Verslag van de vergadering van de werkgroep Postactieven op in de Baljuwzaal van het CAOP, Lange Voorhout 13 te Den Haag.

Transcriptie

1 Leden van de werkgroep Postactieven van het Sectoroverleg Defensie Carina van Agten inlichtingen telefoonnummer PA/ nummer G.1.02 zaaknummer mei 2015 verzenddatum Verslag van de vergadering van de werkgroep Postactieven op in de Baljuwzaal van het CAOP, Lange Voorhout 13 te Den Haag. Aanwezig: Van de zijde van Defensie: R. Kreeftmeijer (voorzitter), P. van Selm, W. Sillevis Smitt, H. van Lamoen, E. Huisman, A. Lankhorst. Van de zijde van de Centrales: J. van Hulsen (AC), R. Schilperoort, (ACOP), J.Arts, L. van der Hulst, J. Kropf (CCOOP), M. Weusthuis, R. Pieters (CMHF). Van de zijde van ABP/APG: L. Janssen, H. Leenders. Secretariaat: C. van Agten (CAOP). Agenda (PA/ ) 1. Opening & mededelingen 2. Verslag & Actiepunten van (PA/ ). 3. Militare pensioenregeling. 4. Voorzieningenregeling MOD (PA/ en PA bijl.). 5. Proces en procedure inkomensvoorziening PA (PA/ ). 6. Vrijwilligersmedaille (PA/ , PA/ , AP/ ). 7. Rondvraag en sluiting. 1/6 Postbus 556, 2501 CN Den Haag Lange Voorhout 9, 2514 EA Den Haag T F info@caop.nl KvK

2 Agendapunt 1: Opening, mededelingen en vaststellen agenda De voorzitter opent de vergadering. Mededelingen Er zijn geen mededelingen. Agendapunt 2: Verslag & Actiepunten van (PA/ ). Blz. 2, Agendapunt 2: De heer Van Hulsen vraagt hoe het staat met de werkgroep Rafelrandjes die zou worden gereanimeerd. De voorzitter zegt toe dat hierop zo spoedig mogelijk actie zal worden ondernomen. Blz. 3, Agendapunt 4, 6 de regel van boven: De heer Janssen beaamt dat moet zijn: De heer Janssen neemt hiervan kennis. Actiepunten 1. Volledige schadevergoeding: het gesprek met de fiscus heeft niet geleid tot een resultaat. Defensie is nu in een traject met Financiën om te kijken op welke wijze de Belastingwet 2016 mogelijk kan worden aangepast om uiteindelijk het netto-netto-verhaal mogelijk te maken. Er is nog geen eindresultaat. 2. MOD-regling: geagendeerd. 3. SB/UWV: geagendeerd voor de volgende vergadering. 4. Backservice bij dubbeltelling: gaat naar de voorraadagenda. 5. Militaire pensioenregeling: presentatie is geweest. Geagendeerd voor vandaag. 6. Romptekst Veteranennota: is in dit gremium afgerond. 7. SZVK koswten na ontslag: de heer Pieters wordt om nadere uitleg gevraagd. De heer Pieters licht toe dat 1-6 weken voor ontslag contact op moet worden genomen met de bedrijfsarts. Dan wordt er gekeken naar het traject van uitkeren. Als er schriftelijke afspraken liggen worden die nog vergoed nadat men ontslagen is. Echter, als men een week van te voren komt en de arts constateert dat er sprake is van een medisch probleem, is de tijd te kort om nog afspraken te maken en wordt het plan van aanpak opgesteld na de ontslagdatum. In dat geval oordeelt het SZVK dat het plan niet gereed was op datum ontslag en dus niet wordt vergoed. De onredellijkheid is er in gelegen dat de behandelingen of aanschaf van apparatuur dan ten laste zou komen van de verzekering die de betrokkene heeft afgesloten na einde dienstverband met alle nadelige gevolgen voor het individu van dien (eigen bijdrag aftrek). Het gaat dus in eerste instantie om de termijn van 1-6 weken. De heer Sillevis Smitt stelt vast dat een kwaal die ontstaat na het dienstverband, gewoon ten laste komt van de particuliere verzekering die dan is afgesloten. Als het gaat om bijvoorbeeld een gehoorbeschadiging die is opgelopen tijdens het dienstverband, zou de ABP ziektekostenverzekering de kosten die hiermee gemoeid zijn, moeten dekken. De heer Pieters constateert dat dit zo in de praktijk