SAMENVATTING Klacht over niet verzorgen van onderwijs, ontbreken van bestraffingsbeleid en niet intrekken toegangsverbod; PO

Transcriptie

1 SAMENVATTING Klacht over niet verzorgen van onderwijs, ontbreken van bestraffingsbeleid en niet intrekken toegangsverbod; PO Het feit dat het niveau van de leerling op basis van het leerlingvolgsysteem zakte, betekent niet automatisch dat er geen of slecht onderwijs is gegeven. De school wilde de leerling laten onderzoeken door de schoolbegeleidingsdienst. Daar ging de moeder niet mee akkoord. Zij heeft het kind in het buitenland laten testen. De school mocht de uitslag van dat onderzoek niet door de schoolbegeleidingsdienst laten vertalen naar de Nederlandse onderwijssituatie of nader onderzoek laten uitvoeren. In die gevallen kan het de school niet worden verweten dat het onderwijs niet optimaal is geweest. Het kan van een schoolbestuur in redelijkheid niet verwacht worden dat dit voor zijn scholen een uitgewerkt bestraffingsbeleid vaststelt, anders dan voor schorsing en verwijdering. Het toegangsverbod bevatte een open einde waardoor bij klaagster onduidelijkheid over de beëindiging en de duur kon ontstaan. Het is niet zorgvuldig geweest dat het formele bezwaar tegen het verbod niet met een formele beslissing is afgehandeld. De klacht is deels gegrond. inzake de klacht van: ADVIES mevrouw A te B, ouder van C, leerling van OBS D in B, hierna te noemen klaagster tegen - mevrouw E, groepsleerkracht van OBS D, hierna te noemen de groepsleerkracht; - de heer F, directeur van OBS D, hierna te noemen de directeur; - de Stichting B, bevoegd gezag van OBS D, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr. H 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 9 juli 2010, ingekomen op 14 juli 2010 en aangevuld d.d. 19 augustus en 15 oktober 2010, heeft klaagster op grond van de klachtenregeling van de betrokken school bij de (LKC) een klacht jegens verweerders ingediend met de volgende inhoud: Klaagster klaagt erover dat de groepsleerkracht, mevrouw E, haar zoon C de laatste twee schooljaren (groep 5 en 6) onvoldoende onderwijs heeft gegeven, waardoor hij zich die jaren cognitief niet heeft ontwikkeld. Ook is er te weinig rekening gehouden met de beperkingen van C. Volgens klaagster heeft de directie daarbij onvoldoende toezicht gehouden. Klaagster klaagt er daarnaast over dat mevrouw E C frequent fysiek en verbaal onheus heeft bejegend. Pagina 1 van 5

2 Klaagster klaagt er voorts over dat de school niet beschikt over een vastgelegd bestraffingsbeleid, waardoor mevrouw E C willekeurige, onredelijke straffen heeft kunnen opleggen. Ten slotte klaagt klaagster erover dat het op 19 december 2008 door het bestuur opgelegde toegangsverbod nog steeds niet is ingetrokken. Verweerders hebben een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 20 september Alle stukken zijn over en weer in afschrift ter kennisname aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 20 oktober 2010 te Utrecht. Klaagster is niet op de zitting verschenen. Zij had zich de dag voorafgaande aan de zitting afgemeld. Verweerders zijn ter zitting verschenen en werden bijgestaan door de gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de Commissie na overleg met verweerders besloten klaagster alsnog in de gelegenheid te stellen een mondelinge toelichting te geven, voornamelijk om na te gaan of de Commissie een meer actieve rol zou kunnen spelen in het tot elkaar brengen van partijen. Verweerders en hun gemachtigde hebben aangegeven af te zien van hun recht bij het horen van klaagster aanwezig te zijn. De Commissie heeft op 1 december 2010 met klaagster gesproken. Klaagster werd vergezeld door mevrouw K, vertrouwenspersoon. Hetgeen in de stukken en op de zitting en tijdens de mondelinge toelichting van klaagster naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk en in samengevatte vorm in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN C is geboren in de Oekraïne en op tweejarige leeftijd geadopteerd door zijn Amerikaanse ouders (klaagster en haar toenmalige echtgenoot). In 2004 is hij in Nederland op school ingeschreven. Hij is in 2007 in groep 4 op OBS D gestart. Dit is de vierde (basis)school die C in B bezoekt. In de schooljaren en zat hij in respectievelijk groep 5 en 6 bij verweerster E in de klas. In 2008 heeft de school zorgen geuit over de ontwikkeling van C en voorgesteld hem door ABC adviseurs te laten onderzoeken. Klaagster wilde dit niet en heeft haar zoon daarop in mei 2008 in de Verenigde Staten laten onderzoeken. Daar is de diagnose DCD/SID vastgesteld, een stoornis die leidt tot moeilijkheden bij de motoriek en motorische vaardigheden. Klaagster heeft het rapport aan de school gegeven. Op 19 december 2008 heeft het bestuur van Stichting B klaagster een toegangsverbod opgelegd voor de duur van vier weken, dat na afloop zou worden geëvalueerd. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Vanaf 8 april 2010 mocht C niet meer met de rest van de klas naar de schooltuintjes. Op 12 april 2010 is C van groep 6 verplaatst naar groep 8. Daar heeft hij de rest van het schooljaar zijn werk gedaan. In het schooljaar is C in groep 7 begonnen. Ten tijde van het horen van klaagster door de Commissie zat C op een school in de Verenigde Staten. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Mede naar aanleiding van het verzoek van verweerders om behulpzaam te zijn bij het doorbreken van de impasse tussen partijen, heeft de Commissie na de mondelinge behandeling op 20 oktober 2010 besloten klaagster alsnog de gelegenheid te geven gehoord te worden. De omstandigheid dat partijen gescheiden gehoord zijn heeft wel tot gevolg gehad dat de meningen over en weer niet optimaal konden worden uitgewisseld. Pagina 2 van 5

