Differentiaalvergelijkingen voor WbMT. wi2051wbmt. Dr. Roelof Koekoek

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 1: Inleiding

Hoofdstuk 3: Tweede orde lineaire differentiaalvergelijkingen

Hoofdstuk 6: De Laplace transformatie

Hoofdstuk 1: Inleiding

d τ (t) dt = 1 voor alle τ 0.

Hoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen

Het vinden van een particuliere oplossing

Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft

De Laplace-transformatie

1 WAAM - Differentiaalvergelijkingen

x 1 (t) = ve rt = (a + ib) e (λ+iµ)t = (a + ib) e λt (cos µt + i sin µt) x 2 (t) = ve rt = e λt (a cos µt b sin µt) ie λt (a sin µt + b cos µt).

Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft

Lineaire differentiaalvergelijkingen met constante coëfficienten

Tentamenopgaven over hfdst. 1 t/m 4

Lineaire dv van orde 2 met constante coefficienten

WI1708TH Analyse 2. College 5 24 november Challenge the future

d τ (t) dt = 1 voor alle τ 0.

c 0. 1, t c = 0, 0 t < π = 1, π t < 2π f(t) = = 1, 2π t < 3π = 0, t 3π.

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007

Hoofdstuk 11: Randwaardeproblemen en Sturm-Liouville theorie

1 Eigenwaarden en eigenvectoren

Hoofdstuk 9: Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen en stabiliteit

Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft

Overzicht Fourier-theorie

OF (vermits y = dy. dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0

Lineaire Afbeelding Stelsels differentiaalvergelijkingen. 6 juni 2006

Stelsels differentiaalvergelijkingen

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

168 HOOFDSTUK 5. REEKSONTWIKKELINGEN

5.8. De Bessel differentiaalvergelijking. Een differentiaalvergelijking van de vorm

Eerste orde partiële differentiaalvergelijkingen

n 2 + 2n + 4 3n 2 n + 4n n + 2n + 12 n=1

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking van het tentamen Inleiding Signalen (2Y490) op 15 augustus 2003

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 4 november 2013

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

Hoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen

ax + 2 dx con- vergent? n ln(n) ln(ln(n)), n=3 (d) y(x) = e 1 2 x2 e 1 2 t2 +t dt + 2

Tentamen Gewone Differentiaal Vergelijkingen II

Stelsels van lineaire DVen met constante coëfficiënten

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Tentamen Functies en Reeksen

Uitwerkingen Tentamen Gewone Differentiaalvergelijkingen

Differentiaalvergelijkingen Wi1909TH. I.A.M. Goddijn, Faculteit EWI 12 november 2018

x(t + T ) = x(t) Voorbeeld 1. Beschouw het niet-lineaire autonome stelsel . (1) y x + y y(x 2 + y 2 )

Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 23 december 2014

DIFFERENTIAALVERGELIJKINGEN

Complexe eigenwaarden

Technische Universiteit Delft Uitwerking Tentamen Analyse 3, WI 2601 Maandag 11 januari 2010,

Aanvullingen van de Wiskunde

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Notatie Voor een functie y = y(t) schrijven we. Definitie Een differentiaalvergelijking is een vergelijking van de vorm

Lineaire Algebra voor W 2Y650

34 HOOFDSTUK 1. EERSTE ORDE DIFFERENTIAALVERGELIJKINGEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Functies van één veranderlijke

Uitgewerkte oefeningen

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Wiskunde: Voortgezette Analyse

Combinatoriek groep 2

5 Lineaire differentiaalvergelijkingen

TW2040: Complexe Functietheorie

Korte handleiding Maple, bestemd voor gebruik bij de cursus Wiskunde

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Toepassingen op differentievergelijkingen

college 2: partiële integratie

Examen Wiskundige Analyse I 1ste bach ir wet. dinsdag 5 januari Vraag 1.1. Waar of vals (1pt) Het beginvoorwaardenprobleem

TENTAMEN ANALYSE 1. dinsdag 3 april 2007,

Fourier transformatie

Tentamen Differentiaalvergelijkingen, (wi1 909TH) woensdag 1 februari 2017, uur.

