Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

Transcriptie

1 Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. inzake de klacht van: de heer en mevrouw A, klagers tegen ADVIES mevrouw B, directeur, en mevrouw C, leerkracht, beiden van openbare basisschool De D te E, verweersters 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 3 oktober 2017 en aangevuld op 18 oktober 2017 hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweersters ingediend met de volgende inhoud: De heer en mevrouw A klagen over de wijze waarop mevrouw C hun dochter bejegent. Zo maakt de leerkracht negatieve opmerkingen over hun dochter, zet zij hun dochter voor schut en bedreigt zij hun dochter. De dochter van klagers voelt zich hierdoor gediscrimineerd en onveilig. Verder klagen klagers over de wijze waarop de schooldirecteur hun klacht over de leerkracht heeft afgehandeld. Een en ander zoals toegelicht in het klaagschrift. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. De Commissie heeft bij brief van 11 oktober 2017 verweersters in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Verweersters hebben op 9 november 2017 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 29 november 2017 te Utrecht. Klagers waren ter zitting aanwezig. Verweersters waren ter zitting aanwezig en werden vergezeld door de heer F, bestuursvoorzitter van de Stichting voor openbaar onderwijs G te E (het bevoegd gezag van De / advies d.d. 14 december 2017 pagina 1 van 5

2 D, hierna stichting G) als informant en mevrouw H, kwaliteitscoördinator van stichting G, en de heer B, echtgenoot van mevrouw C, beiden als vertrouwd persoon. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN Klagers zijn de ouders van I. In schooljaar zit I in groep 7b van De D te E (hierna: de school). Mevrouw C (hierna: de leerkracht) is samen met een collega leerkracht van deze groep. Op vrijdag 8 september 2017 heeft de directeur gebeld met klagers omdat er een terugbelverzoek lag. In dit telefoongesprek hebben de ouders van I gezegd dat I zich gediscrimineerd voelde door het gedrag van de leerkracht. Later op de dag hebben klagers nogmaals gebeld. Daarop heeft de directeur klagers uitgenodigd voor een gesprek op school later die middag. Dit gesprek heeft plaatsgevonden. I was daarbij aanwezig en heeft een aantal voorvallen genoemd. De directeur heeft vervolgens de leerkracht gevraagd naar haar visie op de toedracht van de voorvallen die door I zijn benoemd in het gesprek van 8 september Daarnaast heeft de directeur informatie ingewonnen bij discriminatie meldpunt J. De directeur heeft klagers voor een vervolggesprek uitgenodigd op donderdag 14 september Bij dit gesprek waren naast klagers en de directeur ook I en de voormalig interimdirecteur van de school aanwezig. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat de intern begeleider I zal begeleiden en zo nodig actie kan nemen als het niet goed gaat met I. 3. VISIE PARTIJEN Visie klagers I voelt zich gediscrimineerd door de wijze waarop de leerkracht haar bejegent. I is het enige meisje in de klas met een donkere huidskleur en de leerkracht heeft het steeds op haar gemunt. Dit speelde vanaf het begin van het schooljaar I heeft onder meer aangegeven dat de leerkracht haar voor schut heeft gezet door in twijfel te trekken dat zij in een tekst slechts drie voor haar moeilijke woorden had benoemd. Ook heeft de leerkracht I op de gang beetgepakt en gezegd dat ze zich normaal moest gedragen. Daarnaast mag I in de klas geen koosnaampjes gebruiken. Tot slot heeft de leerkracht I beschuldigd van diefstal omdat ze met een zwarte pen schreef. Die pen heeft I vorig schooljaar van haar leerkracht gekregen en ze mocht er in de klas mee schrijven. De leerkracht wilde dit niet van I aannemen. Klagers hebben vanwege de ernst van hun klacht direct contact opgenomen met de directeur en verzocht om een onderzoek. Dit heeft niet plaatsgevonden. In het tweede gesprek heeft de interim-directeur gesteld dat het onmogelijk is dat de leerkracht heeft gediscrimineerd. Daarmee is de directeur achter de leerkracht gaan staan zonder onderzoek te doen. Van een deugdelijk onderzoek is daarom geen sprake / advies d.d. 14 december 2017 pagina 2 van 5

