De school moet duidelijk communiceren over de mogelijkheden en onmogelijkheden om een leerling te begeleiden. ADVIES

Transcriptie

1 De school moet duidelijk communiceren over de mogelijkheden en onmogelijkheden om een leerling te begeleiden. ADVIES inzake de klacht van: de heer A en mevrouw B te F, ouders van C, klagers gemachtigde: de heer mr. W.J.F. Geertsen tegen Obs D (voorheen obs E) te F, verweerder gemachtigde: mevrouw mr. A.M.T. Wigger VERLOOP VAN DE PROCEDURE Klagers hebben op 1 mei 2016 op grond van de geldende klachtenregeling een klacht ingediend tegen verweerder. Klagers hebben aanvullende stukken ingediend op 16 augustus De klacht tegen verweerder heeft de volgende inhoud: De heer A en mevrouw B klagen erover dat de school hun zoon C niet adequaat heeft begeleid en niet open staat voor een mogelijke inzet van klagers bij de begeleiding van C. Dit zoals nader geïllustreerd in het klaagschrift. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. In overleg met het schoolbestuur en partijen heeft de Commissie op 19 mei 2016 het schoolbestuur de gelegenheid gegeven om de klacht eerst zelf op te lossen. Dit heeft geleid tot een rondetafelgesprek tussen partijen op 31 mei De uitkomst van dit gesprek heeft niet geleid tot een oplossing. Daarop hebben partijen besloten om de klacht voor te leggen aan de Commissie. Het secretariaat heeft vervolgens een zitting gepland op 28 september Op verzoek van klagers is de zitting verplaatst naar 21 september Die zitting is niet doorgegaan omdat partijen een mediationtraject zijn ingegaan. De procedure is opgeschort. De mediation heeft niet geleid tot een oplossing en klagers hebben besloten de procedure te hervatten. Verweerder heeft op 17 februari 2017 een verweerschrift ingediend. Klagers hebben op 2 maart 2017 een reactie op het verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 8 maart 2017 te Utrecht. Klager was ter zitting aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. Klaagster is niet ter zitting verschenen / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 1 van 6

2 Namens verweerder was ter zitting aanwezig de heer G, locatiedirecteur. Hij werd vergezeld door de heer H, voorzitter College van Bestuur van de stichting J (hierna: J). Verweerder werd bijgestaan door de gemachtigde. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Ter zitting hebben partijen afgesproken om advies te vragen aan het Samenwerkingsverband over de ondersteuningsmogelijkheden voor C. De Commissie heeft partijen tot 12 mei 2017 de gelegenheid gegeven om met advies van het samenwerkingsverband tot een oplossing te komen. In afwachting daarvan heeft de Commissie het uitbrengen van een advies aangehouden. Nadat verweerder de Commissie op 16 mei 2017 heeft bericht dat partijen niet tot een oplossing zijn gekomen, heeft de Commissie op 17 mei 2017 besloten om over te gaan tot het uitbrengen van een advies. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. DE FEITEN C, geboren 23 januari 2006, is in schooljaar in groep 1 gestart op openbare basisschool (obs) K. Aan het einde van het schooljaar is hij overgestapt naar E. E is vanaf 1 augustus 2016 samengegaan met L en overgegaan in obs D. Zowel obs E als obs D vallen onder het bevoegd gezag van J. J maakt deel uit van het Samenwerkingsverband. Het schooljaar zat C in groep 6. In schooljaar is de school gestart met handelingsplannen voor C op de gebieden rekenen, aanvankelijk lezen en sociaal emotionele ontwikkeling. Na evaluatie in juni 2013 is besloten om nader onderzoek te doen, omdat sprake was van beperkte didactische groei. J heeft een WPPSI onderzoek laten verrichten bij C op 22 juni Op 26 februari 2014 heeft medisch centrum M bij C de WISC III afgenomen. Uit beide onderzoeken blijkt dat de problemen bij C groter zijn dan alleen een didactische achterstand. Uit afname van de WISC III is gebleken dat C op laag begaafd c.q. moeilijk lerend niveau functioneert. De verbale vaardigheden van C zijn beter ontwikkeld dan de performale. Zijn informatieverwerkingssnelheid is laag en hij heeft problemen met zijn werkgeheugen en met automatiseren. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft M geadviseerd om C de overstap te laten maken naar het speciaal basisonderwijs (hierna: sbo). Klagers en verweerder hebben dit advies niet opgevolgd. C heeft groep 3 gedoubleerd. Verweerder heeft een plan van aanpak gemaakt naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van J. Dit plan van aanpak is regelmatig geëvalueerd en aangepast. Schooljaar is voor C een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Verweerder heeft in december 2015 ambulante begeleiding aangevraagd bij J. April 2016 is de ambulante begeleiding gestart. Op 26 april 2016 heeft een rondetafelgesprek plaatsgevonden tussen klagers, de ambulant begeleider vanuit het sbo, de groepsleerkracht, de intern begeleider en de psychologe die door klagers was benaderd. Aanleiding voor dit gesprek was de toenemende handelingsverlegenheid van de school. In dit gesprek is afgesproken dat de intern begeleider contact op zou nemen met de trajectbegeleider van J over de procedure voor het aanvragen / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 2 van 6

