Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4. Gemeente Beverwijk

Transcriptie

1 Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Beverwijk

2

3 Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners, prestatievelden 1 t/m 4 Gemeente Beverwijk augustus 2011

4 COLOFON Samenstelling Andrew Britt Mark Gremmen Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus HE Den Haag SGBO Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.

5 INHOUDSOPGAVE Inleiding 1 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Achtergrondgegevens respondenten 3 2 Sociale samenhang en leefbaarheid Sociale en fysieke kwaliteitsscores Ongemakken in de openbare ruimte Voorzieningen in de buurt Sociale cohesie Sociale contacten Sociaal netwerk Discriminatie Bemoeizorg / signalering Verenigingsleven 18 3 Vrijwilligerswerk en zorg voor anderen Vrijwilligerswerk Mantelzorg Overbelasting Ondersteuning aan mantelzorgers 26 4 Jeugd en opvoeding 29 5 Vragen over zorg, wonen en welzijn Informatie en advies vanuit de gemeente Beleidsparticipatie / Bekendheid met de Wmo 32 Samenvatting en aanbevelingen 33 Bijlage 37

6

7 Inleiding Voor u ligt het rapport Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners (prestatievelden 1 t/m 4). De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gaat over heel veel onderwerpen. Kern van de wet is dat mensen moeten kunnen blijven meedoen in de samenleving (participeren). De gemeente heeft als taak mensen te helpen voor wie het meedoen niet vanzelf gaat. Dit doet de gemeente door middel van voorzieningen ter versterking van de sociale samenhang en leefbaarheid in wijken; door steun en hulp bij opvoeden en opgroeien; door het geven van informatie en advies aan burgers met vragen over wonen, welzijn en zorg; het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; het verlenen van hulp bij het huishouden, vervoer of een andere individuele voorziening; het bieden van maatschappelijke opvang zoals vrouwenopvang; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheid en het tegen gaan van verslavingen. De gemeente doet dat niet allemaal zelf. De uitvoering gebeurt meestal door organisaties, die in veel gevallen (gedeeltelijk) worden gefinancierd door de gemeente. Aangezien burgers een centrale positie hebben in de Wmo worden zij betrokken bij het opstellen en bijstellen van het beleid. Het rapport gaat in op de vier prestatievelden die samenhangen met de bovengenoemde uitdagingen namelijk: 1 Het bevorderen van de sociale samenhang in en de leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2 Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen die problemen hebben met opgroeien en van ouders die problemen hebben met opvoeden. 3 Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4 Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. In het onderzoek hebben inwoners hun mening gegeven over zaken als de woonomgeving, de eventuele ontvangen ondersteuning voor opvoeding, mantelzorgers, vrijwilligers en de informatievoorziening vanuit de gemeente over zorg, wonen en welzijn. In dit rapport wordt de beleving van de inwoners van de gemeente Beverwijk vergeleken met die van de inwoners van alle deelnemende gemeenten, de zogenoemde referentiegroep. Het rapport geeft inzicht in wat de sterke punten en verbeterpunten van de gemeente Beverwijk zijn als het gaat om de tevredenheid van de burgers over de praktische invulling van de Wmo. Mede hierdoor biedt het rapport concrete aanknopingspunten voor verbeteringen. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 1

8 Leeswijzer Het rapport bestaat uit 5 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens van het onderzoek en de deelnemers. In hoofdstuk 2 wordt de sociale en fysieke kwaliteit binnen de gemeente besproken. Hoe beleven mensen hun buurt? Hoe zijn de sociale contacten binnen de gemeente, et cetera? Hoofdstuk 3 gaat in op vrijwilligerswerk en zorg voor anderen. De bekendheid met en tevredenheid over opvoedingsondersteuning en de voorzieningen voor de jeugd in de gemeente komen in hoofdstuk 4 aan bod. Tenslotte gaat hoofdstuk 5 in op de tevredenheid over de informatievoorziening vanuit de gemeente op het gebied van zorg, wonen en welzijn en beleidsparticipatie en bekendheid met de Wmo in het algemeen. Gemeente Beverwijk heeft de resultaten van dit onderzoek laten uitsplitsen naar 6 wijken te weten: N % N Wijk aan Zee 46 6% Broekpolder en Industriegebied % Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein % Westertuinen en Vondelkwartier % Centrum en Kuenenplein / Plantage % Somagebied 45 6% Alle segmenten % SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 2

9 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Het belevingsonderzoek onder inwoners is in juni 2011 uitgevoerd. In totaal hebben 25 1 gemeenten aan het onderzoek deelgenomen. De deelnemende gemeenten hebben een aselecte steekproef getrokken van inwoners van 18 jaar en ouder, die zij hebben aangeschreven met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Om de resultaten van de gemeenten onderling goed te kunnen vergelijken, is gebruik gemaakt van een uniforme vragenlijst. In totaal hebben 824 van de 2200 aangeschreven burgers uit de gemeente Beverwijk de vragenlijst ingevuld. De respons voor de gemeente Beverwijk is daarmee 37%. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 39%. 1.1 Achtergrondgegevens respondenten In het onderzoek is gevraagd naar de leeftijd van de respondenten. In onderstaande figuur zijn de respondenten verdeeld naar leeftijdscategorie voor de gemeente Beverwijk en voor alle deelnemende gemeenten. Figuur 1 Verdeling leeftijden van respondenten Beverwijk 2010 Referentiegroep De meeste respondenten behoren tot de leeftijdcategorie jaar (58%). In Beverwijk zijn de respondenten uit de leeftijdsklasse jaar en de leeftijdsklasse 75 jaar en ouder bovengemiddeld vertegenwoordigd. 1 Beemster, Beesel, Beverwijk, Brielle, Bunschoten, Dantumadiel, Deurne, Dongeradeel, Edam-Volendam, Heemskerk, Heerenveen, Heiloo, Heumen, IJsselstein, Krimpen aan den IJssel, Lingewaard, Lisse, Nederlek, Noordwijk, Ouderkerk, Skarsterlân, Tynaarlo, Voorst, Westland, Wijk bij Duurstede SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 3

10 Aan respondenten is gevraagd naar de samenstelling van hun huishouden (gehuwd/samenwonend, alleenstaand, met of zonder (thuiswonende) kinderen). De resultaten zijn te lezen in de volgende figuur. Figuur 2 Samenstelling huishouden Beverwijk 2010 Referentiegroep Ruim twee op de vijf respondenten (43%) in Beverwijk woont samen zonder (thuiswonende) kinderen. Ten opzichte van de referentiegroep is deze groep minder sterk vertegenwoordigd. Alleenstaanden zonder thuiswonende kinderen komen daarentegen in Beverwijk vaker voor dan in de referentiegroep. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 4

