Georganiseerd overleg sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid

Transcriptie

1 Georganiseerd overleg sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid G.A. van Herpen-Bartlema Inlichtingen telefoon bijlage AP/ briefnummer G.1.03 zaaknummer 17 november 2014 datum Verslag van de vergadering van de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van 11 november 2014 van tot uur in de Sophiezaal van het CAOP, Lange Voorhout 13, Den Haag. Aanwezig: Van de zijde van Defensie: R. Dirkzwager (plv.vz.), E.H. Dekker, F.R.H. van de Hoef, A. Nuijen, C. de Rijke, mw. I. Zijderveld, H. Vroege,, H. Paape, G.F.J. Cleijsen; Van de zijde van de Centrales: J.J.H. van Hulsen, L. H.Schipper (AC), R. Schilperoort, A. Snels (ACOP), B. Schnoor, J. Kropf, L.C. van der Hulst (CCOOP), R.W. Pieters (CMHF). Van de zijde van het secretariaat: G.A. van Herpen-Bartlema (CAOP). Agenda (AP/ ) 1. Opening, mededelingen en vaststelling agenda. 2. Artikel 2a BMD. 3. Plan van aanpak evaluatie BMD (AP/ ). 4. Klanttevredenheidsonderzoek SBK 2014 (AP/ ). 5. Uitzending Air Task Force Middle East (ATF ME). 6. Schuldenproblematiek. 7. Rondvraag en sluiting. 1/9 Postbus 556, 2501 CN Den Haag Lange Voorhout 9, 2514 EA Den Haag T F info@caop.nl KvK

2 Agendapunt 1. Opening, mededelingen en vaststelling agenda. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Hij deelt mee dat deze vergadering als het ware een voortzetting is van de vorige vergadering waarin wegens tijdgebrek een aantal agendapunten niet is besproken. Verder deelt hij mee dat de heer Kreeftmeijer vandaag de vergadering niet kan voorzitten wegens andere verplichtingen. Vaststelling agenda Ongewijzigde vaststelling. Agendapunt 2. Artikel 2a BMD 1. De voorzitter herinnert aan eerder overleg over de medezeggenschap voor militairen die bij een ander ministerie zijn gedetacheerd. Dit komt ook aan de orde komen bij de evaluatie BMD (agendapunt 3). De heer Pieters vraagt wat er gebeurt voor de militairen die al gedetacheerd zijn. Het lijkt hem geen goede zaak dat men moet wachten totdat de - waarschijnlijk langdurige - evaluatie van het BMD uiteindelijk tot maatregelen leidt. Voor hen moeten nu afspraken gemaakt worden. Voorts dienen militairen medezeggenschap te hebben in de organisatie waar zij gedetacheerd zijn en wel aan de hand van het BMD. De heer Schipper sluit zich hierbij aan. Hij wijst op de brief van Defensie van 10 januari 2014 over Deelname aan Rijksbrede medezeggenschap (AP/ ) waarin diverse voorstellen aan de orde komen. Over mogelijke wijzigingen van de medezeggenschap binnen Defensie - spreker is hier niet op voorhand tegen - was tot dusver geen overleg met de centrales. Wat hier ook van zij, spreker benadrukt dat een eventuele wijziging van het BMD besproken moet worden met de centrales. De voorzitter bevestigt dat. De heer Kropf merkt op dat Defensie door toepassing van art. 2a het BMD wil kunnen uitschakelen maar de betrokken militairen wel wil laten vallen onder de werking van de locatie medezeggenschapscommissie (LMC). Echter, dat kan alleen indien een medewerker valt onder de werking van het BMD. De voorzitter beaamt dat. Mevrouw Zijderveld licht de gang van zaken toe bij de ADR. Het burgerpersoneel ging over naar die dienst en kwam daarmee onder de OR ADR. Militairen die voor de ADR werken op een Defensie-locatie, vallen buiten de medezeggenschap van Defensie en de OR ADR. In overleg met de OR ADR kwam Defensie tot de oplossing voor deze groep art. 2a toe te passen. In het reglement van de OR ADR is bepaald dat deze militairen worden beschouwd als bij de ADR werkzaam personeel. Echter, sommige militairen die werken voor de ADR hebben hun fysieke werkplek op het PKC-complex, dus op een Defensielocatie. Het werd dan ook logisch gevonden hen daar te laten vallen onder de LMC, ook al is dat wellicht niet geheel volgens de letter van art. 2a BMD. De