dus niet gebeurt, men komt bij de eigen ziektekostenverzekering terecht als er geen of een onvolledig behandelplan op papier staat op datum ontslag. Het pleidooi is dan ook om de termijn van 1-6 weken iets te verlengen, met de aanbeveling om het behandelplan zo snel mogelijk volledig op papier te krijgen na de datum ontslag. Defensie neemt dit mee. Agendapunt 3: Militare pensioenregeling. De voorzitter geeft een korte inleiding en deelt mede dat er geen ruimte is om nog een jaar voor een aanwijzing te gaan. Dat betekent dat een aanwijzing voor de werkgever geen begaanbare weg meer is. Als partijen kiezen voor een variant (2), geeft dat wat ruimte om keuzes te maken richting bijvoorbeeld het nabestaandengedeelte. Als partijen dat niet doen, zal het ABP-bestuur de eigen verantwoordelijkheid nemen en overgaan tot het implementeren van een beleidsarme variant, ic. het naar beneden brengen van het opbouwpercentage. De vraag is nu wat partijen willen. De heer Schilperoort stelt dat de ACOP altijd het standpunt heeft gehad om zo min mogelijk aanpassingen aan de regeling te doen, vandaar de aanwijzing vorig jaar. De werkgever geeft aan dat een aanwijzing voor dit jaar niet meer mogelijk is. Er is op het gebied van arbeidsvoorwaarden wel wat veranderd, namelijk dat in de toekomst de huidige regeling op enige manier in stand zal moeten blijven. Dan is voor de ACOP alleen de optie 2a, waarbij nog iets gedaan wordt voor het partnerplus pensioen, de enige optie die nog is uit te leggen. Men is echter niet blij met de situatie en voelt zich met de rug tegen de muur gedrukt. 2/6

3 De heer Van Hulsen concludeert dat het stelsel zo is ingericht, dat sociale partners over de aanspraken gaan en daarvoor ook de verantwoordelijkheid moeten durven dragen. Daarmee zegt spreker eigenlijk de keuze niet aan ABP te willen overlaten, want in het slechtste geval gaat het ABP-bestuur bepalen wat de aanspraken moeten zijn in plaats van de sociale partners. Verantwoordelijkheid nemen is keuzes maken. Vertrekpunt is dat spreker als bondsvertegenwoordiger zijn leden zo goed mogelijk moet bedienen. Kijkend naar de mogelijke varianten, betekent dat de keuze valt op een variant die zo dicht mogelijk ligt bij de aanspraken die zijn achterban op dit moment heeft. Daarmee valt variant 1 af en valt de keuze op variant 2a, hoe betreurenswaardig spreker dat ook vindt. Op verzoek van de de CMHF schorst de voorzitter de vergadering. *SCHORSING* De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de CMHF. De heer Pieters stelt vast dat de politiek de mond vol heeft over de bijzondere positie van de militair, recentelijk zelfs nog behandeld in de vaste kamercommissie van Defensie. Als het er echter op aan komt, ziet men er vervolgens niets van terug. Om die reden wil de CMHF geen keuze maken. In de schorsing is dit besproken en ook de CCOOP schaart zich achter dit standpunt. Dat betekent dat de stemverhouding 2:2 is en het voorstel is om dit agendapunt door te schuiven naar het SOD. Hiermee wordt ingestemd. De eerstvolgende SODvergadering is gepland op Agendapunt 4: Voorzieningenregeling MOD (PA/ en PA bijl.) De voorzitter geeft een korte inleiding over de historie van dit agendapunt. De gemaakte opmerkingen zijn zo goed mogelijk verwerkt en de vraag is of de centrales zich herkennen in voorliggende regeling. De heer Schilperoort benoemt een aantal punten die nog niet duidelijk zijn, maar uiteindelijk blijken die toch goed in het stuk te zijn opgenomen. Ten aanzien van art. 5, lid 5 (mobliteitsvoorziening licht de heer Sillevis Smitt toe dat het artikel zodanig is geformuleerd dat de kleine groep mensen waar