De complexiteit van politieke vraagstukken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De complexiteit van politieke vraagstukken"

Transcriptie

1 De complexiteit van politieke vraagstukken Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer Paper 1: het werkplan Ontwerponderzoek ILO Naam auteur Josephine Jacobs Vakgebied Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Titel De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer. Onderwerp Politieke stromingen & causaal redeneren Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep / Havo 4 Sleuteltermen Causaal redeneren, politieke stromingen, parlementaire democratie Bibliografische referentie Jacobs, J.P.M. (2015). De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redneren bij het vak Maatschappijleer, Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleiding UVA. Studentnummer Begeleider(s) Gerard Ruijs Beoordelaar(s) Gerard Ruijs Datum Aantal woorden 3.205

2 AANLEIDING Het lesontwerp dat voor u ligt is ontworpen voor één van de 4 havo klassen op het Cartesius Lyceum in Amsterdam-West. In de laatste periode is het op het Cartesius Lyceum de bedoeling dat de leerlingen bij het vak Maatschappijleer de behandelde thema s en de daarbij behorende begrippen herhalen aan de hand van een casus-lessenserie. Op het Cartesius Lyceum is gedurende het jaar aandacht besteed aan de thema s parlementaire democratie, verzorgingsstaat en rechtsstaat. In dit lesontwerp zal ik mij in het specifiek richten op het herhalen van het thema parlementaire democratie (in combinatie met actualiteiten over de verzorgingsstaat). De leerlingen hebben gedurende de eerste periode van dit schooljaar al kennis gemaakt met een aantal basisbegrippen binnen het thema. Hoewel de begrippen in de eerste periode vooral werden behandeld op het niveau van reproductie, is het doel van deze periode dat de leerlingen de begrippen ook echt gaan begrijpen en toe kunnen passen (op de actualiteit). De periode wordt dan ook afgesloten met een zogenaamde openboektoets waarbij de leerlingen in staat moeten zijn om hogere-orde vragen over de stof te kunnen beantwoorden. PROBLEEMBESCHRIJVING Parlementaire democratie is het meest ingewikkelde van alle politieke systemen, een dictatuur of een systeem met een absolute vorst is veel gemakkelijker te begrijpen. (Olgers et al. 2010, p. 308) Het politieke systeem van Nederland is niet per se een makkelijk systeem om te begrijpen, wat overigens zowel voor volwassenen als jongvolwassenen geldt (Olgers et al. 2010, p. 308). Op het Cartesius Lyceum is ervoor gekozen om de leerlingen daardoor eerst kennis te laten maken met een aantal kernbegrippen binnen het thema parlementaire democratie. Een analyse van de toets die de leerlingen in de eerste periode maakten laat zien dat de leerlingen inderdaad in staat zijn de begrippen te reproduceren maar dat zij duidelijk onvoldoende in staat zijn de begrippen aan elkaar of aan de actualiteit te koppelen. Het is hier belangrijk op te merken dat dit op de toets ook nauwelijks van de leerlingen gevraagd wordt, slechts een enkele vraag richt zich op hogere orde denkvragen. In de tweede periode werd de leerlingen gevraagd een presentatie te geven over begrippen binnen het thema parlementaire democratie en de verzorgingsstaat, en deze te koppelen aan de actualiteit. Ook in deze periode werd duidelijk dat leerlingen de koppeling tussen begrippen, maar ook tussen de actualiteit en de begrippen nauwelijks maakten. In de derde periode hebben de leerlingen vervolgens een maatschappelijk probleem bestudeerd, waar ze wederom nauwelijks gebruik hebben gemaakt van het begrippenapparaat. Hieruit concludeer ik dat de manier waarop de leerstof op dit moment wordt aangeboden de leerlingen nog onvoldoende in staat stelt het politieke systeem in Nederland te kunnen begrijpen. In de vakdidactische literatuur wordt deze staatsinrichting-achtige aanpak, waarbij alle instellingen en instituties achtereenvolgende worden behandeld, dan ook bekritiseerd. Olgers et al. (2010) stellen dat deze vorm van het behandelen van de leerstof net voldoende is om tot en met het proefwerk in het geheugen te blijven hangen, maar de leerstof zal hierdoor niet beklijven voor een langere periode (Olgers et al. 2010, p. 308). Vanuit de onderwijskundige literatuur wordt dit leren voor reproductie genoemd. De centrale doelen van maatschappijleer gaan echter verder dan leren voor reproductie. Politieke en maatschappelijke geletterdheid, politiek en maatschappelijk oordeelsvermogen en het vermogen tot politieke en maatschappelijke participatie (Olgers et al. 2010, p. 26) vereist dat leerlingen o.a. het politieke systeem van Nederland leren begrijpen. Vanuit de onderwijskundige literatuur wordt dit leren op het niveau van begrijpen ook wel in verband gebracht met het concept leren voor transfer. Wanneer leerlingen de leerstof écht begrijpen heeft deze leerstof meer transferwaarde, dit wil zeggen dat de kennis gemakkelijker in andere en nieuwe situaties gebruikt en toegepast kan worden (Olgers et al. 2010, p. 122). En dit dient precies het doel van maatschappijleer. Het kennen van de begrippen is geen doel op zich van het vak. De begrippen dienen bij te dragen aan het vermogen van leerlingen om complexe 2

3 politieke en maatschappelijke vraagstukken te kunnen begrijpen en analyseren: Vanaf de oprichting van het schoolvak maatschappijleer met de Mammoetwet in 1986 blijft steeds de kern van maatschappijleer het analyseren van maatschappelijke en politieke vraagstukken en de reflectie over mogelijke oplossingen en aanpak van deze vraagstukken (Olgers et al. 2010, p. 25). Bovendien draagt het vak idealiter bij aan de bereidheid van leerlingen om ook buiten de lessen om een kritische houding te ontwikkelen ten opzichte van de maatschappelijke en politieke werkelijkheid om hen heen. Het zijn immers deze kritische denkers die zo hard nodig zijn bij het voortzetten en ontwikkelen van onze democratische samenleving (Abrami et al. 2008). Vanuit de vakdidactische literatuur wordt gesteld dat men daarom voorbij dient te gaan aan de zogenaamde staatsinrichting-achtige aanpak en juist moet kijken naar de complexe afwegingen die schuil gaan achter de meeste instellingen. Wanneer een docent de leerlingen deze complexiteit zichtbaar maakt, draagt dit bij aan kennis voor het leven, of zoals vanuit de didactische literatuur wordt gesteld, aan de transferwaarde van deze kennis (Olgers et al. 2010, p. 307). Concluderend, vormt het probleem van dit lesontwerp dat de leerlingen vooralsnog onvoldoende in staat zijn de begrippen die behandeld worden bij het thema parlementaire democratie te begrijpen. Doordat de kennis met name op het niveau van reproductie wordt geleerd en gedoceerd, en daardoor weinig betekenisvol is voor de leerlingen, wordt er niet aan de doelen van het vak maatschappijleer voldaan. PROBLEEMANALYSE Het probleem bestaat dus uit een gebrek aan begrip van de inhoudelijke kennis bij het thema parlementaire democratie. In de probleembeschrijving is een eerste aanzet gemaakt tot het verklaren van dit probleem. In de probleemanalyse zal ik dit probleem verder toelichten aan de hand van de onderwijspraktijk op het Cartesius Lyceum en de (vak)didactische literatuur. Verklaring 1. Aansluiten op voorkennis én belevingswereld Een eerste verklaring voor het feit dat de leerlingen de begrippen vooralsnog alleen hebben geleerd op het niveau van reproductie, is dat zij de begrippen nog onvoldoende hebben kunnen betrekken op hun eigen leven én dat de nieuwe kennis, de oude kennis nauwelijks heeft beïnvloedt. Vanuit de leerpsychologie wordt dan ook gesteld dat het aansluiten bij de voorkennis van leerlingen een van de belangrijkste vertrekpunten van het leren is. Indien de nieuwe kennis niet aansluit op hetgeen dat de leerling al weet, kent of voelt, zullen de leerlingen de nieuwe kennis hoogstens leren voor de toets (niveau van reproductie) (Marzano 2005, p. 15). Bovendien dient de nieuwe kennis niet alleen aan te sluiten op de voorkennis van leerlingen, maar dient de formele kennis ook invloed uit te oefenen op bestaande informele voorkennis/preconcepties. Vanuit de leerpsychologie wordt dit ook wel conceptual change genoemd. Vanuit de vakdidactische literatuur wordt dit begrip bovendien vaak in verband gebracht met zogenaamde constructieve frictie, oftewel leerlingen hinderen met kennis waarbij de nieuwe kennis (nog) niet aansluit bij bestaan ideeën van de leerlingen, waardoor leerlingen (hopelijk) tot nieuwe inzichten komen, wat mogelijk weer leidt tot conceptual change (Olgers et al. 2010, p. 134). Een mogelijke verklaring voor het probleem is dan dus dat de lessen binnen het thema parlementaire democratie op het Cartesius Lyceum vooralsnog onvoldoende aansluiten bij de voorkennis en belevingswereld, én onvoldoende leidt tot het veranderen van bestaande preconcepties waardoor het leren voornamelijk is blijven hangen op het niveau van reproductie. Verklaring 2. Focus op begrippen Een tweede verklaring is al kort aangehaald in de probleembeschrijving, namelijk de wijze waarop de lessen op het Cartesius Lyceum op dit moment zijn opgebouwd. Op de school hebben ze een aantal jaar geleden besloten om zonder methode voor Maatschappijleer te gaan werken, en daarbij vooral te 3

4 focussen op een aantal kernbegrippen. Vanuit de vakdidactische literatuur wordt dit de zogenaamde concept-contextmethode genoemd. De leerlingen dienen in de lessen Maatschappijleer de behandelde begrippen van de PowerPoints over te nemen om zo een begrippenlijst te vormen, die de uiteindelijke toets-stof vormt. Hoewel het idee achter deze methode is dat de leerlingen hierdoor vanuit relevante contexten (de huidige actualiteiten) leren, heeft dit een interessant ander gevolg. Omdat de leerlingen niet terug kunnen vallen op het boek, proberen zij zoveel mogelijk houvast te krijgen aan hun begrippen, wat ervoor zorgt dat de leerlingen bij het leren van de toets slechts focussen op de betekenis voor de begrippen. Zoals in de inleiding beschreven, zorgt dit ervoor dat de leerlingen de begrippen met name gaan leren op het niveau van reproductie. Ik vermoedt dat dit komt doordat de leerlingen focussen op de begrippen als losstaand van elkaar, in plaats van aandacht te hebben voor de verbanden tussen de begrippen. Namelijk, het leren wordt pas betekenisvol, en daadwerkelijk begrip ontstaat pas, wanneer leerlingen deze relaties gaan zien (Olgers et al. 2010, p. 308). Verklaring 3. Aandacht voor complexiteit Ook vanuit de vakdidactische literatuur wordt het belang van het behandelen van de relaties tussen begrippen, en de relaties tussen begrippen en de actualiteit onderschreven. Maatschappelijke en politieke vraagstukken zijn immers ontzettend complex, maar dat is juist de kern van het vak. Het complexe aspect van maatschappelijke problemen, en in dit geval beleidsproblemen is namelijk dat leerlingen hier geconfronteerd worden met problemen die per definitie meerduidig zijn en dus meerdere even goede oplossingen toelaten, hoewel bij de meeste andere vakken leerlingen uitsluitend geconfronteerd worden met problemen die uitrekenbaar zijn of in elk geval één goede oplossing kennen. Bij maatschappijleer daarentegen zijn oplossingen, maar ook oorzaken voor politieke problemen per definitie onderwerp van strijd en debat (Olgers et al. 2010, p. 305). Vanuit de vakdidactische literatuur wordt het inzichtelijk maken van deze complexiteit als ingewikkeld gezien, maar tegelijkertijd ook als noodzakelijk: Een van de moeilijkste opdrachten voor de leraar maatschappijleer is leerlingen te laten zien dat maatschappelijke problemen per definitie meerduidig zijn en meerdere even goede oplossingen toelaten. Alleen vanuit dit besef echter wordt het bestaan van politiek en een politiek systeem duidelijk (Olgers et al. 2010, p. 319). Een verklaring voor het probleem kan dus ook zijn dat leerlingen op dit moment nog onvoldoende inzicht hebben in deze complexiteit van het politieke systeem in Nederland waardoor de begrippen binnen het thema parlementaire democratie niet echt betekenis krijgen, en dus ook niet begrepen kunnen worden. Verklaring 4. Redeneervaardigheden Een laatste verklaring, die weer samenhangt met de tweede en derde verklaring, is dat leerlingen op dit moment nog niet de vaardigheden hebben om de complexiteit te bestuderen. De vierde verklaring wordt dan ook gevormd door het feit dat de leerlingen op dit moment nog onvoldoende kennis hebben gemaakt met vakspecifieke denkvaardigheden, die leerlingen in staat zouden moeten stellen de complexiteit achter politieke vraagstukken inzichtelijk te maken (Olgers et al. 2010, p. 171). Vakspecifieke vaardigheden, zoals de klassieke redeneerwijzen, causaal redeneren en vergelijken (Olgers et al. 2010, p. 169). Op het Cartesius Lyceum is hier vooralsnog expliciet geen aandacht aan besteed in het curriculum. VERKENNING VAN OPLOSSINGEN In essentie komt de oplossing van het probleem neer op twee belangrijke pijlers van het beschreven probleem. Aan de ene kant sluit de stof vooralsnog onvoldoende aan op de belevingswereld van de leerlingen, terwijl zij juist uitermate geïnteresseerd zijn in actuele beleidsvraagstukken. Aan de andere kant vervalt de stof nog te veel in het opsommen van instituties en kenmerken waardoor de complexiteit van achter maatschappelijke vraagstukken niet zichtbaar wordt. Beide pijlers zorgen 4

5 ervoor dat het leren betekenisloos blijft waardoor het leren van de leerlingen niet/nauwelijks op gang komt, en het leren dus blijft hangen op het niveau van reproductie in plaats van begrijpen. Betekenis: belevingswereld, voorkennis én actualiteiten Om het probleem op te lossen zal de interventie allereerst gericht moeten zijn op het vergroten van de aansluiting van de nieuwe stof bij de belevingswereld én voorkennis van de leerlingen. Oude kennis zal dan verweven worden met de nieuwe kennis, wat volgens Olgers et al. (2010) een van de belangrijkste voorwaarde voor leren überhaupt is. De begrippen dienen dan uitgelegd te worden (door de docent) of uitgevonden te worden (door de leerlingen zelf) aan de hand van voor de leerlingen betekenisvolle en motiverende contexten (Ruijs in: Olgers et al. 2010, p. 188). Deze contexten kunnen gevormd worden door de casussen of actualiteiten die in de les behandeld zullen worden. Interessant is namelijk dat, hoewel de leerlingen politiek over het algemeen als saai beschrijven, uit onderzoek is gebleken dat zij actuele vraagstukken juist wel enorm interessant vinden. Actuele vraagstukken, zoals immigratie, integratie en de oorlog tegen terrorisme, onveiligheid op straat, criminaliteit, wachtlijsten in de zorg, terrorisme en discriminatie, verschillen in inkomen, drugsgebruik en ontwikkelingssamenwerking (Aalberts 2006). Inductie: zelfstandig ontdekken Actualiteiten, gekoppeld aan de lesstof, kunnen bovendien (wanneer goed begeleid door de docent) aanzetten tot hogere denkvaardigheden die een belangrijke basis vormen binnen het vak. Belangrijke vaardigheden die ten grondslag liggen aan het werken met actualiteiten zijn induceren en deduceren waarbij de leerlingen dienen te schipperen tussen de actualiteit en theorie, abstract en concreet, etc. (Olgers et al. 2010, p ). Aan de ene kant kunnen begrippen die leerlingen met behulp van de lesstof bestuderen en leren toegelicht worden in actuele onderwerpen (deductie). Aan de andere kant kunnen leerlingen ook uit actuele kwesties nieuwe grondbegrippen afleiden (inductie) (Olgers et al. 2010, p. 51). Hoewel in de lessen maatschappijleer van het Cartesius Lyceum relatief veel gewerkt wordt met deduceren, waarbij de docent de begrippen toelicht aan de hand van een actualiteit, is er vooralsnog weinig aandacht geweest voor het induceren. Terwijl vanuit de vakdidactische literatuur wordt gesteld dat wanneer begrippen, regels en oplossingsstrategieën door leerlingen zelf worden ontdekt, deze beter onthouden worden. Leerlingen raken daardoor bovendien meer intrinsiek gemotiveerd, en begrippen en regels die zelf zijn ontdekt hebben tegelijkertijd meer transferwaarde (Olgers et al. 2010, p. 122). Het zal dus belangrijk zijn om in mijn lessen specifiek aandacht te besteden aan het zelfstandig ontdekken van begrippen (aan de hand van de actualiteit) om leerlingen beter in staat te stellen de begrippen te begrijpen, en daarnaast de motivatie voor het vak te vergroten. Hogere analysevaardigheden: causaal redeneren Deze vorm van probleemgestuurd onderwijs zal echter niet vanzelf plaatsvinden. De leerlingen moeten hiervoor getraind worden in vakspecifieke denkvaardigheden die hen helpen de begrippen te herkennen en begrijpen. Vanuit de vakdidactische literatuur worden verschillende manieren beschreven om het probleemgestuurd onderwijs bij maatschappijleer vorm te geven: 1. Aan de ene kant, het gebruik maken van woorspinnen/mindmaps en het maken van schema s over de lesstof; 2. Aan de andere kant, het werken met specifieke redeneerwijzen van maatschappijleer: Klassieke invalshoeken & vergelijkende invalshoeken Probleem/oorzaak/gevolg-denkschema s Waarde-dilemma s 5

6 De leeractiviteit die ten grondslag ligt aan deze werkvormen is het causaal redeneren. Het doel van deze leeractiviteit binnen het vak maatschappijleer is om leerlingen in te laten zien dat actoren op grond van ideologieën, waarden en belangen verschillend denken over oorzaken en gevolgen van politieke vraagstukken (Olgers et al. 2010, p. 173). Deze verschillende specifieke redeneerwijzen, waarbij de vaardigheid causaal redeneren centraal staat, kunnen bovendien helpen om de leerlingen inzicht te bieden in de complexe mechanismen die schuil gaan achter de politieke vraagstukken én begrippen. Bijvoorbeeld: wanneer leerlingen inzien dat politieke vraagstukken zich baseren op waarde-dilemma s, waarbij dus geen eenduidige antwoorden mogelijk zijn, zullen zij mogelijk meer inzicht verkrijgen in de complexiteit van de vraagstukken zelf. Betekenisgeving & vaardigheid: vergelijken Een laatste oplossing bestaat uit het vergelijken. Het vergelijken maakt aan de ene kant deel uit van de leerstof (in het geval van de invalshoeken) maar is vooral ook een waardevolle leeractiviteit: een didactische strategie die het leren en begrijpen makkelijker maakt (Olgers et al. 2010, p. 180). Daarnaast draagt het vergelijken bij aan het motiveren en verwonderen van leerlingen (Ruijs 2012, p ). Met betrekking tot de invalshoeken kan het vergelijken op twee verschillende wijzen: door maatschappelijke kwesties af te zetten tegen bijvoorbeeld soortgelijke problemen die spelen in andere landen (vergelijkend perspectief) of die hebben gespeeld in de geschiedenis (veranderend perspectief). Het doel van beide perspectieven is om de lesstof betekenisvol te maken, met het idee: als men één land kent, kent men er eigenlijk geen (Olgers et al. 2010, p. 181). Daarnaast vormt het vergelijken ook een leeractiviteit, die het causaal redeneren zoals dit bij maatschappijleer gebeurt, ondersteunt. Door vanuit verschillende invalshoeken (waarden, ideologieën) naar een probleem te kijken, ben je tegelijkertijd bezig met de leeractiviteit vergelijken, maar ook categoriseren (Ruijs 2012, p ; Olgers et al. 2010, p. 180). INTERVENTIE OP OORZAKEN Bij de interventie voor het probleem zal het, vanwege het gebrekkige tijdsbestek, moeilijk zijn alle mogelijke oplossingen uitgebreid aan bod te laten komen. De interventie zal zich daarom hoofdzakelijk richten op drie onderdelen. Allereerst, dient de interventie het thema parlementaire democratie voor leerlingen meer betekenisvol te maken. Dit zal gedaan worden door te werken met actualiteiten, door aan te sluiten op de belevingswereld van de leerlingen én aansluiten op de voorkennis van leerlingen. Ten tweede, zal het gebruik maken van hogere denkvaardigheden, die zich richten op meer probleemgestuurd onderwijs, de leerlingen moeten helpen om beter in staat te zijn de leerstof ook écht te begrijpen. Hogere denkvaardigheden 1 zoals causaal redeneren, categoriseren en vergelijken, maar ook het werken met mindmaps. Het idee achter het gebruik van deze denkvaardigheden is, dat wanneer leerlingen inzien dat actoren vanuit verschillende belangen, visies en waarden naar de oorzaken en oplossingen voor een probleem kijken, zij inzicht krijgen in de complexe mechanismen achter politieke vraagstukken, wat bijdraagt aan het begrip van de behandelde begrippen. De verwachting is dat door deze interventie het leren voor de leerlingen betekenisvoller wordt waardoor zij beter in staat zijn de leerstof te begrijpen, en meer enthousiast raken voor het onderwerp parlementaire democratie, en het vak maatschappijleer in het algemeen. 1 Bij het aanleren van procedurele kennis is het van belang is het belangrijk dit stapsgewijs plaatsvindt. Marzano onderscheidt de volgende drie stappen: modellen construeren door voorbeelden te zien, bijstellen en verfijnen en het verinnerlijken door oefening (Marzano in: Ebbens & Ettekoven 2012, p. 42). 6

7 ONTWERPHYPOTHESE EN ONTWERPREGELS De ontwerpregels en ontwerphypothese die uit de probleembeschrijving, probleemanalyse, verkenning en oplossing(en) voortvloeien zijn de volgende: Ontwerphypothese Als ik een lessenserie ontwerp waarbij ik de leerlingen leer om actuele maatschappelijke/politieke vraagstukken (die aansluiten bij hun belevingswereld en voorkennis) te analyseren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, liberalisme en confessionalisme) met behulp van het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-schema waarbij zij (causaal) redeneren, induceren, vergelijken en categoriseren, is mijn verwachting dat deze leerlingen enerzijds geoefend raken in de vakspecifieke vaardigheid causaal redeneren en dat zij de behandelde leerstof beter begrijpen (hypothese 1), en dat zij anderzijds meer gemotiveerd raken voor het thema parlementaire democratie in het specifiek, en het vak maatschappijleer in het algemeen (hypothese 2). Ontwerpregel 1 De actualiteiten/actuele vraagstukken die in de lessen behandeld worden dienen aan te sluiten bij de volgende aspecten: - De belevingswereld van de leerlingen; - De voorkennis van de leerlingen. Ontwerpregel 2 De leerlingen dienen in de lessen stapsgewijs geoefend te raken in het causaal redeneren volgens het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-denkschema (van sterk docentgestuurd, richting meer autonomie van de leerling). Ontwerpregel 3 In de lessen dienen leerlingen begrippen, regels en/of oplossingsstrategieën o.a. zelf te ontdekken in de vorm van activerende werkvormen, zodat de leerlingen de (nieuwe) kennis beter onthouden, en zij eerder intrinsiek gemotiveerd raken. Ontwerpregel 4 De leerlingen dienen de actualiteit te bestuderen vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland: het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme. Ontwerpregel 5 De lessen richten zich op (het aanleren van) hogere denkvaardigheden, zoals vergelijken, causaal redeneren, induceren en categoriseren. 7

