patick Fey, voozitte CNV Oveheid &

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma IHP

Uitvoeringsprogramma IHP Uitvoeingspogamma IHP -2020 Het IHP leidt tot veschillende acties voo zowel de benoemde maategelen als de vookeusscenaio s. Deze acties zijn vespeid ove IJsselstein, hebben een veschillend tijdspad en

Nadere informatie

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS

SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS Stichting Feedom in Chist Ministies Nedeland gevestigd te Dachten Rappot inzake de jaastukken 2014 Vendelie4 Postbus 622 3900 AP Veenendaal T: (0318) 618666 veenendaal@schuiteman.com

Nadere informatie

Hardmetalen stiftfrezen voor ruw gebruik speciaal in gieterijen, werven en in de staalbouw

Hardmetalen stiftfrezen voor ruw gebruik speciaal in gieterijen, werven en in de staalbouw Hadmetalen stiftfezen voo uw gebuik speciaal in gieteijen, weven en in de staalbouw Hoogendementsvetandingen, -S Innovatieve hoogendementsvetandingen met exteme schokbestendigheid Zee obuuste, kachtige

Nadere informatie

Voor de warmteoverdracht Q van punt A naar punt B geldt de formule:

Voor de warmteoverdracht Q van punt A naar punt B geldt de formule: Wamteovedacht 6. Wamteovedacht Onde wamteovedacht wodt bedoeld de ovegang van enegie onde invloed van een tempeatuuveschil. Zolang een tempeatuuveschil aanwezig is zal wamte in een bepaalde ichting stomen,

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Wekdocument Ministeie van Vekee en Watestaat Diectoaat-Geneaal Rijkswatestaat Rijksinstituut voo Kust en Zee/RIKZ Aan - Contactpesoon Dookiesnumme Annemieke van de Pluijm en Dick de Jong 221 / 284 - -

Nadere informatie

- 1 - UITVOERINGSPLAN WMO BELEIDSPLAN RONDOM BURGERS 2012 2015

- 1 - UITVOERINGSPLAN WMO BELEIDSPLAN RONDOM BURGERS 2012 2015 UITVOERINGSPLAN WMO BELEIDSPLAN RONDOM BURGERS 2012 2015 De gemeente Womeland heeft een duidelijke visie op maatschappelijke ondesteuning: elke Womelande telt mee en doet mee, ongeacht leeftijd, bepekingen

Nadere informatie

Westergracht 71 - Haarlem

Westergracht 71 - Haarlem Westegacht 71 - Haalem Vaagpijs! 349.000,-- k.k. Makelaaskantoo IDELER Omschijving Westegacht 71 - Haalem Op loopafstand van centum, uitgebouwde uime TRAPGEVELwoning met zonnige vezogde tuin, voozien van

Nadere informatie

Het Informatieportaal voor Financiële Veiligheid. De 4 bedreigingen voor je spaargeld vandaag

Het Informatieportaal voor Financiële Veiligheid. De 4 bedreigingen voor je spaargeld vandaag Het Infomatiepotaal voo Financiële Veiligheid De 4 bedeigingen voo je spaageld vandaag Veval van de systeembanken Veval van de systeembanken De Vie gote Bedeigingen 1. Veval van de systeembanken 2. 3.

Nadere informatie

Milieu-effectrapport voorde Reststoffenbewerkingsinstallatie te Delfzijl. Opgesteld door: Tebodin Consultants & Engineers te Hengelo (Ov)

Milieu-effectrapport voorde Reststoffenbewerkingsinstallatie te Delfzijl. Opgesteld door: Tebodin Consultants & Engineers te Hengelo (Ov) Milieu-effectappot voode Reststoffenbewekingsinstallatie te Delfzijl Opgesteld doo: Tebodin Consultants & Enginees te Hengelo (Ov) in opdacht van de Nedelandse Aadolie Maatschappij B.v. Nedelandse Aadolie

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Bussel, 11.3.2015 COM(2015) 117 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD doo de lidstaten op gond van Veodening (EG) n. 1371/2007 beteffende de echten en

Nadere informatie

Inclusie en Exclusie groep 2

Inclusie en Exclusie groep 2 Inclusie en Exclusie goep Tainingsweek 8 3 juni 009 Venndiagammen Als voo elementen in een vezameling twee veschillende eigenschappen een ol spelen, dan kun je voo deze vezameling een Venndiagam tekenen.