3 Klagers hebben pas ter zitting begrepen dat de directeur contact heeft gezocht met het meldpunt voor discriminatie J. Het had klagers geholpen als zij dit wisten, omdat de directeur daarmee een signaal zou hebben afgegeven dat ze de klacht serieus nam. Visie verweerders De leerkracht heeft I niet gediscrimineerd, bedreigd of op andere wijze onheus bejegend. De leerkracht heeft een andere visie op de voorbeelden die door klagers zijn aangevoerd. Bij een opdracht waarbij leerlingen moeilijke woorden in een tekst moesten onderstrepen, had I drie woorden onderstreept. Toen ze vervolgens een beurt kreeg en de betekenis niet wist van een woord dat ze niet had onderstreept, reageerde ze met te zeggen je moet mij altijd hebben. De leerkracht heeft I op de gang om uitleg gevraagd over die uitspraak. Toen er bij I tranen vielen, heeft de leerkracht haar getroost en omarmd. I heeft de leerkracht gevraagd om haar naam minder te noemen en de leerkracht heeft beloofd daar op te letten. I heeft aan het eind van de dag positief geantwoord op de vraag van de leerkracht hoe het nu met haar ging. Omdat de leerlingen koosnaampjes gebruiken, is de afspraak gemaakt dat ze dit niet in de klas doen. In de klas is de regel dat leerlingen met hun eigen naam worden aangesproken. De leerkracht heeft de klas uitgelegd dat deze regel er is, omdat ze anders niet weet over wie gesproken wordt. Op school schrijven alle kinderen met een pen die goed in de hand ligt of met een potlood. Daarom heeft de leerkracht navraag gedaan bij I toen ze zag dat I met een andere pen schreef. I zei dat ze de pen had gekregen van de leerkracht van vorig schooljaar en dat ze er ook op school mee mocht schrijven. De leerkracht heeft dit gecheckt bij de leerkracht van vorig jaar. Zoals vorig jaar afgesproken mag I ook dit jaar met die pen schrijven bij vrije opdrachten. De leerkracht heeft niet gezegd dat I de pen gestolen zou hebben. Bij het tweede gesprek met klagers heeft de directeur ook de voormalig interim-directeur uitgenodigd, omdat de directeur relatief nieuw op de school is en de interim-directeur bekend is met de geschiedenis van I en haar ouders op school. In dit gesprek heeft de interim-directeur bij klagers gevraagd naar het vertrouwen in de school en ingezet op de vraag hoe nu verder. Van dit gesprek is bij klagers alleen blijven hangen dat de interim-directeur heeft gezegd dat zij zich niet kan voorstellen dat de leerkracht die zij al 20 jaar kent zou discrimineren. De directeur heeft de klacht direct serieus opgepakt en met klagers zowel telefonisch als persoonlijk gesproken. Ze heeft van I de voorvallen gehoord en bij de leerkracht gevraagd naar haar visie op de toedracht. Het onderzoek naar de toedracht van de voorvallen was voor de directeur geen aanleiding om te veronderstellen dat sprake zou zijn van discriminatie. In tegendeel, het bleek te gaan om voor school alledaagse voorvallen die verschillend zijn ervaren. Omdat de directeur het gevoel bij I serieus heeft willen nemen heeft ze ingezet op begeleiding van I door de intern begeleider met aandacht voor het welbevinden van I / advies d.d. 14 december 2017 pagina 3 van 5

4 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Landelijke Partijen verschillen van mening over de vraag of de leerkracht I onheus heeft bejegend en of de directeur de klacht dat I zich door het gedrag van de leerkracht gediscrimineerd heeft gevoeld, voldoende heeft onderzocht. Meer specifiek stellen klagers dat de directeur achter de leerkracht is gaan staan zonder nader onderzoek te doen. Om te kunnen oordelen of sprake is van onheuse bejegening of discriminatie op grond van huidskleur onderzoekt de Commissie welke feiten zijn aangevoerd ter onderbouwing van de klacht. Partijen verschillen van mening over de toedracht van de voorvallen die zijn aangevoerd door klagers. De Commissie ziet zich aldus geconfronteerd met tegengestelde visies. Klagers hebben hun standpunt, zoals in het klaagschrift en ter zitting verwoord, niet nader onderbouwd. De exacte toedracht van de voorvallen staat voor de Commissie niet vast. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de Commissie geen redenen aanwezig om de geloofwaardigheid van de ene partij boven die van de andere te stellen. Nu er voor de Commissie geen reden is om het standpunt van klagers geloofwaardiger te achten dan het standpunt van verweersters, acht de Commissie de klacht dat de leerkracht I heeft bedreigd, voor schut heeft gezet of haar op andere wijze onheus heeft bejegend niet aannemelijk gemaakt. De klacht over onheuse bejegening is daarom ongegrond. Nu de feiten niet vaststaan, stelt de Commissie vast dat ook geen feiten zijn aangevoerd die discriminatie kunnen doen vermoeden. Ook die klacht is daarom ongegrond. De Commissie overweegt dat dit onverlet laat dat het zo kan zijn dat I zich in bepaalde situaties onveilig of gediscrimineerd heeft gevoeld. Uit de stukken en de inbreng ter zitting is gebleken dat de directeur direct na ontvangst van de klacht actie heeft ondernomen. Ze is in gesprek gegaan met klagers en I over de door I gevoelde onheuse bejegening. Vervolgens heeft de directeur met de leerkracht gesproken over hetgeen door klagers en I naar voren is gebracht. Aldus heeft zij hoor en wederhoor toegepast. Daarnaast heeft zij achtergrondinformatie ingewonnen bij een meldpunt voor discriminatie. De Commissie stelt vast dat de directeur de klacht serieus heeft genomen en snel heeft gehandeld. De directeur heeft niet, zoals klagers stellen, volstaan met de opmerking dat de leerkracht niet discrimineert. Daarbij heeft de directeur ook oog gehad voor het welbevinden van I door begeleiding in te zetten van de intern begeleider. Alles in overweging nemend heeft de directeur daarmee de klacht zorgvuldig behandeld. De klacht over de klachtbehandeling is daarom ongegrond. Het was wellicht goed geweest als de directeur aan klagers had gemeld dat zij achtergrondinformatie had ingewonnen bij het meldpunt discriminatie. Dat zij dit niet heeft gedaan, maakt de klacht echter niet gegrond / advies d.d. 14 december 2017 pagina 4 van 5

5 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE Landelijke De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Aldus vastgesteld te Utrecht op 14 december 2017 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. C. van Vliet en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Ende, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. H.J. van der Ende secretaris / advies d.d. 14 december 2017 pagina 5 van 5