8 EVALUATIE De evaluatie van een lesontwerp kan in principe op vier niveaus: het resultaatniveau, het leerniveau, het gedragsniveau en het reactieniveau (Hoobroeckx & Haak 2002, p. 166). In het ontwerponderzoek zal ik op twee niveaus gaan meten, namelijk het leerniveau, en het reactieniveau. De verkregen kennis die centraal staat in het ontwerp zal aan het einde getest worden aan de hand van een slotopdracht. Er zullen in het begin van de lessenserie een aantal leerdoelen vastgesteld worden, die aan de hand van de slotopdracht getest kunnen worden. Het doel van de opdracht is te kijken in hoeverre de leerlingen qua leerniveau (lesstof en vaardigheden) de doelstellingen hebben behaald. Dezelfde opdracht zal ook aan het begin van de lessenserie afgenomen worden om te kijken in hoeverre de leerlingen met betrekking tot het leerniveau een ontwikkeling hebben doorgemaakt. De tweede meting zal betrekking hebben op het reactieniveau. Ik verwacht dat de lessenserie bij zal dragen aan de motivatie van de leerlingen uit 4havo voor het vak maatschappijleer. Om dit te kunnen meten zal ik aan het begin van de lessenserie, en aan het eind van de lessenserie, een vragenlijst afnemen. De vragenlijst is de zogenaamde standaard vakbelevingstest. Ik zal daarbij kijken naar de variabelen nut en relevantie, en plezier. Ik verwacht dat wanneer de lessenserie betekenisvoller wordt, leerlingen meer inzicht krijgen in het nut en de relevantie van het vak enerzijds, en dat zij meer plezier beleven bij het volgen van het vak anderzijds. TIJDSPLAN Hieronder mijn tijdsplan voor de aankomende weken weergeven: Week 10 2 mrt 8 mrt Week 11 9 mrt 15 mrt Week mrt 22 mrt Week mrt 29 mrt Week mrt 5 apr Week 15 5 apr 11 apr Week apr 18 apr Week apr 25 apr Week apr 3 mei Week 19 Woensdag 4 maart: paper 1 inleveren Herschrijven paper 1 + schrijven paper 2 en 3 Herschrijven paper 1 + schrijven paper 2 en 3 Woensdag 25 maart: paper 1, 2, 3 inleveren Leerlingen havo 4 in Praag Eventueel: herschrijven paper 1, 2 en 3 Eventueel: herschrijven paper 1, 2 en 3 Onderzoek les 1 en 2 Woensdag 14 april: herkansing paper 1, 2 en 3 Onderzoek les 3 en 4 Meivakantie stage-school Meivakantie stage-school 8

9 4 mei 10 mei Week mei 17 mei Week mei 24 mei Week mei 31 mei Week 23 1 jun 7 jun Week 24 8 jun 14 jun Week jun 21 jun Week jun 28 jun Week jun 5 jul Onderzoek les 4 (eindmeting) Verwerken gegevens Verwerken gegevens Schrijven paper 4 en 5 Woensdag 10 juni: paper 4 en 5 inleveren Eventueel: herschrijven paper 4 en 5 Eventueel: herschrijven paper 4 en 5 Woensdag 1 juli: herkansing paper 4 en 5 LITERATUURLIJST Abrami, P.C., Bernard, R.M., Borokhovski, E., Wade, A., Surkes, M.A., Tamim, R., en Zhang, D. (2008). Instructional interventions affecting critical thinking skills and dispositions: A stage 1 metaanalysis. Review of Educational Research (pp ). Boekaerts, M. en Simons, P. (1995). Leren en instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Van Gorcum. Examenblad. (2014a). Examenprogramma maatschappijleer havo. Retrieved February 18 th 2015 from Hoobroeckx, F., & Haak, E. (2011). Onderwijskundig ontwerpen. Bohn Stafleu van Loghum. Marzano, R. en Miedema, W. (2005). Leren in 5 dimensies. Moderne didactiek voor het voortgezet onderwijs. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Olgers, T., Otterdijk, R. van, Ruijs, G., Kievid, J. de. en Meijs, L. (2010). Handboek vakdidactiek maatschappijleer. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek. 9

10 Olgers, T. (2012). Essenties van maatschappijleer. In: Maatschappijleer Hoofdzaak. Een sociaalwetenschappelijk denkkader voor politieke oordeelsvorming (pp ). Enschede: Ipskamp drukkers B.V. Ruijs, G. (2012). Denkgereedschap bij maatschappijleer. Over hogere denkvaardigheden bij Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen. In: Maatschappijleer Hoofdzaak. Een sociaalwetenschappelijk denkkader voor politieke oordeelsvorming (pp ). Enschede: Ipskamp drukkers B.V. Valcke, M. (2000). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent. 10

11 De complexiteit van politieke vraagstukken Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer Paper 2: het educatief ontwerp Ontwerponderzoek ILO Naam auteur Josephine Jacobs Vakgebied Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Titel De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer. Onderwerp Politieke stromingen & causaal redeneren Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep / Havo 4 Sleuteltermen Causaal redeneren, politieke stromingen, parlementaire democratie Bibliografische referentie Jacobs, J.P.M. (2015). De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redneren bij het vak Maatschappijleer, Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleiding UVA. Studentnummer Begeleider(s) Gerard Ruijs Beoordelaar(s) Gerard Ruijs Datum Aantal woorden

12 Samenvatting paper 1 Het thema parlementaire democratie wordt op het Cartesius Lyceum op dit moment nog onvoldoende betekenisvol aangeboden, doordat de lessen voornamelijk ingericht worden volgens een meer op staatsinrichting-gerichte aanpak. Het leren van de leerlingen blijft als gevolg daarvan hangen op het niveau van reproductie, terwijl de doelen van het vak maatschappijleer vereisen dat de leerlingen de kennis ook begrijpen. De oplossing voor dit probleem richt zich enerzijds op het aansluiten bij de belevingswereld en voorkennis van de leerlingen, dit kan door gebruik te maken van voor hen relevante actualiteiten. Anderzijds, richt de oplossing zich op het gebruik maken van meer probleemgestuurd onderwijs in de vorm van o.a. redeneerschema s en mindmaps gebaseerd op leeractiviteiten zoals causaal redeneren, induceren, vergelijken en categoriseren. De verwachting is dat deze werkvormen en leeractiviteiten zullen bijdragen aan het begrip van kennis en vaardigheden, en aan de motivatie van de leerlingen voor het vak maatschappijleer. Het lesontwerp zal dan ook geëvalueerd worden op begripsniveau (aan de hand van een opdracht) en op reactieniveau (in de vorm van een vakbelevingstest). Ontwerphypothese Als ik een lessenserie ontwerp waarbij ik de leerlingen leer om actuele maatschappelijke vraagstukken (die aansluiten bij hun belevingswereld en voorkennis) te analyseren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, liberalisme en confessionalisme) met behulp van het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-schema waarbij zij (causaal) redeneren, induceren, vergelijken en categoriseren, verwacht ik dat deze leerlingen enerzijds geoefend raken in de vakspecifieke vaardigheid causaal redeneren en dat zij de behandelde leerstof beter begrijpen (hypothese 1), en dat zij anderzijds meer gemotiveerd raken voor het thema politieke stromingen in het specifiek, en het vak maatschappijleer in het algemeen (hypothese 2). Ontwerpregel 1 De actualiteiten/actuele vraagstukken die in de lessen behandeld worden dienen aan te sluiten bij de volgende aspecten: - De belevingswereld van de leerlingen; - De voorkennis van de leerlingen. Ontwerpregel 2 De leerlingen dienen in de lessen stapsgewijs geoefend te raken in het causaal redeneren volgens het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-denkschema (van sterk docentgestuurd, richting meer autonomie van de leerling). Ontwerpregel 3 In de lessen dienen leerlingen begrippen, regels en/of oplossingsstrategieën o.a. zelf te ontdekken in de vorm van activerende werkvormen, zodat de leerlingen de (nieuwe) kennis beter onthouden, en zij eerder intrinsiek gemotiveerd raken. Ontwerpregel 4 De leerlingen dienen de actualiteit te bestuderen vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland: het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme. Ontwerpregel 5 De lessen richten zich op (het aanleren van) hogere denkvaardigheden, zoals vergelijken, causaal redeneren, induceren en categoriseren. 12

13 De lessenserie In dit onderdeel geef ik een korte beschrijving van de vier lessen van dit lesontwerp. In de bijlagen vindt u een meer uitgebreide en praktische beschrijvingen van de lessen in de vorm van het MDAmodel, de docenthandleiding, de powerpoints en het leerlingenmateriaal. LES 1: INTRODUCTIE OP HET CAUSAAL REDENEREN In de eerste les van dit ontwerp wil ik de leerlingen kennis laten maken met de stappen van het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-schema. Stappen bestaande uit het formuleren van het probleem, het formuleren van (een visie op) een mogelijke oorzaak, het formuleren van een bijpassend (visie op een) gevolg en een bijpassend onbedoeld en bedoeld gevolg. Ebbens en Ettekoven (2012) beschrijven het aanleren van vaardigheden in drie stappen: het laten zien van de stappen en het samen doorlopen van de stappen (voordoen), het bijstellen en verfijnen van de stappen (eigen maken) en het inslijpen van deze kennis (automatiseren). Deze laatste stap zal plaatsvinden door het regelmatig herhalen van dezelfde stappen waarbij de leerlingen steeds meer autonomie krijgen bij het maken van opdrachten (Ebbens & Ettekoven 2012, p. 34). In deze eerste les zal ik de leerlingen allereerst een introductie geven van de stappen waarbij ik de stappen grafisch laat zien op de PowerPoint (ontwerpregel 2). Aan de hand van een actuele discussie bij de Wereld Draait Door over de verhuftering van Nederland (ontwerpregel 1) zal ik samen met de leerlingen het invullen van het redeneerschema nogmaals doorlopen. In het laatste deel van de les zullen de leerlingen vervolgens zelfstandig aan de slag gaan met het invullen van het redeneerschema. Het probleem dat zij hiervoor gebruiken is het maatschappelijk probleem dat de leerlingen in de derde periode (bij het maken van een beleidsadvies) uitvoerig hebben onderzocht. De leerlingen hebben dus al enige kennis van het probleem, de oorzaken en de eventuele oplossingen (ontwerpregel 1). Het doel is dat de leerlingen uiteindelijk zelf gaan inzien dat elk (politiek) probleem uit de genoemde onderdelen bestaat (ontwerpregel 3). LES 2: POLITIEKE STROMINGEN & CAUSAAL REDENEREN In de tweede les zullen de leerlingen voor het eerst kennis maken met het causaal redeneren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland, namelijk het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme (ontwerpregel 4). De opbouw van de les in tweeledig. Het eerste deel bestaat uit het achterhalen van de kenmerken van de drie politieke stromingen (ontwerpregel 3), terwijl de leerlingen in het tweede deel oefenen met het maken van een redenering vanuit deze drie stromingen (ontwerpregel 2). Het probleem dat behandeld wordt is het probleem van werkloosheid in Nederland, dat geïntroduceerd wordt aan de hand van een fragment uit Zembla waar, vermoed ik, de leerlingen van onder de indruk zullen zijn. Het fragment behandeld immers het verhaal van een gezin, waarin vijf kinderen (die o.a. de leeftijd van mijn leerlingen hebben) met weinig geld moeten rondkomen. Daarnaast is uit literatuur gebleken dat leerlingen bijzonder geïnteresseerd zijn in thema s als verschillen in inkomens, dat ook raakt aan de problematiek van werkloosheid in Nederland (Aalberts 2006) (ontwerpregel 1). Het zelfstandig achterhalen van de begrippen, in het eerste deel van de les, zullen de leerlingen doen aan de hand van een werkvorm waarbij zij verschillende kenmerken en voorbeelden van de begrippen dienen te ordenen (per stroming), en vervolgens deze begrippen zelf weer ordenen binnen de stroming waarbij zij zelf een titel geven per groep (bijv. uitgangspunt, waarden, partijen, voorbeelden van standpunten). De leerlingen zullen hier bezig gaan met het herkennen, benoemen, vergelijken, 13

14 ordenen, categoriseren en onderscheiden van de kenmerken (ontwerpregel 1 en 5). Het doel van de opdracht is dat zij zelf achterhalen hoe een stroming gedefinieerd kan worden. In het tweede deel van de les zullen de leerlingen aan de slag gaan met het causaal redeneren vanuit de drie stromingen (ontwerpregel 4 en 5). Bij deze oefening is het schema gedeeltelijk ingevuld door de docent, de autonomie van de leerlingen is nu nog redelijk beperkt om te voorkomen dat zij ongemotiveerd raken door te veel zelfstandigheid in één keer (Ebbens & Ettekoven 2012, p. 34) (ontwerpregel 3). LES 3: POLITIEKE STROMINGEN & JEUGDWERKLOOSHEID IN NEDERLAND In de derde les zullen de leerlingen verder getraind worden in het redeneren vanuit verschillende politieke stromingen, waarbij de leerlingen gebruik leren maken van informatie uit de actualiteit (krantenartikelen, debatten op televisie) om de gemaakte redenering(en) te onderbouwen. De actualiteit die in deze les centraal staat borduurt verder op het thema werkloosheid van de les ervoor. Het thema dat behandeld wordt is namelijk jeugdwerkloosheid o.a. in relatie tot het maken van een studiekeuze Ik vermoed dit onderwerp zeer zal aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen (ontwerpregel 1). Ook deze les is tweeledig. In het eerste deel zullen de leerlingen aan de hand van een aantal vragen twee krantenartikelen bestuderen. Het doel van deze opdracht is dat zij het probleem en de benoemde oplossing of oorzaak uit het artikel halen. Vervolgens zullen de leerlingen op basis van de kennis die zij hebben opgedaan over politieke stromingen, een logische redenering formuleren vanuit de waarden en kenmerken van de drie stromingen (ontwerpregel 2 en 5). De leerlingen verkrijgen hier al een stuk meer autonomie, maar worden nog steeds redelijk gestuurd vanwege de meer (sturende) vragen in de opdracht, zoals: welke oplossing wordt in dit krantenartikel aangedragen voor het probleem? (ontwerpregel 2). Het tweede deel van de les bestaat uit een introductie van het debat rondom werkloosheid, in de vorm van een fragment van Debat op 2 waarin het standpunt In Nederland hoef je niet werkloos te zijn wordt bediscussieerd. De insteek van het debat is de vraag: Is het verschaffen/vinden van werk je eigen verantwoordelijkheid of de verantwoordelijkheid van de overheid? In de daaropvolgende werkvorm de concept-cartoon zullen de leerlingen met behulp van een aantal startpunten (standpunt vanuit verschillende visies) een discussie dienen te voeren, waarbij ze redeneringen maken vanuit dit startpunt. Het doel is dat de leerlingen zelf ervaren dat er verschillende standpunten zijn, en wat deze verschillende standpunten zijn (ontwerpregel 1, 3 en 4). Achteraf zullen zij de discussie nabespreken aan de hand van een aantal vragen, waarbij zij de verschillende standpunten zullen vergelijken, categoriseren en beoordelen (ontwerpregel 5). LES 4: CAUSAAL REDENEREN, POLITIEKE STROMINGEN & ARMOEDE IN NEDERLAND Het doel van de vierde les is om de leerlingen zelfstandig een aantal causale redeneringen te laten maken, waarbij zij in de vorm van een betoog beredeneren hoe vanuit de drie grote stromingen over het probleem van armoede in Nederland wordt gedacht. De les bestaat uit drie onderdelen. In het eerste deel zullen de leerlingen aan de hand van een mindmap de begrippen van de verzorgingsstaat, die al eerder behandeld zijn, aan elkaar verbinden waardoor zij na zullen denken over de onderlinge relaties van de begrippen (ontwerpregel 3). De leerlingen dienen hier de begrippen te definiëren, vergelijken, onderscheiden en organiseren (ontwerpregel 5). In het tweede deel zullen de leerlingen vervolgens een fragment uit Zembla bekijken dat gaat over het probleem van armoede in Nederland. In het fragment wordt een concrete casus belicht over een vrouw met zes kinderen, die 14

15 haar man is verloren. Vanwege het persoonlijke karakter van de documentaire verwacht ik dat het fragment bij de belevingswereld van de leerlingen aan zal sluiten (ontwerpregel 1) en dat het hen enthousiast maakt om met de vervolgopdracht aan de slag te gaan. De tweede opdracht bestaat uit het volledig zelfstandig invullen van het redeneerschema, waarbij zij beredeneren hoe vanuit de drie stromingen naar het probleem (van armoede in Nederland) wordt gekeken. Voor het invullen van de opdracht maken de leerlingen gebruik van de casus, de mindmap en een blad met daarop de standpunten van drie politieke partijen (CDA, PvdA en VVD) over uitkeringen/de bijstand. In de laatste opdracht zullen de leerlingen ten slotte een beschouwing schrijven waarbij zij het redeneerschema, en de andere verkregen materialen als basis gebruiken. Bij het (succesvol) maken van deze opdracht moeten de leerlingen in staat zijn de behandelde begrippen en vaardigheden daadwerkelijk te begrijpen. De opdracht vereist van leerlingen dat zij standpunten van de drie stromingen op het probleem van armoede vergelijken, onderscheiden, in eigen woorden uitleggen en beredeneren (ontwerpregel 5). 15

16 Bijlagen Lesplannen, PowerPoints, leerlingenmateriaal & docenthandleiding 16

17 Bijlage 1. Lesplannen Les 1: Introductie causaal redeneren Docent: J. Jacobs Datum: Tijd: Klas: 4h2 Lesonderwerp Beginsituatie Leskern Leerdoelen Media, spullen, hulp Introductie op politieke besluitvorming & causaal redeneren 17 Aantal lln: 24 De leerlingen hebben de begrippen binnen het thema parlementaire democratie al een keer behandeld. De leerlingen hebben nog nauwelijks/geen kennis van causaal redeneren. De leerlingen zijn bijzonder geïnteresseerd in actuele discussies, over een thema s zoals criminaliteit. De leerlingen hebben in periode 3 bij het werken aan het beleidsadvies gewerkt met oorzaken en oplossingen voor een zelfgekozen maatschappelijk probleem. Leerlingen oefenen de stappen voor het maken van een causale redenering op basis van een probleem, een (visie op de) oorzaken, (een visie op de) oplossingen en (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van de oplossing. 1. Leerlingen kunnen de verschillende onderdelen van een causale redenering benoemen en herkennen. 2. Leerlingen kunnen de verschillende onderdelen van een causale redeneren uitleggen aan de hand van een voorbeeld. 3. Leerlingen kunnen aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat het nut is van het hanteren van een redeneerschema bij het onderwerp parlementaire democratie, en in het specifiek bij het behandelen van politieke visies op maatschappelijke/politieke problemen. PowerPoint, opdrachtenblad (schema causaal redeneren), YouTube (computer) Tijd Lesfase Leerdoel Wat ik doe en zeg Wat zij doen (werkvorm) 3 min. 2 min. 20 min. 10 min. 5 min. 10 min Binnenkomst begeleiden en stilte vragen. Instructie geven op voormeting 1 & 2. Zit voorin de klas, beantwoordt eventuele vragen van de lln. De docent geeft een inleiding over politieke besluitvorming & politieke stromingen en stelt daarbij vragen aan de klas om de voorkennis van de lln op te halen. De docent geeft uitleg over de inhoud en het doel van periode 4. De docent introduceert het fragment uit De Wereld Draait Door en zet deze aan. Lln komen binnen en gaan zitten. De lln luisteren. De lln gaan zelfstandig aan de slag met het invullen van voormeting 1 & 2. De lln luisteren, denken na over antwoorden, geven eventueel antwoord als de docent hen aanwijst. De lln luisteren, stellen eventueel vragen. De lln bekijken het fragment. Leeractiviteit Noem de specifieke! De leerlingen herkennen de behandelde begrippen in het verhaal van de docent en benoemen deze voor zichzelf met behulp van klassikale vragen. Indien zij een beurt krijgen zeggen zij deze bovendien op.

18 5 min. 2 min. 10 min. 2/ De docent geeft instructie op het redeneerschema, door deze aan de hand van een voorbeeld samen met de lln te doorlopen. De docent geeft leerlingen instructie op de opdracht: een redenering bij het maatschappelijk probleem uit periode 3. Docent begeleidt de lln bij het maken van de opdracht. Lln luisteren, denken mee, beantwoorden vragen. Lln luisteren en stellen eventueel vragen. Lln gaan in tweetallen aan de slag met het redeneren vanuit het maatschappelijk probleem dat zij in de vorige periode hebben behandeld. De leerlingen herkennen aspecten van het redeneerschema en benoemen deze samen met de docent. De leerlingen doen eerste oefening met de stappen, en dus met het redeneren. De leerlingen oefenen zelfstandig met het redeneren en benoemen daarbij de onderdelen van het redeneerschema. 5 min. 3 2 Docent sluit de opdracht af, en vraagt twee lln de opdracht te presenteren. Docent behandelt eventuele denkfouten klassikaal. Twee lln vullen het schema in op het bord, de rest van de klas kijkt mee en reageert. Een aantal leerlingen leggen hun redeneerschema uit en redeneren klassikaal. De andere leerlingen geven eventueel fouten aan en vergelijken daarmee hun eigen schema met die van de andere leerlingen. 2 min. 6 3 De docent stelt een slotvraag aan de klas: wat is het nut van een redeneerschema? De lln denken na over het antwoorden, en geven eventueel een antwoord. De leerlingen reflecteren op de les met behulp van de slotvraag van de docent. 18

19 Les 2: Politieke stromingen & causaal redeneren Aantal lln: Docent: J. Jacobs Datum: Tijd: Klas: 4h2 24 Causaal redeneren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, Lesonderwerp liberalisme, confessionalisme) gericht op het politiek/maatschappelijk probleem van werkloosheid in Nederland. De leerlingen hebben de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, confessionalisme en liberalisme) al eens behandeld bij maatschappijleer (en bij Beginsituatie maatschappijwetenschappen). De leerlingen hebben enige kennis van de stappen bij het invullen van het redeneerschema. Leskern Leerdoelen Media, spullen, hulp De leerlingen beredeneren vanuit de kenmerken van de drie politieke stromingen (socialisme, liberalisme, confessionalisme) de visies van politieke partijen binnen deze stroming op de oorzaken, oplossingen en de (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van het probleem van werkloosheid in Nederland, en vergelijken daarnaast deze visies met behulp van het redeneerschema. 1. De leerlingen kunnen aan de hand van meerdere voorbeelden uitleggen dat een ideologie iets zegt over waarden/normen, ideale sociaaleconomische verhoudingen, en de ideale machtsverdeling in een samenleving. 2. De leerlingen kunnen twee waarden benoemen en herkennen die ten grondslag liggen aan het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme. 3. De leerlingen kunnen uitleggen op welke wijze vanuit het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme naar de ideale sociaaleconomische verhoudingen in de samenleving wordt gekeken. 4. De leerlingen kunnen uitleggen op welke wijze vanuit het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme naar de ideale machtsverdeling in de samenleving wordt gekeken. 5. De leerlingen kunnen uitleggen wat de verschillende en overeenkomsten tussen het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme zijn met betrekking tot normen/waarden, ideale sociaaleconomische verhoudingen en de ideale machtsverdeling. 6. De leerlingen kunnen vanuit de kenmerken van een socialistische visie beredeneren en uitleggen, hoe een socialistische politieke partij zal kijken naar de oplossingen, oorzaken en (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van het probleem van werkloosheid in Nederland. 7. De leerlingen kunnen vanuit de kenmerken van een liberale visie beredeneren en uitleggen, hoe een liberalistische politieke partij zal kijken naar de oplossingen, oorzaken en (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van het probleem van werkloosheid in Nederland. 8. De leerlingen kunnen vanuit de kenmerken van een confessionele visie beredeneren en uitleggen, hoe een confessionele politieke partij zal kijken naar de oplossingen, oorzaken en (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van het probleem van werkloosheid in Nederland. 9. De leerlingen verkrijgen inzicht in het nut van het gebruik van het probleemoorzaak-gevolg-oplossing schema wanneer zij debatten over maatschappelijke en politieke problemen bestuderen. PowerPoint, kaartjes met kenmerken van politieke stromingen (opdracht 1), A3-vel, schema bij opdracht 2 (politieke stromingen), schema bij opdracht 3 (werkloosheid in Nederland), YouTube (computer). 19

20 Tijd Lesfase Leerdoel 5 min. 2 min. 2 min. 3 min. 2 min. 10 min / Binnenkomst begeleiden en stilte vragen. De docent geeft aan wat de planning is voor les 2. Docent stelt aan de hand van het schema over politieke visies, vragen aan de klas om de voorkennis op te halen. Kennis van de vorige les en voorkennis politieke stromingen en politieke indelingen. De docent geeft een korte uitleg over het begrip ideologie, politieke indelingen & politieke stromingen: liberalisme, socialisme, confessionalisme. De docent geeft de lln instructie op opdracht 1: politieke stromingen. Docent begeleidt lln bij het maken van de opdracht, en bespreekt het verloop met de lln. Lln komen binnen en gaan zitten. De leerlingen luisteren, stellen eventueel vragen. De leerlingen denken mee, beantwoorden eventueel de vraag van de docent als zij een beurt krijgen. De leerlingen luisteren, beantwoorden vragen van de docent, maken aantekeningen. De lln luisteren, stellen eventueel vragen. Lln gaan aan de slag met het maken van opdracht 1 (doen dit in groepen van 4). Leeractiviteit Noem de specifieke! De leerlingen herkennen de behandelde begrippen in het verhaal van de docent en benoemen deze voor zichzelf met behulp van klassikale vragen. Indien zij een beurt krijgen zeggen zij deze bovendien op. De leerlingen herkennen de begrippen (eerder behandeld) en definiëren deze met behulp van klassikale vragen, waarvoor denktijd ingebouwd is. Met behulp van de opdracht dienen de leerlingen de kenmerken van de drie stromingen te onderscheiden, te classificeren, te vergelijken en te herleiden. Uiteindelijk dienen de leerlingen een patroon te zien in de verschillende kenmerken: de definities van de drie stromingen. 2 min. 10 min. 5 min. 15 min. 3/ / De docent geeft de lln instructie bij het maken van opdracht 2: politieke stromingen. Docent begeleidt lln bij het maken van de opdracht, en bespreekt deze achteraf klassikaal. Docent geeft de lln instructie bij het maken van opdracht 3: werkloosheid. De docent begeleidt de lln bij het maken van de opdracht, en bespreekt deze achteraf klassikaal. De lln luisteren, stellen eventueel vragen. Lln gaan aan de slag met het maken van opdracht 2 (doen dit in tweetallen). De lln luisteren, stellen eventueel vragen. Lln gaan aan de slag met het maken van opdracht 3 (doen dit in tweetallen). De leerlingen herhalen de kenmerken van de drie stromingen, en dienen in de opdracht de kenmerken te onderscheiden en categoriseren. In de opdracht zullen de leerlingen vanuit de verschillende stromingen redeneren op het probleem van werkloosheid. 20

