Een leerkracht heeft een leerling pedagogisch gezien niet goed behandeld. De schooldirectie heeft de klacht hierover niet goed onderzocht.

Transcriptie

1 Een leerkracht heeft een leerling pedagogisch gezien niet goed behandeld. De schooldirectie heeft de klacht hierover niet goed onderzocht. inzake de klacht van: ADVIES de heer A en mevrouw B te C, ouders van D, klagers tegen - mevrouw E, leerkracht te C, hierna verweerster, - de heer F, interim-directeur obs G te C, verweerder, (hierna de directeur), - de heer K, adjunct-directeur obs G te C, verweerder, (hierna de adjunct-directeur), gemachtigde: de heer mr. R.P.J. Hendrikx. Landelijke 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 1 februari 2017, aangevuld op 16 februari 2017, hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerders ingediend met de volgende inhoud: Mevrouw B en de heer A klagen over de wijze waarop hun zoon in groep 5 door mevrouw E, zijn toenmalige groepsleerkracht, is behandeld. Voorts klagen mevrouw B en de heer A over de wijze waarop de schooldirectie in deze situatie is opgetreden. Een en ander zoals nader toegelicht in het klaagschrift. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is het bestuur in de gelegenheid geweest de klacht zelf op te lossen. Bij brief van 27 maart 2017 heeft de bestuurder de klacht afgehandeld. Op 18 april 2017 hebben klagers verzocht om een formele klachtbehandeling. De klacht is vervolgens ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. De Commissie heeft verweerder op 20 april 2017 verzocht om voor 25 mei 2017 een verweerschrift in te dienen. Verweerders hebben op 24 mei 2017 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 7 juni 2017 te Utrecht. Klagers zijn ter zitting verschenen / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 1 van 6

2 Verweerders waren niet ter zitting aanwezig. Zij werden ter zitting vertegenwoordigd door de gemachtigde. De heer H, hoofd HR/plaatsvervangend bestuurder I is ter zitting als informant verschenen. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN D zat in het schooljaar bij verweerster in groep 5A van de G school. Vanwege het gedrag van D in de klas hebben klagers hem in 2015 laten onderzoeken door J, Geestelijke gezondheidszorg voor kinderen, jeugdigen, gezinnen, volwassenen en ouderen. J heeft daarvan verslag gelegd in een rapport van 25 november Naar aanleiding van dat rapport is op school een individueel handelingsplan van 25 januari 2016 vastgesteld. Op 7, 14 en 22 maart 2016 hebben er, op verzoek van klagers, gesprekken plaatsgevonden tussen klagers en de voormalig directeur en de adjunct-directeur van de school. Op 29 maart 2016 is D tot het eind van het schooljaar in groep 5C geplaatst. Klagers hebben op 12 mei 2016 een formele klacht ingediend bij het bestuur. In reactie daarop heeft de bestuurder klagers op grond van de klachtenregeling van I verwezen naar de externe vertrouwenspersoon van I of de Landelijke. Op 1 februari 2017 hebben klagers hun klacht bij de Commissie ingediend. Op 16 februari 2017 hebben klagers een aangepaste klachtbrief ingediend. De klacht is inhoudelijk onveranderd gebleven. Op 13 maart 2017 hebben klagers een gesprek met de bestuurder gehad over de klacht. Bij brief van 27 maart 2017 heeft de bestuurder de klacht afgehandeld. 3. VISIE PARTIJEN Visie klagers Klagers stellen zich op het standpunt dat het gedrag van verweerster ten opzichte van D in de klas onaanvaardbaar is geweest. Klagers zijn bang dat verweerster met haar gedrag ook andere kinderen zal beschadigen. De sfeer in de klas was onveilig en tegenover D heeft verweerster haar macht misbruikt. Verder vinden klagers dat de schoolleiding hun klacht niet serieus heeft genomen en de incidenten heeft gebagatelliseerd. Klagers hebben via andere ouders gehoord dat verweerster D vaak strafte in de klas, terwijl hij eigenlijk niets deed. Een voorbeeld daarvan is het appelincident, waarbij verweerster D heeft gedwongen om de appel, die hij niet had opgegeten en in de vuilnisbak had gegooid, uit de vuilnisbak te halen, af te spoelen en alsnog op te eten. Klagers verwijten verweerster een gebrek aan professionaliteit. Daarnaast heeft er nog een aantal incidenten plaatsgevonden waarbij verweerster niet conform de afspraken zoals die zijn vastgesteld in het handelingsplan, heeft gereageerd. Volgens dit handelingsplan moet D naar zijn rustige plek als hij de les verstoort. Als hij daar rustig werkt en de les niet verstoort krijgt hij alsnog een sticker. Als hij / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 2 van 6