het om gaat met dit artikel onder de regeling kan vallen en geen beroep hoeft te doen op een hardheidsclausule, zonder dat de deur opengezet wordt voor een grote toestroom tot deze faciliteit. De heer Van der Hulst dat het commentaar van de CCOOP goed in het vooliggend stuk zijn verwoord en daarmee kan spreker namens zijn centrale instemmen met het stuk. De heer Van Hulsen deelt mede ook in te kunnen stemmen. Agendapunt 5: Proces en procedure inkomensvoorziening PA (PA/ ). De heer Sillevis Smitt geeft een korte toelichting. De inkomensvoorziening is een onderdeel van het Veteranenbesluit. Daarna is een regeling afgesproken die de inkomensvoorziening nader definieert en nu is Defensie met de uitvoerder in overleg om de uitvoering in te richten. Dat betekent niet dat er op dit moment niets gebeurt: op het moment dat er zich mensen aandienen die voor deze regeling in aanmerking zouden komen, worden er regelingen getroffen. Dat neemt niet weg dat de werkgever er voor kiest om een paar uitvoeringsaspecten op tafel te brengen ten einde daarin een keuze te maken. De heer Van der Hulst heeft enkele opmerkingen. Blz. 1, 4 de tekstblok, 4 de regipel: Voorts dient er sprake te zijn van een vermoeden van dienstverband.etc. Spreker vindt de phrase..dat normaliter door een verzekeringsarts wordt vastgesteld overbodig en onzinnig en kan dus verwijderd worden. Idem, 8 ste regel: voor het vaststellen van een vermoeden van dienstverband.backoffice medewerker worden gedaan. Spreker vraagt welke criteria deze backoffice medewerker voor vaststellen hanteert. Als die criteria er zijn verzoekt spreker deze te kunnen ontvangen. Voorkomen moet worden dat twee dezelfde cases verschillend worden beoordeeld worden. Blz. 5, laatste zin: Het invadiliteitspercentage toekomstig MIP. De heer Van der Hulst noemt dit verwarrend. Gaat het hier over de voorlopige MIP of de vastgestelde MIP? De heer Sillevis Smitt antwoordt dat de exacte criteria voor het vaststellen van een vermoeden van dienstverband in ieder geval inhouden dat betrokkene een uitzending heeft meegemaakt en iets van een aandoening moet hebben. Hoe middels criteria een mogelijk verband kan worden vastgesteld moet nog worden bezien. In ieder geval is snelheid belangrijk, de uitkering moet binnen 4 weken tot betaling kunnen komen. Wat precies het niveau van de backofficemedewerker is, wordt nog nagegaan. De backofficemedewerker neemt namens de werkgever een besluit. De tekst rond het MIP-percentage is specifiek opgenomen omdat voor de voortzetting van de inkomensvoorziening het MIP-percentage niet relevant is. Omdat het een MIP-keuring is wordt deze ook gebruikt voor het dienstverband, maar het is ook het startpunt van het MIP-traject, waarbij na 2 jaar de eindkeuring plaatsvindt die de eindtoestand vaststelt. Het is voor de heer Van der Hulst uit de tekst nog 3/6

4 steeds niet duidelijk of het gaat om de voorlopige MIP of de definitieve MIP. De heer Sillevis Smitt antwoordt dat het gaat om het voorlopige MIP. Er wordt langs het protocol gemeten en daar volgt een percentage uit. Het is de keuring die uiteindelijk het voorlopige MIP-percentage vaststelt en het is nu de vraag of dat wel of niet met de betrokkene wordt gecommuniceerd, omdat het voor de inkomensvoorziening niet relevant is, maar wel voor het uiteindelijke verhaal. Het moet aldus de heer Van der Hulst duidelijk zijn, naar de mensen toe en in voorliggend stuk, dat het niet over de definitieve MIP gaat, maar om het voorlopige percentage. Pas bij de medische eindtoestand wordt het definitieve MIPpersentage vastgesteld. Als dit niets te maken heeft met de inkomensvoorziening als