Nadere informatie

Afleiding Kepler s eerste wet, op basis van Newton s wetten

Afleiding Kepler s eerste wet, op basis van Newton s wetten Keple s eeste wet Afleiding Keple s eeste wet, op basis van Newton s wetten 1 Inleiding Johannes Keple leefde van 1571 tot 1630 en was een Duitse wiskundige. Afwijkend van wat tot die tijd gedacht wed,

Nadere informatie

Milieukwaliteit in Noord-Hollamd 2000

Milieukwaliteit in Noord-Hollamd 2000 PROVINCIE I Rappot N oodl lland Milieukwaliteit in Nood-Hollamd 2000 Afdeling Ondezoek - '-J I +:- w ( Rappot N oodl PROVINCIE ' lland Milieukwaliteit in Nood-Holland 2000 Afdeling Ondezoek Juni 2001 2

Nadere informatie

Gemeente Delft 0 8 DEC Doc./bijlage

Gemeente Delft 0 8 DEC Doc./bijlage HOLLAND Gemeenteaad van Delft Postbus 78 2600 ME DELFT Gemeente Delft Doc./bijlage 0 8 DEC 2015 Gedeputeede Staten Diectie Leefomgeving en Bestuu Afdeling Bestuu Contact C.M.A. van de Kleijn-Goos T 070-441

Nadere informatie

1. Langere vraag over de theorie

1. Langere vraag over de theorie 1. Langee vaag ove de theoie a) Beschijf in detail het opladingspoces voo een condensato die in seie wodt geschakeld met een gelijkspanningsbon en met een weestand (de inwendige weestand van de gelijkspanningsbon

Nadere informatie

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Osdorpplein 54. 3-kamer appartement op de eerste verdieping. Netto huurprijs 819 Per maand

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Osdorpplein 54. 3-kamer appartement op de eerste verdieping. Netto huurprijs 819 Per maand Amstedam Nieuw-West Osdopplein 54 3-kame appatement op de eeste vedieping Netto huupijs 819 Pe maand Wonen in het goenste stadsdeel van Amstedam Voo een stad om van te houden 2 In deze bochue Objectinfomatie

Nadere informatie

Colloïdaal goud. jouw bondgenoot in de strijd tegen de tijd!

Colloïdaal goud. jouw bondgenoot in de strijd tegen de tijd! C O L L E C T I E O P S C H O O N H E I D S T A A T G E E N L E E F T I J D L U X U E U Z E V E R Z O R G I N G V O O R D E R I J P E R E H U I D Colloïdaal goud jouw bondgenoot in de stijd tegen de tijd!

Nadere informatie

2500 EK DEN HAAG. Project nummer: Handtekening: Datum: 16 april 2004

2500 EK DEN HAAG. Project nummer: Handtekening: Datum: 16 april 2004 Nedelands Instituut voo Visseijondezoek (RIVO) Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yeseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 572781 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Intenet:postkame@ivo.dlo.nl

Nadere informatie

De Creatieve Computer

De Creatieve Computer De Ceatieve Compute J.I. van Hemet jvhemet@cs.leidenuniv.nl 1 Intoductie Als we de evolutie van computes vluchtig bekijken dan zien we dat de taken die doo computes woden uitgevoed steeds ingewikkelde

Nadere informatie

Psychometrische kwaliteiten van de Recidive Inschattingsschalen (RISc)

Psychometrische kwaliteiten van de Recidive Inschattingsschalen (RISc) Cahie 2007-5 Psychometische kwaliteiten van de Recidive Inschattingsschalen (RISc) Intebeoodelaasbetouwbaaheid, intene consistentie en conguente validiteit L. M. van de Knaap L. E. W. Leenats L. T. J.