3 van een toelaatbaarheidsverklaring voor het sbo. Vervolgens hebben klagers op 1 mei 2017 hun klacht ingediend. VISIE PARTIJEN Visie klagers In reactie op de stelling van verweerder over de bevoegdheid van de LKC hebben klagers toegelicht dat het hen niet gaat om het vaststellen of bijstellen van het ontwikkelingsperspectief. Het gaat klagers om de begeleiding op school die feitelijk is tekortgeschoten. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de klacht beroepen klagers zich erop dat het weliswaar gaat om een opeenstapeling van gebeurtenissen over een aantal jaren, maar dat de onderwijsbehoefte van C daarbij het centrale thema is. De Commissie zou daarom de klacht ontvankelijk moeten verklaren. Klagers menen dat de school hun zoon C niet adequaat heeft begeleid. De school heeft niet alle mogelijkheden benut om C te begeleiden. Binnen het reguliere onderwijs moet er in de ogen van klagers meer mogelijk zijn. Daarbij zou de school zich moeten richten op kansen en mogelijkheden in plaats van belemmeringen en onmogelijkheden. Klagers hebben de ervaring dat C vooruitgang boekt als hij één op één begeleiding krijgt, waarbij leerstof stap voor stap wordt uitgelegd en C meer tijd krijgt om de stof te verwerken. De methodes moeten niet leidend zijn, maar de talenten van de leerling. Deskundigen die klagers hebben ingeschakeld zien mogelijkheden om met intensieve begeleiding de leerachterstand in te lopen. Klagers hebben zelf ervaren dat C vooruitgaat bij begeleiding in de thuissituatie. Verweerder heeft te weinig de juiste specialisten ingeschakeld en daarmee mogelijkheden onbenut gelaten. Daarnaast heeft verweerder te weinig open gestaan voor een mogelijke inzet van klagers bij de begeleiding van C. Klagers hebben steeds moeten vragen om lesstof, maar meestal zonder respons. Klagers zien de beste mogelijkheden voor C binnen het reguliere onderwijs. Plaatsing op een school voor sbo zal C op achterstand plaatsen, omdat het te rumoerig is. Bovendien verwachten klagers dat overplaatsing bij C problemen zal geven in de motivatie en achteruitgang in de hand zal werken. Klagers herkennen de sociaal-emotionele problematiek die verweerder benoemt niet. C is een empathische jongen. Hij is ingetogen en dat vraagt om een actieve benadering. Visie verweerder Verweerder verwijst naar de Geschillencommissie passend onderwijs voor geschillen over de vast- of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief. Voor de ontvankelijkheid van de klacht verwijst verweerder naar het reglement van de Commissie waarin is bepaald dat de Commissie geen klachten in behandeling neemt over gedragingen die zich meer dan een jaar voorafgaand aan de indiening van de klacht hebben voorgedaan. De klachtbehandeling zou zich daarom moeten beperken tot de periode van juli 2015 tot juli Verweerder heeft veel deskundigheid ingezet op de begeleiding van C. Verweerder heeft C vanaf groep 3 extra begeleiding geboden. Ter zitting heeft verweerder een correctie / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 3 van 6