11 2 Sociale samenhang en leefbaarheid 2.1 Sociale en fysieke kwaliteitsscores Veruit de meest gangbare indicatoren voor sociale cohesie en leefbaarheid zijn de schaalscores sociale en fysieke kwaliteit. De schaalscores over sociale en fysieke kwaliteit zijn gebaseerd op meerdere vragen over hetzelfde onderwerp. Samenhangende vragen worden hiertoe gebundeld. Elke antwoordcategorie van een vraag krijgt, afhankelijk van de lading, een waarde toegekend. Rekening houdend met deze waarde en het aantal antwoordcategorieën kan een schaalscore worden berekend die resulteert in een waarde tussen 0 en 10. Ten behoeve van de schaalscore op sociale kwaliteit zijn de stellingen over de sociale omgang in een buurt samengenomen. Het betreft stellingen over omgang, interactie, gezelligheid en saamhorigheid in de buurt. De antwoordcategorieën die een positieve invloed hebben op de sociale cohesie krijgen een hogere waarde toegekend dan antwoordcategorieën die daar een negatieve invloed op hebben. De schaalscore varieert van 0 (weinig cohesie) tot 10 (veel cohesie). Dus hoe hoger de score, hoe beter. Beverwijk scoort een 6,1 op het aspect sociale kwaliteit. De sociale cohesie is daarmee lager dan in de referentiegroep (6.8). Figuur 3 Schaalscore sociale kwaliteit (sociale samenhang) Beverwijk 2010 Referentiegroep De schaalscore fysieke kwaliteit geeft aan in welke mate sprake is van verloedering. De schaalscore is gebaseerd op 4 stellingen over de mate waarin er sprake is van rommel op straat, hondenpoep, vernieling en bekladding van openbare objecten. De schaalscore varieert van 0 (geen verloedering) tot 10 (veel verloedering). Dus hoe lager deze score, hoe beter. In Beverwijk is de mate van verloedering groter dan in de referentiegroep. Figuur 4 Schaalscore fysieke kwaliteit (verloedering) Beverwijk 2010 Referentiegroep SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 5

12 Tussen de wijken bestaan grote verschillen in de sociale cohesie, alsmede de verloedering van de leefomgeving. De sociale cohesie is het grootst in Wijk aan Zee en het laagst in de wijken Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein, en Centrum en Kuenenplein / Plantage. De verloedering is relatief hoog in het Somagebied en Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein. In de wijken Westertuinen en Vondelkwartier is relatief weinig verloedering. Tabel 1 Schaalscores sociale en fysieke kwaliteit naar wijk/kern Schaalscore sociale kwaliteit Wijk aan Zee Broekpolder en Industriegebied Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein Westertuinen en Vondelkwartier Centrum en Kuenenplein / Plantage Somagebied Beverwijk Referentie groep 7,4 6,6 5,7 6,7 5,7 5,8 6,1 6,8 Schaalscore fysieke kwaliteit Wijk aan Zee Broekpolder en Industriegebied Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein Westertuinen en Vondelkwartier Centrum en Kuenenplein / Plantage Somagebied Beverwijk Referentie groep 5,1 4,3 5,2 4,3 5,0 5,3 4,8 4,3 2.2 Ongemakken in de openbare ruimte De woonomgeving speelt een grote rol in het welbevinden van de meeste mensen. De beleving van de woonomgeving is ten eerste gemeten door een aantal vragen voor te leggen over de buurt. Een deel van deze vragen is gebruikt om de schaalscores sociale en fysieke kwaliteit te berekenen. Aan de inwoners van de deelnemende gemeenten is ook gevraagd hoe vaak bepaalde ongemakken in de openbare ruimte voorkomen. In figuur 5 en 6 is voor respectievelijk de deelaspecten fysieke verloedering en sociale overlast gevraagd in welke mate deze ongemakken in de openbare ruimte voorkomen. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 6

13 Figuur 5 Voorkomen van ongemakken in de openbare ruimte (fysieke verloedering) Beverwijk 2010 Referentiegroep Hondenpoep (40%) en zwerfvuil (37%) zijn de meest voorkomende ongemakken in de openbare ruimte in Beverwijk. In vergelijking met de referentiegroep ervaren uw burgers vaker overlast van deze fysieke ongemakken. Vernieling van auto s en fietsen en leegstand en verpaupering komen in vergelijking met de andere deelnemende gemeenten beduidend vaker voor in Beverwijk. Figuur 6 Voorkomen van ongemakken in de openbare ruimte (sociale overlast) Beverwijk 2010 Referentiegroep De inwoners van de gemeente Beverwijk beschouwen verkeers- en parkeeroverlast als de meest voorkomende vorm van sociale overlast; een derde van uw inwoners ondervindt hier last van. In SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 7

14 vergelijking met de referentiegroep komen rondhangende groepen en geluidsoverlast op grotere schaal voor in Beverwijk. In de onderstaande tabellen zijn deze ongemakken uitgesplitst naar wijk/kern. Tabel 2 Ongemakken naar wijk/kern (fysieke verloedering) Leegst., verpaupering gebouw. Vernieling in openb. ruimte Diefstal, inbraak Defect straat- meubilair Overhangend groen Hondenpoep Rommel, zwerfvuil Vernieling auto's, fietsen Wijk aan Zee 11% 9% 0% 9% 20% 49% 36% 9% Broekpolder en Industriegebied 1% 1% 2% 6% 10% 33% 28% 1% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 5% 10% 3% 10% 11% 43% 48% 4% Westertuinen en Vondelkwartier 1% 3% 2% 4% 15% 35% 21% 2% Centrum en Kuenenplein / Plantage 11% 10% 2% 9% 13% 40% 42% 4% Somagebied 0% 7% 2% 7% 17% 57% 53% 2% Beverwijk % 7% 2% 8% 13% 40% 37% 4% Referentie groep 3% 5% 3% 6% 11% 31% 20% 2% Rommel en zwerfvuil is met name een probleem in het Somagebied en Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein; ongeveer de helft van de inwoners beschouwt dit als een ongemak in de leefomgeving (tabel 2). Leegstand en verpaupering van gebouwen komt relatief veel voor in Wijk aan Zee, Centrum, en Kuenenplein / Plantage (gem. 11%). Vernieling van auto s en fietsen speelt relatief vaak op in Wijk aan Zee (9%). Wijk aan Zee scoort op 6 van de 8 aspecten relatief hoog. Tabel 3 Ongemakken naar wijk/kern (sociale overlast) Agressie, geweld Overlast van omwonenden Geluidsoverlast Verkeers-, parkeeroverlast Rondhangende groepen Wijk aan Zee 0% 7% 14% 45% 11% Broekpolder en Industriegebied 1% 2% 5% 20% 1% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 2% 8% 15% 27% 14% Westertuinen en Vondelkwartier 0% 3% 9% 35% 7% Centrum en Kuenenplein / Plantage 3% 7% 17% 40% 14% Somagebied 0% 5% 7% 29% 19% Beverwijk % 6% 13% 33% 11% Referentie groep 1% 4% 8% 26% 5% Verkeers- en parkeeroverlast is een wijdverbreide vorm van (sociale) overlast in Wijk aan Zee en de wijken Centrum en Kuenenplein/Plantage, respectievelijk 45% en 40% van de inwoners wordt hier mee geconfronteerd. Geluidshinder speelt met name onder de inwoners van de wijken Centrum en Kuenenplein / Plantage relatief veel op; 17% van de inwoners heeft hier last van. Rondhangende jongeren zorgen in vrijwel alle wijken voor overlast, met uitzondering SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 8

