college van burgemeester en schepenen Zitting van 24 mei 2019

Transcriptie

1 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 24 mei 2019 Besluit B-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester de heer Koen Kennis, schepen; mevrouw Jinnih Beels, schepen; mevrouw Annick De Ridder, schepen; de heer Claude Marinower, schepen; mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen; de heer Tom Meeuws, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; de heer Fons Duchateau, schepen de heer Sven Cauwelier, algemeen directeur _CBS_04301 Bodemsaneringsproject Vlarebo - Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn.Tjalkstraat zonder nummer (zn), 2030 Antwerpen. Dossiernummer BSP2019/006/NR - Voorwaardelijk gunstig advies - Goedkeuring Motivering Aanleiding en context OVAM vraagt advies aan het college inzake een bodemsaneringsproject met als opdrachtgever Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn - Motstraat Mechelen (referentie OVAM: 14162). Juridische grond Het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; het besluit van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en bodembescherming. Argumentatie Het college beslist op basis van het verslag van de dienst milieuvergunningen, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd en sluit zich aan bij deze motivatie. Financiële gevolgen Nee Besluit Artikel 1 1 / 10

2 Het college beslist het gunstige advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, goed te keuren onder volgende voorwaarden: 1. het afvalwater moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde water te controleren; 2. het debiet van het opgevangen grondwater moet worden geregistreerd; 3. indien er afvalgassen vrijkomen, moeten deze worden geleid over een adequate luchtbehandelingsinstallatie die uitmondt in open lucht en die voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk 4.4. van de Vlarem II-wetgeving; 4. de installaties voor het bodemsaneringsproject moeten ontoegankelijk zijn voor onbevoegden; 5. het aansluiten op de openbare riolering dient te gebeuren na overleg en met het akkoord van de bevoegde diensten; 6. alle voorzieningen worden getroffen teneinde bevuiling van de openbare weg door het transport van de vuile grond te voorkomen. De wielen en buitenzijde van de vrachtwagens en van het werfmateriaal dienen indien nodig ter plaatse gereinigd te worden. De vervuilde grond wordt onmiddellijk afgevoerd naar een erkend verwerker. De vrachtwagens dienen te beschikken over vloeistofdichte en afdekbare laadruimtes; 7. bij de sanering dienen de aangrenzende nutsleidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon...) op het openbaar domein gecontroleerd te worden op mogelijke aantasting. De saneerder dient hiervoor contact te nemen met de desbetreffende uitbaters; 8. de vervuiling ter hoogte van het openbaar domein dient eveneens verwijderd te worden; 9. de zuiveringsinstallaties dienen op de bronpercelen geplaatst te worden; 10. indien buiten de bodemsaneringszone abnormale hinderlijke geuren worden waargenomen, worden onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen om de emissies te beperken; 11. indien tijdens de werken de stofconcentraties in de lucht hinderlijk zijn voor de omgeving, zullen onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen worden om de stofontwikkeling te verminderen; 12. de saneringsverantwoordelijke nodigt op de eerste voorbereidende werfvergadering de betrokken stadsdiensten uit om de nodige praktische afspraken te maken rond werfinrichting, het gebruik van het openbaar domein en dergelijke. U meldt dit aan SW/B&O via 03/ of via Sw.werkennuts@antwerpen.be. 13. ten minste twee weken vóór de start van de werken wordt een objectieve plaatsbeschrijving opgemaakt van het omliggende openbare domein. Hiervoor wordt contact opgenomen met de dienst SW/B&O op 03/ of via mail op herstellingopenbareruimte@antwerpen.be; 14. de aanvangsdatum en einddatum van de saneringswerken moeten worden meegedeeld aan de dienst milieuvergunningen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van de naam en telefoonnummer van de saneringsverantwoordelijke; 15. na afloop van de saneringswerken dient een exemplaar van het evaluatierapport worden overgemaakt aan de dienst milieuvergunningen (omgevingsvergunning@antwerpen.be). Artikel 2 Het college geeft opdracht aan: Dienst Taak het advies over te maken aan Stadsontwikkeling/omgevingsvergunningen/milieuvergunningen OVAM 2 / 10

3 Artikel 3 Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen. Bijlagen 1. BSP2019_006_NR_bijlage_ebesluit_vlarebo.pdf 3 / 10

4 Verslag van de dienst milieuvergunningen De aanvraag Aanvrager: Ligging: Kadastrale gegevens: Onderwerp: Dossiernummer: Ref. behand. overheid: Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn Tjalkstraat zn (zonder nummer) te 2030 Antwerpen Antwerpen afdeling 7 sectie G nummer 2115 P2 Bodemsaneringsproject Stelplaats De Lijn Tjalkstraat, Tjalkstraat zn, 2030 Antwerpen BSP2019/006/NR (BB-PUBL-GK ) Omschrijving aanvraag Inhoud van de aanvraag De aanvraag omvat een nieuw bodemsaneringsproject Stelplaats De Lijn Tjalkstraat, Tjalkstraat zn, 2030 Antwerpen. Rubrieken Volgende rubrieken worden aangevraagd: Rubriek Omschrijving Gevraagd voor a afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen 5 m³/uur van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur; a bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van m³ per jaar onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1, met een netto opgepompt debiet van maximum m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld; grondwaterwinning met een totaal opgepompt debiet groter dan m³ per jaar en kleiner of gelijk aan m³ per jaar; m³ per jaar Procedureverloop Procedurestap Datum Ontvangst aanvraag 5 april / 10

