2. Gegeven is de driehoek van figuur 10.10a. Gevraagd worden hoek β en de zijden a en c.

Vergelijkbare documenten
Eindexamen vwo wiskunde B pilot I

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 16 mei uur

Onafhankelijk van a. f snijdt de x-as in punt A ( , 0) Voor elke positieve waarde van a is een functie f. gegeven door F ( x) = x e ax.

Examen VWO wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen vwo wiskunde B pilot I

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE VWO 1

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 25 mei uur

3 Snijpunten. Verkennen. Uitleg

Over de lengte van OH, OZ en OI in een willekeurige driehoek

Vectoranalyse voor TG

UNIFORM HEREXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2008

Een regenton. W is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de x-as, de y-as, de grafiek van r en de lijn x h, met 0 h

Boldriehoeksmeting. Peter Bueken. Hogere Zeevaartschool Noordkasteel Oost 6 B-2030 Antwerpen. Operationeel Niveau Nautische Opleiding

Correctievoorschrift VWO 2012

Exact periode 2.2. Gemiddelde en standaarddeviatie Betrouwbaarheidsinterval Logaritme ph lettersommen balansmethode

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 20 mei uur

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-I

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-I

Vraag Antwoord Scores. (en dit is gelijk aan fa. is een primitieve functie van f a ) 1

wiskunde B pilot vwo 2015-I

Lijnen en vlakken in. Klas 6N en 7N Wiskunde 5 perioden Kees Temme Versie 2

H. 10 Goniometrie Basisbegrippen. a c. Gemeenschappelijke Propedeuse Engineering WISKUNDE H.10

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen vwo wiskunde B II

Eindexamen vwo wiskunde B I

Lineaire formules.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Inleiding Natuurwetenschappen

4.1 Rekenen met wortels [1]

Hoofdstuk 0: algebraïsche formules

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

Uitwerking Tentamen Analyse B, 28 juni lim

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Toetsopgaven vwo B deel 3 hoofdstuk 10

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Correctievoorschrift VWO 2012

WISKUNDE VOOR DE PROPEDEUSE ENIGINEERING MARITIEME TECHNIEK. A.F. Bloemsma M.A. Litjens C. Ultzen M.D. Poot

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2007-I

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Zwaartepunt en traagheid

Getallenverzamelingen

Ongelijkheden groep 2

a = 1 b = 0 k = 1 ax + b = lim f(x) lim

2 de Bachelor IR 2 de Bachelor Fysica

5.1 Rekenen met differentialen

Noordhoff Uitgevers bv

Samenvatting wiskunde havo 4 hoofdstuk 5,7,8 en vaardigheden 3 en 4 en havo 5 hoofdstuk 3 en 5 Hoofdstuk 5 afstanden en hoeken Voorkennis Stelling van

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde

Formulekaart VWO wiskunde B1 en B2

Inhoud college 7 Basiswiskunde

Correctievoorschrift VWO 2012

Hoofdstuk 5: Vergelijkingen van de

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

Eindexamen wiskunde B vwo I

INHOUDSTABEL. 1. BEWERKINGEN MET RATIONALE GETALLEN (fiche 1) a. TEKENREGELS (fiche 2a)... 5

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN SUBFACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN HUB HANDELSWETENSCHAPPEN

Moderne wiskunde: berekenen zwaartepunt vwo B

Hertentamen. Elektriciteit en Magnetisme 1. Woensdag 14 juli :00-12:00. Schrijf op elk vel uw naam en studentnummer. Schrijf leesbaar.

Werkblad TI-83: Over de hoofdstelling van de integraalrekening

Analyse. Lieve Houwaer Dany Vanbeveren

Over de tritangent stralen van een driehoek

Correctievoorschrift VWO 2018

Rekenregels van machten

Formulekaart VWO 1. a k b n k. k=0

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

OP GETAL EN RUIMTE KUN JE REKENEN

wiskunde B vwo 2017-II

Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen

Continuïteit en Nulpunten

Resultatenoverzicht wiskunde B

1E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE

Toepassingen op Integraalrekening

Tentamen Numerieke Wiskunde (WISB251)

Deel 1 Vijfde, herziene druk

F G H I J. 5480

ProefToelatingstoets Wiskunde B

Het kwadraat van een tweeterm a+b. (a+b)²

Vraag Antwoord Scores ( ) ( ) Voor de waterhoogte h geldt: ( 2h+ 3h 2h

Correctievoorschrift VWO 2018

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I

ELEKTROMAGNETISME 1-3AA30

Voorbereidende sessie toelatingsexamen

Uitwerkingen tentamen Wiskunde B 16 januari 2015

4 + 3i 4 3i (7 + 24i)(4 3i) 4 + 3i

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Formularium Wiskunde 1 ste graad

wiskunde B pilot vwo 2017-II

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules

2) Kegelsneden (in basisvorm)

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 15 september dr. Brenda Casteleyn

Het reëel getal b is een derdewortel van het reëel getal a c. Een getal en zijn derdewortel hebben hetzelfde toestandsteken.

