college van burgemeester en schepenen Zitting van 20 mei 2016

Transcriptie

1 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 20 mei 2016 Besluit A-punt KENNIS GENOMEN Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester de heer Koen Kennis, schepen; de heer Philip Heylen, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; de heer Claude Marinower, schepen; de heer Marc Van Peel, schepen; de heer Rob Van de Velde, schepen; mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen; de heer Fons Duchateau, schepen de heer Roel Verhaert, stadssecretaris _CBS_04287 Milieuvergunningen Vlarem klasse 3 bijzondere voorwaarden - Derek Bandencentrale vof, Herentalsebaan 162, 2100 Deurne-Antwerpen. Dossiernummer MV2016/058/VS - Kennisneming Beknopte samenvatting Derek bandencentrale vof vraagt een melding klasse 3 aan voor de exploitatie van een bandencentrale. Motivering Aanleiding en context Aanvrager: Derek Bandencentrale vof - Herentalsebaan Deurne-Antwerpen. De aanvraag omvat de exploitatie van een bandencentrale. Juridische grond Het milieuvergunningendecreet van 28 juni 1985, meermaals gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I en II) bepalen dat niemand zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning of melding een als hinderlijk ingedeelde inrichting klasse 1, 2 of 3 mag exploiteren of veranderen. Artikel 4 2 van het milieuvergunningendecreet bepaalt dat niemand zonder daarvan vooraf melding te hebben gemaakt, een inrichting die tot de klasse 3 behoort, mag exploiteren of veranderen. Artikel 20 van het milieuvergunningendecreet en artikel van Vlarem II bepalen dat aan inrichtingen van klasse 3 bijzondere vergunningsvoorwaarden kunnen worden opgelegd. Regelgeving: bevoegdheid Artikel 4 1 van Vlarem I bepaalt dat het college akte moet nemen van meldingen van klasse 3-inrichtingen. Argumentatie De volgende melding van klasse 3-inrichting(en) werd volledig en ontvankelijk bevonden zodat van deze melding akte kan worden genomen zoals voorzien in de Vlarem-procedure. 1 / 8

2 Financiële gevolgen Nee Besluit Artikel 1 Het college neemt akte van de klasse 3-inrichting zoals vermeld in het verslag van de dienst milieuvergunningen dat werd opgenomen als bijlage. Artikel 2 Het college beslist dat de exploitant volgende algemene en sectorale voorwaarden dient na te leven: algemene milieuvoorwaarden algemeen hoofdstuk 4.1, 4.7, 4.9 en bijlagen , , , en 4.8; algemene milieuvoorwaarden geluid hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, en 4.5.6; algemene milieuvoorwaarden hoofdstuk 4.2 en bijlagen , oppervlaktewater en ; algemene milieuvoorwaarden lucht hoofdstuk 4.4 en bijlagen tot en hoofdstuk 4.10; algemene milieuvoorwaarden licht hoofdstuk 4.6. garages, parkeerplaatsen en hoofdstuk 5.15; herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen behandelen van gassen - gemeenschappelijke hoofdstuk ; bepalingen fysisch behandelen van gassen hoofdstuk Artikel 3 Het college beslist dat de exploitant volgende bijzondere voorwaarden dient na te leven: 1. brandcompartimentering van de bandenopslagruimte tegenover de rest van het gebouw is verplicht (minstens EI 60 voor muren en vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); 2. brandcompartimentering van de uitgangen voor bewoners in het gebouw ten opzichte van de bandenopslagplaats is verplicht (minstens EI 60 voor muren/vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); 3. bandenopslag wordt enkel toegestaan op de gelijkvloerse verdieping; 4. het diepste punt voor de opslag van banden tegenover de opstelplaats voor een brandweerwagen is 60 meter; 5. er moet een algemeen automatisch branddetectiesysteem geplaatst worden met duidelijke signaaloverdracht naar alle bewoners. Na plaatsing moet de installatie goedgekeurd worden door een externe dienst voor technische controle; 2 / 8