Doe de noodzakelijke berekeningen met de hand; gebruik Maple ter controle.

Vectorruimten en deelruimten

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

TOELATINGSEXAMEN ANALYSE BURGERLIJK INGENIEUR EN BURGERLIJK INGENIEUR ARCHTECT - 3 JULI 2003 BLZ 1/8

opgave 1. (2 pt) kies het juiste antwoord; motiveer kort je antwoord s b) de overdrachtsfunctie van een systeem is H( s) =

Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft

18.I.2010 Wiskundige Analyse I, theorie (= 60% van de punten)

2 de Bachelor IR 2 de Bachelor Fysica

11.3. Inhomogene randwaardeproblemen. We beschouwen eerst inhomogene Sturm- Liouville randwaardeproblemen van de vorm :

Antwoorden. 1. Rekenen met complexe getallen

WISKUNDE VOOR HET HOGER TECHNISCH OIMDERWUS LOTHAR PAPULA. deel 2. 2e druk ACADEMIC 5 E R V I C

Wiskundige Technieken

Indicatie van voorkennis per les Algemene relativiteitstheorie Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek

Primitieve functie Als f : R --> R continu is op een interval, dan noemt men F : R --> R een primiteive functie of

4051CALC1Y Calculus 1

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 3 november 2014

Wiskundige Technieken

Complexe e-macht en complexe polynomen

Aanvullingen van de Wiskunde / Partiële Differentiaalvergelijkingen

6 Complexe getallen. 6.1 Definitie WIS6 1

Inhoud college 5 Basiswiskunde Taylorpolynomen

Transcriptie:

Differentiaalvergelijkingen voor WbMT wi25wbmt Dr Roelof Koekoek

Het boek William E Boyce & Richard C DiPrima Elementary Differential Equations and Boundary Value Problems Tenth Edition, Wiley, 22, ISBN 978--8-3236-8 Inhoud: Hfdst : Inleiding Hfdst 2: Eerste orde differentiaalvergelijkingen Hfdst 3: Tweede orde lineaire differentiaalvergelijkingen Hfdst 4: Hogere orde lineaire differentiaalvergelijkingen Hfdst 6: De aplace transformatie Hfdst 7: Stelsels eerste orde lineaire differentiaalvergelijkingen Hfdst 9: Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen en stabiliteit Hfdst : Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen Werkschema: Week : Hfdst t/m 4 Week 2: 6 t/m 64 Week 3: 65, 66 en 7 t/m 74 Week 4: 76 t/m 78 Week 5: 79 en 9 t/m 93 Week 6: t/m 5 Week 7: 6 t/m 8

