SAMENVATTING Klacht over niet rechtsgeldige inschrijving, niet meewerken aan uitschrijving en inadequate informatievoorziening; BVE

Transcriptie

1 SAMENVATTING Klacht over niet rechtsgeldige inschrijving, niet meewerken aan uitschrijving en inadequate informatievoorziening; BVE Klager klaagt erover dat de school zijn dochter heeft ingeschreven zonder zijn toestemming. Voorts verleent de school geen medewerking aan de wens van klager tot verandering van school voor zijn dochter. De school verstrekt klager ten slotte geen adequate informatie over zijn dochter en komt toezeggingen hierover niet na. Dat een school erop mag vertrouwen dat een ouder rechtmatig optreedt namens de minderjarige leerling is in beginsel een juist uitgangspunt. Van feiten of omstandigheden die verweerder in dit geval tot een ander standpunt hadden moeten brengen is in het onderhavige geval niet gebleken. Derhalve heeft de school op basis van de door de moeder en de vorige school verstrekte informatie in redelijkheid kunnen overgaan tot inschrijving van de leerling op basis van alleen de handtekening van haar moeder. Voor uitschrijving van een leerling dient een formele procedure te worden doorlopen waarbij voorop staat dat eerst gecontroleerd moet worden of de leerling daadwerkelijk op een andere school is ingeschreven. Zonder deze inschrijving mag een school niet tot uitschrijving van de leerling overgaan. Van een inschrijving van de dochter van klager op een andere school is niet gebleken zodat niet tot uitschrijving kon worden overgegaan. Wat betreft de informatievoorziening heeft de school op een tweetal punten onvoldoende voortvarend c.q. duidelijk gehandeld. Klacht deels gegrond. ADVIES inzake de klacht van: de heer A te B, vader van C, leerlinge van het D College te E, klager tegen de heer F, locatiedirecteur van het D College te E, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 10 oktober 2011 heeft klager op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen het D College ingediend. De Commissie heeft daarna een bemiddelingspoging tussen partijen begeleid. Dit traject heeft ondanks een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst uiteindelijk niet tot een zodanige oplossing geleid dat van verdere behandeling van de klacht kon worden afgezien. Op 25 mei 2012 heeft klager de Commissie verzocht zijn klacht alsnog in behandeling te nemen. De Commissie heeft de klacht op 13 juni 2012 in behandeling genomen op basis van de volgende klachtsamenvatting: Pagina 1 van 5

2 a. De heer A klaagt erover dat de school zijn dochter C heeft ingeschreven zonder zijn toestemming. b. De school verstrekt klager geen adequate informatie over C en komt toezeggingen hierover niet na. c. De school verleent geen medewerking aan de wens van klager tot verandering van school voor C. De Commissie heeft bij het in behandeling nemen van de klacht als verweerster aangemerkt mevrouw G, op dat moment interim-directeur van het D College, locatie E. Omdat mevrouw G sinds 15 juni 2012 niet meer op de school werkzaam is en inmiddels als directeur is opgevolgd door de heer F, heeft de Commissie voor het verdere verloop van de procedure de heer Engelse als verweerder aangemerkt. De Commissie heeft partijen op 13 juni 2012 meegedeeld dat de mondelinge behandeling van de klacht zou plaatsvinden op 29 augustus 2012 te Utrecht. Verweerder heeft op 3 juli 2012 een verweerschrift met bijlagen ingediend. Klager heeft vervolgens aanvullende stukken ingediend, gedateerd 9 juli 2012 en ingekomen op 21 augustus Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. Klager heeft zich bij van 27 augustus 2012 wegens persoonlijke omstandigheden afgemeld voor de zitting. Op verzoek van de Commissie heeft klager op 28 augustus 2012 per nog een nadere toelichting gegeven op klachtonderdeel 2. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 29 augustus 2012 te Utrecht. Klager verscheen zoals aangekondigd niet ter zitting. Verweerder verscheen in persoon ter zitting en werd vergezeld door voornoemde mevrouw G en mevrouw mr. H, juridisch medewerker van de Stichting ROC West-Brabant (het bevoegd gezag van het D College), beiden als informant. Onder handhaving van zijn standpunten heeft verweerder een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN Klager en zijn ex-echtgenote zijn beiden belast met het ouderlijk gezag over hun dochter C, geboren op 28 september C heeft PDD-NOS en een gehoorbeperking. Zij is eind 2010 zonder medeweten en zonder toestemming van klager door haar moeder ingeschreven op het D College. Daarvoor was zij leerling van het Calvijn College te Rotterdam, locatie De Meerpaal. Op 5 en 6 juli 2011 heeft klager met personeel van het D College gesproken over de informatievoorziening inzake C. Hierover zijn vervolgens afspraken gemaakt met de toenmalige locatiedirecteur, de heer I. Omdat de school de afspraken volgens klager niet nakwam, heeft hij op 10 oktober 2011 een klacht ingediend bij de Commissie. Dit heeft geleid tot het door de Commissie begeleide bemiddelingstraject tussen partijen en uiteindelijk tot de onderhavige klachtbehandeling. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie stelt voorop dat het, om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, van belang is dat de Commissie volledig kennis kan nemen van de standpunten van partijen. De ervaring leert dat het mondeling toelichten van de standpunten ter zitting om meerdere redenen waardevol is. De zitting kan een bijdrage leveren aan het nader tot elkaar brengen van partijen, aan het kweken van begrip en aan het ophelderen van punten die nog onduidelijk zijn in de stukken. De Commissie betreurt het dan ook dat klager niet ter zitting kon verschijnen. Pagina 2 van 5

