Klacht over pedagogische handelwijze leerkracht en afhandeling van de klacht daarover; PO

Transcriptie

1 Klacht over pedagogische handelwijze leerkracht en afhandeling van de klacht daarover; PO Klacht van ouders over onverantwoord pedagogisch gedrag van de voormalig leerkracht van hun zoon. De directeur van de school zou de feiten onvoldoende hebben onderzocht en op eigen initiatief hun zoon hebben verwezen naar een andere school. Het bevoegd gezag wordt verweten de klacht onvoldoende te hebben afgehandeld. De verklaringen van klagers en leerkracht staan lijnrecht tegenover elkaar en omdat ook uit de afgelegde getuigenverklaringen niet aannemelijk wordt dat de leerkracht klagers zoon onheus heeft bejegend, is de klacht tegen de leerkracht ongegrond. De directeur heeft direct nadat zij werd geconfronteerd met de klachten van klagers actie ondernomen om de klachten inhoudelijk te onderzoeken en daarmee adequaat gehandeld. Het besluit om klagers zoon na groep 7 naar een andere school te verwijzen, is genomen nadat de directeur zij zich uitvoerig heeft laten adviseren en voorlichten door derden. De klacht tegen de directeur is ongegrond. Het bevoegd gezag heeft een onderzoeksbureau ingeschakeld maar gebleken is dat er geen onderzoeksopdracht is geformuleerd en dat met het onderzoek niet werd beoogd de klacht inhoudelijk op te lossen. Ook is de directeur niet bij het onderzoek betrokken en is de klacht niet uit eigener beweging door het bevoegd gezag in afschrift aan de leerkracht en de directeur overhandigd. Dit alles is het bevoegd gezag aan te rekenen. De klacht tegen het bevoegd gezag is gegrond inzake de klacht van: ADVIES A, ouders van F, voormalig leerling van B te C, hierna te noemen klagers tegen D, sinds 1977 groepsleerkracht aan B, hierna te noemen: D en/of de leerkracht gemachtigde mr. J.H. Gerritsen; E, sinds 1 maart 2010 directeur van B, hierna te noemen: de directeur en de Stichting voor openbaar onderwijs M, gevestigd te L, het bevoegd gezag van B, hierna te noemen: het bestuur gemachtigde: mr. drs. G.J. Heussen 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 5 januari 2011, ingekomen op 12 januari 2011 en aangevuld bij brieven van 19 januari 2011 en 23 februari 2011, hebben klagers op grond van de klachtenregeling van de betrokken school bij de (LKC) een klacht jegens verweerders ingediend met de volgende inhoud: Pagina 1 van 5

2 Klagers klagen erover dat de leerkracht van hun zoon F, D, tijdens de lessen pedagogisch onverantwoord gedrag heeft vertoond, zoals nader geïllustreerd in het klaagschrift. Voorts klagen klagers erover dat de directeur van de school, E, niet heeft opgetreden tegen de leerkracht. Daarnaast heeft de directeur plotseling en op eigen initiatief het besluit genomen om F na groep 7 te verwijzen naar een andere school, zonder dat zij daarbij naar de adviezen van anderen geluisterd heeft. Ten slotte klagen klagers erover dat het bestuur de klacht van klagers onvoldoende heeft afgehandeld. Bij de behandeling van de klacht tegen de leerkracht zijn klagers zelfs helemaal niet betrokken geweest en zij hebben daarover ook nooit informatie gekregen van het bestuur. De directeur en het bestuur hebben een gezamenlijk verweerschrift ingediend, gedateerd 10 februari, ingekomen op 11 februari De leerkracht heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, gedateerd 9 februari 2011, ingekomen op 14 februari Klagers hebben bij brief van 13 februari 2011 gereageerd op het verweerschrift van de directeur en het bestuur en bij brief van 16 februari 2011 op het verweerschrift van de leerkracht. Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 2 maart 2011 te Zwolle. Klagers zijn in persoon verschenen. De heer D verscheen eveneens in persoon, vergezeld van zijn echtgenote, en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De heer D is buiten aanwezigheid van de directeur en het bestuur gehoord en heeft een pleitnotitie overgelegd. Ter zitting is op verzoek van klagers mevrouw Meijer, ouder van een voormalig klasgenote van F, als getuige gehoord. Vervolgens zijn ter zitting verschenen de directeur en H, algemeen directeur van de Stichting openbaar onderwijs M, daartoe bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerders hebben een pleitnotitie overgelegd. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk en in samengevatte vorm in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN B is een school met circa 150 leerlingen, waar 9 leerkrachten werkzaam zijn. F zat vanaf groep 2 op B. F heeft vanaf 2005 de diagnose ADHD met kenmerken van een oppositionele gedragsstoornis. In 2008, toen F in groep 6 zat, heeft F 10 maanden dagbehandeling ondergaan en speciaal onderwijs genoten. Vanaf januari 2009 was F weer terug op school. F heeft toen een ambulant begeleider van X toegewezen gekregen. In het schooljaar zat F in groep 7 en had de heer D als groepsleerkracht. Op 8 maart 2010 hebben klagers de directeur benaderd, waarna zij op 9 maart 2010 met haar hebben gesproken over het in hun ogen onpedagogisch gedrag van de leerkracht van F. Bij dit gesprek waren nog 2 andere families aanwezig die nadien geen klacht meer hebben ingediend. Op 16 maart 2010 Pagina 2 van 5