Nadere informatie

Gemeenteraad gemeente Hardenberg Commissie Ruimte Gemeenteraad Hardenberg Gemeenteraad gemeente Ommen Commissie Ruimte Gemeenteraad Ommen

Gemeenteraad gemeente Hardenberg Commissie Ruimte Gemeenteraad Hardenberg Gemeenteraad gemeente Ommen Commissie Ruimte Gemeenteraad Ommen Aan: College van Bugemeeste & Wethoudes gemeente College van Bugemeeste & Wethoudes gemeente Gemeenteaad gemeente Hadenbeg Commissie Ruimte Gemeenteaad Hadenbeg Gemeenteaad gemeente Ommen Commissie Ruimte

Nadere informatie

De raadsfracties zijn zodanig geïnformeerd dat zij goed toegerust hun standpunt kunnen bepalen bij de besluitvorming

De raadsfracties zijn zodanig geïnformeerd dat zij goed toegerust hun standpunt kunnen bepalen bij de besluitvorming BEHANDELMEMO Van: Aan: agendacommissie aadsleden en steunfactieleden Nieuw taievenbeleid Spotvoozieningen Status: Deelnemes: Debat te voobeeiding op de besluitvoming Raadsleden Potefeuillehoude: W.J. Stegeman

Nadere informatie

Tilburg University. Reclame-uitgaven in Nederland de Blok, J. Document version: Publisher final version (usually the publisher pdf)

Tilburg University. Reclame-uitgaven in Nederland de Blok, J. Document version: Publisher final version (usually the publisher pdf) Tilbug Univesity Reclame-uitgaven in edeland de Blok, J Document vesion: Publishe final vesion (usually the publishe pdf) Publication date: 1970 Link to publication Citation fo published vesion (APA):

Nadere informatie

HOEKCONTACT KOGELLAGERS

HOEKCONTACT KOGELLAGERS HOEKCONTACT KOGELLAGERS Hoekcontact kogellages Eén-ijige hoekcontact kogellages Hoekcontact kogellages zijn geschikt voo toepassingen waa een hoge nauwkeuigheid en een hoog toeental is veeist. Dit type

Nadere informatie

www.urban-synergy.org JOINT ARCHITECTURAL NETWORK FOR URBAN SYNERGY Betere Buurt Biotoop

www.urban-synergy.org JOINT ARCHITECTURAL NETWORK FOR URBAN SYNERGY Betere Buurt Biotoop www.uban-synegy.og JOINT ARCHITECTURAL NETWORK FOR URBAN SYNERGY Betee Buut Biotoop Betee Buut Biotoop De Betee Buut Biotoop (BBB) is een multidisciplinai poject van de stichting JANUS (Joint Achitectual

Nadere informatie

Gevoeligheidsanalyse transportparameters

Gevoeligheidsanalyse transportparameters Gevoeligheidsanalyse tanspotpaametes voo de ondegond Woute Kaeman Ed Veling Het model PROFCD (PROFile Convection-Diusion) is doo Veling (1993) gescheven om snel een inschatting te kunnen maken van het

Nadere informatie

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Dr. H. Colijnstraat 610. 3-kamerappartement op de tiende en elfde verdieping

Voor een stad om van te houden. Amsterdam Nieuw-West Dr. H. Colijnstraat 610. 3-kamerappartement op de tiende en elfde verdieping Amstedam Nieuw-West D. H. Colijnstaat 610 3-kameappatement op de tiende en elfde vedieping Netto huupijs 820 Pe maand Luxe badkame en keuken Voo een stad om van te houden 2 In deze bochue Objectinfomatie

Nadere informatie

Pieter Oosterhout Buro voor Architektuur BNA BV

Pieter Oosterhout Buro voor Architektuur BNA BV Gemeente Beuningen t.a.v. College van B&W Van Heemstaweg 46 Beuningen cc. mev. C. van Hemmen en dh. C. McQueen, Kloostestaat 1 beteft datum vezoek voooveleg woonhuis naast Kloostestaat 1, Beuningen 11

Nadere informatie

Wij stellen het erg op prijs, dat u onze tandartsenpraktijk heeft gekozen voor uw tandheelkundige verzorging.