15 van Broekpolder, Westertuinen en Vondelkwartier. Het Somagebied ondervindt met name overlast van rondhangende groepen; bijna één op de vijf inwoners in dit gebied geeft te kennen soms tot vaak overlast van groepen te ondervinden. Agressie, geweld en rondhangende groepen komen twee tot drie maal zoveel voor in het Centrum en Kuenenplein/Plantage dan gemiddeld in de referentiegroep. Tot slot is aan respondenten gevraagd of de stoepen en straten in hun buurt goed begaanbaar zijn voor bijvoorbeeld kinderwagens of mensen in een rolstoel of scootmobiel. De resultaten hiervan zijn terug te lezen in tabel 4. Tabel 4 Begaanbaarheid stoepen en straten naar wijk Goed Redelijk Slecht Wijk aan Zee 61% 32% 7% Broekpolder en Industriegebied 61% 28% 12% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 54% 40% 6% Westertuinen en Vondelkwartier 40% 47% 13% Centrum en Kuenenplein / Plantage 39% 43% 18% Somagebied 63% 34% 2% Beverwijk % 40% 12% Referentie groep 45% 43% 12% De begaanbaarheid van de stoepen en straten is in Beverwijk vergelijkbaar met de andere onderzochte gemeenten. Wijk aan Zee en het Somagebied onderscheiden zich in positieve zin van de andere wijken. In het Centrum en Kuenenplein/Plantage en Westertuinen en Vondelkwartier is de begaanbaarheid van stoepen en straten echter slechter. 2.3 Voorzieningen in de buurt De aanwezigheid van voldoende voorzieningen zoals winkels, bankfilialen, postkantoren en jeugdvoorzieningen wordt door veel mensen als belangrijk beschouwd. Zowel in kleine dorpskernen als in oude stadswijken staan deze voorzieningen vaak onder druk. Juist plekken zoals (buurt)winkels, postkantoren of parkjes zijn plekken waar buurtbewoners elkaar regelmatig tegen kunnen komen om een praatje te maken. Dit is van wezenlijk belang voor de sociale cohesie in de buurt. Aan inwoners is gevraagd of er in hun buurt (op loopafstand) voldoende voorzieningen zijn. De resultaten op gemeenteniveau zijn terug te lezen in figuur 7 en op wijkniveau in de daaropvolgende tabel. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 9

16 Figuur 7 Voldoende voorzieningen in de buurt Beverwijk 2010 Referentiegroep Het voorzieningenniveau in de gemeente Beverwijk is op vrijwel alle aspecten hoger dan in de andere deelnemende gemeenten. Uitzondering daarop vormen de voorzieningen voor opvoedondersteuning, zoals consultatiebureaus en CJG s. Tabel 5 Voldoende voorzieningen in de buurt (naar wijk/kern) Winkels basisbehoeften Bank-, postkantoren Pin- automaten Huisartsen Consult. bureaus, CJG's OV Jeugd voorz. Groen voorz. Bankjes Wijk aan Zee 36% 20% 50% 89% 13% 82% 30% 69% 76% Broekpolder en Industriegebied 83% 56% 68% 78% 39% 75% 75% 89% 68% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 96% 64% 83% 67% 20% 78% 58% 81% 54% Westertuinen en Vondelkwartier 89% 72% 81% 82% 34% 86% 63% 85% 60% Centrum en Kuenenplein / Plantage 98% 79% 88% 78% 29% 88% 53% 59% 55% Somagebied 100% 81% 57% 86% 42% 86% 71% 77% 65% Beverwijk % 68% 79% 77% 29% 83% 58% 75% 59% Referentie groep 78% 62% 72% 79% 41% 75% 53% 74% 52% Het Somagebied kent veruit het beste voorzieningenniveau van Beverwijk. Opmerkelijk is dat met name het voorzieningenniveau voor basisbehoeften, bank- en postdiensten en jeugd in Wijk aan Zee sterk achterblijft ten opzichte van de rest van de gemeente. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 10

17 2.4 Sociale cohesie Aan burgers van de deelnemende gemeenten is een aantal stellingen voorgelegd over sociale samenhang in hun buurt. De inwoners konden hierbij aangeven in hoeverre ze het eens zijn met de uitspraken. Dit is voor de gemeente Beverwijk en de overige (deelnemende) gemeenten weergegeven in figuur 8. Een deel van deze stellingen wordt gebruikt om de schaalscore sociale kwaliteit te berekenen. Figuur 8 Sociale cohesie Beverwijk 2010 Referentiegroep Een ruime meerderheid van de respondenten in Beverwijk geeft aan dat zij in een gezellige buurt wonen met veel saamhorigheid (58%). Ook onderschrijft men de prettige omgang in de buurt (84%) en geeft men te kennen zich er goed thuis te voelen (78%). Een groot deel van de inwoners is het eens met de stelling dat de mensen in hun buurt zich betrokken voelen bij de buurt en verantwoordelijk voelen voor de buurt. Tot slot geeft 65% aan zelf (heel) betrokken bij de eigen buurt te voelen. Ten opzichte van de burgers van de andere deelnemende gemeenten onderschrijft een aanzienlijk groter deel van uw burgers de stelling Men kent elkaar nauwelijks. Het gaat hier om twee op de vijf burgers van Beverwijk ten opzichte van gemiddeld een kwart in de andere gemeenten. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 11