3 vond een gesprek plaats tussen klagers, de directeur, de leerkracht, de intern begeleider van de school en de ambulant begeleider van F. Dit gesprek was reeds gepland en betrof de voortgang van F. In dit gesprek heeft de directeur klagers ernstig in overweging gegeven F na de zomervakantie op een school voor (speciaal) basis- of voortgezet onderwijs te plaatsen zodat hij zich daar verder kon ontwikkelen. Een volgend gesprek op 23 maart 2010, dat zou gaan over het functioneren van de leerkracht, ging niet door vanwege ziekte van de directeur. Hierop hebben klagers zich gewend tot het bevoegd gezag. Op 29 maart 2010 hebben klagers een gesprek gehad met H, algemeen directeur van het bevoegd gezag. Op 13 april 2010 vond een gesprek met klagers en de directeur plaats waarbij ook een moeder van een klasgenote van F aanwezig was. Op 23 april 2010 vond een tweede gesprek tussen klagers en H plaats. Op 30 juni 2010 heeft het bevoegd gezag klagers de klachtenprocedure toegezonden, waarna klagers op 6 juli 2010 een klacht bij het bevoegd gezag hebben neergelegd over het pedagogisch onverantwoorde gedrag van de leerkracht en het onzorgvuldig handelen van de directeur. Hierop heeft het bevoegd gezag het bureau Meesterschap ingeschakeld dat na de zomervakantie is gestart met een onderzoek. Klagers zijn hierover bij brief van 12 juli 2010 door het bevoegd gezag geïnformeerd. Klagers en de leerkracht zijn gehoord, waarna er op 6 september 2010 door het bureau Meesterschap een zogenoemde bevindingenbrief aan het bevoegd gezag is uitgebracht. In deze brief werden een aantal aanbevelingen gedaan aan het bevoegd gezag, waaronder het vrijgeven van schriftelijke informatie die niet tweezijdig is afgegeven, zoals de inhoud van de klacht, en het voeren van een afrondend gesprek tussen klagers en de leerkracht. Bij brief van 23 november 2010 heeft het bevoegd gezag klagers medegedeeld dat het besloten heeft de aanbevelingen van bureau Meesterschap over te nemen en dat de behandeling van de klacht daarmee is afgerond. Vervolgens hebben klagers hun klacht bij de Commissie ingediend. Inmiddels zit F op een andere school en is ook zijn jongere zusje van school gehaald. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Klacht tegen de leerkracht: Ten aanzien van de klacht van klagers dat de leerkracht van F tijdens de lessen pedagogisch onverantwoord gedrag heeft vertoond, constateert de Commissie dat partijen elkaar hierin tegenspreken. Nu de verklaringen van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en ook uit de afgelegde getuigenverklaringen niet aannemelijk wordt dat de leerkracht F op enigerlei wijze onheus heeft bejegend, kan door de Commissie niet worden vastgesteld dat de leerkracht pedagogisch onverantwoord gedrag heeft vertoond. Van stelselmatig vernederen en geestelijke mishandeling zoals door klagers gesteld is de Commissie in het geheel niet gebleken. De Commissie zal de klacht tegen de leerkracht derhalve ongegrond verklaren. Gelet op deze ongegrondverklaring en het feit dat gebleken is dat de leerkracht al langere tijd niet meer feitelijk op school werkzaam is, zal de Commissie het bevoegd gezag aanbevelen te onderzoeken welke middelen moeten worden aangewend om de leerkracht op een zo kort mogelijke termijn zijn werkzaamheden weer te laten hervatten alsmede daarbij te bezien of er aanleiding is om hem te rehabiliteren ten aanzien van de onderhavige klacht. Daarbij moet de impact op verweerder van de door klagers gebruikte, naar het oordeel van de Commissie zware, kwalificaties alsook het feit dat zij diverse media hebben benaderd, worden meegewogen. Pagina 3 van 5