Wij stellen het erg op prijs, dat u onze tandartsenpraktijk heeft gekozen voor uw tandheelkundige verzorging. J.F. Weijle P.G. Weijle Swat Hoofdstaat 7 7213 CN Gossel Tel. (0575) 49 13 17 tandats@weijle.nl www.weijle.nl Geachte hee/mevouw, Hatelijk welkom in onze paktijk. Wij stellen het eg op pijs, dat u onze

Nadere informatie

Alternatieve evenwichten -Alledaags of niet?-

Alternatieve evenwichten -Alledaags of niet?- Voo de docent Uitweking van de vagen Opdacht 1 t t (t) e ' (t) e (t) De voospelling van Malthus is gebaseed op een lineai toenemende voedselpoductie en een exponentieel goeiende bevolking. Het is eenvoudig

Nadere informatie

De invloed van passerende schepen op afgemeerde schepen, Juni 2004, O.A. Willemse

De invloed van passerende schepen op afgemeerde schepen, Juni 2004, O.A. Willemse De invloed van passeende schepen op afgemeede schepen, Juni 004, O.A. Willemse Pot Reseach Cente Rottedam-Delft. Gebuik van gegevens en teksten is met bonvemelding vijelijk toegestaan. Commecieel gebuik

Nadere informatie

ZA5881. Flash Eurobarometer 369 (Investing in Intangibles: Economic Assets and Innovation Drivers for Growth) Country Questionnaire Belgium (Flemish)

ZA5881. Flash Eurobarometer 369 (Investing in Intangibles: Economic Assets and Innovation Drivers for Growth) Country Questionnaire Belgium (Flemish) ZA88 Flash Euobaomete 69 (Investing in Intangibles: Economic Assets and Innovation Dives fo Gowth) County Questionnaie Belgium (Flemish) A Flashnumme FL9A B land FL9B C Numme van het inteview FL9C NACE

Nadere informatie

UIZEN ARCHITECTEN STEDENBOUWKUNDIGEN. r r

UIZEN ARCHITECTEN STEDENBOUWKUNDIGEN. r r UIZEN ARCHITECTEN STEDENBOUWKUNDIGEN ( Vastgesteld doo de aad van de gemeente Teneuzen bij beslult van, voozitte I giffie D D Mldde1bug KJevesk~seweg 49 PostbUtl29 4330 M IlIefoon:.31 118853737 lax: +31

Nadere informatie

Het is voorjaar en nieuwe samenwerkingen bloeien op. Het samenwerken met

Het is voorjaar en nieuwe samenwerkingen bloeien op. Het samenwerken met Zog dieen aansluit Aansluitende zog Het is voojaa en nieuwe samenwekingen bloeien op. Het samenweken met Jaagang 5 1 Lente 2014 De MediantKant is een uitgave van Mediant Geestelijke Gezondheidszog en geeft

Nadere informatie

wiskunde B pilot vwo 2017-I

wiskunde B pilot vwo 2017-I wiskunde B pilot vwo 07-I Fomules Goniometie sin( tu) sin( t)cos( u) cos( t)sin( u) sin( tu) sin( t)cos( u) cos( t)sin( u) cos( tu) cos( t)cos( u) sin( t)sin( u) cos( tu) cos( t)cos( u) sin( t)sin( u)

Nadere informatie

Inclusie en Exclusie groep 1

Inclusie en Exclusie groep 1 Inclusie en Exclusie goep 1 Tainingsweek 8 13 juni 2009 Venndiagammen Als voo elementen in een vezameling twee veschillende eigenschappen een ol spelen, dan kun je voo deze vezameling een Venndiagam tekenen.

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van de ambtshalve wijziging van de vergunning krachtens de Waterwet van

Beschikking van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van de ambtshalve wijziging van de vergunning krachtens de Waterwet van Beschikking van Gedeputeede Staten van de povincie Nood-Babant van de ambtshalve wijziging van de vegunning kachtens de Watewet van FieslandCampina Veghel / DMV Intenational, gelegen aan de NCB-Laan 80

Nadere informatie

Eindexamen vwo natuurkunde pilot 2013-I

Eindexamen vwo natuurkunde pilot 2013-I Eindexamen vwo natuukunde pilot 03-I Beoodelingsmodel Opgave Spint maximumscoe De snelheid is constant omdat het (s,t)-diagam (vanaf 4 seconde) een echte lijn is. De snelheid is gelijk aan de helling van

Nadere informatie

Factsheet Indicatoren Heupprothese

Factsheet Indicatoren Heupprothese Deze indicatoenset is opgenomen in het egiste van Zoginstituut Nedeland waamee het aanleveen van deze kwaliteitsgegevens in 2018 ove veslagjaa 2017 wettelijk veplicht is. Colofon Intenet: OmniQ (potaal