Meetkundige ongelijkheden Groep A

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

BEKNOPTE ANTWOORDEN ( geen modeluitwerking! )

Hoofdstuk 2: Bewerkingen in R

Transcriptie:

Wiskunde voor bchelor en mster Deel Bsiskennis en bsisvrdigheden c 05, Syntx Medi, Utrecht www.syntxmedi.nl Uitwerkingen hoofdstuk 0 0... Voor scherpe hoek α geldt:. sin α = 0,8 α = sin 0,8 = 5, d. cos α = 0, α = cos 0, = 78,5 b. sin α = 0, α = sin 0, =,5 e. tn α = α = tn = 8,4 c. cos α = 0,8 α = cos 0,8 = 6,9 f. tn α = α = tn = 7,6. Gegeven is de driehoek vn figuur 0.0. Gevrgd worden hoek β en de zijden en c. 75 4 0 45 4 60 A c Figuur 0.0 β B 60 45 A D B Hoek β = 80 (60 + 75 ) = 45. Trek de hoogtelijn D vnuit, dn geldt: AD = 90 60 = 0 en BD = 90 β = 45. We hebben nu AD met de verhoudingen : : en druit volgt: AD = en D =. 4 0 45 6 A 60 D D 45 B In BD zijn de verhoudingen : : (ofwel : : ) en met D = volgt: BD = D = en B = BD = = 6 Resultt: = 6, c = AD + DB = + en β = 45.

Uitwerkingen 0... De grfieken vn y = sin x en y = cos x in één figuur, met 0 x 90 en op de x-s 0 ls eenheid: y = sin x y = cos x 0 0 45 60 90 ( ) 4. Bewijs (zie nevenstnd figuur): tn α = c = b ( ) = sin α c cos α b α b c 5. Bij deze opgve wordt gebruikgemkt vn figuur 0.0b uit het boek: b 90 α A c B Uit sin α = c, cos α = b c, tn α = b volgt: c = Hiermee zijn de opgven ls volgt op te lossen: sin α, c = b, = b tn α en b = cos α tn α.. α = 50 en b = 0 c = b cos α = 0 cos 50 5,56 en = b tn α = 0 tn 50,9 b. α = 55 en b = 0 c = b cos α = 0 cos 55 7,4 en = b tn α = 0 tn 55 4,8 c. cos α = 0,8 en b = c = b cos α = 0,8 =,75 en = c b =,75 =,5 d. sin α = 0,6 en = 4 c = sin α = 4 0,6 = 6 en b = c = e. tn α = en = b = tn α = 4 f. = 4 en b = c = + b = 4 + = 5 = 9 4 = 4 en c = + b = = (6 ) 4 = 5 + ( 9 4 ) = 9 + 8 6 44 6 + 8 6 = 5 6 = 5 4 = 4

Uitwerkingen 0.. 6. Gegeven is de scherphoekige driehoek in figuur 0.0c. Toon n: c = b cos α + cos β Bewijs: Zie de nevenstnde figuur. Trek de hoogtelijn D uit op AB. Dn geldt: cos α = AD b en cos β = BD Dus ook: AD = b cos α en BD = cos β Hieruit volgt: c = AD + BD = b cos α + cos β γ γ b b A α c β B A α c D β B Figuur 0.0c