WEEK Hoofdstuk : Inleiding Richtingsvelden Zie Stewart, 92 2 Oplossingen van enkele differentiaalvergelijkingen Zelf doorlezen 3 Classificatie van differentiaalvergelijkingen Differentiaalvergelijkingen kunnen in twee groepen worden verdeeld: de gewone differentiaalvergelijkingen en de partiële differentiaalvergelijkingen Partiële differentiaalvergelijkingen zijn vergelijkingen waarin een onbekende functie en z n partiële afgeleiden voorkomen De onbekende functie is in dat geval dus een functie van twee of meer variabelen Bij gewone differentiaalvergelijkingen gaat het om een functie van slechts één variabele en z n gewone afgeleide(n Partiële differentiaalvergelijkingen zijn in het algemeen veel lastiger dan gewone differentiaalvergelijkingen Deze partiële differentiaalvergelijkingen komen in het boek aan de orde in de hoofdstukken en Alle andere hoofdstukken gaan over gewone differentiaalvergelijkingen Bij gewone (ook bij partiële overigens differentiaalvergelijkingen kan men nog onderscheid maken tussen lineaire en niet-lineaire differentiaalvergelijkingen Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen zijn in het algemeen veel lastiger dan lineaire differentiaalvergelijkingen Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen komen in het boek aan de orde in hoofdstuk 9 Een lineaire differentiaalvergelijking is een differentiaalvergelijking waarin de onbekende functie en z n afgeleide(n slechts lineair voorkomen Een lineaire differentiaalvergelijking van de orde n heeft de volgende vorm: a (ty (n (t + a (ty (n (t + + a n (ty (t + a n (ty(t = g(t De functies a (t, a (t,, a n (t en g(t zijn hierbij willekeurig Als g(t = voor alle t spreekt men van een homogene differentiaalvergelijking en anders van een inhomogene differentiaalvergelijking De functies a (t, a (t,, a n (t worden de coëfficiënten van de differentiaalvergelijking genoemd In plaats van één enkele differentiaalvergelijking kan men ook een stelsel differentiaalvergelijkingen beschouwen Zo n stelsel gaat dan meestal over meerdere onbekende functies die een onderling verband hebben In het boek wordt in hoofdstuk 7 aandacht besteed aan stelsels eerste orde lineaire differentiaalvergelijkingen 4 Enige geschiedenis Eventueel zelf doorlezen Hoofdstuk 2: Eerste orde differentiaalvergelijkingen De stof van hoofdstuk 2 is voor een groot deel terug te vinden in hoofdstuk 9 van Stewart Dat gedeelte wordt dan ook als bekend verondersteld 2 ineaire differentiaalvergelijkingen Zie: Stewart, 95

WEEK 2 Er zijn twee methoden om een eerste orde lineaire differentiaalvergelijking dy dt + p(ty = g(t y (t + p(ty(t = g(t op te lossen De eerste methode maakt gebruik van een integrerende factor Deze methode wordt in het boek beschreven evenals in Stewart De tweede methode is de methode van variatie van constanten Deze wordt beschreven in opgave 38 van deze paragraaf Van beide methoden laten we enkele voorbeelden zien Voorbeeld dy dt 2y = e3t y (t 2y(t = e 3t Methode (via een integrerende factor: we bepalen een factor µ(t waardoor het linkerlid van de differentiaalvergelijking de volgende vorm krijgt: d dt [µ(ty(t] = µ(ty (t + µ (ty(t = µ(t [ y (t 2y(t ] Dan moet dus gelden: µ (t = 2µ(t Een functie die hieraan voldoet is (bijvoorbeeld µ(t = e 2t Als we de differentiaalvergelijking hiermee vermenigvuldigen, dan vinden we: d [ e 2t y(t ] = e 2t e 3t = e t = e 2t y(t = e t + C met C R dt Hieruit volgt: y(t = e 3t + Ce 2t met C R Methode 2 (variatie van constanten: we bepalen eerst de algemene oplossing van de bijbehorende homogene (of gereduceerde differentiaalvergelijking: y (t 2y(t = = y h (t = c e 2t met c R Vervolgens bepalen we een oplossing van de vorm y(t = u(te 2t (de constante c wordt vervangen door een functie u(t van de oorspronkelijke inhomogene differentiaalvergelijking door invullen: u (te 2t + 2u(te 2t 2u(te 2t = e 3t = u (t = e t en dus u(t = e t + C met C R Dus: y(t = u(te 2t = e 3t + Ce 2t met C R Voorbeeld 2 dy dt + 2ty = t y (t + 2ty(t = t Methode (via een integrerende factor: we bepalen een factor µ(t waardoor het linkerlid van de differentiaalvergelijking de volgende vorm krijgt: d dt [µ(ty(t] = µ(ty (t + µ (ty(t = µ(t [ y (t + 2ty(t ] Dan moet dus gelden: µ (t = 2tµ(t Een functie die hieraan voldoet is (bijvoorbeeld µ(t = e t2 Als we de differentiaalvergelijking hiermee vermenigvuldigen, dan vinden we: d [ ] e t2 y(t = te t2 = e t2 y(t = te t2 dt = dt 2 et2 + C met C R