3 blijft storen moet hij naar de gang en verdient hij geen sticker. De eerste tijd is dit goed verlopen, maar er zijn ook dingen voorgevallen waarbij verweerster zich niet aan die afspraken uit het handelingsplan heeft gehouden. Voorbeeld is dat tijdens de les de rode pen van D lekte, waardoor D onder de inkt zat, maar de rode inkt ook op de tafel zat. Verweerster is toen boos geworden op D en hij moest de tafel schoonmaken. Toen hij vervolgens met het doekje op zijn hoofd rondliep heeft verweerster hem naar de gang gestuurd in plaats van, zoals was afgesproken, naar zijn rustige plek. Een ander voorval was tijdens de gymles. D was druk en stuiterde met een skippybal, waarna verweerster hem voor straf naar de kleedkamer heeft gestuurd. Ook dit was in strijd met gemaakte afspraken, omdat D juist positief zou worden aangepakt. Verder werd D, omdat hij druk was in de klas, door verweerster naar zijn rustige plek gestuurd. D moest rivieren leren. Hij deed dat hardop omdat hij het dan beter kon onthouden. Verweerster heeft vervolgens gedreigd dat als hij daar niet mee stopte een sticker van hem zou worden afgepakt. Ook heeft verweerster D soms niet naar de gang gestuurd, en mocht hij op zijn rustige plek blijven zitten, terwijl hij toch geen sticker kreeg, wat door hem als straf werd ervaren. Tot slot was er het appelincident. Klagers vinden het jammer dat verweerster zich niet aan de afspraken heeft gehouden, juist omdat D daar zo goed op reageerde en duidelijke regels hem een gevoel van veiligheid gaven. Klagers zijn naar aanleiding van het appelincident op school voor een gesprek uitgenodigd met de directeur. Dat was een goed gesprek, aldus klagers. In het kader van hoor en wederhoor heeft de directeur ook met verweerster gesproken. Het gesprek met de directeur dat daarop volgde was volgens klagers heel anders van toon. De directeur stond achter verweerster en was niet van plan om, zoals klagers wilden, verweerster uit de klas te halen. Hij vond het beter om D naar een andere klas over te plaatsen. Klagers vonden dat niet eerlijk, maar zijn er toch mee akkoord gegaan. In het verleden zijn er ook ouders geweest die klachten hadden over verweerster. Die ouders hebben nagelaten om een formele klacht in te dienen, omdat ze daar de energie niet meer voor hadden, aldus klagers. Klagers hebben vervolgens wel hun klacht ingediend bij het bestuur. Ter zitting hebben klagers verklaard dat zij omwille van rust voor D, die inmiddels in een andere klas zat, in de ingestelde klachtprocedure tot na de zomer van 2016 niets hebben ondernomen. Omdat klagers wel willen dat er wat verandert en zij niet tevreden zijn over de klachtafhandeling door het bestuur hebben zij uiteindelijk hun klacht bij de Commissie ingediend. Op 14 maart 2017 hebben klagers alsnog een gesprek gehad met de bestuurder over hun klacht. Klagers vinden echter dat de bestuurder niet is ingegaan op de vraag of het gedrag van de leerkracht, zoals zij dat hebben geschetst, aanvaardbaar is. Daarnaast is de bestuurder niet ingegaan op de klacht dat de schoolleiding andere incidenten tegenover klagers heeft gebagatelliseerd en bovendien dat verweerder te veel nadruk heeft gelegd op de klachtenprocedure. Bij brief van 18 april 2017 hebben klagers aanvullende informatie ingediend, waaruit blijkt dat de school wel op de hoogte was van de problemen tussen leerlingen en verweerster. Ter ondersteuning van hun klacht hebben klagers een klacht van andere ouders overgelegd, die zij in het schooljaar hebben ingediend bij de voormalig directeur. In die klacht was dezelfde problematiek aan de orde / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 3 van 6