5 Start openbaar onderzoek 15 april 2019 Einde openbaar onderzoek 15 mei 2019 Uiterste datum van beslissing college 25 mei 2019 Adviezen Volgend intern advies werd gevraagd: Adviesinstantie stadsontwikkeling/omgevingsvergunningen/stedenbouw Datum advies Datum advies Conclusie gevraagd ontvangen 10 april april 2019 gunstig Volgend extern advies werd gevraagd: Adviesinstantie Vlaamse Milieumaatschappij/ grondwaterbeheer Datum advies Datum advies gevraagd ontvangen 10 april 2019 geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag Conclusie geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn Omgevingstoets Toetsing aan de leefomgeving In opdracht van De Lijn Antwerpen werd een bodemsaneringsproject opgesteld voor een terrein gelegen aan de Tjalkstraat te Antwerpen. Op het terrein werd verontreiniging met minerale olie in de bodem en met minerale olie en BTEX in het grondwater vastgesteld. Op basis van het bodemsaneringsproject dient de aanwezige verontreiniging maximaal te worden ontgraven m.b.v. een bemaling en stabiliteitsmaatregelen. Na de grondsanering wordt een monitoringsfase ingelast waarbij na 3, 6, 9 en 12 maanden een grondwaterbemonstering zal worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten zal indien nodig eventueel nog een nazuivering uitgevoerd worden ter hoogte van het ontgravingsvak en ter hoogte van de pluim door middel van een grondwateronttrekking. Er zijn twee te saneren zones vastgesteld: - Zone t.h.v. PB24, net naast een busstelplaats. De verontreiniging bevindt zich binnen een diepte-interval tot 2,5 m-mv. - Zone t.h.v. PB113, net naast een busstelplaats en een kantoorgebouw. De verontreiniging bevindt zich binnen een diepte-interval tot 3,5 m-mv. Uit het bodemsaneringsproject blijkt dat een maximale ontgraving de meest aangewezen saneringstechniek is. Hierbij dienen de 2 zones te worden uitgegraven tot respectievelijk 2,5 en 3,5 m-mv vlak nabij bestaande funderingen. De funderingswijze van de aanwezige gebouwen is niet bekend. Tot een diepte van circa 5,5 meter zijn de quartaire zand- en 5 / 10

6 kleilagen zeer heterogeen met een variabel draagkrachtvermogen. Een onderzoek van de bestaande funderingen zal in ieder geval moeten gebeuren voor aanvang der werken. Gezien het hoge metselwerk is het schaderisico relatief hoog om een ontgraving met sledebekisting uit te voeren. Een mootsgewijze ontgraving in de directe omgeving van de gevel is niet aangeraden vanwege een gebrek aan informatie betreffende de funderingswijze. Een beschoeiing of aangepaste ontgravingsmethodiek is bijgevolg noodzakelijk. Gelet op de bestaande gebouwen (metselwerk + funderingswijze onbekend) en de ontgravingsdiepte van 3,5 m-mv is een verbuisde ontgraving de meest aangewezen ontgravingsmethode. Bij deze wordt een voerbuis afgezonken door grond van binnen de voerbuis te ontgraven. 6 / 10