3 Klachtonderdeel 1 (de inschrijving) De Commissie overweegt dat het kunnen volgen van onderwijs in de grondwet geregeld is en dat er een leerplicht bestaat. Het is daarom belangrijk dat de inschrijving van een leerling zo eenvoudig als mogelijk blijft en dat er geen lastige procedures zijn die dit belemmeren. Geredeneerd vanuit het belang van het kind, welk belang in het onderwijs voorop staat, is er geen absolute noodzaak tot de aanwezigheid van de handtekening van beide (gezaghebbende) ouders op een inschrijvingsformulier. Er bestaat ook geen wettelijke bepaling die zulks verplicht. Het standpunt van verweerder dat een school erop mag vertrouwen dat een ouder rechtmatig optreedt namens de minderjarige leerling acht de Commissie in beginsel dan ook juist. Van feiten of omstandigheden die verweerder in dit geval tot een ander standpunt hadden moeten brengen is de Commissie in het onderhavige geval niet gebleken. Derhalve heeft de school op basis van de door de moeder en de vorige school verstrekte informatie in redelijkheid kunnen overgaan tot inschrijving van C op basis van alleen de handtekening van haar moeder. Aldus acht de Commissie het eerste klachtonderdeel ongegrond. De Commissie wenst daarbij echter niet onopgemerkt te laten dat haar uit de toelichting van verweerder is gebleken dat het inschrijvingsformulier wat betreft de door de ouder(s) te verstrekken gegevens voor verbetering vatbaar is. De Commissie zal daarover een aanbeveling richten aan het bevoegd gezag. Klachtonderdeel 2 (de afspraken over de informatievoorziening) Klager heeft in zijn nadere toelichting van 28 augustus 2012 vijf afspraken over de informatieverstrekking opgesomd die de school in zijn ogen niet is nagekomen. Wat betreft de rapportage van de schoolpsycholoog overweegt de Commissie dat zij niet heeft kunnen vaststellen of de school nalatig is geweest bij het verzenden hiervan. Wel is gebleken dat partijen over dit onderzoek op 23 november 2011 in het kader van het bemiddelingstraject een afspraak hebben gemaakt. Niettemin heeft het nadien nog ruim vier maanden geduurd voordat C door de schoolpsycholoog is gezien en de bijbehorende rapportage is opgemaakt. Daarmee heeft de school naar het oordeel van de Commissie niet met de nodige voortvarendheid gehandeld. In zoverre acht de Commissie dit klachtonderdeel gegrond. Inzake de oudergesprekken is gebleken dat klager hiervoor zelf het initiatief zou nemen. Van een dergelijk initiatief is de Commissie uit de door klager overgelegde stukken niet gebleken. Naar het oordeel van de Commissie heeft de school hierin niet verwijtbaar gehandeld, hoewel de school er wellicht goed aan had gedaan om op een eerder moment op eigen initiatief contact op te nemen met klager. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond. Wat betreft de evaluatie van de ambulant begeleider overweegt de Commissie dat de school klager heeft bericht dat alle informatie naar hem via de school zou verlopen, maar dat daarnaast ook de ambulant begeleider klager heeft gemeld informatie te zullen sturen. Naar het oordeel van de Commissie had de communicatie en afstemming op dit punt duidelijker gemoeten, te meer daar het de school duidelijk was dat juist de communicatie een wezenlijk onderdeel vormde van het geschil tussen partijen. In zoverre acht de Commissie dit klachtonderdeel gegrond. Zij zal ook hierover een aanbeveling richten aan het bevoegd gezag. Wat betreft de evaluatie van de schoolvoortgang van C en haar feitelijke functioneren in de klas overweegt de Commissie dat vast staat dat klager beschikt over een inlogcode voor de portal van de school. Via deze portal kan allerhande informatie worden ingezien over de schoolvoortgang van de leerling, waaronder de door klager gewenste informatie. Klager kan zich daarvan derhalve zelf voorzien. Dat de school deze informatie in december 2011 in papieren vorm aan klager heeft verstuurd is gelet op de daartoe gemaakte afspraak terecht en zorgvuldig, maar van de school kan in redelijkheid niet verlangd worden dat zij dit standaard blijft doen. Van zodanige afspraak is de Commissie ook niet gebleken. De informatie over het functioneren van C in relatie tot haar beperkingen heeft klager naar het oordeel van de Commissie uit de door school verstuurde stukken kunnen halen. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond. Pagina 3 van 5