4 Uitwerkingen 0.. 0... Vn een driehoek zijn de lengtes vn de zijden 7, 4 en 5. Bepl de hoeken vn de driehoek. γ b α c β Noem de zijden, b en c (zie de figuur), met = 7, b = 4 en c = 5. De cosinusregel geeft voor zijde : = b + c bc cos α 7 = 4 + 5 4 5 cos α 49 = 576 + 65 00 cos α cos α = 5 00 = 0,96 Omdt α een scherpe hoek is, volgt hieruit: α = cos 0,96 = 6,. Voor zijde b geldt: b = + c c cos β 4 = 7 + 5 7 5 cos β 576 = 49 + 65 50 cos β cos β = 98 50 = 0,8 Omdt β een scherpe hoek is, volgt hieruit: β = cos 0,8 = 7,7. Ten slotte zijde c: c = + b b cos γ 65 = 49 + 576 7 4 cos γ cos γ = 0 Blijkbr geldt γ = 90! Het resultt is α = 6,, β = 7,7 en γ = 90. Dit klopt met de som vn de hoeken in een driehoek: α + β + γ = 6, + 7,7 + 90 = 80. Ook geldt + b = c (de stelling vn Pythgors), dus γ is inderdd exct een rechte hoek.

Uitwerkingen 0.. 5. Vn AB is =, c = 5 en β = 45. Bereken zijde b, hoek α, de lengte vn de hoogtelijn uit en de oppervlkte vn de driehoek. Oplossing: Teken AB met drin de gegevens en teken ook de hoogtelijn h uit : b = h A α c = 5 45 B We berekenen b met de cosinusregel: b = + c c cos β = + 5 5 cos 45 = 44 + 5 60 = 4,44 Dus b = 4,44 = 0,70 Nu kun je α berekenen met de sinusregel: sin α = b sin α sin 45, ofwel = sin 45 b en dt geeft: sin α = sin 45 b = 0,70 = 0,79 De rekenmchine geeft α = sin 0,79 = 5,. De oppervlkte vn een driehoek is gelijk n de hlve hoogte ml de bsis. Voor de hoogte h geldt: h = sin 45 = 6 en de bsis c = 5, dus: oppervlkte AB = h c = 5 = 45 6,64

6 Uitwerkingen 0... Lt zien dt voor γ = 90 uit de cosinusregel de stelling vn Pythgors ( + b = c ) volgt. Bewijs: Er geldt cos 90 = 0 en de cosinusregel geeft in dt gevl: c = + b b cos γ = + b 0 = + b En dt is de stelling vn Pythgors. 4. In figuur 0.4 stt een kubus getekend met ribbe. Gevrgd wordt om de lengte vn de digonl HB exct te berekenen. Teken drtoe eerst het vierknt ABD en bereken de lengte vn BD. Teken drn de rechthoek DBF H en bereken dn de lengte vn digonl HB drvn. Bereken ten slotte met behulp vn je rekenmchine de hoeken HBD en DHB. H G E F D A Figuur 0.4 B Oplossing: Zie de onderstnde figuren. De lengte vn BD volgt uit de stelling vn Pythgors: BD = AB + AD = + = Dus BD =. De lengte vn HB volgt ook uit de stelling vn Pythgors: HB = DB + DH = + = Dus HB =. HBD = tn = tn 5, en DHB = tn 54,7. D H F A B D B

Uitwerkingen 0.4. 7 0.4... α = π b. β = π c. γ = 6 π β = π α = π γ = 8 α = 0,5 O O Figuur 0.4. - γ = 6 π β = Figuur 0.4. - De hoeken zijn in figuur 0.4. - getekend. Hoek α correspondeert met 60, hoek β met 0. Hoek γ krijg je door met de klok mee nderhlf keer rond te drien plus nog 6 π (= 0 )... α = 0,5 b. β = c. γ = 8 De hoeken zijn in figuur 0.4. - getekend. Merk op dt γ π = 8 π,7 ( 98 ). Gegeven is een cirkelsector met middelpuntshoek π en strl cm. Teken deze sector en bepl de lengte vn de boog en de grootte vn de sectoroppervlkte. π O R = cm Figuur 0.4. - Zie figuur 0.4. -. De lengte vn de boog is φ R = π = π cm (,4 cm). De sectoroppervlkte is φ R = π = π cm ( 4,7 cm ).