21 8 min Docent geeft instructie op het filmpje, geeft leerlingen een kijkersvraag, en bespreekt deze na het filmpje. Lln luisteren naar de docent, bekijken het filmpje, bespreken klassikaal de kijkersvraag. Leerlingen dienen in het fragment de verschillende stromingen te herkennen. Met behulp van de opdracht dienen zij deze vervolgens te benoemen, classificeren en uitleggen. Zij zijn dan wederom bezig met redeneren. 2 min. 6 De docent sluit de les af. De lln luisteren en pakken hun spullen. 21

22 Les 3: Politieke stromingen & jeugdwerkloosheid Docent: J. Jacobs Datum: Tijd: Klas: 4h2 Aantal lln: 24 Lesonderwerp Beginsituatie Leskern Leerdoelen Media, spullen, hulp Causaal redeneren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, liberalisme, confessionalisme) op het politiek/maatschappelijk probleem van jeugdwerkloosheid in Nederland (in relatie tot het maken van studiekeuzes), in de vorm van een concept-cartoon. De leerlingen hebben de begrippen binnen het thema parlementaire democratie en verzorgingsstaat al een keer behandeld. De leerlingen hebben enige kennis van de stappen bij het invullen van het redeneerschema, en hebben enige ervaring met het invullen van het redeneerschema vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland. Leerlingen hebben in de vorige les al enige kennis gemaakt met de visies vanuit het liberalisme, socialisme en confessionalisme op het probleem van werkloosheid in Nederland. Leerlingen hebben al enige ervaring met het halen van informatie uit krantenartikelen binnen het vak maatschappijleer. De leerlingen beredeneren vanuit de kenmerken van de drie politieke stromingen (socialisme, liberalisme, confessionalisme) de visies van politieke partijen binnen deze stroming op de oorzaken, oplossingen en de (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van het probleem van jeugdwerkloosheid in Nederland, en vergelijken daarnaast deze visies met behulp van het redeneerschema. 1. Leerlingen kunnen uit grafieken en krantenartikelen de oorzaak en/of oplossing voor een maatschappelijk/politiek probleem achterhalen. 2. Leerlingen kunnen op basis van (gevonden) oorzaken en/of oplossingen beredeneren wat het bijbehorende (bedoelde/onbedoelde) gevolg is van een bepaalde visie op een maatschappelijk probleem. 3. Leerlingen kunnen bij het kijken van een politieke debat, verschillende perspectieven (gebaseerd op politieke stromingen) herkennen en benoemen. 4. Leerlingen kunnen beredeneren (vrijwel zelfstandig) hoe vanuit het socialisme, liberalisme en het confessionalisme naar de oplossingen en oorzaken van een maatschappelijk/politiek probleem wordt gekeken, met behulp van een concept-cartoon. 5. Leerlingen kunnen beredeneren (vrijwel zelfstandig) hoe vanuit het socialisme, liberalisme en het confessionalisme naar de oorzaken, oplossingen, (bedoelde en onbedoelde) gevolgen van een maatschappelijk/politiek probleem wordt gekeken, aan de hand van een redeneerschema. 6. Leerlingen zien in dat politieke standpunten met betrekking tot een probleem, zoals jeugdwerkloosheid, in de dagelijkse realiteit gebaseerd zijn op verschillende visies op oorzaken en oplossingen, met als gevolg verschillende bedoelde en onbedoelde gevolgen. PowerPoint, YouTube, opdracht concept-cartoon, kijkopdracht bij debat Tijd Lesfase Leerdoel Wat ik doe en zeg Wat zij doen (werkvorm) 5 min. 0 Binnenkomst begeleiden en stilte vragen. Lln komen binnen en gaan zitten. Leeractiviteit Noem de specifieke! 22

23 2 min. 5 min. 1 1/2/3 1 Docent geeft aan wat de planning voor les 3 is. Docent stelt vragen aan de klas over de grafieken die het probleem van jeugdwerkloosheid grafisch laten zien. De lln luisteren, stellen eventueel vragen. Leerlingen luisteren, beantwoorden vragen van de docent. De leerlingen gaan met behulp van klassikale vragen/opdrachten zelfstandig aan de slag met het bestuderen van empirische data. Vervolgens zullen zij patronen proberen te ontdekken en algemeenheden afleiden, om zo de oorzaken van het maatschappelijk probleem te kunnen verklaren. 3 min. 15 min /3 1 Docent geeft de lln instructie op de opdracht bij het probleem van jeugdwerkloosheid in NLD. Docent begeleidt lln bij het maken van de opdrachten, en bespreekt de opdracht klassikaal na. Leerlingen luisteren, stellen eventueel vragen. Leerlingen gaan aan de slag met het maken van de opdracht (zelfstandig). De leerlingen herkennen en benoemen de oorzaken van het probleem met behulp van het krantenartikel, en beredeneren vervolgens mogelijke oplossingen en (bedoelde en onbedoelde) gevolgen. 5 min. 10 min /3 2 De docent geeft instructie op het fragment uit Debat op 2 & bij de kijkvragen. De docent deelt de kijkvragen uit. De docent zet het fragment aan via YouTube, bespreekt de kijkvragen achteraf. Lln luisteren, stellen eventueel vragen. Lln kijken, luisteren & beantwoorden de kijkvragen. Leerlingen dienen in het fragment de verschillende stromingen te herkennen. Met behulp van de opdracht dienen zij deze vervolgens de stromingen te benoemen, classificeren en uitleggen. Zij zijn dan wederom bezig met redeneren. 3 min. 10 min De docent geeft de leerlingen instructie op het uitvoeren van een debat via de conceptcartoon. Docent begeleidt lln bij het uitvoeren van de opdracht: conceptcartoon. Lln luisteren, stellen eventueel vragen. Lln gaan in groepen van vier aan de slag met het debatteren over Bij de concept-cartoon zullen de leerlingen vanuit de verschillende stromingen 23

24 stellingen uit de conceptcartoon. redeneren op het probleem van werkloosheid. 10 min. 4/5 5 Docent presenteert via de PowerPoint de vragen bij het evalueren van de opdracht & begeleidt lln bij het evalueren. Lln evalueren aan de hand van de vragen op de PowerPoint de uitvoering van de opdracht. De leerlingen evalueren de uitvoer van de conceptcartoon, en onderscheiden hierbij de redeneringen vanuit verschillende stromingen. 2 min. 6 De docent sluit de les af. De lln luisteren en pakken hun spullen. 24

25 Les 4: armoede in NLD & politieke stromingen Aantal lln: Docent: J. Jacobs Datum: Tijd: Klas: 4h2 24 Causaal redeneren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, liberalisme, confessionalisme) op de oplossingen, oorzaken en Lesonderwerp (onbedoelde en bedoelde) gevolgen van het politiek/maatschappelijk probleem van armoede in Nederland, in de vorm van het schrijven van een beschouwing. De leerlingen hebben al enige ervaring met het invullen van het redeneerschema vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland. Beginsituatie Leskern Leerdoelen Media, spullen, hulp Tijd Lesfase Leerdoel Wat ik doe en zeg 5 min. 5 min. 3 min. 15 min /3 1 Leerlingen hebben in de vorige les al kennis gemaakt met de visies van het liberalisme, socialisme en confessionalisme op de oorzaken en oplossingen voor het probleem van (jeugd)werkloosheid in Nederland. Leerlingen hebben al enige ervaring met het halen van informatie uit krantenartikelen binnen het vak maatschappijleer. Leerlingen blijken vanuit de literatuur geïnteresseerd in politieke/maatschappelijke thema s, zoals inkomensverschillen in Nederland. De leerlingen beredeneren in de vorm van een beschouwing de visies van een aantal politieke partijen op de oorzaken, oplossingen en gevolgen (bedoeld en onbedoeld) van het probleem van armoede in Nederland, waarbij zij informatie halen uit verkiezingsprogramma s, een concrete casus uit een documentaire van Zembla, de begrippen van de verzorgingsstaat, en de kennis uit de eerdere lessen. 1. De leerlingen zijn in staat de verbanden tussen de behandelde begrippen bij het thema verzorgingsstaat te herkennen, benoemen en uit te leggen. 2. De leerlingen zijn in staat de visies vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland op de verzorgingsstaat in eigen woorden uit te leggen. 3. De leerlingen kunnen, aan de hand van een concrete casus, uitleggen wat de visies vanuit verschillende politieke stromingen op het probleem van armoede in Nederland zijn. 4. De leerlingen kunnen in de vorm van een beschouwing de verschillende standpunten van drie politieke partijen uiteenzetten en onderbouwen aan de hand van concrete data uit krantenartikelen, een documentaire en/of partijprogramma s. PowerPoint, YouTube, opdracht concept-cartoon, kijkopdracht bij debat Binnenkomst begeleiden en stilte vragen. Docent geeft aan wat de planning is voor les 3. De docent geeft instructie op het maken van een mindmap over de verzorgingsstaat. De docent begeleidt de leerlingen bij het maken van de mindmap, en vraagt aan het einde één 25 Wat zij doen (werkvorm) Lln komen binnen en gaan zitten. De leerlingen luisteren, stellen eventueel vragen. De leerlingen luisteren, stellen eventueel vragen. Leerlingen gaan in groepen van 4 aan de slag met maken van de mindmap. Eén van de groepen Leeractiviteit Noem de specifieke! Bij het maken van de mindmap definiëren, onderscheiden en relateren de leerlingen de begrippen. Door in groepen te werken,

26 groepje om de mindmap te presenteren. presenteert aan het einde hun mindmap. leggen zij de verbanden tussen de begrippen bovendien aan elkaar uit. 3 min. 5 min. 5 min. 15 min. 2/3 4/5 4 5 De docent herhaalt kort de visies op de verzorgingsstaat, zoals de leerlingen deze geleerd hebben. De docent geeft instructie bij het kijken van het fragment uit de documentaire, en zet de documentaire aan. De docent geeft instructie op het maken van het betoog en de materialen die de leerlingen hiervoor mogen gebruiken. De docent begeleidt de lln bij het maken van de opdracht. De lln luisteren, stellen eventueel vragen, en maken eventueel aantekeningen. De lln luisteren, stellen eventueel vragen, en kijken naar een stuk van de documentaire. De lln luisteren, stellen eventueel vragen. De lln schrijven individueel een beschouwing. De leerlingen herkennen de situatie en relateren dit aan het eigen gezinsleven. In de beschouwing onderscheiden, samenvatten, uitleggen en beschrijven de leerlingen de verschillende visies. Bovendien redeneren zij vanuit de kenmerken de verschillende visies op het probleem van armoede. 15 min. 2 min. 4/5 De docent geeft instructie op de eindmeting, en deelt de oefeningen uit. 6 De docent sluit de les af. De lln vullen de eindmeting in. De lln luisteren, en verlaten vervolgens het lokaal. 26

27 Bijlage 2. PowerPoints PowerPoint 1: introductie causaal redeneren 27

28 28

29 PowerPoint 2: politieke stromingen & causaal redeneren 29

30 30

31 PowerPoint 3: politieke stromingen & jeugdwerkloosheid 31

32 PowerPoint 4: armoede in Nederland, politieke stromingen & causaal redeneren 32

33 33

34 Bijlage 3. Leerlingenmateriaal Opdracht 1: Maatschappelijk probleem P3 (les 1) Denk terug aan het maatschappelijk probleem dat je hebt onderzocht in de derde periode. Noteer dit probleem in de eerste kolom. Vul vervolgens de rest van het schema in. Gebruik waar mogelijk informatie die je in de derde periode hebt gevonden (bijv. één mogelijke oorzaak voor het probleem). Probleem Oorzaak (visie op) Oplossing (visie op) Gevolg (van oplossing) Bedoeld (= gewenste situatie): Onbedoeld: 34

35 Opdracht 2: Politieke stromingen (les 1) Een ideologie of stroming heeft een visie/idee over de volgende punten: normen/waarden, sociaaleconomisch/overheidsvoorzieningen en machtsverdeling. Vul met behulp van de onderstaande begrippen het volgende schema verder in: Normen/waarden Sociaaldemocratie Christendemocratie Liberalisme Sociaal-economisch/ overheidsvoorzieningen Machtsverdeling Kies uit een van de onderstaande kenmerken : 1. Gelijkheid en solidariteit 2. Overheid is terughoudend, individuele verantwoordelijkheid, individueel 3. Vrijheid en beloning van prestaties 4. Inkomensverschillen mogelijk, minimale overheidsvoorzieningen 5. Grote inkomensverschillen niet gewenst, gemiddelde overheidsvoorzieningen 6. Naastenliefde en voor elkaar zorgen 7. Weinig inkomensverschillen, veel overheidsvoorzieningen 8. Veel sturing vanuit de overheid, collectieve verantwoordelijkheid 9. Overheid vult aan, gezamenlijke verantwoordelijkheid 35

36 Opdracht 3: politieke stromingen (les 1) Visie Probleem Oorzaak Oplossing Gevolg Waarde Sociaaldemocratie Werkloosheid De overheid investeert onvoldoende in het creëren van banen waardoor de armen het risico lopen onder de armoedegrens te raken. Bedoeld: Onbedoeld: Gelijkheid Liberalisme Werkloosheid Mensen zijn onvoldoende gemotiveerd om een baan te vinden, omdat de overheid dit voor hen doet. Geen eigen verantwoordelijkheid nemen. Christendemocratie Werkloosheid Het maatschappelijk middenveld dat zich bezighoudt met armoedebestrijding (vb. schuldhulpverlening) is niet sterk genoeg. Bedoeld: Onbedoeld: Bedoeld: Onbedoeld: Vrijheid Harmonie 36

37 Opdracht 4: Kaartjes-opdracht (les 2) Harmonie (balans tussen eigen verantwoordelijkheid en voor elkaar zorgen) Uitgangspunt = Christelijke waarden (de Bijbel) Voorbeeld: tegenstander van het openen van winkels op Zondag. Gespreide verantwoordelijkheid = een zorgzame samenleving waarin mensen verantwoordelijk voor elkaar zijn. Voorbeeld: grote rol voor maatschappelijke organisaties die geen onderdeel vormen van de overheid. Naastenliefde = mensen moeten zorgen voor de kwetsbaren in de samenleving. Rentmeesterschap = de mens heeft de taak om goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde en het vruchtgebruik ervan te zorgen. Voorbeeld: tegenstander van abortus en tegenstanders van het klonen van schapen. Rol overheid = de overheid heeft slechts een aanvullende rol, en moet zo veel mogelijk overlaten aan het maatschappelijk middenveld. Maatschappelijk middenveld = alle particuliere organisaties in de samenleving die groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen. Voorbeelden: kerken, vrijwilligersorganisaties, schoolbesturen. Partijen: 37

38 Gelijkwaardigheid (burgers hebben recht op gelijke kansen) Uitgangspunt = gaat ervan uit dat mogelijkheden voor elk individu om zich te ontplooien ongelijk verdeeld zijn in de samenleving. De basis van deze stroming is daarom het zorgen voor gelijke kansen van burgers. Voorbeeld: voorstanders van studiefinanciering voor studenten. Solidariteit = de sterke schouders moeten de zwaarste lasten dragen oftewel bescherming van de zwakkeren. Voorbeeld: voorstander van een progressief belastingstelsel. Economische gelijkheid = eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht. Kritiek op vrije markeconomie = kritiek op het systeem van vraag en aanbod, waarbij de markt vrij spel heeft, met als reden dat dit zorgt voor ongelijkheid in de samenleving. Voorbeeld: tegenstander privatisering van de zorg in Nederland. Rol overheid = benadrukt de rol van de overheid, met name op sociaaleconomisch terrein. Voorstander van een grote verzorgingsstaat. Voorbeeld: hecht veel belang aan sociale grondrechten, zoals het recht op werk, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Partijen: 38

39 Vrijheid (economische en persoonlijke vrijheid & individuele verantwoordelijkheid) Individuele verantwoordelijkheid Voorbeeld: tegenstander van studiefinanciering voor studenten. Economische vrijheid = vrijemarkteconomie is het best voor het land, benadrukt vooral de belangen van het individu en het bedrijfslevens. Voorbeeld: voorstander van de privatisering van de zorg. Tolerantie Voorbeeld: voorstander van persvrijheid, vrijheid van meningsuiting. Rol overheid = overheid moet zich beperken tot kerntaken als defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat en de klassieke grondrechten. Eerder voorstander van een nachtwakersstaat, dan van een grote verzorgingsstaat. Accepteren de verzorgingsstaat zolang de uitkeringen zo laag mogelijk blijven en de vrijemarkteconomie niet in gevaar komt. Voorbeeld: lage uitkeringen, zodat mensen gemotiveerd zijn om (weer) aan het werk te gaan. 39

40 Uitgangspunt: de samenleving is er het meest bij gebaat als ieder individu zich zo optimaal mogelijk kan ontplooien: wat goed is voor het individu, is goed voor de samenleving. 40

41 Bron 1: NU.nl (5 november 2015) (les 3) 41

42 Bron 2: NU.nl (1 april 2015) 42

43 Opdracht 1. Jeugdwerkloosheid (les 3) Lees bron 1 óf bron 2. Beantwoordt de onderstaande vragen. 1. Over welk probleem wordt in het artikel gesproken? 2. Welke oorzaak wordt in het artikel aangedragen voor het feit dat een groot aantal jongeren op dit moment zonder werk zit? 3. Welke mogelijke oplossing zou je voor dit probleem kunnen aandragen? 4. Beredeneer wat een bedoeld gevolg kan zijn van deze oplossing? 5. Beredeneer wat mogelijk een onbedoeld gevolg kan zijn van deze oplossing? 6. Zou de oplossing die in bron 1 wordt aangedragen eerder een socialistisch, liberalistische of confessioneel standpunten zijn? Maak in je antwoord gebruikt van de begrippen (economische) vrijheid, gelijkwaardigheid en/of harmonie. 7. Welke oplossingen zouden de twee andere ideologieën aangedragen hebben denk je? Ideologie 1 = Ideologie 2 = 43

44 Opdracht 1. Jeugdwerkloosheid (antwoordmodel) (les 3) Lees bron 1 óf bron 2. Beantwoordt de onderstaande vragen. 1. Over welk probleem wordt in het artikel gesproken? Het probleem van jeugdwerkloosheid in Nederland. 2. Welke oorzaak wordt in het artikel aangedragen voor het feit dat een groot aantal jongeren op dit moment zonder werk zit? Bron 1. De verslechtering van de arbeidsmarkt in Nederland. Bron 2. Omdat de jongeren zelf niet aan de slag gaan/kunnen door bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid, zorgen voor de kinderen/huishouden en ziekte. 3. Welke mogelijke oplossing zou je voor dit probleem kunnen aandragen? Bron 1. Overheid moet meer geld investeren in de arbeidsmarkt zodat er meer werkgelegenheid komt voor jongeren. Bron 2. Lagere uitkeringen zodat de motivatie voor jongeren groter is om weer aan de slag te gaan. 4. Beredeneer wat een bedoeld gevolg kan zijn van deze oplossing? Bron 1. Minder werkloosheid. Bron 2. Minder werkloosheid. 5. Beredeneer wat mogelijk een onbedoeld gevolg kan zijn van deze oplossing? Bron 1. De motivatie voor jongeren om actief op zoek naar werk te gaan zakt doordat de overheid dit voor hen regelt. Bron 2. Risico dat bepaalde jongeren onder de armoedegrens eindigen. 6. Zou de oplossing die in bron 1 wordt aangedragen eerder een socialistisch, liberalistische of confessioneel standpunten zijn? Maak in je antwoord gebruikt van de begrippen (economische) vrijheid, gelijkwaardigheid en/of harmonie. Afhankelijk van de antwoorden die de leerling heeft gegeven. 7. Welke oplossingen zouden de twee andere ideologieën aangedragen hebben denk je? Socialisme = geld investeren in de arbeidsmarkt. Liberalisme = uitkeringen verlagen zodat de motivatie om te gaan werken wordt vergroot. Confessionalisme = investeren in maatschappelijke organisaties, die ondersteuning bieden bij het vinden van een baan. 44

45 Opdracht 2. Debat op 2 (kijkvragen) (les 3) 1. Over welk probleem gaat het in dit fragment? 2. Welke twee oorzaken voor het probleem noemt de presentator in de introductie van de uitzending? 3. Hoeveel werklozen zijn er op dit moment? Waarom is dit bijzonder? De eerste stelling in het debat is: In Nederland hoef je niet werkloos te zijn. Het debat is tussen Ibo Gültsen (raadslid VVD) en Ton Wilthagen (hoogleraar arbeidsmarkt). 4. Welke oorzaak voor het probleem draagt Ton Wilthagen aan? Noem er één. 5. Welke oorzaak voor het probleem draagt Ibo Gültsen aan? Noem er één. 45

46 Opdracht 2. Jeugdwerkloosheid Concept-Map (les 3) Als ik me moet laten omscholen (een andere opleiding moet gaan doen) doordat er geen werk te vinden is in mijn sector, is de overheid verantwoordelijk voor de kosten van deze nieuwe opleiding. Zijn moeten mij helpen deze opleiding te betalen. 46

47 Opdracht 2/3. Bronnenmateriaal (les 4) Casus armoede in Nederland Linda Moes is moeder van zes kinderen. Linda is op dit moment afhankelijk van een nabestaande/weduwe-uitkering. Haar man is pas geleden overleden dus ze staat er op dit moment alleen voor. De vaste maanlasten (huis, gas/water/licht) van Linda zijn ongeveer het bedrag van de weduwe-uitkering waardoor ze leeft van toeslagen, zoals kind-gebondenbudget, zorgtoeslag en huurtoeslag. Linda geeft aan dat het voor haar niet loont om aan het werk te gaan vanwege de hoge kosten van de kinderopvang. Met zes kinderen en een huishouden dat zij in haar eentje runt heeft ze weinig tijd om vrijwilligerswerk te doen. Ongeveer 10% van de Nederlanders leefde in 2013 eenzelfde situaties als Linda Moes. Standpunten politieke partijen over uitkeringen/bijstand VVD Bijstand / Uitkering Mensen opsluiten in de bijstand is niet sociaal. Werken is meer dan je eigen boterham verdienen. Het zorgt voor sociale contacten, zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Daarom wil de VVD dat mensen met een uitkering zo snel mogelijk weer aan de slag gaan. In de bijstand komt een wettelijke plicht tot tegenprestatie. Men krijgt bijstand, maar in ruil daarvoor vraagt de VVD waar mogelijk iets terug te doen voor de samenleving, zoals vrijwilligerswerk of mantelzorg. Als mensen zich daarvoor onvoldoende inzetten, hoeven ze ook geen hulp van de overheid te verwachten. Jongeren kunnen leren of werken. Er is genoeg te doen in de samenleving. De bijstand is een laatste vangnet. Daar past geen vrijblijvendheid bij. Juist daarom heeft de VVD de bijstandswet aangescherpt. Er blijft altijd een groep voor wie betaald werk een stap te ver is. Voor hen zal het vangnet blijven bestaan. Fraude Fraude met uitkeringen is diefstal van gemeenschapsgeld. Onterecht betaalde uitkeringen dienen tot op de laatste cent te worden teruggevorderd. De VVD wil geen minimumbedrag waaronder niet wordt teruggevorderd. Wie schuldig is aan fraude verliest zijn uitkering. De VVD geeft fraudepreventie een hoge prioriteit door controles op rechtmatigheid uit te voeren. De VVD wil bovendien stoppen met de export van fraudegevoelige sociale voorzieningen, zoals de kinderbijslag buiten de EU. 47

48 PVDA Bijstand Iedereen in Nederland heeft recht om volwaardig mee te doen in de samenleving. Als mensen even niet zelfstandig voor een eigen inkomen kunnen zorgen, dan moeten zij kunnen vertrouwen op een goed sociaal vangnet. De bijstand biedt iedereen een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. Hier staan wel verplichtingen tegenover. Gemeenten houden rekening met ieders persoonlijke situatie. Wie wel kan werken, moet aan de slag. Tijdelijk werk, via een uitzendbureau, of parttime werk kan een opstap zijn naar een vaste baan. Wie fraudeert, wordt stevig aangepakt. CDA Bijstand (verkiezingsprogramma ) Vanaf 2015 kunnen gemeenten mensen in de bijstand verplichten een tegenprestatie te leveren voor het ontvangen vaneen uitkering. Daarbij moet allereerst gekeken worden wat mensen kunnen. De gemeente met zorgen voor genoeg activiteiten. 48

49 Opdracht 2. Redeneerschema (les 4) Vul in tweetallen het onderstaande redeneerschema in. Maak gebruik van het bronnenmateriaal en de casus uit het fragment van Zembla. Visie Probleem Oorzaak Oplossing Gevolg Waarde Sociaaldemocratie Christendemocratie Liberalisme 49

50 Opdracht 3. Beschouwing schrijven Armoede in Nederland (les 4) Schrijf een korte beschouwing over het probleem van armoede in Nederland. Opdracht: 1. Behandel in je oplossing het wel of niet uitgeven van uitkeringen. 2. Maak hier gebruik van de verschillende visies binnen politieke stromingen op de verzorgingsstaat. Voor dit betoog kies je twee van de drie stromingen die je uitgebreid toelicht. De stromingen die ik behandel zijn: [ ] [ ]. 3. Gebruik in je stuk de begrippen: maatschappelijk probleem, visie op de verzorgingsstaat vanuit het socialisme/liberalisme/confessionalisme, verzorgingsstaat, overheidsbudget, sociale zekerheid en belastingen. 4. Materialen: casus Linda, begrippen verzorgingsstaat, politieke visies op verzorgingsstaat/uitkeringen, ingevulde redeneerschema. Opbouw van de beschouwing: 1. Begin met een beschrijving van het probleem. Leg dit uit aan de hand van de drie kenmerken van een maatschappelijk probleem. Geef daarbij duidelijk aan wat precies het probleem is en maak eventueel gebruik van de casus van Linda. 2. Schrijf vervolgens twee alinea s waarin je per alinea één visie behandeld. Je vertelt hier over de verschillende visies van de partijen op de oorzaak en de oplossing (en de bedoelde en onbedoelde gevolgen die daarbij horen). Maak gebruik van het ingevulde redeneerschema en de waarden vrijheid/gelijkheid/harmonie. Geef in de laatste zin(nen) aan wat het verschil is tussen beide visies. 3. In de laatste alinea geef je, je eigen mening. Wat vind jij de oorzaak voor het probleem? Hoe zou het dan logischerwijs opgelost moeten worden? Wat zijn de bedoelde en onbedoelde gevolgen hiervan? Bij welke ideologie sluit jouw visie het meest aan? Succes!