4 Klachtonderdeel 3 (het verzoek tot uitschrijving) De school beroept zich er met name op dat voor uitschrijving hetzelfde uitgangspunt geldt als voor inschrijving en dat, omdat de school nu wel op de hoogte is van bezwaren van de andere ouder, niet tot uitschrijving kan worden overgegaan. Dienaangaande overweegt de Commissie dat voor uitschrijving van een leerling een formele procedure dient te worden doorlopen waarbij voorop staat dat, in verband met de verplichtingen voortvloeiend uit de Leerplichtwet, eerst gecontroleerd moet worden of de betreffende leerling daadwerkelijk op een andere school is ingeschreven. Zonder deze inschrijving mag een school niet tot uitschrijving van de leerling overgaan. Van een inschrijving van C op een andere school is niet gebleken zodat, met inachtneming van vorenstaande, niet tot uitschrijving kon worden overgegaan. In die zin is het juist dat de school geen medewerking heeft verleend aan de uitschrijving van C, zij het dat de daarvoor door school gebruikte argumentatie naar het oordeel van de Commissie niet geheel juist is. De uitschrijving van een leerling betreft namelijk een aan een elders gedane inschrijving verbonden administratieve handeling, waarvoor in beginsel geen handtekening of toestemming van een of beide ouders meer vereist is. Derhalve heeft de school hierin niet onjuist gehandeld. Overigens acht de Commissie het niet verstandig dat de school in deze situatie, door C te vragen wat zij zelf van een overstap naar een andere school zou vinden, C ook bij de kwestie tussen haar ouders heeft betrokken. De Commissie twijfelt niet aan de goede bedoelingen van de school in dezen, maar de inschrijving op een nieuwe school is een zaak van en tussen de ouders en indien deze inschrijving is geschied, rest de oude school weinig anders dan de leerling uit te schrijven, ongeacht wat de leerling daar zelf van vindt. De Commissie acht dit echter niet van zodanig gewicht dat dit klachtonderdeel hierom gegrond verklaard zou moeten worden. Wel zal de Commissie hierover een aanbeveling richten aan het bevoegd gezag. Aldus verklaart de Commissie het derde klachtonderdeel ongegrond. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn. Klachtonderdeel 2 is gegrond voor wat betreft de rapportage van de schoolpsycholoog en de evaluatie van de ambulant begeleider. Voor het overige is klachtonderdeel 2 ongegrond. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie beveelt het bevoegd gezag van het D College aan om ervoor zorg te dragen dat alle onder haar gezag vallende scholen: 1. in geval van inschrijving van een leerling van gescheiden ouders de inschrijvende ouder(s) op het inschrijvingsformulier standaard laten invullen hoe het ouderlijk gezag is geregeld en op welke adressen de beide ouders bereikbaar zijn; ook indien de ouders gaan scheiden dient de school deze informatie in te winnen; 2. in geval van samenwerking met externe partijen duidelijke afspraken maken wie waarvoor verantwoordelijk is en wie welke informatie aan wie verstrekt; 3. in geval van een ouderlijke wens tot uitschrijving hierover helder te communiceren en de leerling hier zo veel als mogelijk buiten te laten. Pagina 4 van 5

5 Aldus gedaan te Utrecht op 25 september 2012 door mr. J.S. Duttenhofer, voorzitter, drs. W.D. Hajonides van der Meulen en W. Happee, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris. mr. J.S. Duttenhofer voorzitter mr. J.J. van Beek secretaris Pagina 5 van 5