heer Pieters acht het denkbaar dat bij een reorganisatie de stoelen waarop de bij de ADR geplaatste militairen zitten, worden opgeheven. Indien art. 2a van toepassing is en het BMD buiten werking is gesteld, zou er voor hen geen medezeggenschap zijn. De voorzitter stelt dat toepassing van art. 2a BMD waarschijnlijk altijd zal leiden tot min of meer nadelige gevolgen voor de medezeggenschap van militairen. Defensie heeft echter geenszins de intentie deze militairen uit te sluiten van welke medezeggenschap dan ook. 1 Artikel 2a Specifieke uitzondering Onze Minister kan na overleg met de sectorcommissie Defensie bepalen dat een onderdeel van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke strijdkrachten in Nederland of door Onze Minister aan te wijzen nationale of internationale overheidsdiensten waar werknemers in de zin van dit besluit werkzaam zijn, geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de werking van dit besluit. 2/9

3 De heer Pieters neigt er vooralsnog toe de lijn van Defensie te volgen, te weten een mogelijke toepassing van art. 2a BMD. De heer Van Hulsen stelt dat militairen die in een organisatie werken waar de WOR van toepassing is, zijn te beschouwen als tijdelijke of uitzendkrachten. Militairen die buiten het BMD vallen, kunnen, zoals gezegd, in beginsel niet onder de werking van een LMC vallen. Spreker stelt voor art. 2a van het BMD te handhaven maar, militairen toch ook onder het bereik van een LMC te laten vallen doch louter voor zover het Defensiezaken betreft. Zij blijven dan dus voor een deel wel onder het BMD vallen. Dit voorstel geldt als een tussenoplossing totdat mogelijke structurele maatregelen die voortkomen uit de evaluatie van het BMD worden ingevoerd. De heer Schipper wijst erop dat het werkgebied van een LMC al is omschreven in het BMD. De heer Schilperoort sluit zich aan bij de voorgaande sprekers en wijst daarbij op art. 2a waarin sprake is van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het BMD. Het is aan partijen in dit gremium om te besluiten over de mate van vrijstelling. De heer Pieters stelt in dit kader voor dat Defensie definieert voor welke militairen het voorstel van Defensie geldt om tijdelijk het BMD buiten werking te plaatsen maar hen wel onder een LMC te laten vallen. Deze incidentele maatregel dient te gelden totdat definitieve besluiten worden genomen naar aanleiding van de evaluatie van het BMD. Ook voor spreker geldt dat het BMD nu van toepassing blijft. De voorzitter zegt een voorstel toe conform het zojuist besprokene (pm). Agendapunt 3. Plan van aanpak evaluatie BMD (AP/ ). Blz. 2 Inleiding 2 e De heer Schilperoort meent dat ook gekeken moet worden naar inhoudelijke betrokkenheid van de medezeggenschap, naast zijn aandacht voor de dagelijks bedrijfsvoering. Dat zou een aparte doelstelling kunnen zijn. 3 e De heer Schilperoort wijst in dit kader op het overleg zojuist bij agendapunt 2. De heer Pieters stelt dat de medezeggenschap wordt vastgesteld in het overleg tussen Defensie en de centrales. De voorzitter bevestigt dat. De heer Van Hulsen mist hier de problemen die de medezeggenschap ondervindt bij het vinden van kandidaten. De voorzitter wijst op het risico dat dan feitelijk de hele Defensiepopulatie betrokken zou dienen te worden in de evaluatie. Maar hij verwacht dat dat technisch oplosbaar zal zijn. De heer Schilperoort meent dat MC s vaak op een eenzijdige wijze zijn gevuld. Diverse geledingen binnen Defensie zijn veelal ondervertegenwoordigd binnen de medezeggenschap. De voorzitter antwoordt dat uit recent onderzoek bleek dat het aantal officieren in de medezeggenschap groter is dan verwacht (circa 25%) en dat gold ook voor burgers uit de hogere schalen. Blz. 3 Actoren, rol en tijdspad De heer Van Hulsen is de taakverdeling en coördinatie volstrekt onduidelijk. Voor de heer Schilperoort geldt hetzelfde. Het overzicht geeft spreker het gevoel dat in het overleg met de centrales en de medezeggenschap sprake zou zijn van een hiërarchie. Spreker neemt dit vaker waar en benadrukt dat dat niet het geval is. Maar naarmate het getal van een doelstelling hoger wordt in deze notitie, wordt het aantal actoren steeds kleiner. 3/9