51 Bijlage 4. De docentenhandleiding ALGEMENE VOORBEREIDING LESSEN Vooraf: Het is aan te raden het materiaal vooraf goed door te nemen en te kijken of alles compleet is en geprint is. Al het materiaal is bijgevoegd in de bijlagen. Er moet voor het geven van de lessen gezorgd worden voor een beamer of smartboard waarop de PowerPoint presentatie gepresenteerd kan worden. In les 2, 3 en 4 is het raadzaam voorafgaand aan de les de tafels per vier neer te zetten, aangezien in groepen van 4 gewerkt wordt bij bepaalde opdrachten. Dit voorkomt chaos en het verspillen van tijd in de les. LES 1. INTRODUCTIE OP HET CAUSAAL REDENEREN Introductie De les begint met een klassengesprek als aandachtrichter. De leerlingen worden verschillende stellingen voorgelegd, waarover zij kunnen stemmen. Laat de leerlingen hun vinger op steken wanneer zij het eens zijn met de stelling. Stellingen die je kunt gebruiken zijn: ik vind het goed dat de leerplicht tot en met 23 jaar geldt, ik vind het verhogen van de alcoholgrens goed. Geef de leerlingen ook ruimte om hun stellingen toe te lichten, dit kan mogelijk leiden tot debat. Vanuit het klassengesprek, breng je de leerlingen door middel van je verhaal tot de eerste slide van de les: de inhoud. Geef aan dat de mogelijke discussies tussen leerlingen voorbeelden zijn van maatschappelijke discussies. De eerste slide geeft een overzicht van de verhouding tussen visies in de maatschappij en visies in de politieke arena. Deze slide heeft tot doel om een aantal begrippen binnen een kader te plaatsen, begrippen zoals politiek, politieke invloed, politieke visies, etc. Het is belangrijk om duidelijk te maken dat verschillende visies op maatschappelijke problemen in de samenleving verenigd moeten worden in een aantal politieke partijen (met eigen visies). Dit zorgt ervoor dat politiek een ingewikkeld proces is waarin vanuit al die verschillende visies één (tijdelijk) oplossing moet komen. Partijen hebben echter verschillende ideeën over deze oplossingen. Vragen die je mogelijk kunt stellen zijn: op welke manier kunnen wij invloed uitoefenen op de politiek? Op welke manier worden visies vertegenwoordigd in de politiek? Op welke manier houdt de politiek zich bezig met de inrichting van de samenleving? Etc. Het doel van de aandachtrichter is om de voorkennis van de leerlingen op te halen over het thema parlementaire democratie. Fragment DWDD: Verhuftering in NLD (Theo Maassen en Prem) Introduceer het fragment met: dit is een voorbeeld van een maatschappelijke discussie. Vraag de leerlingen om alert te zijn op het discussiepunt in het fragment, en vraag hen op te letten op de verschillende perspectieven die aangedragen worden. Geef daarnaast een korte introductie op de personen in het gesprek, en het thema dat zij bespreken: Theo Maassen en Prem, over verhuftering in de samenleving. Vraag de leerlingen of zij weten wat verhuftering betekent. Ligt het begrip eventueel kort toe. 51

52 Introductie vierde periode Bij het introduceren van de periode, en in het specifiek de lessenserie, is het van belang dat het voor de leerlingen duidelijk wordt wat de leerdoelen voor de periode zijn, en op welke wijze deze getoetst worden. Daarnaast is het belangrijk om ook aan te geven (en dit geldt voor elke les uit het lesontwerp) om het doel van de les te verwoorden, zodat de leerlingen weten wat van hen verwacht wordt. In deze les is het belangrijk dat zij de stappen van het redeneerschema kunnen herkennen en benoemen, en dat zij dit eenmaal docentgestuurd en eenmaal zelfstandig hebben doorlopen. Redeneerschema (stappen & ingevuld) Bij het behandelen van het redeneerschema is het belangrijk om de stappen allereerst te benoemen. Laat de leerlingen de stappen overnemen in het schrift. Het gaat er in dit deel over dat de leerlingen de stappen weten. Vervolgens is het goed om het redeneerschema met de leerlingen stap voor stap door nemen aan de hand van het voorbeeld. In het geval van deze les: de standpunten van Prem en Theo Maassen uit het fragment van de Wereld Draait Door. Geef de leerlingen hier ruimte om te reageren op het schema, misschien komen zij met andere oplossingen, oorzaken of gevolgen. Geef hier wel aan dat het belangrijk is dat de redeneringen logisch verlopen: bijvoorbeeld logische oplossing bij een oorzaak. Benadruk bovendien dat in zo n schema het probleem hetzelfde is, maar dat oorzaken en oplossingen kunnen verschillende, afhankelijk van de visie/partij. Geef ten slotte duidelijk aan wat het verschil is tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen. Redeneerschema periode 3 (zelfstandig) Bij het zelfstandig invullen van het redeneerschema op basis van het zelfgekozen maatschappelijk probleem uit periode 3 is het nogmaals van belang aan te geven dat het hier om een logische redenering moet gaan: oorzaak en gevolg moeten logisch op elkaar aansluiten. Laat de leerlingen zelfstandig of in tweetallen aan de slag gaan met het invullen van het probleem. Loop rond om de leerlingen direct feedback te geven op het ingevulde schema. Hoe directer de feedback, hoe beter de leerlingen vanaf begin af aan goed getraind zullen worden met het invullen van het schema. Let bij het bespreken voornamelijk op: een goede formulering van het probleem, de logische redenering tussen oorzaak, oplossing en gewenst gevolg, en de formulering van het onbedoelde gevolg. Conclusie Het is belangrijk dat je tijd neemt voor de conclusie van de les, die bestaat uit het beantwoorden van de vraag over het nut van het werken met een redeneerschema. Laat de leerlingen zelf met ideeën komen. Je zou dit klassikaal kunnen doen. Een andere mogelijkheid voor het bespreken van deze vraag is het werken met post-its: laat de leerlingen hun antwoord op een post-it noteren, en laat het inleveren bij de docent. De leerlingen hebben dan al eens nagedacht over het nut van het werken met zo n schema. 52

53 LES 2: POLITIEKE STROMINGEN & CAUSAAL REDENEREN Introductie Het is verstandig om de les te beginnen met het ophalen van de voorkennis (informatie uit de vorige les). Laat de leerlingen de stappen van het redeneerschema, en de belangrijke aandachtspunten daarbij nog eens herhalen. Start vervolgens met het richten van de aandacht van de leerlingen op de doelen van deze les. Doelen, zoals het oefenen met het redeneerschema en het achterhalen van de betekenissen van de drie politieke stromingen, begrippen die centraal staan in de vierde periode. Opdracht 1: politieke stromingen Ter introductie van de eerste opdracht is het goed om de leerlingen nog eens na te laten denken over verschillende visies in de samenleving, die verenigd worden in verschillende visies in de politiek (op maatschappelijke/politieke problemen). Stel de leerlingen hier de vraag: op welke manier kunnen die verschillende visies nu ingedeeld worden? Welke indelingen kennen jullie al? Geef vervolgens slechts een korte introductie op deze verschillende indelingen. Laat bovendien ruimte voor eventuele andere indelingen, zoals confessioneel en nietconfessioneel, pragmatisch en ideologisch, etc. Benadruk in je uitleg dat in deze lessenserie de drie stromingen centraal zullen staan. Geef een hele korte introductie op de begrippen socialisme, liberalisme en confessionalisme. Bij het uitvoeren van de opdracht is van het belang dat alle materialen voor de les aanwezig zijn: de A3-vellen, de papiertjes met daarop kenmerken en de drie stromingen en de PowerPoint met daarop instructie. De leerlingen dienen de opdrachten in viertallen te doen. Het is verstandig om de klas voor aanvang (indien mogelijk) al per groepen van vier neer te zetten. Dit voorkomt het in beslag nemen van veel tijd door het verplaatsen van tafels e.d. Gedurende de uitvoering van de opdracht is het belangrijk dat de docent rondloopt en leerlingen eventueel vragen stelt over hun indeling. Dit helpt de docent vroegtijdig misconcepties te voorkomen. Bevraag echter wel nadrukkelijk de leerling zodat deze bewust wordt van de fout die hij/zij maakt. Bij het afsluiten van de opdracht is het goed om een aantal misconcepties klassikaal te herhalen zodat de leerlingen hiervan bewust worden. Opdracht 2: schema Projecteer het schema op de PowerPoint, en deel deze tegelijkertijd uit. Geef aan dat het schema ter controle is, en dat het schema laat zien op welke wijze je kenmerken zou kunnen indelen. De leerlingen vullen het schema in tweetallen in, er is dus ruimte voor overleg. Het nabespreken van het schema vindt plaats door de goede antwoorden op de PowerPoint te projecteren. Geef de leerlingen ruimte om eventueel te reageren. 53

54 Opdracht 3: actualiteit (werkloosheid) De actualiteit wordt geïntroduceerd door middel van een fragment waarin Roemer en Rutte debatteren. De actualiteit vereist geen uitgebreide introductie. Geef kort aan welke personen debatteren, tot welke partijen deze behoren, en tot welke stroming deze partijen horen. Geef vervolgens een korte introductie op de opdracht: het verder invullen van het redeneerschema. Projecteer het half-ingevulde schema ook op de PowerPoint. De leerlingen kunnen in tweetallen aan de slag met het invullen van het schema. Het nabespreken van dit schema is belangrijk. Het nabespreken zal plaats vinden in de vorm van een korte presentatie. De leerlingen vullen hun schema in op de PowerPoint. Klassikaal kan het schema vervolgens besproken worden. Andere leerlingen hebben de mogelijkheid om te reageren. Punten waar ze vooral op dienen te letten is de logica achter de redenering. Benadruk dit ook! Ten slotte laat je het fragment nog eens zien. Vraag de leerlingen na het kijken van het fragment of hen nu andere dingen opgevallen zijn. Wijs leerlingen aan zodat iedereen zich aanspreekbaar voelt. Koppel eventuele nieuwe inzichten aan de relevantie van het werken met zo n redeneerschema. LES 3: POLITIEKE STROMINGEN & JEUGDWERKLOOSHEID IN NEDERLAND Introductie De aandachtrichter van deze les wordt gevormd door een aantal grafieken die gaan over het probleem van jeugdwerkloosheid in Nederland. De docent stelt vragen aan de leerlingen om hen uit te dagen na te denken over het verklaringen/oorzaken voor het probleem. Het is hier goed om te starten met beschrijvende vragen, zoals: wat zie je? Om welke variabelen gaat het hier? Om vervolgens over te gaan op meer verklarende vragen: wat zou dit betekenen? Waarom zou hi j enorm om hoog gaan? Waarom is de volwassenwerkloosheid veel lager van de jeugdwerkloosheid? Etc. Vervolgens richt je, je op het doel van de les. Maak deze voor de leerlingen duidelijk zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Het doel van de derde les is dat de leerlingen in staat zijn om vrijwel zelfstandig een redenering (vanuit verschillende politieke stromingen) te maken, waarbij zij gebruik maken van grafieken, krantenartikelen en fragmenten uit een debat van Debat op 2. Opdracht 1: krantenartikelen Deze opdracht vereist geen uitgebreide introductie. Geef kort aan wat het doel van de opdracht is: het achterhalen van oorzaken, oplossingen, etc. uit krantenartikelen. Geef aan dat de antwoorden van de opdracht achteraf klassikaal besproken zullen worden. Het is belangrijk dat deze opdracht zelfstandig wordt gemaakt. Eis van de leerlingen dat zij stil zijn, anders kan deze opdracht niet goed uitgevoerd worden. Adviseer daarnaast de leerlingen om tijdens het lezen belangrijke onderdelen te onderstrepen. Dit zal hen helpen de opdracht beter en gerichter te kunnen beantwoorden. Het is zowel mogelijk om de opdracht klassikaal na te bespreken, als in tweetallen. Het antwoordmodel is bijgevoegd. Noteer (eventueel) een redeneerschema op het whiteboard en vul deze samen met de klas in. 54

55 Opdracht 2: Debat op 2 De actualiteit wordt geïntroduceerd door een fragment uit Debat op 2. In het debat wordt gediscussieerd over de oorzaak/oplossing voor het probleem van jeugdwerkloosheid in Nederland. Een meer liberale visie (eigen verantwoordelijkheid) wordt tegenover een meer socialistische visie (schuld van de overheid) gezet. De actualiteit vereist geen uitgebreide introductie. Geef kort aan welke personen debatteren, en over welk onderwerp het gaat. Deel vervolgens de kijkvragen uit. De kijkvragen zullen de leerlingen helpen de verschillende standpunten, stromingen, oorzaken en oplossingen voor het probleem uit het fragment te halen. Bespreek de kijkvragen achteraf klassikaal. Het is belangrijk dat de leerlingen deze antwoorden duidelijk hebben, aangezien deze nodig zijn voor de volgende werkvorm. Opdracht 3: concept-cartoon Bij deze werkvorm zullen de leerlingen vanuit een aantal standpunten een debat met elkaar moeten voeren. Het gaat hier niet over hun eigen mening, maar over het standpunten dat zij moeten verdedigen. De bedoeling hiervan is dat de leerlingen zelfstandig redeneringen maken vanuit de politieke stromingen (in dit geval liberaal en socialistisch). De standpunten gaan over werkloosheid, studiekeuze en de rol van de overheid. De derde werkvorm vereist een duidelijke en heldere introductie. Het is een relatief complexe werkvorm, die een stapsgewijze uitleg vereist. Check bij voorkeur nog eens bij de leerlingen of de uitleg goed overgekomen is. Benadruk is je uitleg dat het NIET over een eigen mening gaat, maar dat het gaat over het redeneringen vanuit een bepaald standpunt. Geef daarnaast aan dat elke leerlingen eerst kort zijn standpunt mag introduceren. Zij krijgen hier één minuut de tijd voor. De docent geeft aan als de minuut voorbij is en de tweede leerling zijn standpunt mag introduceren, etc. Loop hier als docent rond om te controleren of de leerlingen de opdracht goed begrepen hebben en controleer of zij daadwerkelijk volgens het aangewezen standpunt redeneren, in plaats van vanuit hun eigen mening. De opdracht wordt afgesloten met een korte evaluatie. Gebruik de vragen die op de PowerPoint weergeven zijn. Afsluiting Ter afsluiting van de les zou je eventueel een deel van het fragment uit Debat op 2 nog eens laten zien, en hen de vraag te stellen of zij door de nieuwe informatie op een andere manier naar het debat kijken, en of zij standpunten herkennen die het eigen debat naar voren zijn gekomen. Ook dit kan in de vorm van een post-it, in plaats van klassikaal. 55

56 LES 4: POLITIEKE STROMINGEN, ARMOEDE IN NEDERLAND & CAUSAAL REDENEREN Introductie De aandachtrichter van deze les wordt gevormd door een grafiek over het probleem van armoede in Nederland. De docent stelt vragen aan de leerlingen om hen uit te dagen na te denken over het verklaringen/oorzaken voor het probleem. Het is hier goed om te starten met beschrijvende vragen, zoals: wat zie je? Om welke variabelen gaat het hier? Om vervolgens over te gaan op meer verklarende vragen: wat zou dit betekenen? Waarom zou werkloosheid in het Noorden groter zijn dan in het Zuiden? Etc. Deze les bestaat uit veel verschillende onderdelen, sta daarom uitgebreid stil bij de planning van de les. Geef per onderdeel kort aan wat de leerlingen zullen doen, wat het doel is van het onderdeel en hoeveel tijd zij hier mee bezig zullen zijn. Geef hierbij ook kort het algemene doel van de les aan, namelijk dat leerlingen in staat zijn om op basis van krantenartikelen, grafieken, standpunten uit verkiezingsprogramma s van verschillende partijen en een casus uit de actualiteit, een beschouwing kunnen schrijven waarbij zij aangeven wat de visies vanuit drie partijen (onderdeel van de drie stromingen) zijn op het probleem van armoede in Nederland. Opdracht 1: mindmap Deze opdracht vereist geen uitgebreide introductie. Doorloop puntsgewijs en kort de stappen die op de PowerPoint weergeven staan. Deel vervolgens de A3-vellen uit en de begrippenlijst. Geef van te voren aan dat één van de groepen de mindmap kort zal presenteren aan het eind van de opdracht. Loop tijdens het maken van de mindmap rond en geeft eventueel feedback. Kies de groep die over het algemeen de opdracht het best gemaakt heeft uit om een korte presentatie te geven. Benoem daarnaast een aantal fouten/misconcepties die je regelmatig gemaakt hebt zien worden. Fragment: armoede in Nederland Het fragment komt uit een uitzending van Zembla over armoede in Nederland. Je zult in de les slechts de eerste 7 minuten van het fragment laten zien. Hierin wordt de casus van een vrouw die leeft onder de armoedegrens geschetst. De vrouw heeft zes kinderen, haar man is pas geleden overleden, en zij leeft van haar uitkering en de toeslagen. Het loont voor deze vrouw niet om te gaan werken, vanwege de hoge kosten van de kinderopvang. Geef een korte introductie op het fragment, waarbij je aangeeft om wat voor probleem het gaat en wat ze te zien krijgen. Geef de leerlingen na het kijken van het fragment kort de tijd om te reageren op hetgeen dat zij gezien hebben. Ik verwacht dat dit bij sommige leerlingen iets los kan maken namelijk. Zorg daarom dat er hiervoor ruimte is in de les. Opdracht 1: redeneerschema In de opdracht vullen de leerlingen volledig zelfstandig het redeneerschema in. Geef een korte introductie op de opdracht. Geef aan dat zij het invullen in tweetallen mogen doen, en dat de opdracht gebruikt zal worden voor het schrijven van de beschouwing aan het eind van de les. 56

57 Loop rond en bekijk of de leerlingen in staat zijn om het schema goed in te vullen. Ben terughoudend met het geven van feedback, zij dienen het nu zelfstandig te kunnen, geef hen ook dat gevoel. De opdracht wordt niet nabesproken. Opdracht 2: beschouwing Het schrijven van de beschouwing vereist een uitgebreide uitleg van de docent. Neem bij voorkeur de opdracht klassikaal door, en vraag een of twee leerlingen aan het eind de opdracht nog eens te herhalen. Benadruk dat de leerlingen alle materialen die in de les voorbij zijn gekomen mogen gebruiken voor het maken van de beschouwing, en dat de beschouwing volledig zelfstandig wordt geschreven. Eis van de klas dat het stil is. 57

58 Bijlage 4. Aanpassingen lesmateriaal (OO2) Onderstaand de aanpassingen van het lesmateriaal als onderdeel van OO2. Het aangepaste lesmateriaal is niet uitgevoerd en daarom als aparte bijlage toegevoegd, zodat dit niet de onderzoeksresultaten ongeldig zou maken. De aangepaste opdrachten en schema s bestaan uit een originele versie en de vernieuwde versie. Aan een enkele opdracht is bovendien een korte toelichting (die toegevoegd kan worden aan de docenthandleiding) bijgevoegd. Voor het ontwikkelen van het onderstaande lesmateriaal is gebruik gemaakt van de redeneerschema s van Gerard Ruijs, de eindtermen van maatschappijleer (2015) en het boek politiek en politicologie van Edwin Woerdman (2004). Les 2 politieke stromingen & causaal redeneren Opdracht 1: kenmerken politieke stromingen Achtergrond die bruikbaar is voor de uitleg van de opdracht over de kenmerken van de politieke stromingen: Ideologieën gaan over een ideale situatie, een oriëntatie of legitimering van keuzes. Ideologieën zijn er dus niet om het daadwerkelijke gedrag van burgers te verklaren. Partijen binnen verschillende ideologieën kunnen bovendien van elkaar verschillen, men gaat er echter vanuit dat de uitgangspunten van verschillende partijen binnen één ideologie hetzelfde zijn. Tegelijkertijd zijn de scheidingen tussen deze ideologieën in de praktijk niet zo eenduidig. In de onderstaande kenmerken gaat het over de ideologische verschillen tussen de drie stromingen, dus de verschillen qua ideaal. Deze verschillen zijn door de jaren heen flink veranderd. Op dit moment zijn alle partijen voorstander van een planeconomie (zowel vrijemarkt als ingrijpen van overheid) maar verschillen zij wat betreft de invulling van deze planeconomie. Onderstaand de kenmerken van de verschillende partijen, zoals beschreven in de Eindtermen van Het is belangrijk op te merken dat het hier af en toe over vrij abstracte beschrijvingen gaan, die qua (praktische) invulling door de jaren heen dus enigszins zijn veranderd. Zo was het socialisme in eerste instantie voorstander van een extreme vorm van het creëren van gelijkheid in de vorm van een planeconomie terwijl zij op dit moment o.a. voorstander zijn van particulier ondernemerschap (maar sterk gereguleerd) in combinatie met een uitgebreid systeem van sociale zekerheid om met name armoede tegen te gaan. Deze gematigde vorm van het socialisme wordt ook wel sociaaldemocratie genoemd. In dit onderdeel wordt echter uitgegaan van de Eindtermen, zoals de leerlingen deze dienen te leren voor het eindexamen. Bovenstaande opmerking maakt inzichtelijk dat over de precieze invulling van de eindtermen nog getwijfeld kan worden. Confessionalisme Harmonie: balans tussen eigen verantwoordelijkheid en voor elkaar zorgen. Uitgangspunt: religieuze waarden, zoals naastenliefde en verantwoordelijkheid. Gespreide verantwoordelijkheid: een zorgzame samenleving waarin mensen verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Naastenliefde: mensen moeten zorgen voor de kwetsbaren in de samenleving. Rentmeesterschap: de mens heeft de taak om goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde en het vruchtgebruik ervan te zorgen. Rol overheid: overheid heeft slechts een aanvullende rol, en moet zo veel mogelijk overlaten aan het maatschappelijk middenveld. 58