Nadere informatie

SCHUITEMAN. Stichting JMetgezel. gevestigd te Voorthuizen. Accountantsrapport Voorthuizen, 15 juni 2018 INAA ACCOUNTANTS & ADVISEURS

SCHUITEMAN. Stichting JMetgezel. gevestigd te Voorthuizen. Accountantsrapport Voorthuizen, 15 juni 2018 INAA ACCOUNTANTS & ADVISEURS SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS Stichting JMetgezel gevestigd te Voothuizen Accountantsappot 2017 Voothuizen, 15 juni 2018 Schuiteman Accountants & Adviseus B.V. KvK-n: 32074583, BTW-n:NL807922924B01,

Nadere informatie

SERIE RESEBREHmEmORBnDB

SERIE RESEBREHmEmORBnDB ET 1985 021 SERIE RESEBREHmEmORBnDB INDIRECTE SYSTEMEN TER BEHEERSING VAN DE GELDHOEVEELHEID IN NEDERLAND; EEN ECONOMETRISCHE ANALYSE S.C.W. Eijffinge Reseachmemoandum 1985-21 aug. 1985 VRIJE UNIVERSITEIT

Nadere informatie

MAGNEETKOPPEN/SPOELEN & ACCESSOIRES fundamentele principes voor identificatie / codering van de spoelen

MAGNEETKOPPEN/SPOELEN & ACCESSOIRES fundamentele principes voor identificatie / codering van de spoelen MGNEETKOPPEN/SPOEEN & ESSOES fundamentele pincipes voo identificatie / codeing van de spoelen BEEKENNGEN Voo diect wekende magneetafsluites kan de elektomagnetische aantekkingskacht beekend woden met de

Nadere informatie

verblijf vogel-spijsverteringskanaal

verblijf vogel-spijsverteringskanaal Babanten van de IJssel. In België wodt Najas mino geacht te zijn uitgestoven 4, Het vookomen van Najas mino All. (Klein nimfkuid) in het Eindhovens Kanaal in 99 en 99 J.H.P. Buinsma (Thobeckelaan 4, 964

Nadere informatie

Q l = 22ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 22ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 22ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 22ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eeste onde - ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 1 ste Vlaamse Fysica Olympiade Eeste onde 1. De eeste onde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vagen met vie mogelijke antwooden. E is telkens één

Nadere informatie

L0000512. Garantievoorwaarden/Gebruikershandleiding DUCOTWIN/ DUCOSCREEN

L0000512. Garantievoorwaarden/Gebruikershandleiding DUCOTWIN/ DUCOSCREEN L0000512 Gaantievoowaaden/Gebuikeshandleiding DUCOTWIN/ DUCOSCREEN I. INHOUD I. INHOUD p 1 II. ALGEMEEN p 2-6 III. INSTALLATIE p 7-8 IV. GEBRUIK EN ONDERHOUD p 9-12 V. CE-ATTEST p 13 VI. BIJLAGEN p 14

Nadere informatie

Ter info. a m/s² a = Δv/Δt Toetsvraag 1. v m/s v = 2πr/T Toetsvraag 4

Ter info. a m/s² a = Δv/Δt Toetsvraag 1. v m/s v = 2πr/T Toetsvraag 4 Te info Deze toets geeft je een idee van je kennis ove de begippen uit de tabel hieonde. Dit zijn de voonaamste begippen die in de leeplannen van het middelbaa ondewijs aan bod komen. Je mag de vagen oplossen

Nadere informatie

besluit hogere grenswaarden

besluit hogere grenswaarden WET GELUIDHINDER besluit hogee genswaaden. Gegevens vezoeke Naam Qua Wonen Ades Hof te Begen Postcode 6 DR Plaats Begambacht Telefoon 088 666 Fax n.v.t. contactpesoon Dh. C. Bol kenmek besluit datum besluit.

Nadere informatie

Rapportage Inventarisatie quick-win terugdringen lichtuitstoot Waddengebied.

Rapportage Inventarisatie quick-win terugdringen lichtuitstoot Waddengebied. Rappotage Inventaisatie quic-win teugdingen lichtuitstoot Waddengebied. ZONE / GEBIED DATUM UITVOERING Geeente Den Helde 19 juli 2017 Inleiding O te zogen dat de nachtelije duistenis in het Waddengebied

Nadere informatie

Beantwoord de vragen bij Verkennen. Denk aan de goniometrische verhoudingen sinus en cosinus!