3 Het is duidelijk dat C een zorgleerling was die met een cognitieve achterstand de school is binnengekomen. Ook blijkt uit de ingediende stukken dat het niveau van C op veel onderdelen niet omhoog ging, op sommige onderdelen zakte zijn score zelfs van een C naar een E. Zijn Entreetoets heeft hij slecht gemaakt. Dat alles leidt echter niet automatisch tot de conclusie dat verweerster E voor de (slechte) resultaten van C verantwoordelijk kan worden gesteld. De Commissie constateert dat de school al snel doorhad dat C een leerling was die extra begeleiding en zorg nodig had. Om te weten te komen wat de reden voor zijn achterstand en zijn gedrag was en hem op grond van die kennis beter te kunnen begeleiden, heeft de school C willen laten onderzoeken door het ABC. Klaagster heeft om haar moverende reden besloten hem in de Verenigde Staten te laten onderzoeken. Het komt de Commissie aannemelijk voor dat de uitslag van dit onderzoek niet direct inpasbaar was in de Nederlandse onderwijspraktijk. Ook lijkt het erop dat het onderzoek in de Verenigde Staten en de daarop volgende behandeling door het Revalidatiecentrum B in hoofdzaak betrekking hadden op motorische en sociaal emotionele problemen en niet op Cs cognitieve mogelijkheden. Voor dit laatste was aanvullende informatie of een aanvullend onderzoek noodzakelijk. Op grond van de in de gemeente B geldende afspraken was de school daarvoor aangewezen op het ABC. Dat werd door klaagster echter niet toegestaan, waarmee zij de taak van de school niet heeft vergemakkelijkt. Omdat men uiteindelijk deze impasse niet heeft weten te doorbreken, is de school onvoldoende toegerust geweest om C optimaal te begeleiden, waar ook zijn resultaten onder geleden zullen hebben. Gezien de weigering van klaagster om het ABC in te schakelen is de Commissie van oordeel dat het verwijt dat C niet optimaal is begeleid en er mogelijk te weinig rekening is gehouden met zijn beperkingen, de school niet aangerekend kan worden. Verweerders hebben verklaard dat de procedure en communicatie rond de overplaatsing naar groep 8 gebreken vertoonde. Ook acht verweerster E het aannemelijk dat C in die periode niet genoeg instructie heeft gekregen. Op grond van deze vaststaande feiten is de Commissie van oordeel dat C in die periode niet de benodigde begeleiding heeft gekregen wat de school wel te verwijten is. Dit klachtonderdeel is op dat punt, voor die periode gegrond, voor het overige ongegrond. Een school dient weliswaar te beschikken over een veiligheidsbeleid, onder andere neergelegd in de schoolgids, maar er bestaat geen verplichting een (uitgewerkt) schriftelijk vastgelegd bestraffingsbeleid te hebben. Van een school kan ook niet in redelijkheid worden verwacht een dergelijk beleid op papier te zetten omdat de wenselijkheid en zwaarte van een straf van veel factoren afhankelijk is. Uiteraard dient een school wel gedragsregels op te stellen om duidelijk te maken hoe leerlingen, ouders en personeelsleden met elkaar om dienen te gaan. De Commissie constateert dat klaagster het handelen van verweerster E jegens C constant als bestraffend heeft gezien en gekwalificeerd. Het komt de Commissie op grond van de stukken en de mondelinge behandeling echter voor dat het betreffende handelen eerder correctief dan bestraffend van aard was. Daarnaast waren bepaalde maatregelen ook gericht op het creëren van een rustige omgeving waarin C zijn schoolwerk kon doen. Ook dat kan niet als straf worden aangemerkt, ook niet als dat door C en klaagster wel als zodanig ervaren is. De Commissie wijst erop dat dit handelen ook beschreven staat in hoofdstuk 6 van de schoolgids (D, een veilige school) dat onder andere gaat over de gedragsregels in de klas "Het motiveren van positief gedrag door kinderen daarop te belonen is ons eerste uitgangspunt. Als dit niet voldoende werkt spreken we met kinderen af dat ze tijdens groepsactiviteiten een moment voor zichzelf nemen. Eventuele problemen worden kortgesloten met de ouders en zo samen uit te dragen wat we belangrijk vinden in de omgang met elkaar." Met betrekking tot de laatste zin concludeert de Commissie dat school er niet in is geslaagd adequaat met klaagster te communiceren. Beide partijen hebben hierin een rol gehad zodat het niet uitsluitend aan een der partijen toe te schrijven is. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het is niet vast komen te staan dat verweerster E C regelmatig fysiek en verbaal onheus heeft bejegend. Pagina 3 van 5