59 Maatschappelijk middenveld: alle particuliere organisaties in de samenleving die groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen. Partijen: CDA en ChristenUnie. Socialisme Gelijkwaardigheid: burgers hebben recht op gelijke kansen. Uitgangspunt: gaat ervan uit dat mogelijkheden voor elk individu op zich te ontplooien ongelijk zijn verdeeld in de samenleving. De basis van deze stroming is dat de overheid daarom moet zorgen voor gelijke kansen van burgers. Solidariteit: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen, oftewel bescherming van de zwakkeren in de samenleving. Economische gelijkheid: eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht. Kritiek op vrijemarkteconomie: kritiek op het systeem van vraag en aanbod, waarbij de markt vrij spel heeft. Reden hiervoor is dat een ongeremde markt zorgt voor ongelijkheid in de samenleving. Rol overheid: benadrukt de rol van de overheid, met name op sociaaleconomisch terrein. Zijn over het algemeen een voorstander van een grote verzorgingsstaat = sociale grondrechten. Partijen: PvdA, GroenLinks & SP. Liberalisme Vrijheid: economische vrijheid, persoonlijke vrijheid en individuele verantwoordelijkheid. Economische vrijheid: vrijemarkteconomie is het beste voor het land, benadrukt vooral de belangen van het individu en het bedrijfsleven. Rol overheid: In de liberale visie is de vrijemarkteconomie een voorwaarde van de verzorgingsstaat. Binnen de gemengde economie dient een substantieel deel overgelaten te worden aan de vrije markt. Liberalen pleiten o.a. voor meer marktwerking in de uitvoering van collectieve voorzieningen en activerende werking van de sociale verzekeringen (eindtermen 2014). Accepteren de verzorgingsstaat zolang de uitkeringen zo laag mogelijk blijven en de vrijemarkteconomie niet in gevaar komt. De overheid is er daarnaast om de voorwaarden te scheppen waardoor burgers zelf in vrijheid en verantwoordelijk met elkaar problemen op kunnen lossen. Uitgangspunt: de samenleving is het meest gebaat als iedereen individu zich zo optimaal mogelijk kan ontplooien: wat goed is voor het individu, is goed voor de samenleving. Partijen: D66 & VVD. Kenmerken gebaseerd op: Eindtermen maatschappijwetenschappen 2015; Woerdman (2004). Opdracht 2: herhaling politieke stromingen (oude versie) Socialisme Confessionalisme Liberalisme Normen/waarden Gelijkheid en solidariteit Naastenliefde en harmonie Vrijheid en beloning van prestaties Sociaaleconomisch; overheidsvoorzieningen Weinig inkomensverschillen en overheidsvoorzieningen Grote inkomensverschillen niet Inkomensverschillen mogelijk, minimale overheidsvoorzieningen 59

60 gewenst, gemiddelde overheidsvoorzieningen Machtsverdeling Sturing overheid, gezamenlijk. Overheid vult aan, gezamenlijk. Overheid is terughoudend, individueel. Opdracht 2: herhaling politieke stromingen (nieuwe versie) Normen/waarden Sociaaleconomisch; overheidsvoorzieningen Machtsverdeling Socialisme Confessionalisme Liberalisme Religieuze waarden (zoals naastenliefde en verantwoordelijkheid); Economische gelijkheid; solidariteit (verbetering positie zwakkere groepen). Streven naar weinig inkomensverschillen; door middel van overheidsvoorzieningen. Voorstanders grote verzorgingsstaat. Sturing overheid; gezamenlijk. harmonie en samenwerking Grote inkomensverschillen niet gewenst; streven naar gemiddelde overheidsvoorzieningen. Overheid vult aan; gezamenlijk. Individuele rechten; individuele vrijheden; individuele verantwoordelijkheid; beloning van prestaties Inkomensverschillen mogelijk (voorstander particulier initiatief); streven naar minimale overheidsvoorzieningen (met name handhaven rechtsstaat, onderwijs, etc.) vrijemarkteconomie als voorwaarde voor verzorgingsstaat. Overheid is terughoudend; individueel. Opdracht 3: politieke stromingen & werkloosheid (nieuwe versie) Visie Probleem Oorzaak Oplossing Gevolg Socialisme Werkloosheid Het vrijemarktmechanisme veroorzaakt economische instabiliteit/crises in o.a. Nederland, met als gevolg dat de werkloosheid in het land toeneemt. Liberalisme Werkloosheid Mensen zijn onvoldoende gemotiveerd om een baan te vinden, vanwege hoge uitkeringen. Meer overheidsinvesteringen waardoor de economie aantrekt en er uiteindelijk meer banen zullen zijn. De overheid moet minder geld investeren in het creëren van banen, de uitkeringen verlagen en dus de verantwoordelijkheid meer bij de mensen zelf leggen. Bedoeld: het aantal werklozen in Nederland neemt af. Onbedoeld: Mensen raken weinig gemotiveerd om zelf op zoek te gaan naar werk; de belastingen gaan omhoog. Bedoeld: het aantal werklozen in Nederland neemt af. Onbedoeld: Risico dat mensen onder de armoedegrens raken, indien zij geen baan kunnen vinden. Confessionalis me Werkloosheid Het maatschappelijk middenveld dat zich bezighoudt met armoedebestrijding (vb. De overheid moet meer investeren in het maatschappelijk middenveld zodat de samenleving zichzelf Bedoeld: Het aantal werklozen in Nederland neemt af. Onbedoeld: Particuliere initiatieven kunnen 60

61 schuldhulpverlening) worden onvoldoende gefinancierd door de overheid. kan redden (op de lange termijn). eigen belangen hebben, ze zijn immers niet van de overheid afhankelijk. Les 4. Armoede in Nederland, politieke stromingen & causaal redeneren Schema causaal redeneren & armoede in Nederland (oude versie) Visie Probleem Oorzaak Oplossing Gevolg Waarde Sociaaldemocratie Christendemocratie Liberalisme Schema causaal redeneren & armoede in Nederland (nieuwe versie) Visie Probleem Oorzaak Oplossing Gevolg Waarde Socialisme Liberalisme Confessionali sme Armoede in Nederland = Te veel ongelijkheid in kansen, inkomensverschill en zijn groot. Armoede in Nederland = Misbruik voorzieningen; te weinig verantwoordelijkh eid; te weinig initiatief. Armoede in Nederland = Aan de ene kant is er te veel ongelijkheid in kansen, de inkomensverschill en zijn groot; aan de andere kant hebben mensen te weinig verantwoordelijkh Ongelijke machtsverhou dingen in de samenleving. Te veel overheidsbem oeienis; te weinig prikkels/te weinig stimulans/con currentie. Aan de ene kant, te veel bemoeienis van de overheid: weinig prikkels om zelfstandig voor elkaar te zorgen. Aan de andere kant: te weinig investeringen Meer overheidsingrijp en: sociale wetgeving en regulering van bedrijven. Privatisering/der egulering: meer prikkelsstimulans om te presteren. Lokaal beleid afstemmen op particuliere initiatieven en maatschappelijk e organisaties; overheid vult aan waar nodig. 61 Bedoeld: meer sociale zekerheid, gelijkere verdeling van welvaart; gelijke kansen; meer welvaart voor iedereen. Onbedoeld: hard werken/succesvol zijn wordt niet beloond; geen prikkels/ te weinig stimulans/concurrentie. Bedoeld: Economische groei bedrijven > meer welvaart voor iedereen. Onbedoeld: ongelijke machtsverhoudingen in de samenleving, kunnen leiden tot onrust, dat mogelijk de vrije markteconomie kunnen belemmeren. Bedoeld: meer sociale zekerheid, gelijkere verdeling van welvaart; eigen verantwoordelijkheid; gelijke kansen; meer welvaart voor iedereen. Onbedoeld: hard werken/succesvol zijn wordt niet per se beloond; geen prikkels/te weinig stimulans/concurrentie. Gelijkheid; solidariteit. Economische vrijheid; vrijemarkteco nomie; eigen verantwoordel ijkheid Harmonie; solidariteit; naastenliefde; eigen verantwoordel ijkheid; verantwoordel ijke samenleving

62 eid/te weinig door overheid eigen initiatief. in maatschappeli jke organisaties en particuliere initiatieven. Schema gebaseerd op redeneerschema s Gerard Ruijs (PPT hogere denkvaardigheden). 62

63 De complexiteit van politieke vraagstukken Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer Paper 3: het ontwerponderzoek Ontwerponderzoek ILO Naam auteur Josephine Jacobs Vakgebied Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Titel De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer. Onderwerp Politieke stromingen & causaal redeneren Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep / Havo 4 Sleuteltermen Causaal redeneren, politieke stromingen, parlementaire democratie Bibliografische referentie Jacobs, J.P.M. (2015). De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redneren bij het vak Maatschappijleer, Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleiding UVA. Studentnummer Begeleider(s) Gerard Ruijs Beoordelaar(s) Gerard Ruijs Datum Aantal woorden

64 Samenvatting paper 1 Het thema parlementaire democratie wordt op het Cartesius Lyceum op dit moment nog onvoldoende betekenisvol aangeboden, doordat de lessen voornamelijk ingericht worden volgens een meer op staatsinrichting-gerichte aanpak. Het leren van de leerlingen blijft als gevolg daarvan hangen op het niveau van reproductie, terwijl de doelen van het vak maatschappijleer vereisen dat de leerlingen de kennis ook begrijpen. De oplossing voor dit probleem richt zich enerzijds op het aansluiten bij de belevingswereld en voorkennis van de leerlingen, dit kan door gebruik te maken van voor hen relevante actualiteiten. Anderzijds, richt de oplossing zich op het gebruik maken van meer probleemgestuurd onderwijs in de vorm van o.a. redeneerschema s en mindmaps gebaseerd op leeractiviteiten zoals causaal redeneren, induceren, vergelijken en categoriseren. De verwachting is dat deze werkvormen en leeractiviteiten zullen bijdragen aan het begrip van kennis en vaardigheden, en aan de motivatie van de leerlingen voor het vak maatschappijleer. Het lesontwerp zal dan ook geëvalueerd worden op begripsniveau (aan de hand van een opdracht) en op reactieniveau (in de vorm van een vakbelevingstest). Ontwerphypothese Als ik een lessenserie ontwerp waarbij ik de leerlingen leer om actuele maatschappelijke/politieke vraagstukken (die aansluiten bij hun belevingswereld en voorkennis) te analyseren vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland (socialisme, liberalisme en confessionalisme) met behulp van het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-schema waarbij zij (causaal) redeneren, induceren, vergelijken en categoriseren, is mijn verwachting dat deze leerlingen enerzijds geoefend raken in de vakspecifieke vaardigheid causaal redeneren en dat zij de behandelde leerstof beter begrijpen (hypothese 1), en dat zij anderzijds meer gemotiveerd raken voor het thema parlementaire democratie in het specifiek, en het vak maatschappijleer in het algemeen (hypothese 2). Ontwerpregel 1 De actualiteiten/actuele vraagstukken die in de lessen behandeld worden dienen aan te sluiten bij de volgende aspecten: - De belevingswereld van de leerlingen; - De voorkennis van de leerlingen. Ontwerpregel 2 De leerlingen dienen in de lessen stapsgewijs geoefend te raken in het causaal redeneren volgens het probleem <> oorzaak <> oplossing <> gevolg-denkschema (van sterk docentgestuurd, richting meer autonomie van de leerling). Ontwerpregel 3 In de lessen dienen leerlingen begrippen, regels en/of oplossingsstrategieën o.a. zelf te ontdekken in de vorm van activerende werkvormen, zodat de leerlingen de (nieuwe) kennis beter onthouden, en zij eerder intrinsiek gemotiveerd raken. Ontwerpregel 4 De leerlingen dienen de actualiteit te bestuderen vanuit de drie grote politieke stromingen in Nederland: het socialisme, het liberalisme en het confessionalisme. Ontwerpregel 5 De lessen richten zich op (het aanleren van) hogere denkvaardigheden, zoals vergelijken, causaal redeneren, induceren en categoriseren. 64

65 Ontwerponderzoek In dit paper zal ik een beschrijving geven worden van de wijze waarop de (tweeledige) ontwerphypothese gemeten zal worden. Een hypothese die zich aan de ene kant richt op de leeropbrengst van het ontwerp, en aan de andere kan op de waardering voor het vak. Het doel van het ontwerp is dan ook om de leeropbrengst met betrekking tot de behandelde begrippen en de vaardigheden te vergroten, en de waardering voor het thema parlementaire democratie, en daarmee maatschappijleer in het algemeen, te vergroten. Ik zal deze doelstellingen meten aan de hand van een inhoudsanalyse van een eindopdracht(je) over de behandelde stof, en een statistische analyse van (een deel van) de vakbelevingstest. RESULTAATNIVEAU: LEEROPBRENGST Voor het meten van de leeropbrengst zal de volgende vraag centraal staan: in hoeverre hebben de leerlingen de leerdoelen die gesteld zijn per les behaald? Omdat de leerlingen inhoudelijk gezien de stof reeds behandeld hebben (zowel bij Maatschappijleer als Maatschappijwetenschappen) verwacht ik aan het begin van de lessenserie dat leerlingen al enige kennis hebben van de onderwerpen. Deze kennis zal, zoals behandeld in paper 1, met name op het niveau van reproductie zijn. Ik verwacht dat het lesontwerp, waarin leerlingen leren werken met hogere orde denkvaardigheden, de leerlingen zal helpen te stof beter te begrijpen. De voor- en nameting zal uit eenzelfde opdracht(je) bestaan, die zich zowel richt op reproductie- als begripsvragen (waarin leerlingen gebruik dienen te maken van de leeractiviteiten: vergelijken en causaal redeneren). Bijvoorbeeld: de leerlingen moeten een opdracht maken waarin gevraagd wordt om een redenering neer te zetten, waarin zij zelf kunnen aangeven wat het probleem, de oorzaak, de oplossing en de gevolgen zijn. Dit kan bijvoorbeeld door leerlingen een redenering te laten maken vanuit de begrippen die behandeld zijn in de les, zoals de drie politieke stromingen in Nederland. Volgens mijn ontwerphypothese zouden de leerlingen bij de nameting een hogere leeropbrengst moeten hebben dan bij de voormeting. Er is sprake van een hogere leeropbrengst wanneer de leerlingen de kennis- en begripsvragen beter beantwoorden bij de nameting en als de leerlingen vaker/beter gebruik maken van de hogere denkvaardigheden bij het beantwoorden van de vragen. Dit is waar de inhoudsanalyse van toepassing is: ik zal de antwoorden moeten beoordelen op kennis en redeneervaardigheden. Met een inhoudsanalyse zal ik op een meer systematische en objectieve wijze de inhoud van de antwoorden proberen te beoordelen. GEDRAGSNIVEAU: WAARDERING Vanuit mijn tweede hypothese verwacht ik bovendien dat de motivatie voor het thema parlementaire democratie, en daarmee voor het vak maatschappijleer in het algemeen vergroot zal worden door het lesontwerp. De meting van de waardering voor het vak zal ik doen met behulp van een aangepaste versie van de vakbelevingstest die eigenlijk bedoeld is voor het vak geschiedenis. Allereerst, zal de term geschiedenis vervangen worden door maatschappijleer. Ten tweede, zal ik slechts gebruik maken van twee van de in totaal vier constructen, ik zal me namelijk focussen op de constructen plezier en nut, en relevantie. Ik verwacht immers dat het lesontwerp zal bijdragen aan de motivatie, wat sterk samenhangt met het inzien van de nut en relevantie van het vak, en het plezier dat beleefd worden bij het volgen van het vak. Ik zal de test zowel in een voormeting als nameting afnemen. Aan de hand van een statistische analyse zullen de resultaten ten slotte gemeten worden. Op basis van mijn hypothese verwacht ik dus dat de leerlingen aan bij de nameting hoger zullen scoren op beide constructen dan bij de voormeting. 65

66 ONDERZOEKSGROEPEN Het meten van zowel de leeropbrengst als de waardering zal plaatsvinden in één van de 4havoklassen, namelijk de klas die les van mij krijgt. Ook in de andere klassen zal mijn lesontwerp uitgevoerd worden. De reden hiervoor is dat de sectie Maatschappijleer op het Cartesius Lyceum dit jaar begonnen is met het ontwikkelen van een eigen methode, waar dit lesontwerp een onderdeel van zal worden. Vanwege het feit dat de andere twee havo-klassen dezelfde lessen krijgen, die echter door een andere docent worden gegeven, zal het niet relevant zijn om deze klassen ook te bevragen. Ook de docent kan immers een belangrijke factor zijn bij het vergroten van het enthousiasme en het begrip van de leerlingen. De klas waarbij het ontwerp wel zal worden afgenomen is 4H2. PROCEDURE Allereerst zal de vakbelevingstest zowel voorafgaand aan het lesontwerp, als achteraf afgenomen worden. In totaal vinden dus op twee verschillende tijden metingen plaats. Hiermee probeer ik te meten in hoeverre de waardering vanuit de klas na de lessenserie veranderd is. De vragenlijsten zullen voorafgaande aan de nieuwe periode worden afgenomen, namelijk aan het begin van de eerste les van de 4 e periode. In deze les zal 15 minuten ingeruimd worden om de leerlingen de test te laten invullen. Ik zal de leerlingen daarbij geen informatie geven over de precieze doelen van de test, maar wel informeren over de wijze waarop de vragenlijst ingevuld dient te worden. Ik zal ten slotte benadrukken dat de antwoorden op hun vragen anoniem zullen worden gebruikt. Voor de nameting, die aan het eind van de vierde les van het ontwerp zal worden afgenomen, zal dezelfde procedure gelden. Ten tweede, zal ook voor de voor- en nameting met betrekking tot de opdracht voorafgaand, en aan het einde van de lessenserie tijd ingeruimd worden om deze in te kunnen vullen. Ik zal daarvoor eerst de vakbelevingstest in laten vullen, om de leerlingen vervolgens wederom zelfstandig, de opdracht te laten maken. De leerlingen zullen voor het maken van de opdracht ongeveer 10 minuten tijd krijgen. DATA-ANALYSE De data die verkregen wordt uit de eindopdracht zal ik zowel door middel van een cijfer, als door middel van een inhoudelijke analyse verwerken. Het cijfer voor de opdracht (een formatieve beoordeling die niet op het rapport van de leerlingen zal komen) toont de voortgang van de leerlingen aan en geeft een beeld van de huidige stand van kennis. De inhoudsanalyse zal vooral gebruikt worden voor het beoordelen van de vaardigheden. De data verkregen uit de vakbelevingstest kan met behulp van een excel-spreadsheet verwerkt worden. De data toont het ervaren van plezier en het ervaren nut en de relevantie van de leerlingen in 4H2 voor het vak maatschappijleer. De voor- en nameting zullen hier vergeleken worden. 66

67 Bijlagen Vakbelevingstest & eindopdracht 67

68 Bijlage 1. Maatschappijleer vragenlijst Wat is de bedoeling? In deze vragenlijst willen we je enkele vragen stellen over jouw mening over het vak maatschappijleer. Bij beantwoorden van de vragen zijn geen goede of foute antwoorden mogelijk, het gaat alleen om jouw mening over het vak. Bovendien zal niemand op school te weten komen welke antwoorden jij hebt gegeven. De vragenlijst is anoniem. Hoe ga je te werk? Een voorbeeld: mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens mee eens Het vak maatschappijleer interesseert me. - Als je het met deze uitspraak oneens bent, dan zet je een kruisje in het hokje onder mee oneens. - Als je het met deze uitspraak enigszins oneens bent, dan zet je een kruisje onder in het hokje onder enigszins mee oneens. - Als je het met deze uitspraak eens bent, dan zet je een kruisje in het hokje onder mee eens. - Als je het met deze uitspraak enigszins eens bent, dan zet je een kruisje onder in het hokje onder enigszins mee eens. - Denk eraan dat je bij elke vraag maar één kruisje zet. Als je je vergist hebt, streep dan het hokje met een groot kruis door en zet in het juiste hokje alsnog een (klein) kruisje. Neem de tijd voor het beantwoorden, maar denk er niet te lang over na. Sla geen vragen over. Bedankt voor je medewerking! 68

69 mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens mee eens 5. Vooral bij maatschappijleer ben ik blij als het lesuur voorbij is. 6. Ik denk dat je bij weinig beroepen iets aan maatschappijleer hebt. 10. Ik merk aan andere vakken dat ik iets aan maatschappijleer heb. 11. Maatschappijleer is van belang om later een baan te krijgen. 13. In je latere leven kun je best zonder maatschappijleer. 14. Ik vind maatschappijleer een leuk vak. 15. Ik zou later best een baan willen waarbij je maatschappijleer gebruikt. 18. Zonder maatschappijleer zou het op school veel leuker zijn. 19. Maatschappijleer hangt mij meters de keel uit. 21. Ik geloof dat maatschappijleer weinig nut heeft. 24. Buiten school heb je weinig aan wat je in de lessen maatschappijleer leert. 26. In de les maatschappijleer gaat de tijd altijd heel snel voorbij. 27. Het grootste gedeelte van wat je bij maatschappijleer leert, kun je later goed gebruiken. 30. Bij veel dingen die je iedere dag tegenkomt heb je wat aan maatschappijleer. 31. Eigenlijk zou ik liever geen maatschappijleer volgen. 32. Ik vind het fijn om zelf een opdracht voor maatschappijleer te maken. 69

70 Bijlage 2. Eindopdracht lesontwerp Naam: Klas: Vraag 1: waar of niet waar? Meer linkse partijen, zoals SP en GroenLinks, staan positiever tegenover uitkeringen voor diegene die onder de armoedegrens leven, dan meer rechtse partijen, zoals D66 en VVD. a) Waar b) Niet waar Vraag 2: waar of niet waar? Meer rechtse partijen, zoals VVD en D66, zullen eerder voorstander zijn van een (grote) verzorgingsstaat, dan linkse partijen, zoals SP en GroenLinks. a) Waar b) Niet waar Vraag 3 Beredeneer, aan de hand van de waarden gelijkwaardigheid en vrijheid, dat socialistische partijen een grotere voorstander zijn van een (grote) verzorgingsstaat, dan liberale partijen. Vraag 4 Lees bron 1. Beredeneer de visie van de linkse, socialistische SP op de ideale sociaaleconomische verhoudingen in Nederland. Maak gebruik van het voorbeeld over studiefinanciering in Nederland. Bron 1: STUDIEFINANCIERING De studiefinanciering is van groot belang voor toegankelijk onderwijs. Invoering van een leenstelsel werpt een hoge drempel op. Een groot deel van de jongeren ziet af van een studie als de basisbeurs wordt omgezet in een lening. De SP wijst een leenstelsel daarom af. De SP wil dat de basisbeurs blijft bestaan en dat de aanvullende beurs wordt verhoogd. Hiermee wordt studeren voor jongeren uit minder draagkrachtige gezinnen beter bereikbaar. 70

71 Vraag 5 Lees bron 2. Beredeneer, met behulp van de meer socialistische, linkse visie en de meer liberale, rechtse visie op de verzorgingsstaat, dat het onderstaande artikel het standpunt van de SP niet ondersteunt. Bron 2: Studenten zonder geld van paps en mams werken harder Een zakcentje van pa en ma maakt studenten lui. Volgens Amerikaans onderzoek halen studenten die financieel worden gesteund door hun ouders lagere cijfers dan studenten die hun studie zelf bekostigen. Dit bericht nos.nl. De studenten die financieel ondersteund worden zouden hun studie minder serieus nemen. Wellicht verklaart dit de vermeende zesjescultuur onder de Nederlandse studenten? Zes op de tien Nederlandse studenten krijgen namelijk geld van hun ouders. Toch is dit volgens het Sociaal Cultureel Planbureau niet het geval. Het collegegeld ligt in Nederland veel lager en Nederlandse studenten ontvangen studiefinanciering. Dat maakt hen minder afhankelijk van hun ouders dan de Amerikaanse studenten. 71

72 Bijlage 3. Eindopdracht lesontwerp (antwoordmodel) Naam: Klas: Vraag 1: waar of niet waar? Meer socialistische partijen, zoals SP en GroenLinks, staan positiever tegenover uitkeringen voor diegene die onder de armoedegrens leven, dan meer liberale partijen, zoals D66 en VVD. a) Waar b) Niet waar Vraag 2: waar of niet waar? Meer liberale partijen, zoals VVD en D66, zullen eerder voorstander zijn van een (grote) verzorgingsstaat, dan socialistische partijen, zoals SP en GroenLinks. a) Waar b) Niet waar Vraag 3 Beredeneer, aan de hand van de waarden gelijkwaardigheid en vrijheid, dat socialistische partijen een grotere voorstander zijn van een (grote) verzorgingsstaat, dan liberale partijen. Socialistische partijen vinden gelijkwaardigheid een belangrijke waarde, als het gaat over sociaaleconomische verhoudingen (1p). Om gelijkwaardigheid te bereiken is een actieve rol van de overheid, volgens socialistische partijen nodig. De overheid dient geld te investeren in de zwakkeren in de samenleving zodat iedereen gelijke kansen kan krijgen (1p). Liberale partijen vinden (individuele) vrijheid een belangrijke waarde als het gaat over sociaaleconomische verhoudingen (1p). Liberale partijen pleiten meer individuele verantwoordelijkheid, waarbij zo veel mogelijk ruimte gelaten moet worden voor individueel handelen en de vrije markt. Een grote overheid zal dit vooral in de weg staan, waardoor liberale partijen een grotere voorstander zijn van een kleine verzorgingsstaat (1p). Vraag 4 Lees bron 1. Beredeneer de visie van de linkse, socialistische SP op de ideale sociaaleconomische verhoudingen in Nederland. Maak gebruik van het voorbeeld over studiefinanciering in Nederland. Socialistische partijen zijn voorstander van gelijke kansen voor iedereen, als het gaat over ideale sociaaleconomische verhoudingen: iedereen heeft recht op evenveel kennis (1p). Door studiefinanciering blijft het onderwijs ook toegankelijk voor diegene met minder geld (1p). 72