Beantwoord de vragen bij Verkennen. Denk aan de goniometrische verhoudingen sinus en cosinus! 1 Vectoen in 2D Vekennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-d Vectomeetkunde Vectoen in 2D Inleiding Vekennen Beantwood de vagen bij Vekennen. Denk aan de goniometische vehoudingen sinus

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma 2006-2010 Vastgesteld door benw op 30 mei 2006

Uitvoeringsprogramma 2006-2010 Vastgesteld door benw op 30 mei 2006 Uitvoeingspogamma 20062010 Vastgesteld doo benw op 30 mei 2006 1 Ovezicht Uitvoeingspogamma 2006 t/m 2010 Poga Pote Afdemma houde 1.1 MB DIV Bestuusstijl Wij zullen ons inspannen om op heldee wijze veantwooding

Nadere informatie

TECHNISCHE VRAGEN RAAD bij JAARVERSLAG EN JAARREKENING 2015

TECHNISCHE VRAGEN RAAD bij JAARVERSLAG EN JAARREKENING 2015 TECHNISCHE VRAGEN RAAD bij JAARVERSLAG EN JAARREKENING 2015 Indienen uitelijk dinsdag 14 juni 2016 bij giffie@eindhoven.nl n Patij Blz Beleidsveld Secto Wethoude Vaag Antwood 50 PvdA 10 Sociale Ondesteuni

Nadere informatie

Een eenparige cirkelbeweging is een cirkelbeweging, waarbij de grootte van de snelheid niet verandert.

Een eenparige cirkelbeweging is een cirkelbeweging, waarbij de grootte van de snelheid niet verandert. Cikelbewegingen Gaden adialen Zie bladzijde 135 t/m 137 Baiboek wikunde van de Caat en Boch ISBN 90-430-1156-8 Een aanade voo Sinteklaa! http://taff.cience.uva.nl/~caat/functiene.pdf Eenpaige cikelbeweging

Nadere informatie

Mechanica van Materialen

Mechanica van Materialen UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN VAKGROEP TOEGEPASTE MATERIAALWETENSCHAPPEN Mechanica van Mateialen Academiejaa 3-4 Veantwoodelijk lesgeve en auteu: Pof. d. i. Wim VAN PAEPEGEM Medelesgeve:

Nadere informatie

VR DOC.1538/1BIS

VR DOC.1538/1BIS VR 2016 2312 DOC.1538/1BIS DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Nadere informatie

Leiderschapsontwikkeling

Leiderschapsontwikkeling Leideschapsontwikkeling (11): Van een gefagmenteede naa een samenhangende aanpak Leideschapsontwikkeling 2.0 E is veel gescheven ove de ontwikkeling van leideschap in oganisaties. In dit atikel beschijven

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Haarlem

Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2010 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Haarlem Tevedenheidsondezoek Wmo ove 2010 Cliënten individuele voozieningen Gemeente Haalem Tevedenheidsondezoek Wmo ove 2010 Cliënten individuele voozieningen Gemeente Haalem COLOFON Samenstelling Ingid Dooms

Nadere informatie

08.2012. landschapskrant Noord-Hageland. Natuur en cultuur, hand in hand Assent, zondag 19 augustus. in dit nummer

08.2012. landschapskrant Noord-Hageland. Natuur en cultuur, hand in hand Assent, zondag 19 augustus. in dit nummer 08.2012 landschapskant Nood-Hageland Natuu en cultuu, hand in hand Assent, zondag 19 augustus in dit numme Natuu en cultuu, hand in hand! p2 De jages van Walenbos in de bes voo de vleemuis p4 Hoogstamboomgaaden

Nadere informatie

Wiskundige Technieken 2 Uitwerkingen Tentamen 26 januari 2015

Wiskundige Technieken 2 Uitwerkingen Tentamen 26 januari 2015 Wiskundige Techniek Uitweking Ttam 6 januai 5 Nomeing voo pt vag andee vag naa ato: pt pt pt pt pt goed begep én goed uitgevoed, evtueel met kele onbelangijke ekfoutjes gote lijn begep, maa technische