18 Tabel 6 Sociale cohesie naar wijk/kern Men is betrokken Men voelt zich thuis Het is gezellig, veel saamhorigheid De omgang is prettig Men kent elkaar nauwelijks Wijk aan Zee 85% 88% 81% 98% 24% Broekpolder en Industriegebied 67% 88% 65% 95% 36% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 55% 73% 49% 79% 47% Westertuinen en Vondelkwartier 82% 89% 69% 91% 31% Centrum en Kuenenplein / Plantage 57% 70% 50% 75% 48% Somagebied 58% 68% 50% 81% 44% Beverwijk % 78% 58% 84% 42% Referentie groep 72% 83% 66% 88% 25% In de wijken Centrum en Kuenenplein / Plantage, Oosterwijk / Zwaansmeer, Meererstein en het Somagebied kent bijna de helft van de inwoners elkaar niet of nauwelijks (tabel 6). In voornoemde wijken is (daarmee) ook de betrokkenheid relatief laag. De betrokkenheid is het grootst in Wijk aan Zee. Maar liefst 87% geeft hier te kennen enigszins tot heel betrokken te zijn (tabel 7). In Wijk aan Zee erkent bijna elke inwoner dat de omgang in de buurt prettig is. Tabel 7 Betrokkenheid bij de buurt Heel betrokken Enigszins betrokken Nauwelijks betrokken Niet betrokken Wijk aan Zee 40% 47% 7% 7% Broekpolder en Industriegebied 15% 65% 19% 1% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 16% 56% 19% 9% Westertuinen en Vondelkwartier 27% 65% 7% 2% Centrum en Kuenenplein / Plantage 16% 57% 21% 6% Somagebied 14% 59% 16% 11% Beverwijk % 59% 17% 5% Referentie groep 27% 57% 14% 3% Op de vraag of er behoefte is aan plaatsen waar men andere mensen uit de buurt kan ontmoeten, zegt 16% van de respondenten uit Beverwijk daar behoefte aan te hebben. In de referentiegroep is dit aandeel gelijk. Vervolgens is de stelling voorgelegd In mijn buurt zijn voldoende plaatsen waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten. Ruim tweederde van de respondenten is het (helemaal) mee eens (tabel 8). SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 12

19 Tabel 8 Voldoende plaatsen waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten Helemaal mee eens Mee eens Mee oneens Helemaal mee oneens Wijk aan Zee 9% 72% 17% 0% Broekpolder en Industriegebied 18% 57% 19% 5% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 4% 61% 26% 5% Westertuinen en Vondelkwartier 8% 59% 25% 3% Centrum en Kuenenplein / Plantage 10% 56% 23% 3% Somagebied 9% 62% 20% 2% Beverwijk % 59% 23% 4% Referentie groep 13% 59% 22% 6% De sociale samenhang in de buurt wordt versterkt doordat buurtbewoners leuke activiteiten organiseren. Gedacht kan worden aan zaken als braderieën en buurtfeesten. Het merendeel van de inwoners van de gemeente Beverwijk (54%) geeft aan dat deze activiteiten soms tot vaak plaatsvinden. Dit is lager dan de in referentiegroep waar 62% aangeeft dat leuke activiteiten soms tot vaak plaatsvinden. Bijna de helft van de inwoners van Beverwijk neemt deel aan de activiteiten. Dit is aanzienlijk lager dan in de referentiegroep, waar 60% zegt deel te nemen aan buurtactiviteiten. Tabel 9 Leuke activiteiten naar wijk/kern Plaatsvinden van leuke activiteiten Deelname frequentie Vaak Soms (Bijna) nooit Vaak Soms (Bijna) nooit Wijk aan Zee 33% 49% 18% 16% 49% 35% Broekpolder en Industriegebied 9% 75% 16% 11% 50% 38% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 1% 47% 52% 5% 34% 61% Westertuinen en Vondelkwartier 1% 36% 63% 12% 34% 54% Centrum en Kuenenplein / Plantage 7% 46% 46% 8% 35% 57% Somagebied 7% 39% 55% 5% 40% 55% Beverwijk % 48% 47% 9% 38% 53% Referentie groep 10% 52% 38% 19% 41% 40% Burgers kunnen zelf actief een bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Gedacht kan worden aan activiteiten organiseren, buurtpreventie, schoonmaakacties en/of contact met de gemeente over zaken die in de buurt spelen. 16% van de respondenten in de gemeente Beverwijk geeft aan in het afgelopen jaar actief te zijn geweest in de eigen buurt om de leefbaarheid en veiligheid te verbeteren. Dit wijkt enigszins af van het beeld in de referentiegroep, waar 21% van de buurtbewoners zich inzet voor de leefbaarheid in de buurt. In de wijken Centrum en Kuenenplein / Plantage is de inzet voor de buurt het laagst (14%). SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 13

20 Tabel 10 Bijdrage aan verbeteren leefbaarheid in de buurt Ja Nee Wijk aan Zee 19% 81% Broekpolder en Industriegebied 15% 85% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 19% 81% Westertuinen en Vondelkwartier 18% 82% Centrum en Kuenenplein / Plantage 14% 86% Somagebied 18% 82% Beverwijk % 84% Referentie groep 21% 79% In de meeste wijken zijn bewonersorganisaties actief. Dit zijn betrokken burgers die zich via diverse wegen inzetten voor de wijk. Vaak zijn bewonersorganisaties gesprekspartners voor gemeenten. Maar in hoeverre zijn inwoners eigenlijk bekend met deze bewonersorganisaties? Aan uw burgers is derhalve gevraagd in hoeverre zij bekend zijn met de bewonersorganisaties in hun buurt. De resultaten zijn terug te lezen in tabel 11. De bekendheid met bewonersorganisaties is het grootst in Wijk aan Zee en het Somagebied; 57% is hier (goed) bekend met dergelijke organisaties. Daar staat tegenover dat amper een kwart tot een derde van de inwoners van de wijken Broekpolder en Centrum, Kuenenplein / Plantage op de hoogte is van (de activiteiten van) bewonersorganisaties. Tabel 11 Bekend met bewonersorganisaties Oosterwijk / Broekpolder en Zwaansmeer en Westertuinen en Centrum en Beverwijk Referentie Wijk aan Zee Industriegebied Meerestein Vondelkwartier Kuenenplein / Plantage Somagebied 2010 groep Goed bekend 23% 7% 10% 7% 3% 8% 7% 12% Bekend 33% 18% 32% 36% 26% 50% 30% 34% Nauwelijks bekend 43% 75% 58% 57% 70% 43% 62% 54% SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 14

21 2.5 Sociale contacten Een doel van de Wmo is dat mensen kunnen (blijven) participeren in de samenleving. Onvoldoende sociale contacten of eenzaamheid kunnen hier een belemmering voor zijn. Voor gemeenten is het daarom interessant om inzichtelijk te hebben hoeveel inwoners een goed sociaal netwerk hebben Sociaal netwerk In Beverwijk geeft 2% aan zich vaak eenzaam te voelen en 16% soms. Dit is ongeveer gelijk aan de referentiegroep, waar 2% aangeeft zich vaak eenzaam te voelen en 13% soms. De schaal waarop eenzaamheid voorkomt is het grootst in het Somagebied. Bijna een kwart is hier soms eenzaam. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich Wijk aan Zee, Westertuinen en Vondelkwartier. Vervolgens zijn aan respondenten 11 stellingen voorgelegd over eenzaamheid/ sociaal contact 2. Door punten te geven per stelling kan een mate van eenzaamheid worden berekend (deze methode wordt ook gebruikt in GGD monitors). De resultaten zijn terug te lezen in onderstaande figuren. In figuur 9 is de verdeling te zien van sociale eenzaamheid (donker paars) en emotionele eenzaamheid (licht paars). Sociale eenzaamheid heeft vooral te maken met een te beperkt sociaal netwerk. Emotionele eenzaamheid hangt meer samen met het bijvoorbeeld wel of niet hebben van een partner. In figuur 10 is te lezen welke mate van eenzaamheid er voorkomt in de gemeente. Figuur 9 Sociale en emotionele eenzaamheid Sociale eenzaamheid Emotionele eenzaamheid 2 De Jong Gierveld & Kamphuis (1985), zie de bijlage voor de gehanteerde stellingen. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 15