73 Bron 1: STUDIEFINANCIERING De studiefinanciering is van groot belang voor toegankelijk onderwijs. Invoering van een leenstelsel werpt een hoge drempel op. Een groot deel van de jongeren ziet af van een studie als de basisbeurs wordt omgezet in een lening. De SP wijst een leenstelsel daarom af. De SP wil dat de basisbeurs blijft bestaan en dat de aanvullende beurs wordt verhoogd. Hiermee wordt studeren voor jongeren uit minder draagkrachtige gezinnen beter bereikbaar. Vraag 5 Lees bron 2. Beredeneer, met behulp van de meer socialistische, linkse visie en de meer liberale, rechtse visie op de verzorgingsstaat, dat het onderstaande artikel het standpunt van de SP niet ondersteunt. Dit ondersteunt eerder een meer liberale visie op de verzorgingsstaat (1p). Liberalen geven aan dat wanneer je een grote verzorgingsstaat hebt, die veel geld investeert in de studenten, je het risico loopt dat de motivatie om (hard) te werken verlaagt (1p). Ongelijkheid is volgens liberalen niet per se slecht, het motiveert om (hard) te werken. Bron 2: Studenten zonder geld van paps en mams werken harder Een zakcentje van pa en ma maakt studenten lui. Volgens Amerikaans onderzoek halen studenten die financieel worden gesteund door hun ouders lagere cijfers dan studenten die hun studie zelf bekostigen. Dit bericht nos.nl. De studenten die financieel ondersteund worden zouden hun studie minder serieus nemen. Wellicht verklaart dit de vermeende zesjescultuur onder de Nederlandse studenten? Zes op de tien Nederlandse studenten krijgen namelijk geld van hun ouders. Toch is dit volgens het Sociaal Cultureel Planbureau niet het geval. Het collegegeld ligt in Nederland veel lager en Nederlandse studenten ontvangen studiefinanciering. Dat maakt hen minder afhankelijk van hun ouders dan de Amerikaanse studenten. 73

74 De complexiteit van politieke vraagstukken Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer Paper 4: uitvoering ontwerponderzoek Ontwerponderzoek ILO Naam auteur Josephine Jacobs Vakgebied Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Titel De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer. Onderwerp Politieke stromingen & causaal redeneren Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep / Havo 4 Sleuteltermen Causaal redeneren, politieke stromingen, parlementaire democratie Bibliografische referentie Jacobs, J.P.M. (2015). De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redneren bij het vak Maatschappijleer, Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleiding UVA. Studentnummer Begeleider(s) Gerard Ruijs Beoordelaar(s) Gerard Ruijs Datum Aantal woorden

75 Paper 4. Uitvoering van het ontwerponderzoek Beschrijving uitvoering lessen Les 1: introductie op het causaal redeneren Het begin van de eerste les verliep niet zoals gepland. Een kwartier voor aanvang van de les was er een lokaalwissel waardoor ik in een soort vergaderlokaal moest les geven. De tafels en stoelen moesten daardoor nog recht gezet worden, en de afstandsbediening van de beamer moest nog bij de conciërge gehaald worden. De les startte hierdoor een kwartier later dan gepland. De leerlingen hebben vervolgens de vragenlijst en opdrachten (voormeting) zelfstandig ingevuld. Dit ging zoals gepland, de leerlingen hebben dit zelfstandig en in de stilte gedaan. Vervolgens heb ik in de vorm van een klassengesprek de voorkennis van de leerlingen opgehaald over het thema parlementaire democratie, o.a. in de vorm van een aantal stellingen over maatschappelijke problemen. De leerlingen reageerden enthousiast en waren bereid hun standpunt toe te lichten. Dit deel van de les verliep goed. Het plan was om vervolgens een fragment te bekijken over een maatschappelijke discussie, maar vanwege het tijdgebrek heb ik ervoor gekozen hen eerst een introductie te geven op de vierde periode. Een deel van het fragment uit de Wereld Draait Door heb ik na de uitleg laten zien. Door een aantal reacties vanuit de klas, en onderlinge gesprekken tussen leerlingen over het fragment, merkte ik het enthousiasme van de leerlingen over het onderwerp. Door de late start van de les had ik echter geen tijd het fragment met de leerlingen te bespreken zoals ik had gepland (met behulp van het redeneerschema) en daarom heb ik hen slechts gevraagd welke verschillende standpunten zij hoorden in de discussie tussen Prem en Theo Maassen. Deze vraag sloot goed aan op de aandachtrichter. Les 2: politieke stromingen & causaal redeneren Vanwege het ongeplande verloop van de eerste les, heb ik de tweede les aangepast. De introductie op het redeneerschema, met behulp van de informatie uit het fragment van De Wereld Draait Door, heb ik naar het begin van de tweede les verplaatst. Wegens tijdgebrek in de eerste les heb ik bovendien de oefening bestaande uit het zelfstandig invullen van het redeneerschema ook naar de tweede les verplaatst. Ik heb ervoor gekozen dit lesgedeelte alsnog naar de tweede les te verplaatsen, omdat dit essentiële stappen zijn in het aanleren van vaardigheden: laten zien, voordoen en oefenen met de stappen (Marzano 2005). Vanwege het tijdgebrek voor de opzet van de tweede les heb ik het doel van de les bovendien aangepast. In eerste instantie wilde ik dat de leerlingen de drie stromingen herhaalden (zij hebben deze reeds behandeld in een eerdere periode) én dat de leerlingen een redenering konden maken vanuit deze drie stromingen. Ik heb er echter voor gekozen vanwege het tijdgebrek om de doelstelling van de tweede les te beperken tot het kennis nemen van de kenmerken van de drie politieke stromingen, vanwege het belang van het behandelen van de eerste stappen bij het aanleren van vaardigheden. Zoals gepland hebben de leerlingen het kennis maken met de drie stromingen gedaan in de vorm van de twee opdrachten (categoriseren van kenmerken en invulschema). Het categoriseren van de kenmerken vonden de leerlingen erg leuk en interessant. Vanwege het verschillende tempo waarin de leerlingen dit deden, heb ik ervoor gekozen de opdracht niet klassikaal, maar individueel te bespreken. De leerlingen vonden het prettig om individueel feedback te krijgen op hun werk, dat merkte ik aan het enthousiasme waarop ze mij vroegen naar hun schema s te kijken. De groepen die eerder klaar waren konden bovendien al aan de slag met de zogenoemde controle-opdracht, bestaande uit een invuloefening over de kenmerken van de drie stromingen. Het einde van de les werd hierdoor echter wel wat chaotisch, en sommige leerlingen zijn niet toegekomen aan het invullen van de laatste 75

76 oefening. Ik had dit eventueel kunnen ondervangen door een duidelijker tijdslimiet aan de opdracht te geven, waardoor de hele klas tijd zou hebben om ook de laatste oefening in te vullen. Les 3: politieke stromingen & jeugdwerkloosheid in Nederland Ook de derde les, verliep vanwege omstandigheden, niet zoals gepland. De leerlingen waren deze les weinig gemotiveerd, en daarnaast was slechts de helft van de klas aanwezig. Ik had een extra les voor de leerlingen ingepland omdat in de periode veel van hun lessen uit zouden vallen. Een aantal leerlingen gaven aan dit niet op tijd gezien te hebben. Een deel van de leerlingen die aanwezig waren gaven aan dat ze begrepen dat ze een extra les nodig hadden, maar dat ze weinig zin hadden om aan de slag te gaan. Bovendien hadden de leerlingen net afscheid genomen van hun mentor (die ontslag heeft genomen) waardoor hun hoofd niet bij de les was, gaven zij aan. Ik hoorde van collega s die ook aan de klas lesgeeft zelfde verhalen. Daarnaast moest ook deze les aangepast worden doordat er in de eerste en tweede les niet genoeg tijd was alle inhoud te behandelen. Het doel van deze les was in eerste instantie om de leerlingen het redeneerschema in te laten invullen met behulp van grafieken en een aantal krantenartikelen over het maatschappelijk probleem van jeugdwerkloosheid. Omdat de oefening in de les ervoor over een zeer verwant thema, namelijk werkloosheid ging, heb ik besloten deze lessen enigszins samen te voegen. De aandachtrichter werd gevormd door het bespreken van de opdracht uit de vorige les. Dit verliep goed, ondanks dat sommige leerlingen de opdracht nog niet hadden gemaakt. Voor de tweede opdracht kregen de leerlingen veel tijd, omdat het een ingewikkelde opdracht was. Hoewel sommige leerlingen goed aan de slag gingen met de opdracht, waren een aantal leerlingen niet aan het werk te krijgen. Zij hebben de opdracht dan ook niet of nauwelijks ingevuld. De leerlingen die wel aan de slag gingen stelden veel vragen, waaraan ik merkte dat ze er serieus mee aan de slag waren. Het vragen stellen, en samen zoeken naar een antwoord, hielp hen bovendien meer inzicht te krijgen in de verschillende visies van de drie stromingen. We hebben de opdracht uiteindelijk, zoals gepland, klassikaal behandeld met de leerlingen die de opdracht wel hebben ingevuld. Door de vele ordeverstoringen was er niet genoeg tijd voor de tweede opdracht. Les 4: causaal redeneren, politieke stromingen & armoede in Nederland Omdat de leerlingen in de voorgaande les niet toe waren gekomen aan het onderwerp jeugdwerkloosheid, maar zij wel door het invullen van het schema over werkloosheid, al enige kennis hadden over het onderwerp, besloot ik me in deze les te richten op het thema jeugdwerkloosheid (in plaats van armoede in Nederland). Ook deze les verliep vanwege ordeverstoringen, gebrekkige aanwezigheid van leerlingen en het verkort rooster op die dag anders dan gepland. Ik had besloten de vierde les uit het ontwerp volledig weg te laten, vanwege tijdgebrek. De lesopbouw bestond daardoor uit de aandachtrichter uit les 3 (de grafieken), de bestudering van een aantal krantenartikelen (met vragen) en de nameting. De aandachtrichter bestaande uit een aantal grafieken riep veel enthousiasme op bij de leerlingen. De vindingrijke antwoorden en vele vingers die de lucht ingingen, maakten voor mij duidelijk dat de leerlingen het interpreteren van data (met behulp van vragen) interessant vonden. Daarnaast stelden ik de leerlingen een aantal vragen over het ingevulde schema over werkloosheid vanuit de drie stromingen. Ook dit vonden de leerlingen interessant. Vervolgens gingen de leerlingen aan de slag met het invullen van de vragen bij de krantenartikelen. Ook tijdens het invullen van het schema kwamen er nog vragen over het ingevulde schema dat bij de aandachtrichter werd genoemd. Ik merkte aan een aantal leerlingen dat het schema hen aan het denken had gezet over de verschillende visies van de politieke stromingen. De antwoorden hebben de leerlingen zelfstandig nagekeken aan de hand van het antwoordmodel. Dit verliep zoals gepland. 76

77 Het afnemen van de nameting ging echter moeizaam. De leerlingen gaven dan ook aan dat ze geen zin hadden om de vragen in te vullen. Het was dan ook de zonnige vrijdagmiddag voor de meivakantie. De leerlingen hebben de eerste vijf minuten in stilte de vragen ingevuld, maar na die vijf minuten begonnen zij met overleggen (zowel over de opdracht als over andere zaken). Beschrijving uitvoering onderzoek Reactiemeting De afname van de reactiemeting van zowel de voor- als nameting verliep volgens plan. De leerlingen hadden genoeg tijd voor het invullen van de vragenlijst. Ze hebben bovendien beide vragenlijsten in stilte ingevuld. Resultaatmeting De voormeting van de resultaatmeting verliep in principe goed. Slechts een enkele leerling heeft naar herhaaldelijk aandringen niet alle vragen beantwoord. De leerlingen hebben de vragenlijst in stilte en zelfstandig ingevuld. De nameting verliep echter anders dan gepland. Zoals ik aangaf waren de leerlingen bij de nameting weinig gemotiveerd. Hierdoor zijn bij een aantal leerlingen de vragen open gelaten of hebben zij heel kort geantwoord. Bovendien hebben enkele leerlingen met elkaar overlegd tijdens het invullen van de vragenlijst. Ten slotte waren een groot aantal leerlingen niet aanwezig in de laatste les. Er was helaas geen mogelijkheid de nameting nogmaals af te nemen bij de leerlingen. Ik heb de leerlingen gevraagd zowel bij de voor- als nameting hun naam boven de opdracht te schrijven waardoor ik me zal richten op een analyse van de vragenlijsten van de leerlingen die zowel de voor- en nameting aanwezig waren. Het overleggen, de opengelaten vragen en de kleine hoeveelheid leerlingen maakt de analyse echter minder betrouwbaar. 77

78 De complexiteit van politieke vraagstukken Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer Paper 5: uitkomsten ontwerponderzoek Ontwerponderzoek ILO Naam auteur Josephine Jacobs Vakgebied Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Titel De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redeneren bij het vak Maatschappijleer. Onderwerp Politieke stromingen & causaal redeneren Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep / Havo 4 Sleuteltermen Causaal redeneren, politieke stromingen, parlementaire democratie Bibliografische referentie Jacobs, J.P.M. (2015). De complexiteit van politieke vraagstukken: Causaal redneren bij het vak Maatschappijleer, Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleiding UVA. Studentnummer Begeleider(s) Gerard Ruijs Beoordelaar(s) Gerard Ruijs Datum Aantal woorden

79 Paper 5. Uitkomsten ontwerponderzoek In dit paper presenteer ik de resultaten van het ontwerponderzoek. Om te kijken of de vier lessen het beoogde resultaat hebben gehaald heb ik een voor- en nameting afgenomen. De metingen zijn afgenomen in de klas 4H2 waarin het ontwerp is uitgevoerd. Het paper zal enerzijds bestaan uit een presentatie en een analyse van de uitkomsten van het onderzoek, en anderzijds uit een conclusie en aanbevelingen voor een eventueel herontwerp. Presentatie en analyse van de resultaten Op basis van de bestudeerde literatuur heb ik in het eerste paper een ontwerphypothese opgesteld. De bijbehorende ontwerpregels heb ik, zoals behandeld in het tweede paper, gebruikt als basis voor mijn vier ontwerplessen. Zoals aangegeven in de ontwerphypothese verwachtte ik dat het toepassen van deze ontwerpregels in mijn lessen op twee niveaus effect zouden hebben. Aan de ene kant verwachtte ik dat de lessen de motivatie (het reactieniveau) van mijn leerlingen voor het vak Maatschappijleer zou vergroten. Aan de andere kant verwachtte ik dat de kennis van de begrippen, maar ook van de vaardigheid causaal redeneren (resultaatniveau) als gevolg van het volgen van de lessen vergroot zou worden. Hoewel ik het reactieniveau heb gemeten door middel van een aangepaste vakbelevingstest, heb ik het resultaatniveau gemeten door een vijftal vragen. Onderstaand de resultaten (en een analyse) van de metingen. Presentatie en analyse van de resultaten op reactieniveau Om te meten of de interesse van de leerlingen van 4H2 voor het vak maatschappijleer is vergroot heb ik een vakbelevingstest afgenomen. De voormeting en de nameting bestonden uit in totaal zestien vragen, die in beide metingen gelijk waren. Het doel van een gelijke meting was om ruis als gevolg van vragen die niet precies hetzelfde meten zo veel mogelijk te voorkomen. De zestien vragen kunnen worden onderverdeel in de subschalen: plezier; en nut en relevantie. De leerlingen konden vragen beantwoorden met: 0 = mee oneens 1 = enigszins mee oneens 2 = enigszins mee eens 3 = mee eens Aan de voormeting hebben in totaal 19 leerlingen meegedaan. Aan de nameting hebben daarentegen slechts 15 leerlingen meegedaan. Slechts 1 leerling was bij beide lessen afwezig. De belangrijkste bevindingen van deze zestien vragen in de voor- en nameting behandel ik hieronder. In de analyse heb ik slechts gekeken naar de leerlingen die in beide lessen aanwezig waren, en dus beide metingen hebben ingevuld. De verwachting is dat de leerlingen na de lessenserie significant hoger scoren op de constructen plezier; en nut en relevantie. De analyse is gedaan met behulp van SPSS. Betrouwbaarheid analyse voor- en nameting Allereerst is met behulp van de Cronbach s Alpha de betrouwbaarheid van de twee constructen op de voor- en nameting uitgerekend. Tabel 1: betrouwbaarheid nut en relevantie (voormeting) 79

80 Tabel 2: betrouwbaarheid nut en relevantie (nameting) Tabel 3: betrouwbaarheid plezier (voormeting) Tabel 4: betrouwbaarheid plezier (nameting) Uit deze test is gebleken dat beide constructen (voor zowel de voor- als nameting) betrouwbaar zijn. Voor de analyse van het materiaal is daarom gebruik gemaakt van alle vragen uit de vragenlijst. Geen van de vragen bleek onvoldoende betrouwbaar. Analyse en resultaten voor- en nameting Om te kijken of de leerlingen op beide constructen significant hoger scoren, zijn het gemiddelde en de standaarddeviatie van de voor- en nameting per construct uitgerekend. Onderstaand de resultaten uit deze beschrijvende analyse in SPSS. Tabel 5: gemiddelde en standaarddeviatie (voor- en nameting) Uit de tabel is af te lezen dat de leerlingen in de voormeting op nut en relevantie een gemiddelde van 2,74 scoorden met een standaarddeviatie van,60. In de nameting scoorden de leerlingen op hetzelfde construct 2,69 gemiddeld met een standaarddeviatie van,59. Op het construct nut en relevantie scoren de leerlingen dus gemiddeld iets lager bij de nameting, hoewel de standaarddeviatie vrijwel gelijkt blijft. Op het construct plezier scoorden de leerlingen gemiddeld op de voormeting 2,90 met een standaarddeviatie van,58. En op de nameting scoorden zij op hetzelfde construct gemiddeld 2,71 80

81 met een standaarddeviatie van,67. Op het construct plezier scoren de leerlingen tussen gemiddeld iets lager bij de nameting, waarbij geldt dat de standaarddeviatie groter is bij de nameting. Om de significantie van de verschillen tussen de voor- en nameting te bereken is een gepaarde t-toets uitgevoerd. Onderstaand de resultaten van de gepaarde t-toets per construct. Tabel 6: significantie verschil voor- en nameting nut en relevantie Tabel 7: significantie verschil voor- en nameting plezier Uit de gepaarde t-toets blijkt dat er op het construct nut en relevantie geen significant verschil zichtbaar is van de voormeting ten opzichte aan de nameting (t (13) = 0,81; p =,435). Aan de hypothese dat de lessenserie heeft bijgedragen aan meer inzicht in het nut en de relevantie van het maatschappijleer is dus niet voldaan. Uit de gepaarde t-toets op het construct plezier is een marginaal significant verschil zichtbaar (t (13) = 1,95; p =,073). De leerlingen scoren dus marginaal significant lager op de nameting dan op de voormeting. Aan de hypothese dat de lessenserie heeft bijgedragen aan het plezier van het volgen van het vak wordt dus niet voldaan. De leerlingen geven significant marginaal aan minder plezier te ervaren na afloop van de lessenserie. Ten slotte is per construct gekeken naar de hoeveelheid leerlingen waarbij een daling, gelijke score en stijging zichtbaar is. Dit laat de spreiding oftewel standaarddeviatie van de antwoorden grafisch zien. Onderstaand de resultaten voor beide constructen in cirkeldiagramvorm. Figuur 1: construct nut & relevantie 81

82 Figuur 2: construct plezier Uit het eerste cirkeldiagram is af te lezen dat de verdeling van een stijging, gelijke score en daling van de nameting ten opzichte van de nameting op het construct nut en relevantie ongeveer gelijk is. Uit het tweede cirkeldiagram is af te lezen dat meer dan de helft van de leerlingen een daling laat zien als het gaat over het plezier dat zij ervaren in de lessen maatschappijleer. In het geval van ongeveer 1/3 van de leerlingen blijft de score gelijkt, en slechts een relatief klein deel geeft aan meer plezier te beleven aan de lessen na het volgen van de lessenserie. Concluderend, blijkt uit de resultaten dat de leerlingen niet significant hoger scoren op het construct relevantie en nut. De leerlingen zijn de lessen maatschappijleer niet relevanter of nuttiger gaan vinden als gevolg van de lessenserie. Daarnaast is de score voor plezier zelfs marginaal significant lager bij de nameting dan bij de voormeting. De leerlingen zijn de lessen dus marginaal significant minder leuk gaan vinden gedurende de lessenserie. Presentatie en analyse van de resultaten op resultaatniveau De hypothese op resultaatniveau was dat de leerlingen na de interventie de behandelde begrippen (drie politieke stromingen en de achterliggende waarden) beter zouden begrijpen, en dat zij meer kennis zouden hebben van de vaardigheid causaal redeneren. Om te controleren of dit gelukt is heb bij 4H2 een voormeting en een nameting afgenomen waarbij zij een soort toets moesten maken, waarin zij de begrippen moeten herkennen, begrijpen en toepassen. Hoewel op basis van de toets conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de hypothese die gaat over begrijpen, laat géén van de leerlingen op de toets zien dat zij kunnen causaal redeneren. Dit heeft achteraf gezien te maken met de manier waarop de vragen zijn geformuleerd. In dit gedeelte daardoor slechts een analyse over het eventuele vergrote begrip bij de leerlingen van een aantal begrippen. In totaal bestaat de vragenlijst uit twee meerkeuze vragen en drie open vragen. De open vragen worden goed, gedeeltelijk goed of fout gerekend. De meerkeuzevragen worden goed of fout gerekend. De ingevulde antwoorden zijn nagekeken op basis van het bijbehorende antwoordmodel. Er geldt dus: Goed = alle punten Gedeeltelijk goed = helft van de punten Fout = geen punten 82

83 Resultaten voormeting De leerlingen moesten in de voormeting vijf vragen beantwoorden waarin hen gevraagd werd een redenering te maken vanuit verschillende politieke stromingen en de bijbehorende waarden. In tabel 1 de uitslagen van de voormeting per vraag te zien. Figuur 3: resultaten voormeting per vraag Vraag 1 Vraag 2 Goed Fout Goed Fout Vraag 3 Vraag 4 Goed Fout Gedeeltelijk goed Goed Fout Gedeeltelijk goed Uit tabel 1 valt op te maken dat de minste leerlingen vraag 5 goed hebben gemaakt. Het grootste deel heeft de vraag volledig fout beantwoord. Iets minder dan de helft heeft de vraag gedeeltelijk goed beantwoordt. Ook vraag 3 en 4 is door minder dan de helft van de leerlingen goed beantwoordt, waarbij vraag 3 nog slechter is gemaakt dan vraag 4. Vraag 1 en 2 zijn daarentegen door ruim de meerderheid goed gemaakt. In tabel 2 is het resultaat over de gehele toets te zien. De leerlingen konden minimaal 0 punten en maximaal 8 punten verdienen. Uit de tabel valt op te maken dat de meeste leerlingen gemiddeld scoren, namelijk vier punten op de toets. Slechts 3 leerlingen scoren onder dit gemiddelde, terwijl vier leerlingen erboven scoren. 83

84 Figuur 4: resultaat voormeting samengevoegd Resultaat voormeting 0 0 punten 1 punt 2 punten 3 punten 4 punten 5 punten 6 punten 7 punten 8 punten Aantal leerlingen Resultaten nameting Aan de nameting hebben in totaal 15 leerlingen meegedaan, waarvan 14 leerlingen ook aan de voormeting mee hebben gedaan. Onderstaand de resultaten van de 14 leerlingen die zowel aan de voor- als nameting hebben deelgenomen. Uit tabel 3 blijkt dat de leerlingen vraag 1 en 2 over het algemeen het best hebben gemaakt. Vraag 1 werd door 57% goed gemaakt en vraag 2 werd door 71% goed gemaakt. Vraag 3 en 5 zijn daarentegen het slechtst gemaakt door de leerlingen. Slechts 7% van de leerlingen heeft de vraag goed gemaakt. Vraag 4 is ten slotte gemiddeld (laag) gemaakt. Slechts 28% van de leerlingen hebben de vraag volledig goed gemaakt. De leerlingen scoorden gemiddeld 4,2 punt op de toets. Figuur 5: resultaten nameting per vraag Vraag 1 Vraag 2 Goed Fout Goed Fout 84