4 Partijen hebben elkaar hierin weersproken en de Commissie komt de ene partij niet meer geloofwaardig voor dan de andere. De Commissie overweegt dienaangaande dat het in Nederland aanvaard is dat een basisschoolleerkracht een leerling aanraakt zoals het ter bemoediging of troost op schoot nemen van kleuters of een hand op de schouder leggen, en het bij de arm pakken van een leerling om zijn aandacht te krijgen. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweersters fysieke aanpak verder ging of bestraffend van aard was. Terzijde merkt de Commissie op dat overgevoeligheid voor aanrakingen een symptoom van DCD kan zijn. Een leerkracht dient daar rekening mee te houden. Klaagster heeft echter aangegeven dat C niet overgevoelig was, zodat er geen reden is te veronderstellen dat verweerster op dat punt verkeerde inschattingen heeft gemaakt. Voor wat betreft de verbale bejegening van C constateert de Commissie dat partijen elkaar op dit punt tegenspreken en klaagster haar klacht slechts in algemene termen nader heeft onderbouwd. De klacht is daarmee niet voldoende aannemelijk gemaakt. De klacht over de bestraffingen en de bejegening is daarmee ongegrond. Met betrekking tot het opgelegde toegangsverbod constateert de Commissie dat in het besluit van het bevoegd zag van 19 december 2008 klaagster de toegang is ontzegd voor een periode van vier schoolweken. Op grond van de beslissing zelf is het verbod na die vier weken van rechtswege geëindigd. In de beslissing staat echter tevens opgenomen dat na die vier weken een evaluatie zou plaatsvinden. Bij een verbetering van klaagsters gedrag zou het toegangsverbod worden opgeheven. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou het bevoegd gezag zich beraden op vervolgstappen. Er was derhalve sprake van een open einde in de beslissing. Het bevoegd gezag heeft erkend dat het op het bezwaar/de klacht van klaagster geen formele beslissing heeft genomen. Hoewel tijdens de mondelinge toelichting van klaagster de Commissie is gebleken dat klaagster met een schriftelijke beslissing op haar bezwaar vooral beoogde de aan het toegangsverbod ten grondslag liggende argumenten helder te krijgen, had de school hierin zorgvuldiger moeten handelen, zeker gezien de moeizame communicatie tussen partijen in het hele proces voor dit incident. De klacht is in zoverre gegrond. De Commissie heeft er met instemming kennis van genomen dat het bevoegd gezag in het vervolg in een bezwarenprocedure een formele, schriftelijke beslissing zal nemen. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht gegrond is voor zover die betrekking heeft op de begeleiding van C van 12 april 2010 tot het eind van het schooljaar en op het niet formeel beslissen op het bezwaar inzake het toegangsverbod. De klacht is ongegrond voor zover deze betrekking heeft op de begeleiding van C tot 12 april 2010, de bejegening van C door mevrouw E, het willekeurig straffen en het ontbreken van een bestraffingsbeleid. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE Uit het hele dossier rijst het beeld dat de communicatie tussen school en klaagster niet optimaal is geweest, wat mede gezorgd heeft voor de onderhavige klacht. Een van de oorzaken hiervoor is wellicht dat Nederlands niet de moedertaal van klaagster is en zij vanuit haar culturele achtergrond zaken anders beoordeelt dan de school doet. In een dergelijke situatie, waarbij een kritische ouder veel beslag legt op de tijd van de school, is het aan te raden dat belangrijke beslissingen, gesprekken en afspraken op schrift worden gesteld. Dat is in deze zaak in ieder geval niet gedaan ten aanzien van de overplaatsing naar de klas van groep 8 en bij het kader van het toegangsverbod. Pagina 4 van 5

5 De Commissie beveelt het bevoegd gezag van OBS D te B aan ervoor zorg te dragen dat in de toekomst deze weg wel wordt gevolgd. Aldus gedaan te Utrecht op 26 januari 2011 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, W. Dulfer-Visser en S.Y. Kuurstra-Brons, leden, in aanwezigheid van drs. J. van Velzen, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter drs. J. van Velzen secretaris Pagina 5 van 5