4 Echter, juist bij de derde doelstelling moeten zoveel mogelijk reacties vanuit de medezeggenschap aan de orde komen. De voorzitter antwoordt dat een hiërarchie geenszins de intentie is maar hij kan zich voorstellen dat die indruk ontstaat. Mevrouw Zijderveld licht toe dat de coördinatie van het onderzoek bij de HDP komt te liggen. Het onderzoek dient verricht te worden door een neutrale organisatie. Het is de ervaring dat een bespreking van het BMD met een groot aantal verschillende MC s, niet goed werkt. Daarom worden vragen aan de medezeggenschap eerst naar de afzonderlijke Defensieonderdelen geleid die op hun beurt de medezeggenschap benaderen. Die onderdelen verzamelen de input en sturen deze naar de CMC en DMC s. In deze opzet bestaat het risico dat de getrapte informatie vanuit de afzonderlijke MC s niet verder komt, zoals volgens de heer Pieters nu al gebeurt. Hij stelt een meer bottom up-benadering voor. De heer Schipper wijst erop dat de CMC waarmee de concept rapportage wordt besproken (blz. 4, Resultaat) net zoals een MC, onderdeel is van de medezeggenschap. Blz. 4 Resultaat De heer Pieters merkt op dat de resultaten en eventuele maatregelen besproken dienen te worden met de centrales. De tekst op dit punt moet aangescherpt worden, meent spreker. De voorzitter zegt een aanpassing toe van het plan van aanpak naar aanleiding van het zojuist besprokene. Onder meer wordt ernaar gekeken dat ook de reacties vanuit de medezeggenschap op het lagere niveau, gehoord worden (pm). Rijksbrede medezeggenschap: Overleg Orgaan Rijk De voorzitter heeft de instanties die doende zijn met de instelling van een OOR of andere vormen van Rijksbreed overleg, bericht dat voor zover Defensie hierbij wordt betrokken en dit gevolgen zou hebben voor het Besluit georganiseerd overleg sector Defensie en het BMD, overlegd moet worden met de centrales. Ook heeft Defensie aangegeven dat het advies hierover van ABD TOP Consult niet haar standpunt weergeeft. Het genoemde advies wordt de centrales toegestuurd (pm). De heer Pieters nodigt andere Defensiemedewerkers en medezeggenschapvertegenwoordigers uit het standpunt eveneens kenbaar maken dat overleg met de centrales is voorgeschreven. Agendapunt 4. Klanttevredenheidsonderzoek SBK 2014 (AP/ ). De heer Cleijsen licht de Rapportage klanttevredenheidsonderzoek Begeleidings- en Bemiddelingstraject SBK 2012 [AP/ , bijlage 1] kort toe. Alle medewerkers in de doelgroep vielen onder het SBK Er zijn circa medewerkers benaderd voor het onderzoek. De heer Schilperoort vindt drie keuze-antwoorden: - (helemaal) mee oneens; - noch mee eens, noch mee oneens; - (helemaal) mee eens. weinig genuanceerd. Een medewerker zal zich al gauw gedwongen zien te antwoorden met noch mee eens, noch mee oneens. Spreker vraagt zich af wat de invloed hiervan is geweest op de uitkomsten. De heer Cleijsen antwoordt dat deze antwoorden een beproefde methode zijn voor dit soort vragen. Of de tweede rapportage tot andere resultaten zal leiden wegens het voortschrijden van het begeleidings- en bemiddelingstraject en de toename van de ervaringen daarmee, is nog onbekend want men is nog doende de verzamelde data te analyseren. Daarbij komt dat de doelgroepen van het eerste en tweede onderzoek van verschillen. De heer Van Hulsen noemt de resultaten schokkend en op generlei wijze overeenkomend met de bedoelingen van het SBK Men moet zich nu beraden op het bijsturen van de uitvoering. Indien een afdeling als P&O door een minderheid van 30% van de klanten negatief wordt beschouwd, vertaalt hij dat evengoed als een meerderheid ( bijna 100% ). Immers, juist van zo n afdeling mag verwacht worden dat zij een product levert dat de instemming heeft van alle medewerkers. 4/9