85 Vraag 3 Vraag 4 Goed Fout Gedeeltelijk goed Goed Fout Gedeeltelijk goed Vraag 5 Goed Fout Gedeeltelijk goed In tabel 4 is weer het resultaat over de gehele toets te zien, waarin zowel de voormeting als de nameting zijn opgenomen. Voor beide toetsen geldt dat leerlingen minimaal 0 punten konden halen en maximaal 8 punten. Figuur 6: resultaten nameting samengevoegd 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 Resultaat voormeting 0 0 punten 1 punt 2 punten 3 punten 4 punten 5 punten 6 punten 7 punten 8 punten Aantal leerlingen In tabel 4 is te zien dat het grootste deel van de leerlingen onder het gemiddelde cijfer van 4 scoorden bij de nameting. Slechts drie leerlingen scoorden relatief hoog, namelijk 2 leerlingen die 5 punten scoorden en 1 leerling die 7 punten scoorden. De leerlingen scoorden bij de nameting gemiddeld 3 punten op de toets. De score is daardoor gemiddeld 1 punt lager bij de nameting dan bij de voormeting. Er is dus sprake van een significant slechter resultaat. 85

86 Bij een vergelijking tussen de voor- en nameting is vast te stellen dat de leerlingen de begrippen niet per se beter begrijpen na het volgen van de lessenserie. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij de nameting 8 leerlingen twee vragen of meer niet beantwoord hebben. Bij de voornmeting waren dit slechts 2 leerlingen. De reden hiervoor is wellicht dat leerlingen geen zin hadden in he maken van een testje, dit uitten zij ook naar mij. Daarnaast werden de toetsen niet voor een cijfer gemaakt wat kan bijdragen aan het open laten van vragen. Onderstaand een overzicht van de resultaten van de vooren nameting in tabelvorm. Tabel 8: Vergelijking resultaten voor- en nameting (N = aantal leerlingen) Voormeting Nameting 0 punten punt punten punten punten punten punten punten punten 0 0 Gemiddeld 4,2 3 Beheersingsniveaus onthouden en begrijpen In de meting op resultaatniveau werd een onderscheid gemaakt in de beheersing van de begrippen op het niveau van onthouden aan de ene kant en begrijpen aan de andere kant. Vraag 1 en 2 van zowel de voor- als nameting waren gericht op onthouden. Vraag 3, 4 en 5 waren gericht op begrijpen. Tabel 9: aantal leerlingen dat de vragen gericht op onthouden goed beantwoord heeft Voormeting Nameting Vraag 1 goed beantwoord 9 8 Vraag 2 goed beantwoord Tabel 10: aantal leerlingen dat de vragen gericht op begrijpen goed beantwoord heeft Voormeting Nameting Vraag 3 goed beantwoord 4 1 Vraag 4 goed beantwoord 6 4 Vraag 5 goed beantwoord 2 1 Uit tabel 6 en 7 blijkt dat zowel op het niveau van onthouden als begrijpen de leerlingen na de interventie gelijk of slechter scoren. Op het niveau van begrijpen is de daling groter. Dit niveau wordt vanuit de literatuur als een hoger denkniveau gezien. Uit deze vergelijking blijkt dat op dit gebied de klas beduidend slechter scoort na de interventie. Mijn interventie heeft dus niet het gewenst effect gehad. Het verschil tussen de voor- en nameting is erg groot. De leerlingen scoren na de interventie minder goed bij het uitleggen van en het oefenen met de vakspecifieke vaardigheid redeneren. Zowel per vraag als over het geheel genomen wordt duidelijk dat de resultaten van de nameting een stuk slechter zijn en dat mijn interventie daardoor dus niet het gewenste effect heeft gehad. 86

87 Conclusie en discussie Wanneer we de resultaten van de reactiemeting vergelijken met de ontwerphypothese (zie samenvatting) moeten we helaas concluderen dat mijn interventie niet het gewenste resultaat heeft bereikt. De leerlingen zijn niet gemotiveerder voor het vak maatschappijleer na het volgen van de lessenserie. Motivatie is gemeten in de vorm van een voor- en nameting op de constructen nut en relevantie en plezier. Uit de resultaten blijkt dat de leerlingen op het construct nut en relevantie gelijk scoren op de voor- en nameting. De leerlingen zijn de lessen maatschappijleer niet nuttiger of relevanter gaan vinden als gevolg van de lessenserie. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat de leerlingen de lessen maatschappijleer in de nameting minder plezierig ervaren dan in de voormeting. Mijn interventie is niet geslaagd op reactieniveau. Echter valt hierbij wel op te merken dat de verschillen op het construct nut en relevantie niet significant zijn, en dat de verschillen op plezier slechts marginaal significant zijn. De meetinstrumenten en de meting zelf lijken geen invloed te hebben gehad op het resultaat. De uitvoering van de ontwerpregels in de lessen echter wel. Ontwerpregel 1 en 3 (zie samenvatting) hebben betrekking op het reactieniveau van de leerlingen. Het aansluiten bij de voorkennis en belevingswereld van de leerlingen enerzijds en activerende werkvormen anderzijds moesten de leerlingen helpen om gemotiveerder te zijn voor de lessen maatschappijleer. Uit de reacties van de klas bleek dat sommige actualiteiten beter aansloegen bij de interesse en belevingswereld van de leerlingen dan andere actualiteiten. Zo reageerden de leerlingen positiever op het onderwerp verhuftering in Nederland terwijl zij het onderwerp werkloosheid weinig interessant leken te vinden. Daarnaast verliep het werken met activerende werkvormen ook niet als gepland. Hoewel in les 2 t/m 4 een activerende werkvorm gepland stond, is alleen de activerende werkvorm uit les 2 daadwerkelijk uitgevoerd. De leerlingen reageerden zeer positief op deze werkvorm. De andere activerende werkvormen zijn niet uitgevoerd vanwege tijdgebrek en ordeverstoringen in de klas. Bovendien zijn overlegopdrachten vanwege onrust in de klas in een aantal lessen vervangen door een klassikale bespreking. Hierdoor werden de lessen uiteindelijk minder interessant voor de leerlingen. Wanneer we de resultaten op resultaatniveau vergelijken met de ontwerphypothese komt hier duidelijk naar voren dat mijn interventie over het algemeen niet het gewenste effect heeft gehad. Leerlingen begrepen de leerstof (drie politieke stromingen en bijbehorende waarden) na de lessenserie niet per se beter dan voorafgaand aan de lessenserie. In een aantal gevallen is het niveau van de leerlingen gedaald en scoorden de leerlingen lager op de nameting. Ontwerpregels 2, 3, 4 en 5 zouden bijdragen aan het vergroten van het begrip van leerlingen van de drie politieke stromingen en bijbehorende waarden, doordat de leerlingen stapsgewijs vaardiger zouden worden in het causaal redeneren. Bij de uitvoering komt naar voren dat het causaal redeneren alleen in les 1 en 2 goed is uitgevoerd. De opdrachten van les 3 en 4 zijn nauwelijks/niet uitgevoerd. De leerlingen hebben hierdoor waarschijnlijk onvoldoende geoefend met causaal redeneren waardoor zij hier onvoldoende vaardig in werden. Dit verklaart echter niet waarom het resultaat ook gedaald is. Ik verwacht dat dit te maken heeft met het feit dat de leerlingen weinig gemotiveerd waren om de nameting in te vullen. Dit gaven zij zelf ook aan. Zoals beschreven in de uitvoering waren de afnamecondities bij de voor- en nameting verschillend, dit heeft ook effect gehad. Bij de voormeting controleerde ik strenger op stilte in het lokaal, dan bij de nameting. Daardoor waren een aantal leerlingen afgeleid en hebben sommige leerlingen samengewerkt. Suggesties voor herontwerp Aanpassingen lessenserie Allereerst zou ik in een vervolg-les meer aandacht besteden aan het concreter maken van de kernbegrippen in de les, namelijk de drie politieke stromingen. Hoewel de keuze voor bepaalde actualiteiten bij moest dragen aan het aansluiten op de belevingswereld en 87

88 voorkennis van de leerlingen, gold dit niet per se voor de begrippen zelf. Deze bleven nog steeds erg abstract voor de leerlingen. Daarnaast zou ik een aantal van de lessen inkorten en meer rekening houden met de praktische planning van de uitvoer. Door tijdsgebrek als gevolg van ordeverstoringen, te lange lessen en (onverwachte) verkorte roosters moest er veel geschoven worden in de lessen. Een deel van de derde les en de gehele vierde les zijn hierdoor weggelaten. Deze lessen waren echter wel nodig om de kennis en vaardigheden van de leerlingen te vergroten. Ten slotte zal ik een vervolg-les het causaal redeneren beter integreren in de lesstof. Ook zou ik de leerlingen meer inzicht willen bieden in het nut van het causaal redeneren (voor het beantwoorden van hogere orde denkvragen) binnen het vak maatschappijleer. Uit de reacties van de klas bleek dat de relevantie van het causaal redeneren voor de leerlingen nog onvoldoende inzichtelijk was, waardoor het voor hen een abstract model bleef, dat weinig betekenis heeft. Aanpassingen onderzoek Ik zou het meetinstrument op reactieniveau in een volgend onderzoek concreter maken. Hoewel je met behulp van het meetinstrument nu kijkt naar een grotere motivatie voor het vak maatschappijleer, zal ik me in een vervolgonderzoek meer richten op het specifieke onderwerp dat behandeld word, in dit geval de politieke stromingen (en bijbehorende waarden). Dit had hoogstwaarschijnlijk meer relevante en interessante informatie opgeleverd. Ook het meetinstrument op opbrengstniveau zou ik in een vervolgonderzoek aanpassen. Uit de antwoorden uit de voor- en nameting was wel op maken of het begripsniveau van de leerlingen verhoogt, gelijk of verlaagt was, terwijl niet op te maken viel of de leerlingen vaardiger zijn geworden in het causaal redeneren. In een vervolgonderzoek zouden de vragen beter aan moeten sluiten op het meting van deze hypothese. Dit zou gedaan kunnen worden door de leerlingen te bevragen naar de verschillende onderdelen van het causaal redeneerschema. Hieruit zou dan opgemaakt kunnen worden of zij vaardiger zijn geworden m.b.t. het causaal redeneren in het algemeen, en welke stappen zij moeilijker/makkelijker vonden in het specifiek. Ten slotte zou ik in een vervolgonderzoek meer aandacht besteden aan de condities waarbinnen met name de nameting afgenomen wordt. Met condities wordt het tijdstip, de controle op samenwerken en de opdracht zelf bedoeld. Zo zou het verstandiger geweest zijn om de nameting voor een punt mee te laten tellen, af te nemen aan het begin van de les en meer te controleren op het zelfstandig invullen van de opgaven. Terugblik Ik verwacht niet dat mijn onderzoek een bijdrage levert aan de bestaande vakdidactische theorie. Daarvoor zijn er bij het onderzoek en de uitvoer van het lesontwerp nog teveel gaten gevallen. Mijn onderzoek sluit wel goed aan bij de bestaande theorie over hogere denkvaardigheden binnen het vak maatschappijleer. Terugblikkend op mijn literatuurstudie valt op dat ik de nadruk leg op het causaal redeneren. Het is belangrijk dat leerlingen aandacht besteden aan causaal redeneren, omdat het een goed middel vormt voor het beantwoorden van hogere orde denkvragen en daarmee het begrip van de leerlingen vergroot. Een vaardigheid dient stapsgewijs aangeleerd te worden, waarbij leerlingen dienen te oefenen om de vaardigheid in te slijpen. Daarnaast benadruk ik het belang voor het concreet maken van de begrippen, en het aansluiten van de nieuwe kennis op de voorkennis van leerlingen. De belangrijkste begrippen bleven echter abstract, en de leerlingen hadden onvoldoende tijd om geoefend te raken in het causaal redeneren. Hoewel er geen rechtstreeks verband is, kan het zijn dat het gebrek hiervan ervoor heeft gezorgd dat mijn ontwerp niet geslaagd is. Mijn onderzoek 88

89 onderbouwt dus dat er in de les tijd moeten worden vrijgemaakt voor het inslijpen van de vaardigheid causaal redeneren en het concreet maken van abstracte begrippen. Ondanks dat mijn ontwerp niet geslaagd is vond ik het leuk om de lessenserie te ontwerpen en uit te voeren. Het heeft mij als docent meer inzicht geboden in het ontwerpen en (inhoudelijk) reflecteren op mijn eigen ontwerpen. Daarnaast is het me ook duidelijk geworden dat het belangrijk is om tijdens het ontwerp bezig te blijven met de dagelijkse lesrealiteit. Ik denk dat dit ervoor gezorgd heeft dat de lessen op een gegeven moment te abstract werden, terwijl ik normaal gesproken veel aandacht besteed aan het concreet maken van de lesstof. Ten slotte heeft het me ook inzicht geboden in het belang van het ontwikkelen van een plan B voor elke les. Doordat deze ontbrak heb ik veel moeten schuiven met lessen waardoor niet alle leerdoelen behaald zijn aan het einde van de lessenserie. 89

90 Bijlage 1: Onderzoeksinstrument reactieniveau mee oneens enigszins mee oneens enigszins mee eens mee eens 5. Vooral bij maatschappijleer ben ik blij als het lesuur voorbij is. 6. Ik denk dat je bij weinig beroepen iets aan maatschappijleer hebt. 10. Ik merk aan andere vakken dat ik iets aan maatschappijleer heb. 11. Maatschappijleer is van belang om later een baan te krijgen. 13. In je latere leven kun je best zonder maatschappijleer. 14. Ik vind maatschappijleer een leuk vak. 15. Ik zou later best een baan willen waarbij je maatschappijleer gebruikt. 18. Zonder maatschappijleer zou het op school veel leuker zijn. 19. Maatschappijleer hangt mij meters de keel uit. 21. Ik geloof dat maatschappijleer weinig nut heeft. 24. Buiten school heb je weinig aan wat je in de lessen maatschappijleer leert. 26. In de les maatschappijleer gaat de tijd altijd heel snel voorbij. 27. Het grootste gedeelte van wat je bij maatschappijleer leert, kun je later goed gebruiken. 30. Bij veel dingen die je iedere dag tegenkomt heb je wat aan maatschappijleer. 31. Eigenlijk zou ik liever geen maatschappijleer volgen. 32. Ik vind het fijn om zelf een opdracht voor maatschappijleer te maken. 90

91 Bijlage 2. Onderzoeksinstrument leeropbrengst Vraag 1: waar of niet waar? Socialistische partijen, zoals de SP en GroenLinks, staan positief tegenover het betalen van hogere belastingen door de rijkeren in de samenleving waardoor de sterkeren voor de zwakkeren in de samenleving zorgen. a) Waar b) Niet waar Vraag 2: waar of niet waar? Liberale partijen, zoals VVD en D66 zijn eerder voorstander van een grote verzorgingsstaat dan meer socialistische partijen, zoals SP en GroenLinks. a) Waar b) Niet waar Vraag 3: gelijkwaardigheid & vrijheid Beredeneer, aan de hand van de waarden gelijkheid en vrijheid, dat socialistische partijen een grotere voorstander zijn van een (grote) verzorgingsstaat, dan liberale partijen. Vraag 4: studiefinanciering (gebruik bron 1) Lees bron 1. Beredeneer de visie van de linkse, socialistische SP op de ideale sociaaleconomische verhoudingen in Nederland. Maak gebruik van het voorbeeld over studiefinanciering in Nederland. Bron 1: STUDIEFINANCIERING De studiefinanciering is van groot belang voor toegankelijk onderwijs. Invoering van een leenstelsel werpt een hoge drempel op. Een groot deel van de jongeren ziet af van een studie als de basisbeurs wordt omgezet in een lening. De SP wijst een leenstelsel daarom af. De SP wil dat de basisbeurs blijft bestaan en dat de aanvullende beurs wordt verhoogd. Hiermee wordt studeren voor jongeren uit minder draagkrachtige gezinnen beter bereikbaar. 91

92 Vraag 5: studiefinanciering (gebruik bron 2) Lees bron 2. Beredeneer, met behulp van de meer socialistische en de meer liberale visie op de verzorgingsstaat, dat het onderstaande artikel het standpunt van de SP niet ondersteunt. Bron 2: Studenten zonder geld van paps en mams werken harder Een zakcentje van pa en ma maakt studenten lui. Volgens Amerikaans onderzoek halen studenten die financieel worden gesteund door hun ouders lagere cijfers dan studenten die hun studie zelf bekostigen. Dit bericht nos.nl. De studenten die financieel ondersteund worden zouden hun studie minder serieus nemen. Wellicht verklaart dit de vermeende zesjescultuur onder de Nederlandse studenten? Zes op de tien Nederlandse studenten krijgen namelijk geld van hun ouders. Toch is dit volgens het Sociaal Cultureel Planbureau niet het geval. Het collegegeld ligt in Nederland veel lager en Nederlandse studenten ontvangen studiefinanciering. Dat maakt hen minder afhankelijk van hun ouders dan de Amerikaanse studenten. 92

93 Bijlage 3: Uitslagen reactieniveau voor- en nameting Figuur 1. Betrouwbaarheid construct nut & relevantie (voormeting) Figuur 2. Betrouwbaarheid construct nut & relevantie (nameting) Figuur 3. Betrouwbaarheid construct plezier (voormeting) 93

94 Figuur 4. Betrouwbaarheid construct plezier (nameting) Figuur 5. Gemiddelde & standaarddeviatie constructie plezier en nut en relevantie Figuur 6. Gepaarde t-toets construct nut en relevantie 94

95 Figuur 7. Gepaarde t-toets construct plezier Figuur 8. Verdeling type verschillen construct nut en relevantie Figuur 9. Verdeling type verschillen construct plezier 95

Titel In drie fasen de inkomstenbelastingen berekenen: P2. Loon- en inkomstenbelasting. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Titel In drie fasen de inkomstenbelastingen berekenen: P2. Loon- en inkomstenbelasting. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Auteur: Hofstee, Rémon (R.H.) Vakgebied Algemene Economie Titel In drie fasen de inkomstenbelastingen berekenen: P2. Onderwerp Opleiding Loon- en inkomstenbelasting Doelgroep VMBO- GTL, leerjaar 4 Sleuteltermen

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO Student: Vincent van der Maaden, MSc Studentnummer: 5783070 Opleiding: Interfacultaire lerarenopleiding, UvA Vakgebied: Aardrijkskunde

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Ontwerponderzoek Naam auteur Mariëlle Kruithof Vakgebied Wiskunde Titel Onderwerp Opleiding Het toewijzingsprobleem, een kijkje in de wiskunde buiten de middelbare school. Het behandelen van de Hongaarse

Nadere informatie

Motivatie verhogen door activerende leertaken en het vergroten van de leerlingbetrokkenheid

Motivatie verhogen door activerende leertaken en het vergroten van de leerlingbetrokkenheid Motivatie verhogen door activerende leertaken en het vergroten van de leerlingbetrokkenheid Sleuteltermen: Motivatie, activerend, betrokkenheid, Ontwerponderzoek Paper 1+2+3 24 maart 2015 Vakgebied Natuurkunde

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam PAPER 1 Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Ontwerprapport Daniëlle Griep Algemene Economie Werken zal je! Context-concept Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Paper 3 Onderzoeksinstrumenten. Ontwerprapport Naam auteur(s) Karin Groen

Paper 3 Onderzoeksinstrumenten. Ontwerprapport Naam auteur(s) Karin Groen Paper 3 Onderzoeksinstrumenten Ontwerprapport Naam auteur(s) Karin Groen Vakgebied Nederlands Titel Historische letterkunde? Kapot saai! Onderwerp Motivatie bij historische letterkunde Opleiding Interfacultaire

Nadere informatie

Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming

Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming PAPER 5 Evaluatie Naam: Luuk Schoenmakers Vakgebied: Management & Organisatie Titel: Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen

Nadere informatie

Laan, van der E.J.C. (2012), Nominaal en reëel? Dat is al snel teveel., Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Laan, van der E.J.C. (2012), Nominaal en reëel? Dat is al snel teveel., Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur E.J.C. van der Laan Vakgebied Algemene Economie Titel Nominaal en reëel? Dat is al snel teveel. Meer grip op abstracte economische begrippen met behulp van taalgericht vakonderwijs. Ontwerpen

Nadere informatie

Redeneren bij maatschappijleer Paper 1: de definitiefase en het ontwerp

Redeneren bij maatschappijleer Paper 1: de definitiefase en het ontwerp Redeneren bij maatschappijleer Paper 1: de definitiefase en het ontwerp Isabelle Sprengers 0100226 Redeneren bij maatschappijleer, 4 havo. Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam Maatschappijleer

Nadere informatie

Otto van Limburg Stirum, , ML/Maw, Ontwerponderzoek Paper 2. Paper 2 Ontwerp. - ontwerpdoelen - ontwerphypothese en ontwerpregels

Otto van Limburg Stirum, , ML/Maw, Ontwerponderzoek Paper 2. Paper 2 Ontwerp. - ontwerpdoelen - ontwerphypothese en ontwerpregels Paper 2 Ontwerp Paper 1 samenvatting (gecorrigeerd) Lesontwerp & Didactische verantwoording - probleemomschrijving - ontwerpdoelen - ontwerphypothese en ontwerpregels Probleemomschrijving. Uit mijn vooronderzoek

Nadere informatie

Tijd: 8:30. Klas: 3HVc 9:10. Beginsituatie Leerlingen hebben week hiervoor toets seksualiteit gehad (zie paper 1)

Tijd: 8:30. Klas: 3HVc 9:10. Beginsituatie Leerlingen hebben week hiervoor toets seksualiteit gehad (zie paper 1) Lesplan les 1 Seksualiteit: Grenzen en Wensen Tijd: 8:30 Klas: 3HVc Aantal lln: 15 Introductie van de lessenserie: grenzen en wensen Beginsituatie Leerlingen hebben week hiervoor toets seksualiteit gehad

Nadere informatie

Ontwerponderzoek: Paper 3

Ontwerponderzoek: Paper 3 Ontwerponderzoek: Paper 3 Naam auteur(s) Karoline Heidrich Vakgebied Duits Titel Duits + Film = plezier? Onderwerp Verhoging van motivatie voor het leren van Duits door middel van leeractiviteiten rondom

Nadere informatie

Paper 4: Uitvoeringsfase. Management & Organisatie

Paper 4: Uitvoeringsfase. Management & Organisatie Paper 4: Uitvoeringsfase Naam auteur L. A. Molijn MSc. Vakgebied Management & Organisatie Titel Geld & Rente Onderwerp Enkelvoudige & Samengestelde interest Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Maar zo werkt het toch niet?! Verdieping bij het thema parlementaire democratie. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Maar zo werkt het toch niet?! Verdieping bij het thema parlementaire democratie. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Tessel Mentjox Maatschappijleer Maar zo werkt het toch niet?! Verdieping bij het thema parlementaire democratie Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Interfacultaire

Nadere informatie

Van Doelstelling, naar leeractiviteit naar werkvorm

Van Doelstelling, naar leeractiviteit naar werkvorm wwwexpertisecentrum-kunsttheorienl Van Doelstelling, naar leeractiviteit naar werkvorm Dit collegevoorbeeld/lesvoorbeeld laat twee verschillende werkvormen zien, een werkvorm die gericht is op lagere orde

Nadere informatie

Probleembeschrijving

Probleembeschrijving Naam auteur(s) Ir. N.C.Veerman Vakgebied Wiskunde Titel Motivatieproblemen in het volwassenonderwijs Onderwerp Het verhogen van de motivatie van leerlingen door eigen materiaal in te zetten. Opleiding

Nadere informatie

Grafieken, samenwerkend leren, hardop denken, stappenplan

Grafieken, samenwerkend leren, hardop denken, stappenplan PAPER 3 ONTWERPRAPPORT Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische referentie Marlinda van Rooijen Steltenpool, drs Economie Grafieken en betekenis Marktvraag

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. natuurkundeonderwijs, motivatie, differentiatie, flipping the classroom

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. natuurkundeonderwijs, motivatie, differentiatie, flipping the classroom ONTWERPONDERZOEK; PAPER 3 Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Drs. R.K.A.M. Mallant natuurkunde Flipping my Classroom Differentiatie ter bevordering van motivatie Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Nijenhuis, N Vakgebied Natuurkunde Titel Wiskunde bij Natuurkunde: de afgeleide Onderwerp Wiskunde natuurkunde transfer Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

De verzorgingsstaat. Een ontwerponderzoek naar de preconcepties en attitudes van leerlingen

De verzorgingsstaat. Een ontwerponderzoek naar de preconcepties en attitudes van leerlingen De verzorgingsstaat Een ontwerponderzoek naar de preconcepties en attitudes van leerlingen Auteur: Nina Hemrika Studentummer: 5948215 Vakgebied: Maatschappijleer Doelgroep: Havo 4 Opleiding: UvA, Interfacultaire

Nadere informatie

Paper 1: Ontwerprapport. Management & Organisatie

Paper 1: Ontwerprapport. Management & Organisatie Paper 1: Ontwerprapport Naam auteur L. A. Molijn MSc. Vakgebied Management & Organisatie Titel Geld & Rente Onderwerp Enkelvoudige & Samengestelde interest Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Het Socratisch Gesprek als methode voor kritisch denken

Het Socratisch Gesprek als methode voor kritisch denken Ontwerponderzoek Paper 2 Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie I.F. Hazewindus, drs. Filosofie Het Socratisch Gesprek als methode voor

Nadere informatie

Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam ONTWERPRAPPORT Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen B.M. Deben Biologie Apenkoppen Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren

Nadere informatie

Verzorgingsstaat als sluitstuk van een jaar. Maatschappijleer. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Verzorgingsstaat als sluitstuk van een jaar. Maatschappijleer. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Ontwerprapport Naam auteur Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Simon van den Broek Maatschappijleer Verzorgingsstaat als sluitstuk van een jaar

Nadere informatie

Vocabulaireverwerving Frans: motivatie en leerstrategieën Onderwerp Vocabulaireverwerving in Havo 3

Vocabulaireverwerving Frans: motivatie en leerstrategieën Onderwerp Vocabulaireverwerving in Havo 3 Naam auteur Vakgebied Marlieke Joanne Gevaerts Frans Titel Vocabulaireverwerving Frans: motivatie en leerstrategieën Onderwerp Vocabulaireverwerving in Havo 3 Opleiding Doelgroep Havo 3 Sleuteltermen Links

Nadere informatie

0. LESVOORBEREIDING. Bij kennis verwerven en integreren

0. LESVOORBEREIDING. Bij kennis verwerven en integreren LESMODEL DIRECTE INSTRUCTIE Gebaseerd op: Ebbens e.a., Effectief leren in de les; R.J. Marzano, W. Miedema, Leren in vijf dimensies. Zie ook: www.histopia.nl docenten lesmodel (Bas van der Meijden). 0.

