Klacht over onveilige schoolomgeving ongegrond. ADVIES. inzake de klacht van: de heer en mevrouw A te B, ouders van C en D, klagers.

Transcriptie

1 Klacht over onveilige schoolomgeving ongegrond. ADVIES inzake de klacht van: de heer en mevrouw A te B, ouders van C en D, klagers tegen mevrouw E, mevrouw F en mevrouw G, respectievelijk als leerkrachten van groep 1/2 en directeur verbonden aan H, verweersters gemachtigde: de heer mr. S.G. van der Galiën 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 10 april 2017, ingekomen op 11 april 2017 en aangevuld op 13 juni en 1 september 2017 hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweersters ingediend met de volgende inhoud: De heer en mevrouw A klagen erover dat de school geen zorg heeft gedragen voor een veilige schoolomgeving voor hun kinderen C en D. Verder klagen de heer en mevrouw A erover dat C op enig moment niet meer in de klas mocht komen. Tot slot klagen de heer en mevrouw A over de wijze van communiceren van de school. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation, interne klachtbehandeling of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is besloten tot interne klachtbehandeling. Het schoolbestuur heeft klagers en de Commissie eind mei 2017 geïnformeerd over de beoordeling van de klacht. Vervolgens hebben klagers de Commissie 13 juni 2017 bericht dat ze de klachtprocedure wilden voortzetten. Daarop heeft de Commissie de klacht in behandeling genomen en verweersters verzocht uiterlijk 24 augustus 2017 het verweerschrift in te dienen. Verweersters hebben op 3 augustus 2017 een verweerschrift ingediend. Op verzoek van de Commissie hebben verweersters toelichtende schriftelijke informatie verstrekt. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 6 september 2017 te Utrecht. Klagers en verweersters waren op de zitting aanwezig. Verweersters werden vergezeld door de heer I, voorzitter College van Bestuur van de Stichting J, en bijgestaan door de gemachtigde. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 1 van 5

2 2. DE FEITEN D en C zijn het schooljaar 2016/2017 na de kerstvakantie begonnen op de H (de school). D in groep 3/4 en C in groep 1/2. Er is regelmatig contact tussen de school en klagers over de veiligheid van met name C. C is vanaf 29 maart 2017 niet meer op school geweest. Op 30 maart 2017 heeft klaagster de directeur meegedeeld dat D na de zomervakantie naar een andere school gaat. 3. VISIE PARTIJEN Visie klagers Klagers voeren aan dat een medeleerling van C hem vanaf de eerste dag heeft geschopt en getreiterd. Dat hebben klagers meteen verteld aan de leerkrachten, die hen verzekerden dat er wat aan gedaan zou worden. Als gevolg van het pesten ging C met steeds minder plezier naar school. Op 21 maart 2017 kwam C met een grote schram op zijn neus thuis. De medeleerling had dit gedaan. De dag daarna zijn klagers naar school gegaan om het met de leerkracht te bespreken. Tijdens dit gesprek sloeg de medeleerling C. Klagers spraken de leerling aan op zijn gedrag, waarop zijn moeder, die ook in de klas was, enorm uitviel tegen klagers. Klagers kregen steeds van de school te horen dat er voor de medeleerling, een zorgleerling, een zorgtraject was gestart. Ondanks dat traject ging het pesten door. De school stelde op enig moment voor om C alleen in de middag naar school te laten komen, omdat de medeleerling in de middag niet op school was. In plaats dat de school het pestgedrag van de medeleerling aanpakte, kwam de school met dit voorstel. Klagers hebben daar niet mee ingestemd. Klagers wilden dat de school wat deed aan het pesten. Omdat dit niet gebeurde, hebben klagers op enig moment besloten om C, die nog niet leerplichtig was, uit te schrijven. Nadat C was uitgeschreven, kwam hij nog wel op school. Dat was als klaagster D naar school bracht. Het bleek dat C niet meer welkom was in zijn oude klas. Hem werd zelfs de toegang tot het klaslokaal geweigerd. Ook D werd gepest door klasgenoten. Hierover hebben klagers met de school gesproken. Ondanks dat de school wist dat D werd gepest en buitengesloten, heeft het kunnen gebeuren dat een medeleerling haar op 31 mei 2017 in het gezicht heeft geschopt. De school heeft D, die naar later bleek een hersenschudding had opgelopen, niet de zorg geboden die zij nodig had. Ook heeft de school klagers niet geïnformeerd over het schopincident. Klagers hebben veel gesprekken gevoerd op school. Naar aanleiding van de gesprekken ondernam de school echter onvoldoende actie. Er had bijvoorbeeld een klassen-assistent in groep 1 /2 ingezet kunnen worden. Verder hadden C en de medeleerling onder begeleiding met elkaar kunnen praten over hetgeen er in de klas gebeurde. Dat gebeurde niet. Omdat er zo weinig actie werd ondernomen en klagers zagen dat hun kinderen last hadden van de onveilige schoolomgeving hebben klagers op enig moment voorgesteld om een ronde tafelgesprek te voeren met onder meer de moeder van de medeleerling van C. Ook hebben klagers mediation voorgesteld. De school heeft beide voorstellen afgeslagen. Klagers voelen zich dan ook niet gehoord en serieus genomen / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 2 van 5