WEEK 3 Hieruit volgt: y(t = 2 + Ce t2 met C R Merk op, dat de constante 2 oplossing van de differentiaalvergelijking is inderdaad een Methode 2 (variatie van constanten: we bepalen eerst de algemene oplossing van de bijbehorende homogene (of gereduceerde differentiaalvergelijking: y (t + 2ty(t = = y h (t = c e t2 met c R Vervolgens bepalen we een oplossing van de vorm y(t = u(te t2 (de constante c wordt vervangen door een functie u(t van de oorspronkelijke inhomogene differentiaalvergelijking door invullen: u (te t2 2tu(te t2 + 2tu(te t2 = t = u (t = te t2 en dus u(t = te t2 dt = 2 et2 + C met C R Dus: y(t = u(te t2 = 2 + Ce t2 met C R 22 Separabele differentiaalvergelijkingen Zie: Stewart, 93 Een differentiaalvergelijking van de vorm dy = f(x, y dx heet separabel als f(x, y geschreven kan worden in de vorm g(x/h(y, waarbij g dus alleen van x en h alleen van y afhangt In dat geval geldt: dy dx = g(x = h(y dy = g(x dx h(y dy = g(x dx h(y Dit leidt dan tot de (eventueel impliciete vorm van de oplossing van de differentiaalvergelijking Voorbeeld 3 De differentiaalvergelijking dy dx = x2 y is separabel Merk eerst op, dat y Dan volgt: y dy = x 2 dx y dy = x 2 dx oftewel 2 y2 + c = 3 x3 + c 2, c, c 2 R 2 y2 3 x3 = C, C R De oplossing kan nu geschreven worden in de impliciete vorm 2 y2 3 x3 = C, C R of eventueel 3y 2 2x 3 = K, K R

WEEK 4 Voorbeeld 4 Opgave 7: de differentiaalvergelijking dy 3x e x = dx 2y + e y is separabel Merk eerst op, dat 2y + e y Nu volgt: (2y + e y dy = (3x e x dx = y 2 + e y = 3 2 x2 + e x + C, C R Dit is de (impliciete vorm van de oplossing onder de voorwaarde dat 2y+e y De oplossing kan nu eventueel ook geschreven worden in de vorm 2y 2 3x 2 + 2(e y e x = K, 2y + e y, K R 23 Modelleren Zie: Stewart, 9 24 Verschillen tussen lineaire en niet-lineaire differentiaalvergelijkingen Voor lineaire differentiaalvergelijkingen hebben we de volgende existentie- en eenduidigheidsstelling: Stelling Beschouw het beginwaardeprobleem y + p(ty = g(t, y(t = y R ( Als p en g continu zijn op een interval I = (α, β en t I, dan bestaat er precies één functie y die voldoet aan het beginwaardeprobleem ( Deze oplossing y(t bestaat bovendien voor alle t I Deze stelling zegt dus dat er onder de genoemde voorwaarden een oplossing bestaat (existentie en dat deze oplossing uniek is (eenduidigheid We gaan hier niet dieper in op het bewijs van deze stelling In het boek kunt u de details van het bewijs vinden Een ander resultaat, dat ook geldig is voor sommige niet-lineaire differentiaalvergelijkingen is: Stelling 2 Beschouw het beginwaardeprobleem y = f(t, y, y(t = y R (2 Als f en f y continu zijn op een rechthoek gegeven door α < t < β en γ < y < δ met t (α, β en y (γ, δ, dan bestaat er precies één functie y die voldoet aan het beginwaardeprobleem (2 Deze oplossing y(t bestaat op een interval (t h, t + h (α, β Merk op, dat de eerste stelling een speciaal geval van de laatste stelling is Immers, als de differentiaalvergelijking lineair is, dan geldt: f(t, y = p(ty + g(t en dus f y = p(t In dat geval geldt dus: f en f y continu p en g continu