Nadere informatie

Het Westerholt. III. Resultaten van beheersexperimenten op de vegetatie na vier jaren

Het Westerholt. III. Resultaten van beheersexperimenten op de vegetatie na vier jaren . Opdam, P. en R. Reijnen, 978. Boedvogelinventaisatie met de kateingsmethode. Het Vogeljaa 26: 6-68. 2. Slagsvold, T., 97. Vaiation in the songactivity of passeine foest bid communities thoughout the

Nadere informatie

20 9'-$ KALKSTEENWINNING TOT '2020 VERGUNNINGAANVRAAG GRONDWATERWET ENCI B.V., VESTIGING MAASTRICHT. 23 jujj /CE8/0Xl/ ARCADIS

20 9'-$ KALKSTEENWINNING TOT '2020 VERGUNNINGAANVRAAG GRONDWATERWET ENCI B.V., VESTIGING MAASTRICHT. 23 jujj /CE8/0Xl/ ARCADIS 20 9'-$ KALKSTEENWINNING TOT '2020 VERGUNNINGAANVRAAG GRONDWATERWET ENCI B.V., VESTIGING MAASTRICHT 23 jujj 2008 110623/CE8/0Xl/000765 ARCADIS KALKSTEENWINNING TOT 20201 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Aigemene

Nadere informatie

- 1 - Vaststelling van de methodiek voor de rentetermijnstructuur

- 1 - Vaststelling van de methodiek voor de rentetermijnstructuur - - Vasselling mehode eneemijnsucuu Vasselling van de mehodiek voo de eneemijnsucuu Hiebij maak DNB bekend da DNB de nominale eneemijnsucuu voo he FTK wil consueen op basis van de swapcuve. Deze eneemijnsucuu

Nadere informatie

Overeenkomst. Periodieke gift in geld. Belastingdienst. IStichting het Limburgs Landschap. 1 l Verklaring gift. Looptijd van de gift

Overeenkomst. Periodieke gift in geld. Belastingdienst. IStichting het Limburgs Landschap. 1 l Verklaring gift. Looptijd van de gift H Belastingdienst Oveeenkomst Peiodieke gift in geld Exemplaa voo de schenke 1 l Veklaing gift De ondegetekende (naam 5chente) veklaat een gift te doen aan (naam instelling of veeniging) IStichting het

Nadere informatie

Eisenhowerlaan 112, Postbus 82223 NL-2508 EE Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)70 358 47 52

Eisenhowerlaan 112, Postbus 82223 NL-2508 EE Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)70 358 47 52 Rappot I.00..00.R00 SAB/ao basisschool Nieuwstaat Deumel Aoestisch ondezoe Status: CONCEPT Adviseus voo bouw, industie, veee, milieu en softwae info@dgm.nl www.dgm.nl Van Pallandtstaat -, Postbus NL-00

Nadere informatie

05.2012. landschapskrant Noord-Hageland. Opening. wandelnetwerk Hagelandse Heuvels. Kasteel van Horst zondag 17 juni.

05.2012. landschapskrant Noord-Hageland. Opening. wandelnetwerk Hagelandse Heuvels. Kasteel van Horst zondag 17 juni. 05.2012 landschapskant Nood-Hageland Opening wandelnetwek Hagelandse Heuvels Kasteel van Host zondag 17 juni in dit numme Opening Wandelnetwek Hagelandse Heuvels p2 Boedeij De Babande, patne voo goenwek

Nadere informatie

Kids-Gea! Maak een beverburcht kijk op pagina 4. Alles over bevers op pagina 2. Kijk op pagina 6 en 7 voor leuke activiteiten

Kids-Gea! Maak een beverburcht kijk op pagina 4. Alles over bevers op pagina 2. Kijk op pagina 6 en 7 voor leuke activiteiten Kids-Gea! Alles ove beves op pagina 2 Maak een bevebucht kijk op pagina 4 Kijk op pagina 6 en 7 voo leuke activiteiten Gatis jeugdbijlage bij het ledenblad van It Fyske Gea Winte 2015/2016 Beve: De nieuwe

Nadere informatie

Inleiding ART. Algemene Relativiteits Theorie

Inleiding ART. Algemene Relativiteits Theorie Inleiding Algemene Relativiteits Theoie Bonnen: Intoduction to Moden Astonomy (Caoll en Ostlie, 1996) The Classical Theoy of Fields (Landau en Lifschitz, 1971) Collegedictaat Algemene Relativiteitstheoie