22 Figuur 10 Mate van eenzaamheid Beverwijk 2010 Referentiegroep De mate van eenzaamheid van uw burgers is hoger dan het gemiddelde in de referentiegroep. 41% van uw burgers is eenzaam, tegen gemiddeld 35% in de referentiegroep. Op de vraag Heeft u mensen op wie u terug kunt vallen wanneer u hulp of zorg nodig heeft? geeft de meerderheid van de inwoners van Beverwijk aan deze wel te hebben. In de meeste gevallen is dit de familie. 83% van de respondenten geeft aan geen mensen te hebben op wie ze kunnen terugvallen. Ten opzichte van de referentiegroep geeft een kleiner aandeel van uw burgers aan te kunnen terugvallen op buren (23% versus 30%) Discriminatie Discriminatie op bijvoorbeeld handicap, afkomst, seksuele geaardheid, levensovertuiging of welke grond dan ook kan mensen belemmeren om mee te doen in de maatschappij. Daarom is aan respondenten gevraagd in welke mate zij zich gediscrimineerd voelen. In onderstaande tabel zijn de resultaten te zien. Tabel 12 Discriminatie Vaak Soms (Bijna) nooit Beverwijk % 9% 89% Referentie groep 1% 7% 92% In Beverwijk geeft de meerderheid (89%) van de respondenten aan zich (bijna) nooit gediscrimineerd te voelen. Dit is ongeveer gelijk aan de referentiegroep. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 16

23 2.5.3 Bemoeizorg / signalering Bemoeizorg richt zich voornamelijk op de zogenaamde zorgwekkende zorgmijders. Mensen die in behoeftige of anderszins verkommerde omstandigheden leven maar de stap naar de reguliere hulpverlening nog niet kunnen, of niet meer willen maken. Bewoners kunnen een rol spelen in het helpen signaleren van deze mensen. Voor de gemeente is het van belang dat inwoners weten waar zij terecht kunnen als zij een zorgwekkende zorgmijder in hun omgeving hebben. Aan respondenten is de vraag gesteld Weet u waar u melding kunt doen als u zich ernstig zorgen maakt om een persoon of gezin in uw omgeving (bijvoorbeeld iemand die niet meer weet wat goed voor hem is, iemand die nooit meer buiten komt, die zichzelf of anderen verwaarloost, et cetera)? Het grootste deel van de respondenten (62%) geeft aan dit niet te weten maar wel te weten hoe zij erachter kunnen komen. 18% weet echter niet hoe zij hier achter kan komen. Dit aandeel is licht hoger dan in de referentiegroep. Figuur 11 Bekendheid mogelijkheid tot melding zorgmijder Beverwijk 2010 Referentiegroep Vervolgens is aan respondenten gevraagd of zij ooit iemand in hun omgeving hebben gekend / kennen waar zij zich ernstig zorgen over maken/maakten. Eén op de vijf geeft te kennen zich wel eens zorgen te hebben gemaakt om een persoon in de buurt. De helft daarvan heeft hiervan ook daadwerkelijk melding gemaakt. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 17

24 Figuur 12 Ernstig zorgen over iemand in de omgeving? Beverwijk 2010 Referentiegroep Tenslotte geeft tweederde van de respondenten aan dat zij het wel zouden melden als zij zich ernstig zorgen maakten om een persoon of gezin in hun omgeving. 2.6 Verenigingsleven Lid zijn van een vereniging zegt iets over de deelname van burgers aan de maatschappij. Bij verenigingen kunnen inwoners elkaar tegenkomen en sociale contacten aan gaan. Aan respondenten is daarom gevraagd of zij lid zijn van een vereniging. Hiertoe behoren niet alleen sportclubs, maar ook gezelligheids- of andere vrijetijdsverenigingen. Bijna de helft (48%) van de respondenten in Beverwijk geeft aan lid te zijn van een vereniging. In de referentiegroep is dit aandeel 64%. Het aandeel van de inwoners in Beverwijk dat lid is van een vereniging is dus aanzienlijk lager dan in de referentiegroep. Tabel 13 Verdeling redenen/oorzaken om geen lid te zijn van vereniging Beverwijk 2010 Referentie groep Geen interesse of behoefte 46% 50% Reiskosten 1% 1% Tijdgebrek / te druk 43% 43% Redenen niet-deelname verenigingsleven Lidmaatschap is te duur 7% 7% Problemen met kinderopvang 3% 2% Ik weet niet wat voor verenigingen er zijn 6% 4% Ik voel mij niet welkom 1% 2% Er zijn in de buurt geen verenigingen 4% 3% N.v.t. 14% 13% De voornaamste redenen / oorzaken om geen lid te zijn van een vereniging zijn geen interesse of behoefte (46%) en tijdgebrek (43%). In vergelijking met de inwoners van de andere deelnemende gemeenten zijn uw burgers minder op de hoogte van het aanbod van verenigingen. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 18

25 3 Vrijwilligerswerk en zorg voor anderen Vrijwilligers zijn onmisbaar in onze samenleving. In de Wmo worden belangrijke maatschappelijke taken aan hen toegedicht. In het belevingsonderzoek is gevraagd naar de invulling van vrijwilligerswerk en de zorg voor anderen. 3.1 Vrijwilligerswerk In Beverwijk geeft 27% van de inwoners aan in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk te hebben verricht. In de referentiegroep is dit aandeel beduidend hoger, namelijk 42%. Verder geeft een kwart van de inwoners van de gemeente Beverwijk aan te verwachten in het komend jaar vrijwilligerswerk te gaan doen. Dit is wederom lager dan in de referentiegroep, waar dit aandeel 39% bedraagt. Tabel 14 Deelname vrijwilligerswerk afgelopen 12 maanden komende 12 maanden ja nee Ja Nee Wijk aan Zee 33% 67% 33% 67% Broekpolder en Industriegebied 25% 75% 18% 82% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 24% 76% 26% 74% Westertuinen en Vondelkwartier 28% 72% 23% 77% Centrum en Kuenenplein / Plantage 29% 71% 28% 72% Somagebied 30% 70% 22% 78% Beverwijk % 73% 25% 75% Referentie groep 42% 58% 39% 61% De meeste respondenten die aangeven vrijwilligerswerk te doen, doen dit incidenteel (41%). 29% besteedt 4 uur of meer per week aan vrijwilligerswerk. In de referentiegroep gaat het in het laatste geval om 23%. Tabel 15 Tijdsbesteding vrijwilligerswerk Ja, incidenteel Ja, tot 2 uur in de week Ja, 2 tot 4 uur in de week Ja, 4 tot 8 uur in de week Ja, 8 uur of meer per week Beverwijk % 10% 20% 17% 12% Referentie groep 41% 13% 22% 12% 11% Het grootste deel van de respondenten dat het afgelopen jaar vrijwilligerswerk heeft gedaan is voor het eerst geïnformeerd over deze mogelijkheid door familie, vrienden of bekenden (27%). Eén op de tien is op de hoogte gesteld van het aanbod via een advertentie in een krant of tijdschrift. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 19