8 Uitwerkingen 0.5. 0.5.. In de eenheidscirkel zijn de gevrgde hoeken ngegeven: 4 π 4 π 6 π 0 (4π) 6 π 5 π π ( π) Dit leidt tot de onderstnde tbel. In het boek stn bij het ntwoord op deze opgve drie fouten in de tbel: sin(5 π) = sin( π) = (en niet ) sin( 6 π) = sin(5 π) = sin( π) = (en niet ) tn( 6 π) = sin( 6 π) cos( 6 π) = = (en niet ) De correct ingevulde tbel: x π 0 4 π 5 π 6 π 4 π 6 π 4π π sin x 0 0 cos x 0 tn x 0 0

Uitwerkingen 0.5. 9. Gegeven is figuur 0.8. Punt P ligt in het xy-vlk op een cirkel met strl rond de oorsprong. De hoek tussen OP en de positieve x-s is 0,5. Bepl de coördinten vn P. 0 0,5 P y P 0 0,5 P x P Figuur 0.8 Oplossing: Zie de figuur ernst: x P is de projectie vn P op de x-s en y P is de projectie op de y-s. Dn is x P = cos 0,5,6 en y P = sin 0,5,44, dus P = (,6,,44).

0 Uitwerkingen 0.5.. De grfiek vn y = sin x is een stndrdgrfiek, die je zo moet kunnen tekenen: y = sin x π π π π 0 π π π π b. De grfiek vn y = sin x ontstt uit de grfiek vn y = sin x door deze met een fctor ten opzichte vn de y-s in te drukken. Je zou kunnen zeggen dt sin x twee keer zo snel loopt ls sin x. De grfiek vn y = + sin x ontstt uit die vn y = sin x door deze over een fstnd nr boven te schuiven. 4 y = + sin x π π π π 0 π π π π Het resultt is dus ontstn door eerst de grfiek vn de sinus met een fctor ten opzichte vn de y-s in te drukken en drn over een fstnd nr boven te schuiven.

Uitwerkingen 0.5. c. De grfiek vn y = sin x ontstt uit de grfiek vn y = sin x door deze met een fctor in de y-richting uit te rekken. Alle y-wrden worden keer zo groot. y = sin x π π π π 0 π π π π Het resultt is dus ontstn door eerst de grfiek vn de sinus met een fctor ten opzichte vn de y-s in te drukken en drn met een fctor in de y-richting uit te rekken. d. Herschrijf de functie: y = sin(x π) = sin (x 4 π) De grfiek vn y = sin (x 4 π) ontstt uit die vn sin x door deze over een fstnd 4 π nr rechts te verschuiven. y = sin(x π) π π π π 0 π π π π Het resultt is dus ontstn door eerst de grfiek vn de sinus met een fctor in te drukken en drn over een fstnd 4π nr rechts te verschuiven.

Uitwerkingen 0.6. 0.6. Bij de onderstnde ntwoorden lten we de nduiding (k geheel) of (k Z) weg. Wr de letter k wordt gebruikt is steeds een geheel getl, een geheel veelvoud bedoeld. Dus k kn de wrden 0,,,,, nnemen... sin x = 0 {zie de grfiek vn de sinus} x = kπ Met de stndrdmethode krijg je x = 0 + kπ x = (π 0) + kπ en dt is equivlent met x = kπ x = π + kπ. Dit levert dezelfde verzmeling oplossingen op ls x = kπ. b. sin x = {zie de grfiek vn de sinus} x = π + kπ Met de stndrdmethode krijg je x = π + kπ x = (π π) + kπ. Omdt π π = π levert de tweede term hiervn geen nieuwe oplossingen op. c. cos x = 0 {zie de grfiek vn de cosinus} x = π + kπ Met de stndrdmethode krijg je x = π + kπ x = π + kπ en dt is hiermee equivlent. d. cos x = 0,5 {stndrdmethode, gebruik cos π = 0,5} x = π + kπ x = π + kπ e. tn x = 0 {stndrdmethode, gebruik tn 0 = 0} x = kπ f. tn x = {stndrdmethode, gebruik tn π = } x = π + kπ

Uitwerkingen 0.6... sin(x + ) = 0 { sin x = 0 heeft x = kπ ls oplossing} x + = kπ {breng nr rechts} x = + kπ {deel door } x = + kπ b. + cos x = {breng nr rechts} cos x = {gebruik cos π = } x = π + kπ x = π + kπ {deel door } x = π + kπ x = π + kπ c. cos x = {gebruik cos 6 π = } x = 6 π + kπ x = 6π + kπ {ml } x = π + 4kπ x = π + 4kπ d. cos( x) = 0,5 {gebruik cos π = 0,5} x = π + kπ x = π + kπ { nr rechts} x = + π + kπ x = π + kπ {deel door, kπ of +kπ mkt niet uit} x = π + kπ x = + π + kπ e. tn x = {stndrdmethode, gebruik tn 4 π = } x = 4π + kπ {deel door } x = π + kπ f. tn x = {deel door } tn x = {stndrdmethode, gebruik tn 6 π = } x = 6π + kπ {deel door } x = 8 π + kπ