WEEK 5 Het bewijs van deze laatste stelling is veel lastiger dan het bewijs van de eerste stelling 25 Autonome differentiaalvergelijkingen en populatie dynamica Geen tentamenstof (zie: Stewart, 94 en 96 26 Exacte differentiaalvergelijkingen en integrerende factoren Geen tentamenstof (overslaan 27 Numerieke benaderingen: de methode van Euler Geen tentamenstof (zie: Stewart, 92 28 De existentie- en eenduidigheidsstelling Hier gaan we niet dieper op in Eventueel zelf doorlezen 29 Eerste orde differentievergelijkingen Zie: ineaire Algebra (eerste jaar

WEEK 6 Hoofdstuk 3: Tweede orde lineaire differentiaalvergelijkingen De inhoud van hoofdstuk 3 zou grotendeels bekende stof moeten zijn Deze stof is terug te vinden in Stewart, hoofdstuk 7 Daar staat alles wel veel beknopter beschreven dan in het boek van Boyce & DiPrima 3 Homogene vergelijkingen met constante coëfficiënten Zie Stewart, 7 We beschouwen differentiaalvergelijkingen van de vorm ay + by + cy =, a, b, c R, a (3 Truc (methode: probeer een oplossing van de vorm y(t = e rt Dan volgt: y (t = re rt en y (t = r 2 e rt Invullen geeft dan: ar 2 e rt + bre rt + ce rt = (ar 2 + br + ce rt = Aangezien e rt voor alle t, volgt hieruit dat: ar 2 + br + c = (4 Dit heet de karakteristieke vergelijking van de differentiaalvergelijking (3 Nu zijn er drie mogelijkheden voor de nulpunten r en r 2 : r, r 2 R, r r 2 : y(t = c e r t + c 2 e r 2t, c, c 2 R, r, r 2 R, r = r 2 = r: y(t = c e rt + c 2 te rt, c, c 2 R, r, r 2 / R, r,2 = λ ± iµ, µ : y(t = c e λt cos(µt + c 2 e λt sin(µt, c, c 2 R Het eerste geval is duidelijk: we hebben twee oplossingen van de homogene differentiaalvergelijking (3 en dus is een lineaire combinatie ook een oplossing (volgens het superpositieprincipe; zie verderop In het tweede geval hebben we een dubbele wortel van de karakteristieke vergelijking (4 Dat wil zeggen: ar 2 + br + c = en 2ar + b = We kunnen dan eenvoudig inzien dat y(t = te rt ook een oplossing is: y (t = (rt + e rt en y(t = (r 2 t + 2re rt Invullen geeft dan ay + by + cy = a(r 2 t + 2re rt + b(rt + e rt + cte rt = (ar 2 + br + cte rt + (2ar + be rt = In het laatste geval zijn en e (λ+iµt = e λt e iµt = e λt cos(µt + i sin(µt} e (λ iµt = e λt e iµt = e λt cos(µt i sin(µt} (complexe oplossingen van de homogene differentiaalvergelijking (3 Een (complexe lineaire combinatie hiervan is dus ook een oplossing Door die combinatie handig te kiezen ziet men