26 Slechts een klein deel is geïnformeerd via de vacaturebank (2%). Aan vrijwilligers is gevraagd wat voor soort vrijwilligerswerk zij doen / voor wat voor soort organisatie dit is (meerdere antwoorden mogelijk). Figuur 13 Soort vrijwilligerswerk / vrijwilligersorganisatie Beverwijk 2010 Referentiegroep De meeste vrijwilligers verrichten vrijwilligerswerk in het kader van recreatieve vereniging (10%). Vrijwilligers is gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over een aantal aspecten van het vrijwilligerswerk. Uit de onderstaande figuur blijkt dat zij relatief het meest tevreden zijn over de begeleiding en aansturing (93% (zeer) tevreden), en relatief het minst tevreden over de onkostenvergoeding (63%). Figuur 14 Tevredenheid aspecten vrijwilligerswerk Aan de inwoners die verwachten dat zij het komend jaar geen vrijwilligerswerk zullen doen, is gevraagd wat hiervoor de reden is (meerdere antwoorden mogelijk). De verdeling hiervan is te zien in de onderstaande tabel. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 20

27 Tabel 16 Verdeling redenen/oorzaken om geen vrijwilligerswerk te doen Beverwijk 2010 Referentie groep Geen interesse of behoefte 33% 23% Tijdgebrek / te druk 58% 74% Redenen om geen vrijwilligerswerk te doen Problemen kinderopvang 12% 3% (Reis)kosten 9% 3% Weet niet wat voor vrijwilligerswerk ik kan doen 12% 5% Weet niet hoe ik aan vrijwilligerswerk kan komen 9% 2% Voor de inwoners van Beverwijk is de voornaamste reden tijdgebrek (58%). In Beverwijk geven relatief minder inwoners aan geen tijd te hebben voor vrijwilligerswerk. Geen interesse of behoefte (33%) speelt ook (relatief) vaak een rol. De inwoners van Beverwijk blijken relatief vaker niet op de hoogte te zijn van de mogelijkheden dan de inwoners van de andere gemeenten. Ook ervaart men in Beverwijk vaker problemen met de kinderopvang. Figuur 15 Vrijwilligerswerk naar leeftijd Beverwijk 2010 Referentiegroep In vergelijking met de referentiegroep is het bestand van vrijwilligers in Beverwijk nog relatief jong. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 21

28 3.2 Mantelzorg Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Volgens sommige definities moet deze zorg ook meer dan 4 of 8 uur per week en langer dan 3 maanden duren voordat er sprake is van mantelzorg. Mantelzorgers zijn van onschatbare waarde binnen ons zorgstelsel. Binnen de Wmo wordt er ook een groot beroep op deze mensen gedaan. Gemeenten hebben daarom de taak mantelzorgers te ondersteunen. Respondenten is de vraag voorgelegd of zij vrijwillige zorg geven aan hulpbehoevende familieleden, vrienden of bekenden (mantelzorg). Ongeveer één op de vijf (19%) respondenten geeft aan vrijwillige zorg te geven aan naasten. Dit is gelijk aan het aandeel in de referentiegroep. Aan wie geven deze mensen vrijwillige zorg? De verdeling hiervan is terug te lezen in de onderstaande tabel. De meeste mensen geven deze zorg aan hun (schoon)ouders (47%). In de gemeente Beverwijk geven mantelzorgers relatief vaak zorg aan hun partner of echtgeno(o)t(te) (21% versus 16%). Tabel 17 Aan wie geeft men vrijwillige zorg? Echtgeno(o)t(te) of partner (Pleeg / stief) kinderen (Schoon) ouders Andere familieleden Buren, vrienden of kennissen Anders Beverwijk % 6% 47% 14% 8% 5% Referentie groep 16% 11% 44% 13% 12% 3% Bijna de helft van de mantelzorgers (46%) biedt 0 t/m 4 uren mantelzorg per week. Dit aandeel is iets lager dan in de referentiegroep. 7% geeft aan uur per dag hulp te verlenen. Het grootste deel van de respondenten in Beverwijk dat aangeeft zorg te geven doen dit al langer dan 12 maanden (88%). In de referentiegroep bedraagt dit aandeel 82%. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 22

29 Figuur 16 Hoeveel uur geven mensen zorg Beverwijk 2010 Referentiegroep In Beverwijk blijken vooral burgers tussen jaar actief te zijn in de mantelzorg. Ook zijn er relatief gezien iets meer 75-plussers in het mantelzorgbestand dan in de referentiegroep. Het is gezien de leeftijd van deze groep maar de vraag voor hoe lang zij hun zorgtaken zullen kunnen blijven uitvoeren. Figuur 17 Mantelzorg naar leeftijd Beverwijk 2010 Referentiegroep SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 23

30 3.2.1 Overbelasting Het verlenen van (te) veel hulp aan anderen kan tot overbelasting leiden bij degene die het geeft. Als een mantelzorger zelf overbelast raakt, betekent dit dat de gemeente zowel ondersteuning moet bieden aan de overbelaste mantelzorger, als aan de hulpbehoevende die deze verzorgde. Aan de respondenten is gevraagd in welke mate zij zich door het geven van mantelzorg overbelast voelen (zie figuur 18). Figuur 18 Mate van overbelasting Beverwijk 2010 Referentiegroep 46% van de respondenten geeft aan zich niet overbelast te voelen. Dit is lager dan de referentiegroep waar dit aandeel op 49% ligt. In onderstaande tabel is een verdeling gemaakt naar intensiteit van mantelzorg. Categorie 1 wordt gevormd door de mantelzorgers die minimaal 3 maanden lang, meer dan 8 uur per week zorg geven. Categorie 2 bestaat uit de overige mantelzorgvormen (dus zowel langer maar minder intensief als bijvoorbeeld erg intensief maar voor een korte periode). Tabel 18 Overbelasting naar intensiteit mantelzorg Mate van overbelasting Niet Soms Regelmatig Vaak Beverwijk 2010 Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 14% 44% 22% 19% Overig 56% 36% 6% 2% Referentie groep Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 24% 47% 19% 10% Overig 57% 36% 5% 2% Mantelzorgers die langer dan 3 maanden meer dan 8 uur per week zorg verlenen zijn vaker overbelast dan de overige mantelzorgers. 41% van deze mantelzorgers in Beverwijk is SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 24