5 In de rapportage komen diverse individuele, stuitende casussen voor. Als voorbeeld noemt spreker het grote aantal functionarissen (soms wel tien) die zich achtereenvolgens bezighoudt met één klant. Dergelijke schrijnende informatie dreigt in deze uitgebreide rapportage onder te sneeuwen. De voorzitter merkt tussentijds op dat het vertalen van een minderheidsmening naar een meerderheidsmening, het risico heeft dat de meerderheid tekort wordt gedaan. De heer Van der Hulst wijst op de aanbiedingsbrief van Defensie bij de rapportage waarin onder meer de volgende verbeterpunten naar voren komen: a. de vacaturebank is niet up to date. Het separate overleg over de vacaturebank (voetnoot 1) laat volgens spreker onverlet dat Defensie de zaken al op orde had moeten hebben; b. het bemiddelings- en begeleidingsproces ( de warme overdracht ) moet geoptimaliseerd worden. De centrales benadrukten in het verleden dat een medewerker één aanspreekpunt/casemanager moet krijgen. Dat kan op praktische problemen stuiten maar dat neemt niet weg dat dat het streven moet blijven. Dit zijn zeer belangrijke punten aan de voorkant van het proces waarvoor de centrales al eerder aandacht van Defensie vroegen. Voor de bespreking van dit rapport is het volgens spreker nodig te beschikken over de 2 e rapportage want eerst dan kan men de uitkomsten vergelijken. De heer Pieters sluit zich aan bij de voorgaande sprekers van de centrales. Het valt spreker op dat een meerderheid positief is over de tijd die de BBO-begeleider of de P&O-functionaris besteedde aan een klant; men luisterde goed naar de klant. Echter, een meerderheid vindt de inhoudelijke begeleiding en de bruikbaarheid van hun adviezen helemaal niet positief en dat doet zich voor bij bijna elke vraag. Spreker vindt de uitkomsten schokkend. Uit de rapportage had moeten blijken dat circa 90% van de klanten tevreden zou zijn geweest. De heer Schilperoort wijst op de Highlights. Daarin wordt op basis van een aanname een verklaring gegeven voor de uitkomsten. Het risico is echter dat deze highlights gezien gaan worden als de werkelijkheid en gaan leiden tot gewenste uitkomsten. Dat zou een objectief beeld van het begeleidings- en bemiddelingstraject teniet doen. Het valt de heer Schilperoort op dat weinig militairen van de KM en de KLu meededen. Hij vraagt naar de reden hiervoor. De heer Cleijsen antwoordt dat alle militairen in de onderzoeksgroep diverse keren zijn uitgenodigd voor deelname. Het kan zijn dat het aantal militairen bij de KM en de KLu in de onderzoeksgroep kleiner was dan van de KL. Hij wil dit punt meenemen in de 2 e rapportage. De voorzitter was geïnteresseerd in regionale verschillen maar begreep dat deze niet meetbaar waren in dit onderzoek. De heer Schilperoort wijst op het Persoonlijk Uitplaats Plan (PUP) waarvan de centrales aangaven dat de uitvoering daarvan ook onderzocht moest worden. De rapportage meldt hierover vrijwel niets; in een toekomstige rapportage dient hieraan meer aandacht besteed te worden. De heer Cleijsen antwoordt dat de onderzoeksvragen zijn opgesteld conform van te voren gemaakte afspraken met de afspraken met de centrales. Voorts wil de heer Schilperoort meer informatie over de wijze waarop klanten al dan niet een baan vonden. Zo ja, was dat met hulp van begeleiding of vond men zelf een andere betrekking? Waar kwam men terecht, binnen of buiten Defensie? De heer Van Hulsen sluit zich aan bij deze vraag. De heer Cleijsen antwoordt dat dit aan de orde kwam in meting 5. De resultaten daarvan zijn buiten de 1 e rapportage gehouden omdat er onvoldoende respondenten waren. Voor de 2 e rapportage was de respons wel voldoende en komt dit daarin terug. De heer Cleijsen deelt mee dat DOPS TOS de 2 e rapportage voor het kerstreces voltooid wil hebben. De uitkomsten van een rapportage leiden tot een actieplan om zaken te verbeteren. De voorzitter zegt toe de 2 e rapportage aan de centrales te sturen (pm). 5/9