4 aangebracht op het verweerschrift: de vaststelling dat C een leerachterstand zou hebben op woordenschat is onjuist. Hij heeft een leerachterstand op spelling. Voor taal en rekenen volgt C een aangepaste leerlijn. Daarbij maakt verweerder gebruik van methodes die mogelijkheden bieden om te differentiëren op niveau. Rekenen, spellen en technisch lezen krijgt C aangeboden in een klein groepje. C krijgt ook veel verlengde instructie en meer tijd om opdrachten te maken. C wordt individueel getoetst. Er zijn diverse handelingsplannen opgesteld waarbij verweerder klagers heeft betrokken. Voor C is ook een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Bij de begeleiding van C zijn deskundigen betrokken, zowel intern als extern. De school beschikt over drie taalspecialisten. De leerkracht van C is er één van. De intern begeleider is specialist op het gebied van taal en gedrag. Daarnaast is er een intern rekenspecialist die de docenten begeleidt. Verweerder heeft zich ook laten adviseren door de ambulant begeleider als extern deskundige. Verweerder heeft voortdurend en intensief gecommuniceerd met klagers over de begeleiding van C. De handelingsplannen zijn steeds geëvalueerd en besproken met klagers. Klagers hebben boeken en leerstof voor C mee naar huis gekregen. De begeleiding door klagers thuis heeft overigens tot spanningen geleid tussen klagers en verweerder omdat verweerder constateerde dat thuis erg veel geoefend werd. Verweerder heeft klagers verzocht om niet langer dan 20 minuten thuis te oefenen. Verweerder stelt vast dat de ontwikkeling van C stagneert ondanks de extra ondersteuning die is geboden. Niet alleen stagneert zijn ontwikkeling op leerstof, maar ook zijn sociaalemotionele ontwikkeling blijft achter bij die van zijn leeftijdsgenoten. Verweerder heeft alle denkbare instrumenten ingezet en is tot de conclusie gekomen dat de grenzen van het haalbare binnen het reguliere onderwijs bereikt zijn. Verweerder ziet dat C steeds meer in een isolement komt. Daarbij komt dat de school van C gaat verhuizen en dat de klassen groter worden. Daarom is verweerder tot de conclusie gekomen dat het samenwerkingsverband de afweging moet maken of C kan worden toegelaten tot het sbo. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid De klacht gaat niet over de vast- of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief, maar over de begeleiding van C. Klachten over de begeleiding kunnen ter beoordeling worden voorgelegd aan de Commissie. De Commissie is daarom bevoegd. Bij de behandeling van klachten hanteert de Commissie in beginsel een verjaringstermijn. Dit betekent dat de Commissie geen klachten in behandeling neemt over gebeurtenissen die zich langer dan een jaar voor het indienen van de klacht hebben voorgedaan. De Commissie heeft echter ook het beleid dat dit anders is als er geen sprake is van losse incidenten maar van een doorlopend proces, waarbij in ieder geval de laatste gebeurtenis zich binnen het jaar voor indiening van de klacht heeft voorgedaan. De klacht heeft ook betrekking op de begeleiding in het jaar dat voorafging aan de indiening van de klacht. De Commissie zal daarom de klacht over de begeleiding in volle omvang behandelen / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 4 van 6

5 Begeleiding De Commissie overweegt dat verweerder heeft gesignaleerd dat de cognitieve ontwikkeling van C in groep 3 achterbleef. In combinatie met het gedrag van C was dit aanleiding voor het laten doen van nader onderzoek. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek heeft verweerder een plan van aanpak opgesteld. Verweerder heeft daarmee vorm gegeven aan de benodigde begeleiding. Uit het dossier en de inbreng van partijen ter zitting kan worden afgeleid dat verweerder de begeleiding geboden heeft die redelijkerwijs verwacht mag worden van een reguliere basisschool. Verweerder heeft handelingsplannen en een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Dit heeft zich vertaald in extra begeleiding en instructie in de klas en aangepaste leerlijnen voor taal en rekenen. Daarbij heeft verweerder gebruik gemaakt van ondersteuning van specialisten binnen de school en van externe ondersteuning. De klacht dat verweerder C niet adequaat heeft begeleid is daarom ongegrond. Hoewel verweerder C heeft begeleid binnen de mogelijkheden die zij hadden, constateert de Commissie dat de communicatie over de verwachtingen die klagers mochten hebben van die begeleiding onvoldoende duidelijk en transparant was. Hoewel M in februari 2014 nadrukkelijk heeft geadviseerd om C de overstap naar het sbo te laten maken, hebben partijen de keuze gemaakt om op dat moment dat advies niet op te volgen en C binnen het reguliere onderwijs te begeleiden. Verweerder heeft wel gesignaleerd dat C ondanks de intensieve begeleiding maar beperkt vooruitging, maar verweerder is blijven doorgaan op de ingezette begeleiding. Verweerder had tussentijds moeten evalueren wat het zou betekenen als bepaalde doelen binnen een bepaalde termijn niet gehaald zouden worden, zeker gelet op de constatering dat de leer- en gedragsproblemen van C van dien aard waren dat een overstap naar sbo zou zijn aangewezen. Verweerder had daarmee duidelijker kunnen maken wanneer sprake was van handelingsverlegenheid en een andere passende plek voor C gezocht moest worden. De Commissie zal daarom op dit punt een aanbeveling doen. Over de klacht dat verweerder niet open staat voor een mogelijke inzet van klagers bij de begeleiding van C overweegt de Commissie dat de onderwijskundige begeleiding van leerlingen de kerntaak is van de school. Het is de primaire taak van de school om leerlingen te begeleiden. Inzet van ouders in de vorm van educatief, voornamelijk pedagogisch partnerschap speelt daarbij zeker een rol, maar het is aan de school om vorm te geven aan die samenwerking. Ook aan het meegeven van huiswerk mag de school grenzen stellen. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag aan om te bewerkstelligen dat de scholen die onder hun gezag vallen duidelijker communiceren over de mogelijkheden en, vooral, de onmogelijkheden om leerlingen adequaat te begeleiden en daarbij het brengen van een lastige boodschap niet uit te stellen / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 5 van 6

6 Aldus gedaan te Utrecht op 14 juni 2017 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, K. Evers en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Ende, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter mr. H.J. van der Ende secretaris / advies d.d. 14 juni 2017 pagina 6 van 6