3 6. opslag van ontvlambare producten en werkzaamheden die brand kunnen veroorzaken, zijn verboden in de opslagplaats; 7. de stedenbouwkundige situatie dient in orde te zijn alvorens de exploitatie kan aanvatten; 8. op het openbaar domein mag zich geen wachtrij vormen. Wachtende klanten moeten dus inpandig hun wagen kunnen stallen. Artikel 4 Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen. Bijlagen 1. MV2016_058_VS_bijlage_ebesluit_kl3_vw.docx Verslag van de dienst milieuvergunningen Feiten en context Op 11 februari 2016 heeft Derek Bandencentrale vof, Herentalsebaan 162, 2100 Deurne-Antwerpen, een melding ingediend voor een klasse 3-inrichting. De melding omvat de exploitatie van een bandencentrale. De inrichting is gelegen op hetzelfde adres, kadastraal gekend als Antwerpen afdeling 32 sectie B nummer 1016 K4. Volgens de aanvrager zijn volgende rubrieken van toepassing: Rubrieknummer Omschrijving Gevraagd voor 15.2 werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5; koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kw tot en met 200 kw. 5,5 kw Fasering Procedurestap Datum ontvangstdatum 11 februari 2016 Adviezen De gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar gaf op 31 maart 2016 het volgende advies (kenmerk ): Stedenbouwkundige gegevens uit de plannen van aanleg De aanvraag betreft een milieuvaanvraag voor de exploitatie van een nieuwe inrichting klasse 3, met name de uitbating van een bandencentrale. 3 / 8

4 Stedenbouwkundige beoordeling De aanvraag situeert zich volgens het gewestplan in een woongebied. Deze woongebieden zijn in toepassing van de voorschriften horende bij het gewestplan bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Voor de voorgestelde functie van bandencentale (handel) werd echter geen stedenbouwkundige vergunning verleend. De laatst verleende vergunning voor dit pand dateert van 2013 en handelt over het regulariseren en verbouwen van een magazijn en het uitbreiden van appartementen. Aan de straatzijde, naast de inrit naar het achtergelegen magazijn is eveneens een klein gedeelte vergund als handelspand. Het wijzigen van de functie van magazijn (een functie welke gecategoriseerd kan worden onder de noemer industrie en bedrijvigheid ) naar de functie detailhandel is in toepassing van artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen (wijziging 19/11/2015) vergunningsplichtig. Voor deze beoogde functiewijziging werd tot op heden geen stedenbouwkundige vergunning verleend. Naast het vergunningstechnische aspect dient ook de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening geëvalueerd te worden. Deze verenigbaarheid met de onmiddellijke omgeving is hier een niet te verwaarlozen factor. Zoals hierboven aangehaald zijn woongebieden bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, ( ). Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Een woonzone is dus in feite een gemengd gebied, waar niet alleen het wonen, maar ook alle functies die daar direct bij aansluiten, thuishoren. De inrichting moet bestaanbaar zijn met de bestemming woongebied alsook verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Hiervoor is de aard en de omvang van het bedrijf een niet te verwaarlozen aspect en hinderlijke bedrijvigheid kan in woongebieden enkel worden toegelaten indien de hinder binnen aanvaardbare grenzen kan gehouden worden en de inrichting tot de normale uitrusting van het woongebied kan worden gerekend. Voor het beoordelen van de verenigbaarheid van een hinderlijke functie, in dit geval een bandencentrale, is een goede afstemming tussen de verschillende aspecten zoals milieuaspecten en stedenbouwkundige aspecten van uitermate groot belang zodanig zodat een totaalbeeld van de situatie kan voorgelegd worden aan het college. Zo kan de vergunningverlenende overheid de reële verenigbaarheid met de omgeving schatten. De specifieke voorwaarden die door het college gesteld worden aan deze inrichtingen houden onder andere in dat de exploitant maatregelen neemt om hinder op de openbare weg als gevolg van de uitbating van de bandencentrale, zowel binnen als buiten de openingsuren, te voorkomen. Teneinde dit te realiseren mogen wachtende klanten zich nooit opstellen op de openbare weg. Ook na de werken blijven de wagens opgesteld in de bedrijfsruimte. 4 / 8