31 regelmatig tot vaak overbelast. In de andere deelnemende gemeenten is gemiddeld 29% van de categorie 1 mantelzorgers overbelast. Als wij de resultaten van de eerder gestelde vraag Heeft u zelf mensen op wie u terug kunt vallen wanneer u hulp of zorg nodig heeft? kruisen met de respondenten die hebben aangegeven mantelzorg te geven leidt dit tot het volgende: Tabel 19 Mantelzorgers en mensen op wie je terug kunt vallen Vangnet Ja nee Beverwijk 2010 Mantelzorger Ja 87% 13% Nee 88% 12% Referentie groep Mantelzorger Ja 89% 11% Nee 90% 10% Het kan een punt van zorg zijn dat mensen die vrijwillige zorg geven aan anderen minder vaak iemand hebben om op terug te vallen wanneer zij zelf hulp of zorg nodig zouden hebben. In die zin wordt ondersteuning vanuit de gemeente voor mantelzorgers extra belangrijk. In de gemeente Beverwijk heeft 87% van de mantelzorgers zelf iemand om op terug te vallen. In de referentie ligt dit aandeel iets hoger, namelijk 89%. Van de respondenten die hebben aangegeven vrijwillige zorg te geven aan een naaste zegt 52% zichzelf ook daadwerkelijk als mantelzorger te beschouwen. In de referentiegroep is dit aandeel gelijk. Dit kan te maken hebben met onbekendheid met het begrip, of de wens om niet in hokjes gestopt te willen worden. Ook kunnen mensen de hulp die zij geven als vanzelfsprekend beschouwen. Van deze groep is het in ieder geval belangrijk dat zij hun weg naar ondersteuning weten te vinden. Tabel 20 Zelfbeeld mantelzorgers naar intensiteit mantelzorg Beschouwt zich als mantelzorger Ja Nee Beverwijk 2010 Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 69% 31% Overig 46% 54% Referentie groep Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 72% 28% Overig 45% 55% SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 25

32 3.2.2 Ondersteuning aan mantelzorgers Het is een taak van elke gemeente om ondersteuning te bieden aan mantelzorgers. In hoeverre zijn mantelzorgers in de gemeente Beverwijk op de hoogte van deze ondersteuning? Op de vraag Weet u dat u ondersteuning kunt krijgen wanneer het geven van hulp u te veel wordt? geeft 75% een bevestigend antwoord. Dat betekent dus dat een kwart van de mantelzorgers niet weet dat deze ondersteuning überhaupt beschikbaar is. Aan de mantelzorgers is vervolgens gevraagd of zij weten waar mantelzorgers terecht kunnen voor ondersteuning en met vragen. De verdeling van de antwoorden op deze vraag is te zien in onderstaande figuur. Figuur 19 Op de hoogte zijn van waar men terecht kan voor ondersteuning en vragen Beverwijk 2010 Referentiegroep Meer dan de helft van de respondenten uit de gemeente Beverwijk weet niet waar mantelzorgers terecht kunnen voor ondersteuning en met vragen. Van deze groep weet het grootste deel wel hoe men er achter kan komen. Het is van belang dat juist de mensen die voor langere tijd veel uren zorg geven hun weg naar ondersteuning weten te vinden. Daarom hebben wij in de volgende tabel de bekendheid met waar men terecht kan voor ondersteuning afgezet tegen een combinatie van de uren per week en duur dat met zorg geeft. Tabel 21 Bekendheid ondersteuning naar intensiteit mantelzorg Ja Nee, maar kan er achter komen Nee, en kan er niet erachter komen Beverwijk 2010 Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 46% 49% 6% Overig 40% 50% 10% Referentie groep Mantelzorger Meer dan 8 uur p/w, min. 3 mnd 53% 33% 14% Overig 43% 45% 12% SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 26

33 In de referentiegroep zijn mantelzorgers die in de zwaardere categorie vallen beter op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden dan dezelfde groep in de gemeente Beverwijk (53% versus 46%). Ongeveer één op de tien mantelzorgers in Beverwijk heeft wel eens gebruik gemaakt van deze ondersteuning. In de referentiegroep is dit aandeel iets hoger, namelijk 12%. Van de inwoners die aangeven in Beverwijk gebruik te maken van ondersteuning, meldt 86% (zeer) tevreden te zijn over deze ondersteuning. Dit is lager dan de referentiegroep (93%). Tabel 22 Tevredenheid ondersteuning Zeer tevreden Tevreden Ontevreden Zeer ontevreden Beverwijk % 43% 14% Referentie groep 25% 68% 5% 2% SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 27

34 SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 28

35 4 Jeugd en opvoeding Een belangrijke vorm van ondersteuning die omschreven staat in de Wmo is de hulp bij opvoeding. Vroegtijdige interventie en een toereikend aanbod van opvoedingsondersteuning voor alle gezinnen in een gemeente kunnen ertoe bijdragen dat kinderen zich op een goede manier ontwikkelen. Daarom is opvoedingsondersteuning een expliciet onderdeel van deze vragenlijst. 36% van de burgers in Beverwijk en eenzelfde aandeel in de referentiegroep geeft aan thuiswonende kinderen te hebben. Aan de respondenten met thuiswonende kinderen is gevraagd of ze weten waar ze terecht kunnen met vragen over opvoeding. In welke mate ze daarvan op de hoogte zijn, is te zien in onderstaande figuur. Figuur 20 Weet u waar u terecht kunt met vragen over opvoeding? Beverwijk 2010 Referentiegroep Meer dan de helft (55%) van de inwoners van Beverwijk met thuiswonende kinderen weet waar zij moeten zijn met opvoedingsvragen, of weet hoe zij daar achter kunnen komen (40%). In de referentiegroep liggen deze aandelen op respectievelijk 65% en 32%. Van de respondenten in Beverwijk geeft 12% aan dat zij wel eens gebruik hebben gemaakt van opvoedingsondersteuning. In de referentiegroep is dit percentage 11%. Hoe hebben de burgers die een beroep hebben gedaan op hulp bij de opvoeding deze ondersteuning ervaren? In onderstaande figuur is te zien in welke mate ouders tevreden zijn over de ontvangen opvoedingsondersteuning. Van de inwoners van Beverwijk die opvoedingsondersteuning hebben ontvangen, blijkt 15% zeer tevreden en 63% tevreden. Dit aandeel wijkt in negatieve zin af van het gemiddelde van de overige deelnemers. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 29