WEEK 7 dat y (t = e λt cos(µt en y 2 (t = e λt sin(µt twee reële oplossingen zijn van (3 Een (reële lineaire combinatie is dan dus ook oplossing: y(t = c e λt cos(µt + c 2 e λt sin(µt 32 Oplossingen van lineaire homogene vergelijkingen en de Wronskiaan Een tweede orde lineare differentiaalvergelijking kan worden geschreven in de vorm y + p(ty + q(ty = g(t (5 Zo n differentiaalvergelijking heet homogeen als g(t = voor alle t Anders heet (5 inhomogeen Voor een differentiaalvergelijking van de vorm (5 kan men ook een existentie- en eenduidigheidsstelling bewijzen: Stelling 3 Als p, q en g continu zijn op een open interval I en als t I, dan bestaat er precies een functie y(t die voldoet aan (5 en de beginvoorwaarden y(t = y en y (t = y Deze oplossing bestaat bovendien op het hele interval I We gaan hier niet in op het bewijs van deze stelling Stelling 4 Als y en y 2 oplossingen zijn van de homogene differentiaalvergelijking y + p(ty + q(ty =, (6 dan is y(t = c y (t + c 2 y 2 (t ook een oplossing van (6 voor iedere keuze van c en c 2 Bewijs Dit is het zogenaamde superpositieprincipe en is eenvoudig te bewijzen door invullen Als y en y 2 oplossingen zijn van (6, dan geldt dus: y + p(ty + q(ty = en y 2 + p(ty 2 + q(ty 2 = Voor y(t = c y (t + c 2 y 2 (t vinden we dan y + p(ty + q(ty = c y + c 2 y 2 + p(t [ c y + c 2 y 2] + q(t [c y + c 2 y 2 [ = c y + p(ty ] [ + q(ty + c2 y 2 + p(ty 2 ] + q(ty 2 = + = Hiermee is het superpositieprincipe bewezen Als we een oplossing van de vorm y(t = c y (t + c 2 y 2 (t voor (6 hebben gevonden, dan kunnen we proberen de constanten c en c 2 zo te bepalen dat y(t bovendien voldoet aan twee beginvoorwaarden: y(t = y en y (t = y Dan moet dus gelden: ( ( ( c y (t + c 2 y 2 (t = y y (t c y (t + c 2 y 2 (t = y y 2 (t c y y (t y 2 (t = c 2 y Uit de ineaire Algebra weten we dat dit een unieke oplossing heeft als de determinant W (y, y 2 (t = y (t y 2 (t y (t y 2 (t = y (t y 2(t y (t y 2 (t ongelijk aan nul is De determinant W heet de determinant van Wronski of de Wronskiaan van de oplossingen y en y 2 Dit leidt tot de volgende stelling:

WEEK 8 Stelling 5 Als y en y 2 oplossingen zijn van de homogene differentiaalvergelijking (6 en als de Wronskiaan W (y, y 2 (t = y (t y 2 (t y (t y 2 (t = y (ty 2(t y (ty 2 (t ongelijk aan nul is voor t = t, dan bestaat er precies één keuze van de constanten c, c 2 R waarvoor y(t = c y (t + c 2 y 2 (t voldoet aan het beginwaardeprobleem y + p(ty + q(ty =, y(t = y en y (t = y Dit betekent dus dat we met y(t = c y (t+c 2 y 2 (t de algemene oplossing (dat wil zeggen: de verzameling van alle mogelijke oplossingen van de homogene differentiaalvergelijking (6 hebben gevonden als de Wronskiaan W (y, y 2 (t maar ongelijk aan nul is In dat geval noemt men de verzameling y (t, y 2 (t} wel een fundamentaalverzameling van oplossingen Deze twee oplossingen vormen een basis van de verzameling van alle oplossingen Twee functies f en g noemt men lineair afhankelijk op een interval I als er twee constanten k en k 2, niet beide gelijk aan nul, bestaan zodat k f(t + k 2 g(t = voor alle t I Anders noemt men de twee functies f en g lineair onafhankelijk Nu geldt: Stelling 6 Als f en g differentieerbaar zijn op een open interval I en als W (f, g(t voor zekere t I, dan zijn f en g lineair onafhankelijk op I Bovendien geldt: als f en g lineair afhankelijk zijn op I, dan is W (f, g(t = voor alle t I Bewijs Stel dat k f(t + k 2 g(t = voor alle t I Dan volgt voor t I: ( ( ( k f(t + k 2 g(t = f(t g(t k f (t + k 2 g k (t = f (t g = (t Als dus W (f, g(t = f(t g(t f (t g (t, dan volgt dat k = k 2 = en dat betekent dat f en g lineair onafhankelijk zijn Stel nu dat f en g lineair afhankelijk zijn en dat de Wronskiaan W (f, g(t van f en g niet nul is voor alle t I Dan bestaat er dus een t I zodat W (f, g(t, maar volgt uit het eerste deel van de stelling dat f en g juist lineair onafhankelijk moeten zijn Dat is een tegenspraak en dus moet gelden: W (f, g(t = voor alle t I We komen nu tot de volgende stelling van Abel: Stelling 7 Als y en y 2 oplossingen zijn van de homogene differentiaalvergelijking y + p(ty + q(ty = en p en q zijn continu op een open interval I, dan geldt voor de Wronskiaan W (y, y 2 (t van y en y 2 dat W (y, y 2 (t = c e p(t dt met c R k 2