4 Visie verweerders Na het indienen van de formele klacht bij de Commissie heeft het bestuur klagers, verweerster en de huidige schooldirectie gehoord en is er door het bestuur gekeken naar het gedrag en het pedagogisch handelen van verweerster. De bestuurder heeft daarbij op school een documentenonderzoek verricht, waarbij het dossier van D in het leerlingvolgsysteem, de documenten in het personeelsdossier van verweerster en het groepsoverdrachtdocument van groep 4 naar groep 5 zijn bestudeerd. Klagers hebben weliswaar aangeven dat zij het geschetste gedrag van hun zoon niet herkennen, maar uit gespreksverslagen in 2012, 2013 en 2014 blijkt wel dat dit eerder aan de orde is geweest. De directie heeft, net zo min als klagers zelf, het door klagers gestelde onaanvaardbare gedrag van de leerkracht waargenomen. Ook is dergelijk gedrag van verweerster in het verleden nooit vastgesteld, laat staan dat is vastgesteld dat aan leerlingen schade is toegebracht. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat het een complexe situatie is. Verweerster functioneert goed en uit de op school gehouden functioneringsgesprekken met verweerster is geen reden voor zorg naar voren gekomen. Er zijn verder ook geen klachten ingediend over verweerster. Het overgrote deel van de geluiden die school krijgt over verweerster zijn positief. De behandeling van de klacht heeft geleid tot een opdracht aan de directie van de school. Om verre te blijven van van horen zeggen heeft het bestuur de schoolleiding opgedragen om objectief vast te stellen of het pedagogisch handelen van verweerster verbetering behoeft. Dit door middel van een nieuwe klassenobservatie en een daaropvolgend functioneringsgesprek. Indien verbetering noodzakelijk is dan zal er voor verweerster begeleiding worden ingezet. De klacht is wel degelijk serieus genomen en van bagatellisering is dan ook geen sprake. Desgevraagd heeft de bestuurder ter zitting aangegeven dat hij heeft geconstateerd dat het op de school schort aan de begeleiding van leerkrachten en leerlingen. Er is te weinig capaciteit voor de ondersteuning van de leerlingen, slechts twee interne begeleiders voor 900 leerlingen. De nieuwe directeur heeft opdracht gekregen naar de zorgstructuur en de begeleiding op school te kijken. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De klacht tegen verweerster Verweerster en de directeur zijn niet ter zitting verschenen. De commissie stelt voorop dat het, om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, van belang is dat de Commissie volledig kennis kan nemen van de standpunten van partijen. Naast het schriftelijk verwoorden van de standpunten leert de ervaring dat het mondeling toelichten van de standpunten ter zitting om meerdere redenen waardevol is. De zitting kan een bijdrage leveren aan het nader tot elkaar brengen van partijen, aan het kweken van begrip en aan het ophelderen van punten die nog onduidelijk zijn in de stukken. De Commissie betreurt het dan ook dat verweerders niet ter zitting zijn verschenen, zeker nu in het verweerschrift slechts een algemeen verweer is gevoerd en ook geen schriftelijke verklaring van verweerster is overgelegd / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 4 van 6