3 Visie verweersters Verweersters voeren aan dat zij op hun school actief werken aan een veilig schoolklimaat. Wekelijks worden er werkvormen ingezet om kinderen positief met elkaar om te laten gaan. De leerkrachten hebben hierin een voorbeeldfunctie. Als er sprake is van pesten, wordt er conform het pestprotocol gehandeld. In de groep van C zat een leerling die ongewenst gedrag vertoonde ten opzichte van verschillende leerlingen, waaronder C. De leerkrachten hebben C en de medeleerling begeleid in het omgaan met elkaar en ervoor gezorgd dat het contact tussen hen beperkt was. Daarnaast heeft C begeleiding gekregen om weerbaarder te worden. Deze aanpak wierp vruchten af. Het zelfvertrouwen van C groeide en hij werd weerbaarder. Als er iets voorviel tussen de beide leerlingen, dan besprak de leerkracht dit met hen. Ook met klagers is er veelvuldig contact geweest. Verweersters hebben klagers altijd serieus genomen en met hen gesproken over de ontwikkeling van hun beide kinderen. Verder zijn klagers geïnformeerd over het zorgtraject dat was gestart voor de medeleerling. Tijdens de gesprekken heeft de school nooit voorgesteld om C alleen in de middag naar school te laten gaan. Op 22 maart 2017 wilde klager bij aanvang van de schooldag spreken met de leerkracht over een schram die C had opgelopen. Ondanks dat de leerkracht een paar keer voorstelde om het gesprek na schooltijd te voeren, zette klager het gesprek voort. Doordat de leerkracht haar aandacht niet aan de leerlingen kon geven, heeft het kunnen gebeuren dat de medeleerling C sloeg. Een week daarna hebben klagers C uitgeschreven. C kwam nog wel op school, namelijk als D werd gebracht. Op die momenten wilde C bij zijn oude groep naar binnen. Omdat C de rust verstoorde en de school een incident met de medeleerling wilde voorkomen en omdat C geen deel meer uitmaakte van de groep, hebben de leerkrachten hem de toegang tot de groep ontzegd. De school herkent niet dat D werd gepest of dat zij is geschopt. Wel is er een keer een voorval geweest tussen D en een medeleerling. Dat heeft de leerkracht met de beide leerlingen uitgesproken. Toen klagers een rondetafelgesprek voorstelden waar volgens hen ook de moeder van de medeleerling van C bij moest zijn, heeft de directeur gezegd hier niet aan mee te willen werken. De directeur wilde namelijk niet dat de ouders onder verantwoordelijkheid van de school over elkaars kinderen in gesprek zouden gaan. De directeur en de leerkrachten hebben wel de nodige gesprekken met klagers gevoerd en hebben altijd gereageerd op vragen en opmerkingen. Ook is voorgesteld om via mediation het vertrouwen te herstellen. Dat voorstel hebben klagers afgewezen. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Veilige schoolomgeving De Commissie overweegt dat een school zorg moet dragen voor een veilige schoolomgeving. Van een school mag daarom verwacht worden dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het bieden van veiligheid. Indien zich voorvallen voordoen, waarbij de veiligheid in het geding is en waarbij een leerling zich niet veilig voelt op school, wil dat op zichzelf nog niet zeggen dat / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 3 van 5