zodanig is het aan te bevelen het uit dit stuk te halen en het niet aan de betrokkene mee te delen. De heer Sillevis Smitt licht toe dat daar wel een nadeel aan zit. Mensen willen weten wat er uit de keuring komt en welk percentage er onder aan de streep stond. Dat wordt dan niet verteld omdat het geen effect op het inkomen heeft. De voorzitter zegt de twijfel en de zorg wel te snappen en stelt voor om het in dit stuk weg te laten, maar wel te regelen dat iemand met alle voorbehouden wordt ingelicht over het voorlopige percentage. De heer Van Hulsen betoogt dat de betreffende passage uit dit stuk moet omdat het puur gaat om de inkomensvoorziening. De heer Kropf is er voorstander van om betrokkenen alleen in te lichten als zij er om vragen en dan met alle voorbehouden vandien. De heer Sillevis Smitt wijst er op dat de zorgcoördinator dit zelf zal gaan toelichten. Op een vraag van de heer van Hulsen inzake de verrekening (blz. 2), zet de heer Sillevis Smitt uiteen dat er van uit wordt gegaan dat normaalgesproken de inkomensvoorziening hoger is en er dan niets is te verrekenen. De inkomensvoorziening is nooit bedoeld om mensen te benadelen, dus als het voorlopig MIP-percentage en de inkomensvoorziening een lager bedrag oplevert dan de voorlopig inkomensvoorziening, gebeurt er niets, levert het een hoger bedrag op, is er sprake van een hoger MIPbedrag tot het moment dat er een definitief MIP-percentage is. Mocht blijken dat het definitieve MIPpercentage hoger is dan hetgeen betrokkene in het verleden kreeg, dan moet dat terug. De heer Schilperoort zegt zich hier in te kunnen vinden, maar vraagt aandacht voor de overgang. De heer Sillevis Smitt verwijst naar het overleg over het Veteranenbesluit waar dit punt ook aan de orde is gekomen. Daar is toen gezegd dat er een overgang wordt ingebouwd, dat gebeurt vaker bij grote veranderingen. Er vindt een gestaffelde afbouw plaats. Besloten wordt dat de voorlichtingstekst nog informeel met de centrales wordt gedeeld. De aangebrachte punten worden meegenomen en Defensie komt separaat terug met de criteria die de backofficemedewerker hanteert. De aanvraag van de inkomensvoorziening zal met behulp van de zorgcoördinator geschieden. Agendapunt 6: Vrijwilligersmedaille (PA/ , PA/ , AP/ ). De voorzitter geeft een korte toelichting. De brief heeft juist tot doel het onderscheid dat actiefdienenden en reservisten zouden kunnen ervaren, weg te nemen. Er is in het decoratiebeleid geen verschil tussen actief dienend en reservist. De heer Arts verwijst naar de kamervragen van 2 jaar terug waarin gesproken wordt over een onderzoek om reservisten ook in aanmerking te laten komen voor verschillende krijgsmachtdeelmedailles. De vraag is hoe het staat met dit onderzoek. De heer Sillevis Smitt anwoordt dat er een onderzoek plaatsvindt naar een harmonisatie van die krijgsmachtdeelmedailles. De criteria zijn vastgesteld, die zijn in principe niet anders voor de reservist dan voor een actieve militair. Het enige is dat een reservist, die uitsluitend als reservist optreedt daar wat minder snel voor in aanmerking komt. De heer Kropf noemt dit respectloos want het is nog maar de vraag hoe reëel het is dat reservisten dan überhaupt nog in aanmerking komen. De heer Sillevis Smitt wijst er op dat reservisten voordat zij reservist worden, vaak een actieve periode als militair achter de rug hebben. De heer Van der Hulst wijst er op dat het in eerste instantie ging om Natrespersoneel. Daar zitten bepaalde criteria aan vast. Als de werkgever nu voornemens is die af te schaffen en de betrokkenen mee te laten lopen in het normale decoratiebeleid, dan moet een