Nadere informatie

Titel Stap voor stap de inkomstenbelasting berekenen. P1. Loon- en inkomstenbelasting. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Titel Stap voor stap de inkomstenbelasting berekenen. P1. Loon- en inkomstenbelasting. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Auteur: Hofstee, Rémon (R.H.) Vakgebied Algemene Economie Titel Stap voor stap de inkomstenbelasting berekenen. P1. Onderwerp Opleiding Loon- en inkomstenbelasting Doelgroep VMBO- GTL, leerjaar 4 Sleuteltermen

Nadere informatie

Literatuurgeschiedenis, middeleeuwen, belevingswereld, expertmethode, thematische benadering, integrale benadering

Literatuurgeschiedenis, middeleeuwen, belevingswereld, expertmethode, thematische benadering, integrale benadering Pagina 1 van 5 Paper 4 Ontwerprapport Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Hees, W. van MA Nederlands Van dichten comt mi cleine bate:

Nadere informatie

Ontwerp onderzoek. Probleem beschrijving. Probleemanalyse. Karen Werter, Lesonderwerp: Sparen en lenen

Ontwerp onderzoek. Probleem beschrijving. Probleemanalyse. Karen Werter, Lesonderwerp: Sparen en lenen Ontwerp onderzoek Lesonderwerp: Sparen en lenen Probleem beschrijving In de eerste economie les die de leerlingen in de derde klas hadden heb ik het woord economie op het bord geschreven en door middel

Nadere informatie

Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming

Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen onderneming PAPER 1 - ONTWERPPLAN Naam: Luuk Schoenmakers Vakgebied: Management & Organisatie Titel: Contextgericht leren: leren met behulp van je eigen

Nadere informatie

Paper 3: Uitvoeringsfase. Management & Organisatie

Paper 3: Uitvoeringsfase. Management & Organisatie Paper 3: Uitvoeringsfase Naam auteur L. A. Molijn MSc. Vakgebied Management & Organisatie Titel Geld & Rente Onderwerp Enkelvoudige & Samengestelde interest Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Evaluatieonderzoek workshop Nieuws van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Evaluatieonderzoek workshop Nieuws van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Evaluatieonderzoek workshop Nieuws van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Verwachting, waardering en leerwinst van de Workshop Nieuws Laura Gil Castillo en Eva Mulder, januari 2009 Universiteit

Nadere informatie

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen DIDACTISCHE BEKWAAMHEID D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen Resultaat De leraar motiveert leerlingen om actief aan de slag te gaan. De leraar maakt doel en verwachting van de les duidelijk zorgt

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Literatuur, leeservaring, dialogisch leren, kwestie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Literatuur, leeservaring, dialogisch leren, kwestie Iris Hoogendoorn 5617596 Schoolvak Nederlands Ontwerponderzoek paper 3: onderzoeksopzet Ontwerprapport Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische referentie

Nadere informatie

Omschrijven, formules, natuurkunde, stappenplan, begripspracticum

Omschrijven, formules, natuurkunde, stappenplan, begripspracticum ONTWERP ONDERZOEK FORMULES OMSCHRIJVEN BIJ NATUURKUNDE IN 3 VWO Naam auteur Margriet van der Laan, Msc Vakgebied Natuurkunde Titel & onderwerp Formules omschrijven bij natuurkunde Opleiding Interfacultaire

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

Monique van Rooijen Don Boscocollege, Volendam 5 havo

Monique van Rooijen Don Boscocollege, Volendam 5 havo Lesontwerp 15. Einde van de koude oorlog Docent School Klas Monique van Rooijen Don Boscocollege, Volendam 5 havo Doel Deze lessen gaan over de volgende onderdelen uit de rubric: redeneren met meerdere

Nadere informatie

BIJLAGEN DOCENTENHANDLEIDING. Doel van de lessenserie

BIJLAGEN DOCENTENHANDLEIDING. Doel van de lessenserie BIJLAGEN DOCENTENHANDLEIDING Doel van de lessenserie De lessenserie is ontworpen met het oog op inzicht te geven over het schrijfproces. Als de leerlingen nu weten hoe een tekst te schrijven en die kennis

Nadere informatie

Modelleren en visualiseren

Modelleren en visualiseren Modelleren en visualiseren Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Dr. W. Weymiens (Wolf) Natuurkunde Modelleren en visualiseren Modelleren en voorkennis Interfacultaire

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Nijenhuis, N Vakgebied Natuurkunde Titel Wiskunde bij Natuurkunde: de afgeleide Onderwerp Wiskunde natuurkunde transfer Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Paper 2: Ontwerp. Samenvatting paper 1: Ontwerphypothese:

Paper 2: Ontwerp. Samenvatting paper 1: Ontwerphypothese: Paper 2: Ontwerp Samenvatting paper 1: Ontwerphypothese: Als ik bij het onderwerp radioactiviteit de leerlingen van klas 3A3 praktische opdrachten geef zodat ze actief met de leerstof bezig zijn, dan gaat

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

De onderwijsmethode Directe instructie

De onderwijsmethode Directe instructie De onderwijsmethode Directe instructie 1. Wat is Directe instructie? Directe instructie is een onderwijsmethode die nadruk legt op structuur, duidelijkheid en positieve ondersteuning van de student (Ebbens

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Paper 4 Uitvoering Samenvatting Lessenserie Dataverzameling

Ontwerponderzoek Paper 4 Uitvoering Samenvatting Lessenserie Dataverzameling ONTWERPRAPPORT Naam auteur(s) Sarah Schouten, MA Vakgebied CKV Titel Het Actief en Affectief Toepassen van Kunsttheoretische Kennis op Verschillende Nieuwe Voorbeelden in de Kunst Onderwerp Het toepassen

Nadere informatie

Leren & Instructie 3 ONTWERPOPDRACHT: HERONTWERPEN

Leren & Instructie 3 ONTWERPOPDRACHT: HERONTWERPEN Leren & Instructie 3 ONTWERPOPDRACHT: HERONTWERPEN Context In L&I 1 en 2 heb je je bekwaamd in het model didactische analyse voor je lesvoorbereidingen; in de praktijk heb je flink wat ervaring opgedaan

Nadere informatie

Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam ONTWERPRAPPORT Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen B.M. Deben Biologie Apenkoppen Verwondering over de overeenkomsten tussen het gedrag van mensen en andere zoogdieren

Nadere informatie

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen M.J.D. van den Bosch- Knip, Ir RBA Wiskunde DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO beschrijvende statistiek

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Schrijven, herschrijven, schrijfonderwijs, feedback geven, feedback ontvangen

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Schrijven, herschrijven, schrijfonderwijs, feedback geven, feedback ontvangen Naam auteur Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Inge van de Wiel Nederlands Peerfeedback in het schrijfproces Schrijfonderwijs Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep Gymnasium

Nadere informatie

Van nieuwtje tot nieuws

Van nieuwtje tot nieuws Universiteit van Amsterdam Interfacultaire Lerarenopleiding Van nieuwtje tot nieuws Actualiteit tijdens de maatschappijleerlessen Demy Olijhoek, 5872634 30 september 2013 1 Probleembeschrijving Voor dit

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Paper 3: Onderzoeksplan

Ontwerponderzoek Paper 3: Onderzoeksplan Ontwerponderzoek Paper 3: Onderzoeksplan Naam auteur(s) Vakgebied Titel A. Sturm, drs. Management & Organisatie Stappenplan als oplossingsstrategie voor vraagstukken hypothecaire leningen Onderwerp Probleem

Nadere informatie

Tekstbegrip bij 4 havo. Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam

Tekstbegrip bij 4 havo. Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Annette van Baalen Biologie Kun je lezen leren? Een onderzoek naar het effect van vraaggestuurd

Nadere informatie

Lambrecht Spijkerboer 12 oktober 17

Lambrecht Spijkerboer 12 oktober 17 Lambrecht Spijkerboer STA@Lambrechtspijkerboer.nl 12 oktober 17 De leerling in beeld Waarom eigenlijk toetsen? Wat wil je van de leerlingen weten? En wat willen de leerlingen van jou weten?... 4 vragen

Nadere informatie

Activerende didactiek

Activerende didactiek Activerende didactiek De verantwoording voor de lessenserie De activerende didactiek zorgt ervoor dat leerlingen actiever en zelfstandiger bezig zijn met leren, het laat leerlingen effectiever leren. De

Nadere informatie

Contextgerichte aanpak bij het onderwerp rechtsvormen. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Contextgerichte aanpak bij het onderwerp rechtsvormen. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam ONTWERPRAPPORT Naam auteur(s) Ronald Kuijper Vakgebied M&O Titel Rechtsvormen in context. Onderwerp Contextgerichte aanpak bij het onderwerp rechtsvormen. Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Docent: Eva Lems Datum: Tijd: 8.30 Klas: H3C Aantal lln: 26

Docent: Eva Lems Datum: Tijd: 8.30 Klas: H3C Aantal lln: 26 plan 1 i Docent: Eva Lems Datum: Tijd: 8.30 Klas: H3C Aantal lln: 26 onderwerp Beginsituatie kern Leerdoelen Docentdoelen ADHD Leerlingen hebben een hoofdstuk over gedrag gehad, maar vinden de relatie

Nadere informatie

Het verbeteren van zelfwerkzaamheid van 2 havo/vwo leerlingen.

Het verbeteren van zelfwerkzaamheid van 2 havo/vwo leerlingen. Bonaventuracollege Leiden Het verbeteren van zelfwerkzaamheid van 2 havo/vwo leerlingen. Advies voor docenten Sanne Macleane 2015 Inhoudsopgave Inleiding... 3 De opbouwende leerlijn van het zelfstandig

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013

Ontwerponderzoek Janneke Metselaar Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Ontwerponderzoek Janneke Metselaar - 10367705 Paper 2 Vak: Aardrijkskunde ILO - Universiteit van Amsterdam 4 april 2013 Gebruik van de laptop tijdens de Aardrijkskundeles Inhoud pagina Inleiding... 1 Onderzoeksmethodiek:

Nadere informatie

Datum: Les in reeks (nr1): Beginsituatie: wat is de aanpak van de kandidaten bij het beantwoorden van examenvragen

Datum: Les in reeks (nr1): Beginsituatie: wat is de aanpak van de kandidaten bij het beantwoorden van examenvragen LESPLANNEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN EXAMENTRAINING2 HAVO/VWO Leerdoelen les 1: Kandidaten reflecteren op: o welke strategie ze gebruiken om een examenvraag te kunnen beantwoorden o hoe ze met bronnen

Nadere informatie

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 pagina 3 van 12 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Opbouw van de syllabus 6 3 Het examen 8 4 De vraagstelling 9 5 Toepassing van het correctievoorschrift

Nadere informatie

Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten. Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten. Leraren Opleiding. Management & Organisatie Ontwerp Onderzoek: Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Leraren Opleiding Management & Organisatie Naam auteur(s) Vakgebied Bart Deelen M&O Student nr 10761799 Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Procent rekenen

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Paper 1: definitiefase

Ontwerponderzoek Paper 1: definitiefase Denkstappen maken bij het werken met vergelijkingen Ontwerponderzoek Paper 1: definitiefase Naam auteur Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Dickens van der Werff, ir Wiskunde Denkstappen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10683 20 april 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 april 2015, nr. VO/741555,

Nadere informatie

Maatschappijwetenschappen

Maatschappijwetenschappen Maatschappijwetenschappen Wat is MAW? Verschil Maatschappijleer en MAW Maatschappijleer Verplicht 1 jaar Combinatiecijfer Maatschappijwetenschappen Keuzevak vwo 4, 5 en 6 SE en CE Doel: burgerschapsvorming

Nadere informatie

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Inleiding en leerdoelen Leren en studeren is een belangrijk onderdeel in je opleiding tot verpleegkundige. Om beter te leren studeren is het belangrijk niet

Nadere informatie

Leerwerkstage 1. voorbereiden, uitvoeren en evalueren lesactiviteiten. Project: informatievaardigheden (mediawijsheid)

Leerwerkstage 1. voorbereiden, uitvoeren en evalueren lesactiviteiten. Project: informatievaardigheden (mediawijsheid) Leerwerkstage 1 voorbereiden, uitvoeren en evalueren lesactiviteiten Project: informatievaardigheden (mediawijsheid) Activiteiten tijdens de stage Eerst geven we een globaal overzicht van de verschillende

Nadere informatie

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig.

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig. Paper 1 Ontwerpplan Criterium Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Excellent Probleembeschrijving Paper maakt niet duidelijk welk probleem (welke wens) centraal staat en om welke reden. Paper beschrijft

Nadere informatie

OVERDRACHTSKUNDE. Stichting Kwaliteitscentrum Schoonheidsverzorging Utrecht

OVERDRACHTSKUNDE. Stichting Kwaliteitscentrum Schoonheidsverzorging Utrecht OVERDRACHTSKUNDE EXAMENEISEN THEORIE SCHOONHEIDSVERZORGING B VERSIE JULI 2010 STICHTING KWALITEITSCENTRUM SCHOONHEIDSVERZORGING Exameneisen STRUCTUUR THEORIE-EXAMEN: OVERDRACHTSKUNDE Examen Overdrachtskunde

Nadere informatie

Job Aid: Hoe kun je een responsiecollege vormgeven?

Job Aid: Hoe kun je een responsiecollege vormgeven? Job Aid: Hoe kun je een responsiecollege vormgeven? Doel van een responsie college Het is een plenaire bijeenkomst (PB) waar studenten vragen over de leerstof kunnen stellen. Zij moeten zich hiervoor altijd

Nadere informatie

Lesplanformulier. Les wordt gegeven in een open ruimte met ronde tafels en een computergedeelte. Een les duurt 50 minuten

Lesplanformulier. Les wordt gegeven in een open ruimte met ronde tafels en een computergedeelte. Een les duurt 50 minuten Lesplanformulier naam student : Aukelien Stalman opleiding : docent GZW jaar : 3 naam school : Gomarus College Assen coach : klas : 1 datum van de les: mei 2017 Lesonderwerp: Biologie stevigheid en beweging

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Iris Hoogendoorn 5617596 Schoolvak Nederlands Ontwerponderzoek paper 4: uitvoering Ontwerprapport Naam auteur(s) I. Hoogendoorn, MA Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische

Nadere informatie

Een geslaagde activiteit

Een geslaagde activiteit Een geslaagde activiteit Toelichting: Een geslaagde activiteit Voor Quest 4 heb ik een handleiding gemaakt met daarbij de bijpassend schema. Om het voor de leerkrachten overzichtelijk te maken heb ik gebruik

Nadere informatie

Praktijkgericht onderwijs.

Praktijkgericht onderwijs. Praktijkgericht onderwijs. Paper 1 - Ontwerpplan Naam: Alexandra van Bon Studentnummer: 10409335 Vak: Management & Organisatie Titel: Praktijkgericht onderwijs. Onderwerp: Door contextgericht onderwijs

Nadere informatie

Tekstbegrip bij 4 havo. Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam

Tekstbegrip bij 4 havo. Interfacultaire Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Annette van Baalen Biologie Kun je lezen leren? Een onderzoek naar het effect van vraaggestuurd

Nadere informatie

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + + Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands? - + + De gebruikte methoden stellen duidelijke (toetsbare) doelen en leerlijnen voor begrijpend lezen. Zwakke lezers krijgen een aanvullend

Nadere informatie

Ontwerprapport. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Algebra, Variabelen, Algebraïseren, Formaliseren, Modelleren

Ontwerprapport. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Algebra, Variabelen, Algebraïseren, Formaliseren, Modelleren Ontwerprapport Naam auteur(s) H.E. Spreeuw, drs. Vakgebied Wiskunde Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Leren modelleren Algebra Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen

Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen Lesontwerp 9. Examenvoorbereiding maatschappijwetenschappen Ontwikkelaar School Vak Groep Genre Gianna Troiani & Henri Boer Cartesius Lyceum, Amsterdam Maatschappijwetenschappen 5 havo/ 6 vwo argumenteren,

Nadere informatie

Stap 2 Leeractiviteiten ontwerpen

Stap 2 Leeractiviteiten ontwerpen Stap 2 Leeractiviteiten ontwerpen Bij het ontwerpen van een leeractiviteit is het belangrijk dat je vertrekt vanuit het doel dat je ermee hebt. Het overzicht leeractiviteit organiseren geeft een aantal

Nadere informatie

de koude oorlog geschiedenis Tijdens de Koude Oorlog stonden er twee grote machtsblokken kinderen. Maak dan gebruik van het werkboekje (zie bijlage).

de koude oorlog geschiedenis Tijdens de Koude Oorlog stonden er twee grote machtsblokken kinderen. Maak dan gebruik van het werkboekje (zie bijlage). geschiedenis de koude oorlog Omschrijving van de opdracht: Introductie Thema: Koude Oorlog In dit thema staat de volgende hogere orde denkvraag centraal: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Paper 4 Uitvoering

Ontwerponderzoek Paper 4 Uitvoering Ontwerponderzoek Paper 4 Uitvoering Student Graziella de Guytenaere (studentnummer: 0409170) Docent Abdul A. Rezaei Vakdidacticus Datum: 05 juli 2012, Amsterdam 1 Inhoudsopgave Blz. Inleiding 3 1. Samenvatting

Nadere informatie

Educatief arrangeren rond LOB

Educatief arrangeren rond LOB Educatief arrangeren rond LOB Vorige week Contact met de docent deze week NAW-gegevens via CF Afspraken met begeleider Maken van het Werkplan Voorbereiden van het interview Vragen naar aanleiding van vorig

Nadere informatie

Titel: Creatief met (kilo) gram Groep 5 rekenen 1

Titel: Creatief met (kilo) gram Groep 5 rekenen 1 Titel: Creatief met (kilo) gram Groep 5 rekenen 1 De leerlingen gaan in deze les op een speelse en kritische manier een verdieping leggen in de begrippen kilogram en gram aangezien de meeste leerlingen

Nadere informatie

Ontwerponderzoek Paper 4: Uitvoering

Ontwerponderzoek Paper 4: Uitvoering Ontwerponderzoek Paper 4: Uitvoering Naam auteur(s) A. Sturm, drs Vakgebied Management & Organisatie Titel Stappenplan als oplossingsstrategie voor vraagstukken hypothecaire leningen Onderwerp Probleem

Nadere informatie

LESPLANNEN GS-HOLOCAUST

LESPLANNEN GS-HOLOCAUST LESPLANNEN GS-HOLOCAUST 1. ophalen kennis Jodenvervolging / Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog / pers in oorlogstijd 2. ophalen kennis argumenteren Les in reeks (nr): 1 Vooraf: uitdelen leerlingen

Nadere informatie

OPDRACHT FORMATIEF EVALUEREN: VAN CONTROLEREN NAAR INFORMEREN

OPDRACHT FORMATIEF EVALUEREN: VAN CONTROLEREN NAAR INFORMEREN OPDRACHT FORMATIEF EVALUEREN: VAN CONTROLEREN NAAR INFORMEREN BESCHRIJVING OPDRACHT In deze opdracht leer je hoe je door meer en beter formatief te evalueren toetsen onderdeel van het leerproces kan maken,

Nadere informatie

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen M.J.D. van den Bosch- Knip, Ir RBA Wiskunde DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO beschrijvende statistiek

Nadere informatie

Docentenhandleiding, Leren Modelleren. Amsterdam, 27 maart Inleiding

Docentenhandleiding, Leren Modelleren. Amsterdam, 27 maart Inleiding Docentenhandleiding, Leren Modelleren Amsterdam, 27 maart 2014 Inleiding Deze docentenhandleidng behoort bij mijn ontwerpopdracht Leren Modelleren die ik eind 2013, begin 2014 scheef in het kader van mijn

Nadere informatie

Evelien Engele, Demy Olijhoek en Eelco Vijzelaar. Nederlands, Maatschappijleer en Scheikunde

Evelien Engele, Demy Olijhoek en Eelco Vijzelaar. Nederlands, Maatschappijleer en Scheikunde Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Profiel Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Links Bibliografische referentie Evelien Engele, Demy Olijhoek en Eelco Vijzelaar Nederlands, Maatschappijleer en Scheikunde

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen M.J.D. van den Bosch- Knip, Ir RBA Wiskunde Beschrijvende statistiek in 4Havo beschrijvende statistiek Interfacultaire Lerarenopleidingen,

Nadere informatie

Zelfgestuurd leren met Acadin

Zelfgestuurd leren met Acadin Zelfgestuurd leren met Acadin 1. Wat is zelfgestuurd leren? Zelfgestuurd leren wordt opgevat als leren waarbij men zelfstandig en met zin voor verantwoordelijkheid de sturing voor de eigen leerprocessen

Nadere informatie

Onderwijs op het Cals College Nieuwegein

Onderwijs op het Cals College Nieuwegein Onderwijs op het Cals College Nieuwegein 2017-2020 1 Onze kernwaarden Ambities onderwijsvernieuwing 2017-2020 We hebben vertrouwen in elkaars We streven een sfeer van openheid kunnen en bedoelingen. We

Nadere informatie

Wiskunde: vakspecifieke toelichting en tips

Wiskunde: vakspecifieke toelichting en tips Wiskunde: vakspecifieke toelichting en tips Met deze voorbeelden van taken voor de wiskundelessen willen wij verschillende ideeën illustreren. Ten eerste geven zij een idee wat bedoeld wordt met hele-taakeerst

Nadere informatie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Blooms taxonomie Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Evalueren Evalueren = de vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie etc) te kunnen beoordelen

Nadere informatie

BIJLAGE 1.1 Lesplan les 1

BIJLAGE 1.1 Lesplan les 1 BIJLAGE 1.1 Lesplan les 1 Datum: 12-05- 2014 Tijd: 11.40-12.40 Klas: 3hvD Aantal aanwezigen: 24 Lesonderwerp Talen in Spaanstalige landen; reizen in Latijns-Amerika Beginsituatie (De lln voelt, vindt,

Nadere informatie

De Taxonomie van Bloom Toelichting

De Taxonomie van Bloom Toelichting De Taxonomie van Bloom Toelichting Een van de meest gebruikte manier om verschillende kennisniveaus in te delen, is op basis van de taxonomie van Bloom. Deze is tussen 1948 en 1956 ontwikkeld door de onderwijspsycholoog

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Natuurkunde, formules, omschrijven, stappenplan, grootheden

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam. Natuurkunde, formules, omschrijven, stappenplan, grootheden ONTWERPONDERZOEK 1 PAPER 2 Naam auteur(s) Roy Lagerburg, MSc Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische referentie Natuurkunde Geen trucs maar dieper inzicht Natuurkundige

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER 2018 The Spirit Level Een authentieke toetstaak in de praktijk Niels Hoendervanger Stedelijk Gymnasium Nijmegen The Spirit Level Wat gaan we doen? Korte introductie op de taak

Nadere informatie