4 de school tekortgeschoten is in het bieden van veiligheid. Niet alles is immers te voorkomen. Een klacht over het onvoldoende bieden van een veilige onderwijsomgeving zal daarom pas gegrond kunnen worden verklaard als er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de school. De Commissie stelt vast dat de school een gedragsprotocol heeft waarin is beschreven welke omgangsregels er gelden op school. Daarnaast heeft de school een pestprotocol waarin staat op welke wijze de school pesten wil voorkomen en welke stappen de school zet als er sprake is van pesten. Alhoewel partijen van mening verschillen over de vraag of C is gepest, zijn ze het erover eens dat C last had van het gedrag van een medeleerling. In dat geval mag van de school verwacht worden daar mee aan de slag te gaan. Dat is gebeurd. In algemene zin werkt de school op groepsniveau met X en Y en een Fijne School om de communicatie- en sociale vaardigheden en het welzijn bij kinderen en jongeren te vergroten om daarmee sociale problemen zoals pesten, conflicten, uitsluiting, meeloopgedrag en grensoverschrijdend gedrag te voorkomen of te verminderen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de school in dit geval verschillende acties heeft ondernomen om er voor te zorgen dat C minder last zou hebben van de medeleerling. Uit het logboek blijkt dat de school over deze aanpak contact heeft gehad met klagers. Klagers hebben dat niet weersproken. Wel hebben klagers naar voren gebracht dat de aanpak niet werkte. Volgens school ging het door de ondernomen acties beter met C. De Commissie ziet zich aldus geconfronteerd met tegengestelde visies. Nu klagers hun klacht niet nader hebben onderbouwd en verweersters de klacht gemotiveerd hebben betwist, acht de Commissie het aannemelijk dat de school zich heeft ingezet om zorg te dragen voor een veilige schoolomgeving voor C en dat de inzet van de school heeft gewerkt. De Commissie oordeelt dan ook dat de klacht over de veilige schoolomgeving voor C ongegrond is. Wat betreft D staat vast dat er een voorval is geweest tussen D en een medeleerling. Volgens school is dat besproken met de beide leerlingen en was het daarmee opgelost. Volgens klagers is er meer voorgevallen. De school herkent dat beeld niet. Partijen hebben aldus tegengestelde visies. Klagers hebben hun standpunt niet verder onderbouwd. Weliswaar is er een verklaring van een arts overgelegd, maar daar kan de Commissie niet uit afleiden dat de opgelopen hersenschudding het gevolg is geweest van een voorval op school. Nu er geen reden is om het standpunt van klagers geloofwaardiger te achten dan het standpunt van verweersters, acht de Commissie de klacht dat de school geen zorg heeft gedragen voor een veilige schoolomgeving voor D onvoldoende aannemelijk gemaakt en derhalve ongegrond. Niet toelaten in de klas Nadat C van school is gegaan, kwam hij nog wel op school. Het staat vast dat hij op sommige van die momenten naar zijn oude klas wilde gaan en dat de groepsleerkracht C heeft tegengehouden. De school wilde onrust in de groep voorkomen en wilde daarnaast een incident tussen C en de medeleerling voorkomen. Naar het oordeel van de Commissie zijn de overwegingen van de school om C niet toe te laten redelijk en passend bij het waarborgen van een veilige schoolomgeving. De klacht over het niet toelaten tot de klas is naar het oordeel van de Commissie dan ook ongegrond / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 4 van 5

5 Communicatie Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de school en klagers vaak met elkaar hebben gesproken. Naar aanleiding van de gesprekken heeft de school ook actie ondernomen. Dat klagers hadden gewild dat de school anders had gereageerd, betekent niet dat daaruit afgeleid kan worden dat de school klagers niet serieus heeft genomen. Dat is ook niet gebleken. Het staat vast dat de directeur niet wilde deelnemen aan een rondetafelgesprek waarbij klagers en de moeder van de medeleerling aanwezig zouden zijn. De directeur heeft aangevoerd dat zij niet wilde dat klagers en de moeder over elkaars kinderen in discussie zouden gaan en dat zij daarom niet wilde deelnemen aan het rondetafelgesprek. De Commissie kan dit billijken omdat het de verantwoordelijkheid is van de school om met ouders te spreken over het gedrag van hun kind. In dit geval is gebleken dat de directeur zowel met de ouders van C als met de moeder van de medeleerling heeft gesproken. Over het niet willen meewerken aan een mediationtraject verschillen partijen van opvatting. Overigens is mediation alleen dan mogelijk als alle partijen bereid zijn om daaraan mee te werken. Het enkele gegeven dat iemand niet wil deelnemen aan een mediation is op zichzelf niet klachtwaardig. Al met al komt de Commissie tot de conclusie dat de school op zorgvuldige wijze met klagers heeft gecommuniceerd en terecht heeft kunnen afzien van deelname aan een rondetafelgesprek. De Commissie acht de klacht over de communicatie dan ook ongegrond. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat de klachten ongegrond zijn. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ziet geen reden om aanbevelingen te doen aan het bevoegd gezag. Aldus gedaan te Utrecht op 4 oktober 2017 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge MA en drs. C. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. A.A. Veraart, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter mr. A.A. Veraart secretaris / advies d.d. 4 oktober 2017 pagina 5 van 5