reservist uiteindelijk 12 jaar in werkelijke dienst zijn geweest. De centrales hebben er vanaf het begin op gehamerd dat de rechtspositie van de vrijwilligers hetzelfde zou moeten zijn als die van het beroepspersoneel, maar dergelijke zaken zijn nu eenmaal niet te vergelijken. Spreker betoogt dat de werkgever niet heeft stilgestaan bij het feit dat de waardering van het Natresperssoneel voor de vrijwilligersmedaille veel hoger was, als de medaille voor langdurige eerlijke trouwe dienst. De vrijwilligersmedaille is bij bijvoorbeeld politie en brandweer wel blijven bestaan. De heer Van Hulsen concludeert dat er geen sprake is van afschaffing van medailles, maar dat de vrijwilligersmedaille niet meer wordt uitgereikt.spreker vraagt of de werkgever ooit heeft gekeken naar het instellingsbesluit van de vrijwillige medaille. Daarin staat dat iemand die aan bepaalde criteria voldoet die medaille krijgt. In dit instellingsbesluit staat de Natres-er genoemd. Er kan dus niet worden besloten dat de medaille niet meer wordt uitgereikt want hij heeft er per definittie recht op. Spreker vult nog aan dat in 4/6

5 het voorliggend voorstel iemand die bij de reservisten carriere maakt (bijvoorbeeld van soldaat 1 ste klasse naar officier) het tijdscriterium niet meer gaat halen. De heer Kropf verwijst naar het Instellingsbesluit waarin uitsluitend wordt gesproken over het korps Nationale Reserve en het is de wens van de centrales om het voor alle onderdelen te regelen. Voorts merkt spreker op dat destijds in de commissie Van Dam het decoratiestelsel is bekeken. Daarbij zijn de centrales gesprekspartner geweest. Het verbaast spreker dat er in de afgelopen tijd veel veranderingen zijn doorgevoerd op dit gebied, maar dat de centrales nu als gesprekspartner niet meer meedoen. De voorzitter schorst hierop de vergadering. *SCHORSING* De voorzitter heropent de vergadering en deelt het volgende mede. Zijn ervaring uit het verleden is dat waardering via decoraties binnen de Defensieorganisatie voor veel meer staat dan een medaille. Spreker deelt derhalve alle kritiek en suggesties van de centrales. Voorstel is dat Defensie alle suggesties meeneemt en naar de centrales terugkomt met een aangepast voorstel. Ook hetgeen in de brief van de centrales is gewisseld wordt meegenomen. Agendapunt 8: Rondvraag en sluiting. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering. 5/6

6 Besluiten en actiepunten Actiepunt Initiatiefnemer Status Agenderen 1. Voortgang ministeriele regeling volledige schadevergoeding Defensie Het gesprek met de fiscus heeft niet geleid tot een resultaat. Defensie is nu in een traject met Financiën om te kijken op welke wijze de Belastingwet 2016 mogelijk kan worden aangepast om uiteindelijk het nettonetto-verhaal mogelijk te maken. Er is nog geen eindresultaat. Er is nog geen eindresultaat 2. SBK/UWV Partijen Er komt een brief naar centrales waarin oplossingen worde geschetst. De werkgroep Rafelrandjes wordt gereanimeerd 3. BZVK kosten na ontslag 4. Militaire pensioenregeling 5. Voorzieningenregeling MOD 6. Proces en procedure inkomensvoorziening PA Defensie De heer Pieters wordt nogmaals om een uitleg gevraagd. Defensie neemt het punt mee. Geagendeerd voor Tav. de werkgroep zal zsm. actie worden ondernomen Partijen Op verzoek van CMHF SOD agendering voor SOD Partijen Overeenstemming Afgehandeld Defensie De besproken punten worden meegenomen en de voorlichtingstekst wordt met de centrales gedeeld. 7. Vrijwilligersmedaille Defensie De door de centrales ingebrachte punten worden meegenomen. Er komt een aanngepast voorstel. Zsm. Zsm. Voorraadagenda Backservice bij dubbeltelling 6/6