4 Klacht directeur Klagers klagen erover dat de directeur niet is opgetreden tegen de leerkracht en dat zij plotseling en op eigen initiatief het besluit heeft genomen om F na groep 7 te verwijzen naar een andere school, zonder dat zij daarbij naar de adviezen van anderen heeft geluisterd. Op grond van het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat klagers met het niet optreden door de directeur beogen te stellen dat de directeur de feiten niet voldoende heeft onderzocht en daar niet de juiste conclusies aan heeft verbonden. De Commissie zal de klachtsamenvatting in die zin opvatten en beoordelen. De Commissie constateert dat, nadat de directeur op 9 maart 2010 mondeling werd geconfronteerd met de klachten van klagers, zij direct actie heeft ondernomen om de klachten inhoudelijk te onderzoeken. Zo heeft zij zich met de leerkracht verstaan over zijn wijze van optreden in de klas, zijn personeelsdossier alsook het dossier van F bekeken en heeft zij zich inhoudelijk laten adviseren door zowel collega s, de voormalig directeur van de school en de algemeen directeur van het bevoegd gezag. Tevens heeft de directeur een klassenobservatie uitgevoerd. Mede gezien het feit dat de directeur pas op 1 maart 2010 als directeur op B was benoemd, heeft zij hiermee naar het oordeel van de Commissie adequaat gehandeld en de klachten voldoende onderzocht. De stelling dat de directeur op eigen initiatief het besluit genomen heeft om F na groep 7 naar een andere school te verwijzen, acht de Commissie niet juist. Zoals hierboven reeds overwogen heeft de directeur zich uitvoerig laten adviseren en voorlichten door derden. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat klagers er reeds lange tijd mee bekend waren dat regelmatig zou worden geëvalueerd of het regulier basisonderwijs wel de juiste plek voor F was. Dit volgt ook expliciet uit de door de IB er afgelegde verklaring d.d. 5 februari 2011 alsook uit het verslag van de ambulant begeleider van een gesprek d.d. 26 januari Gelet op het bovenstaande oordeelt de Commissie de klacht tegen de directeur ongegrond. Overigens merkt de Commissie op dat klagers de directeur niet de kans hebben gegeven de klachten verder te onderzoeken en hen te informeren over de acties die zij reeds had ondernomen, doordat klagers zich, terwijl een tweede gesprek met de directeur nog niet had plaatsgevonden, reeds tot het bevoegd gezag hadden gewend met hun klachten. Gelet hierop acht de Commissie het niet onredelijk dat de directeur de klacht voor de verdere behandeling heeft overgelaten aan het bevoegd gezag. Klacht bevoegd gezag Met betrekking tot de klacht dat het bevoegd gezag de klacht van klagers onvoldoende heeft afgehandeld overweegt de Commissie als volgt. Het bevoegd gezag heeft verklaard dat het de klacht niet onnodig formeel wilde behandelen. Na de ontvangst van de klacht van klagers d.d. 6 juli 2010 heeft het bevoegd gezag een onderzoeksbureau ingeschakeld, naar eigen zeggen om te realiseren dat de verontwaardiging en emoties bij klagers zouden plaatsmaken voor constructief meedenken. Het is de Commissie gebleken dat er geen onderzoeksopdracht is geformuleerd en dat met het onderzoek niet werd beoogd de klacht inhoudelijk op te lossen. Het bevoegd gezag wilde de verhoudingen normaliseren. Het bevoegd gezag had naar het oordeel van de Commissie echter niet kunnen volstaan met de gedachte dat de klacht door de overgang van F naar een andere school al was opgelost. Daarenboven is gebleken dat het klagers noch de leerkracht duidelijk was wat de rol van het onderzoeksbureau was. Hierover is betrokkenen geen informatie verstrekt. Voorts is de directeur niet Pagina 4 van 5

5 bij het onderzoek betrokken geweest en is de klacht niet uit eigener beweging door het bevoegd gezag in afschrift aan de leerkracht en de directeur overhandigd. Dit alles is het bevoegd gezag aan te rekenen. Door deze handelwijze en dit gebrekkige onderzoek is de interne klachtbehandeling van het bevoegd gezag onzorgvuldig geweest. Dientengevolge zal de Commissie de klacht tegen het bevoegd gezag gegrond verklaren. Daarbij zal de Commissie het bevoegd gezag aanbevelen een protocol op te stellen hoe om te gaan met interne klachtbehandeling en de aanbeveling doen om bij het geven van een onderzoeksopdracht het doel van de opdracht helder te verwoorden en de onderzoeker een expliciete opdracht mee te geven. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klachten tegen de leerkracht en de directeur ongegrond zijn en de klacht tegen het bevoegd gezag gegrond. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag van B te C aan: 1. een protocol op te stellen hoe om te gaan met interne klachtbehandeling en daar in voorkomende gevallen ook naar te handelen; 2. bij het geven van een onderzoeksopdracht het doel van de opdracht helder te verwoorden en de onderzoeker een expliciete opdracht mee te geven; 3. te onderzoeken welke middelen moeten worden aangewend om D op een zo kort mogelijke termijn zijn werkzaamheden als groepsleerkracht weer te laten hervatten alsmede daarbij te bezien of er aanleiding is om hem te rehabiliteren ten aanzien van de onderhavige klacht; 4. een afschrift van dit advies op te nemen in het personeelsdossier van D. Aldus gedaan te Utrecht op 29 maart 2011 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, J. Toes en drs. D. Zwarts, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. w.g. w.g. mr. J.P.L.C. Dijkgraaf voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris Pagina 5 van 5