WEEK 9 NB Dit betekent dus dat óf W (y, y 2 (t = voor alle t I (als c = óf W (y, y 2 (t voor alle t I (als c Bewijs Voor y en y 2 geldt dus: y + p(ty + q(ty = en y 2 + p(ty 2 + q(ty 2 = Als we de eerste vergelijking vermenigvuldigen met y 2 en de tweede met y en vervolgens de twee resulterende vergelijkingen bij elkaar optellen, dan volgt: y y 2 y y 2 + p(t [ y y 2 y y 2 ] = In de uitdrukking tussen haakjes herkennen we de determinant van Wronski van y en y 2 : W (y, y 2 = y y 2 y y 2 = y y 2 y y 2 Merk op dat W = (y y 2 y y 2 = y y 2 + y y 2 y y 2 y y 2 = y y 2 y y 2 Dus: W (t + p(tw (t = = W (t = c e Dit bewijst de stelling van Abel p(t dt met c R Voorbeeld 6 W (e rt, e r2t = e r t r e r t e r 2t r 2 e r 2t = r 2e (r +r 2 t r e (r +r 2 t = (r 2 r e (r +r 2 t, r r 2 Voorbeeld 7 W (e rt, te rt = e rt re rt te rt (rt + e rt = (rt + e2rt rte 2rt = e 2rt Voorbeeld 8 W (e λt cos µt, e λt sin µt = e λt cos µt e λt sin µt e λt (λ cos µt µ sin µt e λt (λ sin µt + µ cos µt = e 2λt ( λ cos µt sin µt + µ cos 2 µt λ cos µt sin µt + µ sin 2 µt = µe 2λt (cos 2 µt + sin 2 µt = µe 2λt, µ 33 Complexe wortels van de karakteristieke vergelijking Zie Stewart, 7 Een Euler vergelijking (zie opgave 34 is een lineaire differentiaalvergelijking van de vorm t 2 y + αty + βy =, α, β R, t > (7

WEEK De substitutie t = e x oftewel x = ln t doet deze differentiaalvergelijking overgaan in een lineaire differentiaalvergelijking met constante coëfficiënten Immers: en d 2 y dt 2 = d dt Invullen geeft: dy dt = dy dx dx dt = t dy dx = t dy dt = dy dx [ t dy ] = dx t d2 y dx 2 dx dt t 2 dy dx = [ d 2 y t 2 dx 2 dy ] dx = t 2 d2 y dt 2 = d2 y dx 2 dy dx t 2 y + αty + βy = = y y + αy + βy = y + (α y + βy = Van de laatste differentiaalvergelijking kunnen we de oplossingen bepalen door middel van de karakteristieke vergelijking (probeer een oplossing van de vorm y(x = e rx : r 2 + (α r + β = (8 In de aldus gevonden oplossing moeten we vervolgens x weer vervangen door ln t en vinden we de oplossing van de oorspronkelijke (Euler differentiaalvergelijking Hetzelfde resultaat kan verkregen worden door oplossingen van de vorm y(t = t r van de oorspronkelijke (Euler differentiaalvergelijking te zoeken Dit leidt tot dezelfde karakteristieke vergelijking (8 We vinden uiteindelijk de volgende drie mogelijkheden: r, r 2 R, r r 2 : y(t = c t r + c 2 t r 2 2 r, r 2 R, r = r 2 : y(t = c t r + c 2 t r ln t 3 r, r 2 / R, r,2 = λ ± iµ met µ : y(t = c t λ cos(µ ln t + c 2 t λ sin(µ ln t 34 Meervoudige wortels; methode van ordeverlaging Zie Stewart, 7 De methode van ordeverlaging stelt ons in staat om een tweede, lineair onafhankelijke, oplossing te vinden als we reeds één oplossing van een homogene differentiaalvergelijking kennen In feite is deze methode gelijk aan de methode van variatie van constanten Als y (t een oplossing is van de homogene differentiaalvergelijking y + p(ty + q(ty =, dan is y(t = c y (t ook een oplossing voor iedere c R Stel nu y(t = v(ty (t, dan volgt: y (t = v (ty (t + v(ty (t en y (t = v (ty (t + 2v (ty (t + v(ty (t Invullen geeft dan: y (tv (t + [ 2y (t + p(ty (t ] v (t + [ y (t + p(ty (t + q(ty (t ] v(t = Omdat y (t een oplossing is, geldt dat y (t + p(ty (t + q(ty (t = en dus: y (tv (t + [ 2y (t + p(ty (t ] v (t =