5 Uit de plannen valt niet af te leiden of de aanvraag in overeenstemming is met de bouwcode. Voor het pand werd eerder een aanvraag ingediend om van het magazijn een handcarwash te maken. Deze aanvraag werd door het college ongunstig beoordeeld, grotendeels omwille van het verkeers- en mobiliteitsaspect. Hoewel een handcarwash (dienst) een andere hoofdbestemming is dan bandencentrale (handel), is de overlast die ontstaat naar de omgeving van een vergelijkbare orde. Beide functies houden een zeker aantal verkeersbewegingen in. Het lijkt dan ook opportuun om de impact op de omgeving van een bandencentrale hetzelfde in te schatten dan deze van een handcarwash. De aangehaalde argumenten met betrekking tot mobiliteit en veiligheid aangaande een handcarwash kunnen voor een bandencentrale dan ook enkel herhaald worden. De Herentalsebaan is een gewestweg en ligt op een bovenlokale fietsroute. De toegelaten snelheid is 50km/u en hij is gecategoriseerd als stedelijke hoofdverkeersweg. Deze heeft als functie het verbinden van stadsdelen onderling en met bestemmingen buiten de stad. Gezien deze weg, die op de plek van de bandencentrale aansluit op de Boterlaarbaan, zowel op een bovenlokale als een lokale fietsroute ligt, kunnen we besluiten dat het aantal passanten per fiets of te voet hier aanzienlijk is. Voor een handcarwash werd opgemerkt dat in- en uitrijdende auto's elkaar niet kunnen kruisen in de ingang van de carwash. Dit zorgt ervoor dat wagens moeten halteren op de openbare weg. Ditzelfde geldt voor een bandencentrale. Concreet houdt dat in dat een wagen die moet wachten om binnen te rijden zowel het voetpad als het fietspad blokkeert. Het conflict met voetgangers en fietsers is bijgevolg groot. De bandencentrale is voor auto's enkel bereikbaar via de verlaagde boordsteen op het kruispunt met de Herentalsebaan/Boterlaanbaan. Deze verlaagde boordsteen ligt aan de voet van het zebrapad en vormt zo de plaats waar voetgangers die willen oversteken, zich opstellen. Dit is een zeer onduidelijke situatie voor de verschillende weggebruikers en kan dus zorgen voor aanzienlijke conflicten tussen auto's en wachtende voetgangers. Aangezien de Herentalsebaan ook een belangrijke fietsroute is, zijn er hier heel wat fietsers te verwachten. Het is moeilijk om als autobestuurder op deze plaats in te schatten welke route fietsers zullen volgen (Herentalsebaan of Boterlaarbaan), waardoor mogelijke conflicten met fietsers niet uit te sluiten zijn. De inrit is gelegen op het kruispunt, wagens die buiten rijden uit de bandencentrale hebben geen zicht op de verkeerslichten op het kruispunt, dus het is niet voor de hand liggend om in te schatten wanneer ze op een veilige manier de weg op kunnen rijden. Wie vanuit de Boterlaarbaan de bandencentrale wil binnen rijden kruist het gehele kruispunt en komt zo in conflict met het rijdend verkeer. Dit kan voor heel wat overlast zorgen op deze toch wel belangrijke verkeersader, waar ook het openbaar vervoer gebruik van maakt. Op basis van voornoemde argumenten is de impact van de voorgestelde functie op de mobiliteit en veiligheid van de plek onaanvaardbaar. Rekening houdend met het voorgaande kan besloten worden dat de vooropgestelde functie van bandencentrale vanuit ruimtelijk oogpunt niet verenigbaar is met de specifieke bestaande context, waardoor een stedenbouwkundige aanvraag voor het installeren van een 5 / 8