7 Dit gebeurt door middel van een speciale ronde schepbak, bestaande uit 2 lepels. De grootte/diameter van de voerbuis bedraagt circa 1 meter. Achteraf wordt de voerbuis verwijderd onder constante aanvulling met zand (droog aanvulzand voor onderfunderingen volgens SB250). Langs de gebouwen dient gewerkt te worden met gestabiliseerd zand met 150 kg cement/m³ als aanvulmateriaal. Om de ontgraving in den droge te kunnen uitvoeren, wordt het grondwater verlaagd tot circa 0,50 meter onder het diepste ontgravingsniveau. Het te onttrekken grondwaterdebiet wordt geraamd op 4 m³/uur gedurende een periode van 4 weken. Het verontreinigd grondwater, zal gezuiverd worden over een grondwaterzuiveringsinstallatie bestaande uit een olie/waterafscheider en een waterzijdige actief-koolfilter, alvorens te lozen op de gemengde riolering. Ten gevolge van de grondwaterverlaging zullen zekere zettingen optreden. Deze zettingen zijn afhankelijk van de bodemopbouw. Gezien de sterke heterogeniteit van de bovenste grondlagen, en een gebrek aan informatie van de geologie in de saneringszones, kan er moeilijk een uitspraak over de zettingen gedaan worden. De bemaling dient wel zo kort en lokaal mogelijk te worden gehouden. Uit voorzorg is het aangewezen om gedurende de volledige periode van ontgraving en bemaling regelmatig controles uit te voeren van zettingen en grondwaterstanden. Dit kan gebeuren door meting van zettingsbouten en peilfilters. Er moet op toegezien worden dat de peilputten (zeker tegen het gebouw) zodanig geplaatst worden dat controle over de volledige duur van de werken mogelijk is. Na de in-situ sanering wordt een monitoringsperiode van 12 maand aangenomen waarbij de monitoringspeilbuizen 6- maandelijks gecontroleerd worden. Indien na monitoring nodig blijkt, zal de restverontreiniging onder de bebouwing aangepakt worden via een grondwateronttrekking gedurende een periode van 6 maanden. In het kader van het voorliggende BSP werd een mer-screeningsnota opgemaakt. Hieruit blijkt dat er tijdens de civieltechnische werken geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Bij het verwijderen van de verharding kan mogelijks geluids -en trillingshinder optreden. De werken zijn echter van korte duur en vinden bovendien enkel overdag plaats. Milieutechnisch zijn er verscheidene Vlarem-rubrieken aangevraagd waaronder 53.2 en 53.8 voor respectievelijk bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwwerken én andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen vermeld in rubrieken 53.1 tot met Aangezien civieltechnische werken in het kader van een bodemsanering niet als bouwkundig werken worden aanzien, is enkel rubriek 53.8 relevant. Advies aan college Conclusie Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden opgenomen in het besluit, wordt gunstig advies gegeven over de vergunningsplichtige activiteiten die deel uitmaken van het bodemsaneringsproject. Geadviseerde rubrieken Volgende rubrieken worden geadviseerd: 7 / 10

8 Rubriek Omschrijving Geadviseerd voor a afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen 5 m³/uur van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur; a bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van zonder voorwerp onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1, met een netto opgepompt debiet van maximum m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld; grondwaterwinning met een totaal opgepompt debiet groter dan m³ per jaar en kleiner of gelijk aan m³ per jaar; m³ per jaar Geadviseerde bijzondere voorwaarden 1. het afvalwater moet worden geloosd via een controle-inrichting die alle waarborgen biedt om de kwaliteit van het werkelijk geloosde water te controleren; 2. het debiet van het opgevangen grondwater moet worden geregistreerd; 3. indien er afvalgassen vrijkomen, moeten deze worden geleid over een adequate luchtbehandelingsinstallatie die uitmondt in open lucht en die voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk 4.4. van de Vlarem II-wetgeving; 4. de installaties voor het bodemsaneringsproject moeten ontoegankelijk zijn voor onbevoegden; 5. het aansluiten op de openbare riolering dient te gebeuren na overleg en met het akkoord van de bevoegde diensten; 6. alle voorzieningen worden getroffen teneinde bevuiling van de openbare weg door het transport van de vuile grond te voorkomen. De wielen en buitenzijde van de vrachtwagens en van het werfmateriaal dienen indien nodig ter plaatse gereinigd te worden. De vervuilde grond wordt onmiddellijk afgevoerd naar een erkend verwerker. De vrachtwagens dienen te beschikken over vloeistofdichte en afdekbare laadruimtes; 7. bij de sanering dienen de aangrenzende nutsleidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon...) op het openbaar domein gecontroleerd te worden op mogelijke aantasting. De saneerder dient hiervoor contact te nemen met de desbetreffende uitbaters; 8. de vervuiling ter hoogte van het openbaar domein dient eveneens verwijderd te worden; 9. de zuiveringsinstallaties dienen op de bronpercelen geplaatst te worden; 10. indien buiten de bodemsaneringszone abnormale hinderlijke geuren worden waargenomen, worden onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen om de emissies te beperken; 8 / 10

9 11. indien tijdens de werken de stofconcentraties in de lucht hinderlijk zijn voor de omgeving, zullen onmiddellijk corrigerende maatregelen getroffen worden om de stofontwikkeling te verminderen; 12. de saneringsverantwoordelijke nodigt op de eerste voorbereidende werfvergadering de betrokken stadsdiensten uit om de nodige praktische afspraken te maken rond werfinrichting, het gebruik van het openbaar domein en dergelijke. U meldt dit aan SW/B&O via 03/ of via Sw.werkennuts@antwerpen.be. 13. ten minste twee weken vóór de start van de werken wordt een objectieve plaatsbeschrijving opgemaakt van het omliggende openbare domein. Hiervoor wordt contact opgenomen met de dienst SW/B&O op 03/ of via mail op herstellingopenbareruimte@antwerpen.be; 14. de aanvangsdatum en einddatum van de saneringswerken moeten worden meegedeeld aan de dienst milieuvergunningen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van de naam en telefoonnummer van de saneringsverantwoordelijke; 15. na afloop van de saneringswerken dient een exemplaar van het evaluatierapport worden overgemaakt aan de dienst milieuvergunningen (omgevingsvergunning@antwerpen.be). 9 / 10

10 Niet digitale bijlagen Het volledige dossier is ter inzage volgens de richtlijnen van de openbaarheid van bestuur. 10 / 10