5 Klagers klagen over de wijze waarop D in de klas door verweerster is behandeld. In de klas heerste een onveilige sfeer en verweerster heeft haar macht ten opzichte van D misbruikt. Een voorbeeld daarvan is het appelincident. D zou door verweerster vaker en ten onrechte worden gestraft dan de andere leerlingen en tegen hem schreeuwen, terwijl hij niets deed volgens zijn klasgenoten. Klagers hebben hun standpunt onderbouwd met twee soortgelijke en innerlijk consistente schriftelijke getuigenverklaringen over het ten onrechte straffen van D en het schreeuwen van verweerster in de klas. Verder hebben klagers aangevoerd dat verweerster het handelingsplan niet consequent heeft toegepast. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting constateert de Commissie dat de visies van klagers en de directeur over het pedagogisch handelen van verweerster in algemene zin van elkaar verschillen. De Commissie stelt vast dat verweerster zelf geen feitelijk verweer heeft gevoerd tegen de geuite verwijten van klagers en in het verweerschrift zijn alleen in algemene termen de beschuldigingen van klagers verworpen. In een gesprek met de directeur heeft verweerster het appelincident weliswaar weersproken, maar omdat zij zelf geen feitelijk verweer heeft gevoerd en verweerster ook niet ter zitting is verschenen om haar verhaal te doen, kan de Commissie niet vaststellen wat zich precies heeft voorgedaan in de klas tussen verweerster en D. De Commissie kan daarom ook niet anders dan in het midden laten wat zich rond het appelincident heeft voorgedaan. Hoewel de directeur heeft gesteld dat het door klagers beschreven gedrag van verweerster niet is waargenomen, is de Commissie van oordeel dat daarmee niet is gezegd dat het niet heeft plaatsgevonden. Onweersproken is aldus dat D vaker dan andere kinderen, en ten onrechte, werd gestraft door verweerster. Onweersproken is ook dat verweerster het handelingsplan niet consequent heeft toegepast. Klagers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat verweerster, anders dan was afgesproken, D regelmatig niet naar zijn rustige plek, maar direct naar de gang of naar de kleedkamer heeft gestuurd, hem niet beloond met een sticker, maar in plaats daarvan heeft gestraft door geen sticker te geven of te dreigen er een bij D weg te halen. Voor de Commissie staat daarmee in voldoende mate vast dat verweerster D niet juist en niet volgens het handelingsplan heeft behandeld. De Commissie acht dit alles overziend zo ernstig dat de klacht tegen verweerster gegrond is. De klacht tegen de directeur Klagers klagen over de wijze waarop de schooldirectie in deze situatie is opgetreden. Meer specifiek klagen zij erover dat de schooldirectie, na het indienen van de klacht, zonder nader onderzoek te doen, achter verweerster is gaan staan. Ter zitting is het de Commissie gebleken dat de directeur na het ontvangen van de klachten van klagers, navraag heeft gedaan bij verweerster, maar op haar ontkenning van de klachten het daar vervolgens bij heeft gelaten. De directeur heeft aldus wel hoor en wederhoor toegepast maar is, naar het oordeel van de Commissie, te makkelijk voorbij gegaan aan de klachten van klagers. Het enkel horen en vervolgens de stelling innemen dat verweerster een goede leerkracht is, is voor de Commissie in de gegeven omstandigheden onvoldoende. De Commissie wijst erop dat ook goede leerkrachten fouten kunnen maken en dat daarom ook klachten over goede leerkrachten serieus moeten worden genomen. De directeur had zijn / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 5 van 6

6 verantwoordelijkheid moeten nemen en meer onderzoek moeten doen naar de klacht, onder andere door ouders, collegae en leerlingen te bevragen. Dat is ook in het belang en mogelijk ter ondersteuning van de leerkracht. De Commissie is dan ook van oordeel dat de directeur meer onderzoek had moeten doen naar het door klagers verweten onaanvaardbare gedrag van verweerster. Door te volstaan met enkel het horen van verweerster heeft de directeur de klacht gebagatelliseerd en niet serieus genomen. De Commissie acht daarom ook dit deel van de klacht gegrond. De Commissie wenst overigens niet ongezegd te laten dat het bestuur, nadat klagers hun klacht bij de Commissie hebben ingediend, de klacht vervolgens adequaat heeft opgepakt. Het bestuur heeft onderzoek gedaan en de directie van de school vervolgens opgedragen om objectief vast te stellen of het pedagogisch handelen van verweerster verbetering behoeft. Indien nodig zou dan begeleiding voor verweerster worden opgestart. Hoewel het bestuur aldus de goede route heeft gevolgd, kan dit de gegrondheid van de klacht niet wegnemen. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klachten tegen de leerkracht en de directeur van de school gegrond zijn. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie ziet geen aanleiding om naast het gestelde in de overwegingen nog nadere aanbevelingen aan het bevoegd gezag te richten. Aldus gedaan te Utrecht op 5 juli 2017 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. W.D. Hajonides van der Meulen en drs. L.F.P. Niessen, leden, in aanwezigheid van A. Gordon, secretaris / advies d.d. 5 juli 2017 pagina 6 van 6