4 Uitwerkingen 0.6... sin x = 0, { sin 0, = 0,0} x = 0,0 + kπ x = π 0,0 + kπ b. sin x = geen enkele x voldoet, wnt sin x c. cos x = 5 { cos 5 =,77} x =,77 + kπ x =,77 + kπ d. cos x =,5 geen enkele x voldoet, wnt cos x e. tn x = 00 { tn 00 =,56} x =,56 + kπ f. tn x = 0, { tn 0, = 0,0} x = 0,0 + kπ 4.. sin x = {sin 4 π = } x = 4 π + kπ x = π ( 4π) + kπ x = 4 π + kπ x = 5 4 π + kπ In de eerste reeks oplossingen (x = 4π + kπ) krijg je lleen voor k = 0 en k = wrden in het intervl [ π,π] en wel x = 4 π en x = 4 π. Voor bijvoorbeeld k = krijg je 4 π en voor k = krijg je 4π en die liggen buiten [ π,π]. In de tweede reeks oplossingen (x = 5 4π + kπ) krijg je lleen voor k = en k = 0 wrden in het intervl [ π,π] en wel x = 4 π en x = 4 π. Voor bijvoorbeeld k = krijg je 4 π en voor k = krijg je 5 4 π. Op het intervl [ π,π] zijn de oplossingen: x = 4 π x = 4 π x = 4 π x = 4 π De werkwijze is: kies gehele wrden voor k rond 0 (k = 0,,,,, ) en bekijk per uitkomst of het resultt nog in het intervl [ π,π] ligt.

Uitwerkingen 0.6. 5 b. cos x = {cos 4 π = } x = 4 π + kπ x = 4 π + kπ Invullen vn k = 0,, levert: x = 4 π x = 4 π x = 4 π x = 4 π c. sin x = {sin 6 π = } x = 6 π + kπ x = π ( 6π) + kπ x = 6 π + kπ x = 5 6 π + kπ Invullen vn k = 0 en k = levert: x = 5 6 π x = 6 π x = 6 π x = 5 6 π d. cos x = { cos =,} x =, + kπ x =, + kπ k = x =, π, 6,8 = 5,05 x =, π (vervlt, buiten [ π,π]) k = 0 x =, x =, k = x =, + π (vervlt, buiten [ π,π]) x =, + π, + 6,6 = 5,05 De oplossing is: x = 5,05 x =, x =, x = 5,05 e. tn x = {tn 4 π = } x = 4 π + kπ k = x = 4 π k = x = 4 π k = 0 x = 4 π k = x = 4 π De oplossing is: x = 4 π x = 4 π x = 4 π x = 4 π f. tn x = {tn 6 π = } x = 6 π + kπ k = x = 5 6 π k = x = 5 6 π k = 0 x = 6 π k = x = 6 π De oplossing is: x = 5 6 π x = 5 6 π x = 6 π x = 6 π

6 Uitwerkingen 0.6. 5.. sin x = sin 8 π x = 8 π + kπ x = π 8 π + kπ x = 8 π + kπ x = 5 8 π + kπ b. cos x = cos 9 π x = 9 π + kπ x = 9 π + kπ c. sin x = sin(4x + ) x = 4x + + kπ x = π (4x + ) + kπ x = + kπ 5x = π + kπ x = + kπ x = 5 + 5 π + 5 kπ (Merk op dt je voor kπ ook +kπ mg schrijven, k doorloopt de gehele getllen) d. cos(x ) = cos( x) x = x + kπ x = ( x) + kπ x = x + kπ x = + x + kπ 4x = + kπ 0 = 0 + kπ De tweede term is juist voor k = 0, ongecht de wrde vn x: elke wrde vn x voldoet n deze vergelijking. (Inderdd geldt cos(x ) = cos( + x) = cos[ ( x)] = cos( x), wnt cos w = cos( w)) onclusie: elke x R voldoet. e. tn x = tn 0 π x = 0 π + kπ f. tn x = tn x x = x + kπ x = kπ