Nadere informatie

Eerste ronde - 20ste Vlaamse Fysica Olympiade 1. 20ste Vlaamse Fysica Olympiade. R R R p 1 2 = + = FA. l = ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C )

Eerste ronde - 20ste Vlaamse Fysica Olympiade 1. 20ste Vlaamse Fysica Olympiade. R R R p 1 2 = + = FA. l = ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) este onde - 0ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Met eveneens dank aan: Untwepen, K.U.Leuven, K.U.Leuven Campus Kotijk, UHasselt, UGent en VUB. 008 0ste Vlaamse Fysica Olympiade este onde x = x0 + vx t vx =

Nadere informatie

Casuariestraat 5, Postbus 370 NL-2501 C J Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)26 443 58 36

Casuariestraat 5, Postbus 370 NL-2501 C J Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)26 443 58 36 Rappot V.2011.0262.00.R001 Centumgebied Limmel/Nazaeth, Maasticht Akoestisch- en luchttechnisch ondezoek Status: DEFINITIEF Adviseus voo bouw, industie, vekee, milieu en softwae info@dgm.nl www.dgm.nl

Nadere informatie

Beredeneerd aanbod groep 1 en 2

Beredeneerd aanbod groep 1 en 2 Beedeneed aanbod goep 1 en 2 Mei 2013 Inhoudsopgave Inleiding en veantwooding blz. 3 Themaplanning blz. 5 Taal / lezen / schijven blz. 9 Rekenen / wiskunde blz. 11 Weekplanning blz. 13 Zelfstandig weken

Nadere informatie

collectieformules zorgt ervoor

collectieformules zorgt ervoor collectiefomules zogt evoo 2015 De Collectie-fomules bpost biedt u meedee Collectie-fomules aan. Elk van deze fomules geeft u de zekeheid om die postzegels te ontvangen die het best passen in uw vezameling.

Nadere informatie

Reconstructie N221 te Soest

Reconstructie N221 te Soest Reconstuctie N221 te Soest Akoestisch ondezoek Gemeente Soest Mei 2015 Reconstuctie N221 te Soest Akoestisch ondezoek dossie : BA8258-103-100 egistatienumme : MD-AF20150221 vesie : Def01 classificatie

Nadere informatie

TOETSING EN AFSLUITING

TOETSING EN AFSLUITING PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING EXAMEN 2019 AFDELING LEERJAAR 5 en 6 PLANNING SCHOOLEXAMENS 2017-2018 5 DATUM VAK OMSCHRIJVING TIJD/MIN BIJZONDERHEDEN peiode 2/3 maat 2018 Engels O&O 10 pesentatie

Nadere informatie

Dit is geen toeval 6 Over waarom je dit boek leest en hoe je ermee aan de slag kunt gaan. Lees dit eerst. 9 Stap 1: Vind je passie 96

Dit is geen toeval 6 Over waarom je dit boek leest en hoe je ermee aan de slag kunt gaan. Lees dit eerst. 9 Stap 1: Vind je passie 96 Dit is geen toeval 6 Ove waaom je dit boek leest en hoe je emee aan de slag kunt gaan. Lees dit eest. Inleiding 10 1 Waaom goeien we? 18 Ove de uitdaging van het goeien en ove wat passie is 2 Willen en

Nadere informatie

Verkenning van Verblijfsrecreatie in de EHS

Verkenning van Verblijfsrecreatie in de EHS Vekenning van Veblijfseceatie in de EHS Pobleemanalyse en oplossingsichtingen Stichting Kennis- en Innovatiecentum Vekenning van veblijfseceatie in de EHS colofon Stichting Receatie, febuai 2002. Auteu:

Nadere informatie

Uitwerkingen bij de opgaven van. De Ster van de dag gaat op en onder

Uitwerkingen bij de opgaven van. De Ster van de dag gaat op en onder Uitwekingen bij de opgaven van De Ste van de dag gaat op en onde Statopgave Google Maps geeft bijvoobeeld 52.382306, 6.644897. Mocht je niet bekend zijn met de begippen Noodebeedte en Oostelengte, zoek

Nadere informatie