36 Figuur 21 Tevredenheid burgers over opvoedingsondersteuning Ook is aan respondenten die thuiswonende kinderen hebben gevraagd hoe tevreden zij zijn over de voorzieningen voor jongeren in de gemeente. Hierin is onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor kinderen tot en met 12 jaar en voor kinderen die ouder zijn dan 12 jaar (zie onderstaande figuur). Bij kinderen tot 12 jaar kan gedacht worden aan speeltuinen, et cetera. Voorzieningen voor kinderen ouder dan 12 jaar zijn bijvoorbeeld skateparken, jongerencentra, et cetera. Inwoners van de gemeente Beverwijk zijn minder tevreden over de voorzieningen voor de jongeren tot en met 12 jaar dan de inwoners in de andere gemeenten: 69% is (zeer) tevreden tegen 76% in de referentiegroep. Ten aanzien van de voorzieningen voor jongeren ouder dan 12 jaar is het verschil tussen Beverwijk en de referentiegroep minder groot (respectievelijk 45% tegen 49%). Figuur 22 Tevredenheid burgers over voorzieningen voor kinderen Burgers zijn in de regel minder tevreden over de voorzieningen voor de jeugd ouder dan 12 jaar dan voor de jongere kinderen. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 30

37 5 Vragen over zorg, wonen en welzijn 5.1 Informatie en advies vanuit de gemeente Prestatieveld 3 betreft het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning. Hiermee wordt gedoeld op activiteiten die de inwoners van de gemeente de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om algemene voorzieningen, zoals (voldoende) informatiepunten, als om meer specifieke voorzieningen, zoals een individueel advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. Aan de inwoners van de gemeente is gevraagd of zij weten waar zij terecht kunnen met vragen over zorg, wonen of welzijn. De verdeling van de antwoorden op deze vraag is te zien in onderstaande figuur. Figuur 23 Op de hoogte zijn van waar men terecht kan met vragen Beverwijk 2010 Referentiegroep 41% van de respondenten weet waar zij terecht kan met vragen over zorg, wonen en welzijn. Slechts 7% van de respondenten uit de gemeente Beverwijk weet niet hoe zij hier achter kan komen. In de andere gemeenten bedraagt dit aandeel 6%. In de volgende tabel is de bekendheid naar wijk/ kern terug te lezen. Tabel 23 Op de hoogte zijn van waar men terecht kan met vragen Ja Nee, maar kan er achter komen Nee, en kan er niet erachter komen Wijk aan Zee 43% 50% 7% Broekpolder en Industriegebied 38% 58% 4% Oosterwijk / Zwaansmeer en Meerestein 44% 49% 7% Westertuinen en Vondelkwartier 42% 52% 6% Centrum en Kuenenplein / Plantage 40% 53% 7% Somagebied 43% 45% 11% Beverwijk % 52% 7% Referentie groep 48% 46% 6% SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 31

38 Vervolgens is gevraagd naar de tevredenheid van respondenten over: - de informatievoorziening vanuit de gemeente; - de bereikbaarheid van de gemeente voor klachten, informatie of wensen; - het reageren van de gemeente op buurtproblemen. De resultaten hiervan zijn terug te lezen in onderstaande figuur. Figuur 24 Tevredenheid informatievoorziening, bereikbaarheid, reageren Inwoners van de gemeente Beverwijk zijn het meest tevreden over de informatievoorziening vanuit de gemeente. Over de wijze waarop de gemeente reageert op buurtproblemen zijn mensen minder positief; bijna de helft van de inwoners is hierover (zeer) tevreden. In de referentiegroep gaat het in het laatste geval om drie op de vijf inwoners. 5.2 Beleidsparticipatie / Bekendheid met de Wmo De Wmo verplicht de gemeente om burgers te betrekken bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het beleid. Vaak heeft de gemeente een Wmo-raad (ook wel Wmo-platform of participatieraad genoemd) ingesteld. Aan de inwoners van Beverwijk is gevraagd of zij bekend zijn met de Wmo. Het merendeel (65%) geeft aan niet bekend te zijn met de Wmo. In de andere onderzochte gemeenten is dit aandeel 59%. Op de vervolgvraag Weet u dat iedere inwoner van de gemeente invloed kan uitoefenen op het Wmo-beleid van de gemeente? geeft 55% een negatief antwoord. Dit beeld stemt overeen met de referentiegroep. Een minderheid van de groep die bekend is met de Wmo (36%) geeft aan wel eens gehoord te hebben van de Wmo-raad (of vergelijkbaar). Dit wijk in negatieve zin af van de referentiegroep. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 32

39 Samenvatting en aanbevelingen Dit rapport laat een beeld zien van de beleving van de inwoners van de gemeente Beverwijk op de eerste vier prestatievelden van de Wmo. In totaal hebben 824 van de aangeschreven inwoners in de leeftijd van 18 jaar en ouder de vragenlijst ingevuld. Dat geeft een respons van 37%. In de referentiegroep is de respons gemiddeld 39%. Sociale en fysieke kwaliteit Over het algemeen bezien wordt de sociale en fysieke kwaliteit van de buurt in Beverwijk als redelijk goed ervaren, maar steken deze scores minder gunstig af ten opzichte van de andere gemeenten. De sociale cohesie is het hoogst in Wijk aan Zee. De verloedering van de fysieke leefomgeving is het laagst in de wijken Westertuinen en Vondelkwartier en naar verhouding ook laag in Wijk aan Zee. Het voorzieningenniveau is vrijwel op alle aspecten hoger dan in de andere deelnemende gemeenten. Inwoners van Beverwijk ondervinden in de openbare ruimte relatief vaak last van hondenpoep, rommel en zwerfvuil en verkeers- en parkeeroverlast. Ruim een derde van de inwoners geeft aan hier soms tot vaak hinder van te ondervinden. Deze ongemakken in de openbare ruimte komen vaker voor dan in de andere gemeenten. De inwoners van Beverwijk zijn overwegend tevreden over hun buurt; 84% van de respondenten is tevreden over de prettige omgang en 78% voelt zich goed thuis in de buurt. Eén op de vijf geeft aan zich heel betrokken te voelen bij de buurt en ruim de helft enigszins betrokken. De betrokkenheid bij de buurt is het hoogst in Wijk aan Zee; maar liefst twee op de vijf inwoners voelt zich heel betrokken bij de buurt. Ten opzichte van de referentiegroep zijn de inwoners van Beverwijk minder betrokken bij de buurt. Dit komt verder tot uiting in het feit dat twee op de vijf burgers van mening is dat buurtgenoten elkaar nauwelijks kennen, De inzet voor de leefbaarheid en veiligheid van de buurt door bewoners komt in Beverwijk eveneens minder vaak voor. Het voorzieningenniveau in Beverwijk is hoger dan in andere gemeenten. Er zijn vooral meer winkels voor basisbehoeften voor handen. Het voorzieningenniveau voor opvoedondersteuning blijft echter achter op de andere onderzochte gemeenten. Sociaal netwerk Een kleine minderheid van de respondenten (2%) geeft aan zich vaak eenzaam te voelen en 16% soms eenzaam. SGBO RAPPORT BELEVINGSONDERZOEK INWONERS BEVERWIJK 33