6 bandencentrale op deze plek niet in aanmerking kan komen voor het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning. Conclusie Omwille van bovenstaande redenen is het stedenbouwkundig advies voor deze milieuaanvraag negatief. Beoordeling In Deurne, op het drukke kruispunt van Herentalsebaan en Boterlaarbaan, bevindt zich Derek Bandencentrale. Deze inrichting, waar sinds 2011 een carwash gehuisvest was, is sedert een half jaar in exploitatie. De banden zijn netjes in rekken gestapeld. Echter hangen er ook banden tegen de muren en worden de banden wegens plaatsgebrek ook tegen de muren opgestapeld. Volgens het uitvoeringsplan gaat het slechts over 250 banden. In de inrichting zijn drie brandblusapparaten aanwezig. De impact van de activiteiten op de directe omgeving zijn niet te verwaarlozen. De inrichting is vlakbij het kruispunt van de Herentalsebaan en de Borsbeeksteenweg gelegen. Het in- en uitrijden van voertuigen op deze plaats is niet evident en kan zelfs aanleiding geven tot potentieel gevaarlijke verkeersituaties. Klanten van de inrichting moeten ter hoogte van het kruispunt van de rijbaan (afslag richting Herentalsebaan) de fietsstrook en het verbrede voetpad dwarsen om de ingang te bereiken en dit in de directe nabijheid van een bushalte en bovendien de tramsporen. De inplanting van de inrichting met de daar onlosmakelijk aan verbonden heikele toegankelijkheid (er is geen alternatief) maken dat de externe veiligheid op het vlak van verkeersveiligheid door de exploitatie in het gedrang komt. Klanten die de inrichting willen binnenrijden, moeten een voet- en fietspad van ongeveer zeven meter breed over wat tot gevaarlijke situaties zou kunnen leiden. Uit veiligheidsoverwegingen adviseert de brandweer hulpverleningszone Antwerpen 1 in de eerste plaats géén opslag van banden in een woongebied of een gebied met scholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, rustoorden en dergelijke toe te laten. Brandende banden geven een zwarte, onweerlegbaar toxische en kankerverwekkende rookontwikkeling en zijn moeilijk te blussen. Dit soort opslag hoort dan ook niet thuis in een woongebied of een gebied met kwetsbare personen. Gezien een milieumelding niet kan geweigerd worden, adviseert de brandweer dan ook om minstens volgende brandvoorzorgsmaatregelen op te leggen: brandcompartimentering van de bandenopslagruimte tegenover de rest van het gebouw is verplicht (minstens EI 60 voor muren en vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); brandcompartimentering van de uitgangen voor bewoners in het gebouw ten opzichte van de bandenopslagplaats is verplicht (minstens EI 60 voor muren/vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); bandenopslag wordt enkel toegestaan op de gelijkvloerse verdieping; het diepste punt voor de opslag van banden tegenover de opstelplaats voor een brandweerwagen is 60 meter; er moet een algemeen automatisch branddetectiesysteem geplaatst worden met duidelijke signaaloverdracht naar alle bewoners. Na plaatsing moet de installatie goedgekeurd worden door een externe dienst voor technische controle; 6 / 8

7 opslag van ontvlambare producten en werkzaamheden die brand kunnen veroorzaken, zijn verboden in de opslagplaats. Het advies van de dienst stedenbouwkundige vergunningen is negatief gezien de functie van bandencentrale vanuit ruimtelijk oogpunt niet verenigbaar is met de specifieke bestaande context. Er wordt dan ook gewezen op het feit dat de stedenbouwkundige situatie in overeenstemming moet zijn met de geplande situatie alvorens men tot exploitatie kan overgaan. Conclusie Mits voldaan wordt aan de voorgestelde algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de Vlarem-wetgeving en kan deze geakteerd worden. Algemene en sectorale voorwaarden algemene milieuvoorwaarden algemeen hoofdstuk 4.1, 4.7, 4.9 en bijlagen , , , en 4.8; algemene milieuvoorwaarden geluid hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, en 4.5.6; algemene milieuvoorwaarden hoofdstuk 4.2 en bijlagen , en oppervlaktewater algemene milieuvoorwaarden lucht algemene milieuvoorwaarden licht hoofdstuk 4.6. garages, parkeerplaatsen en hoofdstuk 5.15; herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen behandelen van gassen - gemeenschappelijke hoofdstuk ; bepalingen fysisch behandelen van gassen hoofdstuk ; hoofdstuk 4.4 en bijlagen tot en hoofdstuk 4.10; Bijzondere voorwaarden 1. brandcompartimentering van de bandenopslagruimte tegenover de rest van het gebouw is verplicht (minstens EI 60 voor muren en vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); 2. brandcompartimentering van de uitgangen voor bewoners in het gebouw ten opzichte van de bandenopslagplaats is verplicht (minstens EI 60 voor muren/vloeren, zelfsluitende deuren minstens EI 1 60); 3. bandenopslag wordt enkel toegestaan op de gelijkvloerse verdieping; 4. het diepste punt voor de opslag van banden tegenover de opstelplaats voor een brandweerwagen is 60 meter; 5. er moet een algemeen automatisch branddetectiesysteem geplaatst worden met duidelijke signaaloverdracht naar alle bewoners. Na plaatsing moet de installatie goedgekeurd worden door een externe dienst voor technische controle; 6. opslag van ontvlambare producten en werkzaamheden die brand kunnen veroorzaken, zijn verboden in de opslagplaats; 7. de stedenbouwkundige situatie dient in orde te zijn alvorens de exploitatie kan aanvatten; 8. op het openbaar domein mag zich geen wachtrij vormen. Wachtende klanten moeten dus inpandig hun wagen kunnen stallen. 7 / 8

8 Niet digitale bijlagen Het volledige dossier is ter inzage volgens de richtlijnen van de openbaarheid van bestuur. 8 / 8