6 Agendapunt 5. Uitzending Air Task Force Middle East (ATF ME). De heer Paape geeft de presentatie Inzet ATF ME, Inzet F-16 s tegen ISIS. sheet 3 Tijdslijn FFM = Fact Find Mission FIR = First Impression Report sheet 5 Ingezette militairen nog in uitzendbescherming De militair die een voorbehoud maakte, is niet uitgezonden, aldus de heer Paape. De heer Pieters verwijst naar de afspraak in het SOD van 26 november (SOD/ ). Deze afspraak van de minister met de centrales is volstrekt duidelijk en spreker kan niet anders dan concluderen dat Defensie toen heeft gelogen. Er worden nu militairen uitgezonden voor wie de uitzendbescherming [hierna: UZB] geldt en dat keurt hij af. Spreker zal zich hierover moeten beraden. De heer Schilperoort sluit zich volledig aan bij de vorige spreker. De heer Van der Hulst stelt dat in november 2013 Defensie al wist dat zij niet zou kunnen voldoen aan de afspraken m.b.t. de UZB. Kijkend naar de tijdslijn [sheet 2] moet spreker constateren dat Defensie bekend was met de afspraken maar zich daar niet aan houdt. Het ware dan logisch geweest dat Defensie hierover vooraf, in september 2014 met de centrales overlegd zou hebben. Mevrouw Snels refereert aan een informele mail aan de heer Kreeftmeijer, eind augustus 2014 waarin zij informeerde naar de toepassing van de UZB in het kader van deze missie. Overigens ontving zij nooit antwoord op haar vraag. De heer Van Hulsen stelt vast dat rotatie 1 bestaat uit 28 militairen in de UZB. Hij vraagt wanneer rotatie 1 terugkeert en rotatie 2 start. De heer Paape licht toe dat een deel van de ingezette militairen inmiddels is teruggekeerd, waaronder ook een hem onbekend aantal met UZB. sheet 8 UZB in volgende rotaties De noodzaak van de grote spoed die werd betracht bij de inrichting van deze missie, is de heer Pieters onduidelijk. Op deze vraag kan de voorzitter geen antwoord geven; voor Defensie is dit een gegeven. 1 e De heer Pieters vraagt naar een definiëring van een absoluut minimum. De heer Paape antwoordt dat voor het 2 e detachement, voor geen enkele militair inbreuk wordt gedaan op de UZB. sheet 9 Toekomstige rotaties De rotaties hebben plaats om de drie maanden om een inbreuk op het privé leven van militairen zo gering mogelijk te houden. Voor rotatie 3 en 4 zoekt Defensie CLSK-militairen die vrij zijn van de UZB. Na afloop van de presentatie merkt de heer Schilperoort op dat de minister van Defensie besloot tot deze missie. Betekent dat in zo n geval dat de afspraken met de centrales niet meer geldig zijn? Mevrouw Snels wijst in dit verband op de expliciete uitspraak van de minister in de Tweede Kamer en in overleg met de centrales over de uitzending van Patriot s naar Turkije dat een geval was van eens maar nooit weer. 2 Agendapunt 2. Uitzendritme en personele aspecten Patriotmissie De voorzitter deelt mee dat er geen nieuw formeel stuk is, maar dat defensie n.a.v. de vorige bijeenkomst wel heeft nagedacht over de opmerkingen van de centrales. Vast staat dat de afspraak over de uitzendbescherming wordt gehandhaafd en dat aan de norm 1 op 2 niet wordt getornd. De brief nr. SOD/ wordt ingetrokken. Op verzoek van de centrales zal de voorzitter de minister van Defensie verzoeken een politiek signaal af te geven over de consequenties van de bezuinigingen voor bepaalde groepen van het defensiepersoneel. 6/9