Uitwerkingen 0.6. 7 6.. sin x = sin 8π {gebruik sin( w) = sin w} sin x = sin( 8 π) x = 8 π + kπ x = π ( 8π) + kπ x = 8 π + kπ x = 8 π + kπ b. cos x = cos 9π {gebruik cos(w + π) = cos w} cos x = cos( 9 π) x = 9 π + kπ x = 9 π + kπ c. sin x = 4 {stndrdvergelijking z = A} sin x = sin x = {sin 6 π = en sin( 6 π) = } x = 6 π + kπ x = 5 6 π + kπ x = 6 π + kπ x = 6 π + kπ x = 6 π + kπ x = 6 π + kπ d. cos x = cos x {herleid op 0} cos x cos x = 0 {ontbind in fctoren} cos x(cos x ) = 0 {product is 0} cos x = 0 cos x = {zie de grfiek vn de cosinus} x = π + kπ x = kπ e. sin x = cos x {gebruik sin w = cos(w π)} cos(x π) = cos x x π = x + kπ x π = x + kπ x = π + kπ x = π + kπ x = π + kπ x = 6 π + kπ f. cos x = cos x {substitutie cos x = y} y = y {herleid op 0} y + y = 0 {los op met de bc-formule, discriminnt is 9} y, = ± 4 y = y = {y = cos x} cos x = cos x = {cos π = en cos π = } x = π + kπ x = π + kπ x = π + kπ

8 Uitwerkingen 0.7. 0.7... sin(x y) = sin(x + ( y)) {somregel voor de sinus} = sin x cos( y) + cos x sin( y) {cos( y) = cos y en sin( y) = sin y} = sin x cos y + cos x sin y = sin x cos y cos x sin y b. cos(x y) = cos(x + ( y)) {somregel voor de cosinus} = cos x cos( y) sin x sin( y) {cos( y) = cos y en sin( y) = sin y} = cos x cos y sin x sin y = cos x cos y + sin x sin y c. tn(x y) = tn(x + ( y)) {somregel voor de tngens} = = tn x + tn( y) tn x tn( y) tn x tn y + tn x tn y {tn( y) = tn y}.. sin(x + π) = sin x cos π + cos x sin π = sin x + cos x 0 = sin x b. sin(x π) = sin x cos( π) + cos x sin( π) = sin x + cos x 0 = sin x c. cos(x + π) = cos x cos π sin x sin π = cos x sin x 0 = cos x d. cos(x π) = cos x cos( π) sin x sin( π) = cos x sin x 0 = cos x Deze formules drukken uit dt verschuiven vn de grfieken vn de sinus en de cosinus over π nr links of nr rechts een spiegeling in de x-s vn deze grfieken geeft. Dt de ntwoorden vn de onderdelen. en b. en vn de onderdelen c. en d. onderling gelijk zijn, komt omdt de rgumenten (dt zijn de wrden wrvoor je de functie berekent) precies π verschillen. Zo hd je voor de fleiding vn onderdeel b. ook kunnen kiezen voor: sin(x π) = sin((x + π) π) = sin(x + π) = sin x

Uitwerkingen 0.7. 9.. sin(x + π) = sin x cos π + cos x sin π = sin x 0 + cos x = cos x b. sin(x π) = sin x cos( π) + cos x sin( π) = sin x 0 + cos x = cos x c. cos(x + π) = cos x cos π sin x sin π = cos x 0 sin x = sin x d. cos(x π) = cos x cos( π) sin x sin( π) = cos x 0 sin x = sin x 4. tn(x + 4 π) = tn x + tn 4 π tn x tn 4 π = tn x + tn x = + tn x tn x = + sin x cos x sin x cos x = cos x + sin x cos x sin x 5. Gegeven: tn x = sin x cos x Te bewijzen: tn x = tn x tn x Bewijs: = = = = tn x sin x cos x sin x cos x cos x sin x sin x cos x sin x cos x tn x tn x {gebruik tn x = sin x cos x } {verdubbelingsformules vn sinus en cosinus} {deel teller en noemer door cos x } {gebruik tn x = sin x cos x } 6.. + tn x = + sin x cos x = cos x cos x + sin x cos x = cos x + sin x cos = x cos x b. sin(x 4 π) = [ sin x cos( 4 π) + cos x sin( 4 π)] = [ ] sin x + cos x = sin x cos x c. cos(x 4 π) = [ cos x cos( 4 π) sin x sin( 4 π)] = [ ] cos x sin x = sin x + cos x d. Delen vn de linkerzijde en rechterzijde vn onderdeel b. door die vn onderdeel c. geeft het resultt.