7 De voorzitter antwoordt dat de afspraken met de centrales geldig blijven. Spreker schorst de vergadering op verzoek van de centrales. De voorzitter heropent de vergadering. Schorsing De voorzitter geeft aan dat de afspraken tussen Defensie en de centrales die zijn gemaakt over de UZB in november 2013, nog steeds van kracht zijn. De UZB staat niet ter discussie, zomin als de 1 op 2-norm. Bij deze missie kan spreker slechts constateren dat bij de voorbereiding en de planning zorgvuldiger gehandeld had moeten worden. Op zijn minst hadden de voorzitters van de centrales hierover ingelicht dienen te worden. Echter, spreker kan deze slordige en vervelende gang van zaken helaas niet terugdraaien. Zoals gezegd zullen aan rotatie 2 geen militairen met UZB deelnemen. Spreker stelt voor de UZB met enige regelmaat te agenderen voor de vergaderingen van de Werkgroep AP. De heer Schilperoort neemt kennis van deze toelichting. Spreker verzoekt namens de centrales om agendering van de UZB voor het SOD om verder met Defensie hierover te beraadslagen. In de tussentijd schorten centrales hun deelname aan alle vergaderingen van de gremia die vallen onder het SOD, op. De voorzitter zegt agendering van UZB toe voor het SOD op korte termijn. Noot secr.: het SOD heeft plaats op dinsdag 18 november Agendapunt 6. Schuldenproblematiek. Wegens de uitkomst van het vorige agendapunt, wordt de behandeling hiervan verschoven(pm). Agendapunt 7. Rondvraag en sluiting. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering. 7/9

8 Actiepunten vergadering 28 oktober en 11 november 2014 Nr. Onderwerp: Actie: Opmerkingen: : 1 Evaluatie/Toepassing FPS/ Quick Wins (AP/ , -/ , - / ) Verslag (AP/ ), ap 1 Invoeringsdatum aanpassen. Centrales schriftelijk informeren + agendering AP november. Signaal centrales dat alles dichtzit, intern nagaan. Verslag (AP/ ) Verslag (AP/ ), Verslag (AP/ ), ap. 3 Verslag (AP/ ), ap. 1 Verslag (AP/ ), Verslag (AP/ ), 2 Vacaturebank Verslag (AP/ ) ap.8 Verslag (AP/ ) ap. 2 Voor 1-8 a.s. analyse en oplossingsrichting naar centrales sturen. 3 Regelgeving Bureau Uitzettingen KMar (AP/ ) Verslag (AP/ ), ap.7 Verslag (AP/ ), ap. 2 Verslag (AP/ ), ap 2 4. Evaluatie besluit medezeggenschap (AP/ , -/ ) Verslag (AP/ ), ap 6. Verslag (AP/ ), ap.1 Verslag (AP/ , ap. 3, 5. Inschrijven militairen bij gemeente Verslag (AP/ ) Verslag (AP/ ), 6. Verzamel AMvB (AP/ ). Verslag (AP/ ),ap Toepassing artikel 2a BMD Verslag (AP/ ),ap.4 Verslag (AP/14.676), ap. 2 Problematiek breder trekken dan alleen KMar en agenderen voor een wg. AP. Voorstel volgt n.a.v. bespreking in AP van Nagaan waarom inschrijven bij Breda niet mogelijk is voor KMA studenten/bewoners. Centrales worden op basis van brief van BZK nader geïnformeerd. Bespreken a.d.h. van schriftelijke reactie centrales. Def gaat na of er nieuw beleid in de verzamel AMvB is opgenomen. Voorstel volgt n.a.v. bespreking in AP van /9

9 8. Dedicated werken (AP/ , - / , -/ , ). ap.4 Verslag (AP/ ), ap.4 9. Nota rangsbepaling (uit 1983) ap GOR ap.8 Verslag (AP/ ), ap Voedselverstrekking ap Verklaring van geen bezwaar (VGB) (AP/ ) Verslag (AP/ ), ap.5 Verslag (AP/ ), 13. Missie Mali Verslag (AP/ ) 14. Medisch gezondheidscentrum Soesterberg Verslag (AP/ ) ap Vergaderschema Verslag (AP/ ), ap Missie Afghanistan Verslag (AP/ ), ap Dash shops Verslag (AP/ ), ap Reservistennota Verslag (AP/ ), ap Klanttevredenheidsonderzoek SBK 2014 Verslag (AP/14.676), ap Schuldenproblematiek Verslag (AP/14.676), ap. 6, Nota s over dedicated werken en hekken aanpassen n.a.v. discussie Beleidswijziging agenderen voor een AP. Presentatie over GOR in een AP Toezending van advies ABD TOP Consult. Centrales schriftelijk informeren over strekking discussie over aanwijzing A700. Brief sturen aan mensen die in aanmerking komen voor maatwerkoplossing. + Voorstel binnenkort voorleggen aan centrales Extra TWAV beleggen. Centrales schriftelijk informeren. Centrales informeren over eventuele sluiting. Eén dezer dagen versturen. De heer Schilperoort stuurt informatie inzake beschikbaarheid van materiaal. Stand van zaken nagaan. CDS uitnodigen voor overleg met centrales. Toezending 2 e rapportage. Agendering voor volgende Werkgroep AP. Is 11/11 niet aan de orde gekomen. 9/9