WEEK Stel v (t = u(t, dan geldt: y (tu (t + [2y (t + p(ty (t] u(t = Dit is een eerste orde (lineaire differentiaalvergelijking voor u(t, die we kunnen oplossen met de methoden uit hoofdstuk 2 Vervolgens vinden we v(t door te integreren en ten slotte: y(t = v(ty (t Voorbeeld 9 We weten dat y (t = e 2t een oplossing is van y 4y + 4y = Stel nu y(t = v(ty (t = v(te 2t, dan volgt: y (t = v (te 2t +2v(te 2t en y (t = v (te 2t +4v (te 2t + 4v(te 2t Invullen geeft dan: v (te 2t + 4v (te 2t + 4v(te 2t 4v (te 2t 8v(te 2t + 4v(te 2t = en dus v (te 2t = oftewel v (t = Hieruit volgt dat v(t = c + c 2 t met c, c 2 R en dus: y(t = v(te 2t = c e 2t + c 2 te 2t met c, c 2 R Op deze manier vindt men twee lineair onafhankelijke oplossingen in het geval dat de karakteristieke vergelijking een tweevoudige (dubbele wortel heeft De methode is echter veel algemener bruikbaar zoals blijkt uit het volgende voorbeeld Voorbeeld Het is eenvoudig in te zien dat y (t = t een oplossing is van t 2 y + 2ty 2y =, t > Stel nu y(t = tv(t, dan volgt: y (t = tv (t + v(t en y (t = tv (t + 2v (t Invullen: t 2 [ tv (t + 2v (t ] + 2t [ tv (t + v(t ] 2tv(t = t 3 v (t + 4t 2 v (t = Stel nu v (t = u(t, dan volgt voor t > : u (t = 4 t u(t = u(t = C t 4 = v(t = A t 3 + B = y(t = tv(t = A t 2 + Bt Merk overigens op, dat dit een Euler vergelijking is met karakteristieke vergelijking r 2 + r 2 = (r + 2(r = = r = 2 en r 2 = 35 Inhomogene vergelijkingen; methode van onbepaalde coëfficiënten Zie Stewart, 72 Voorbeeld y y 2y = 4e t De karakteristieke vergelijking is: r 2 r 2 = (r 2(r + = = y h (t = c e 2t + c 2 e t Voor een particuliere oplossing proberen we nu: y p (t = Ate t Dan volgt: y p(t = A( te t en y p(t = A(t 2e t Invullen geeft dan: A(t 2e t A( te t 2Ate t = 4e t A(t 2 + t 2te t = 4e t 3A = 4 A = 4 3 = y p (t = 4 3 te t Dus: y(t = y p (t + y h (t = 4 3 te t + c e 2t + c 2 e t met c, c 2 R

WEEK 2 Voorbeeld 2 Zie opgave 6: y +4y = t 2 +3e t met y( = en y ( = De karakteristieke vergelijking is: r 2 + 4 = r = ±2i = y h (t = c cos 2t + c 2 sin 2t Voor een particuliere oplossing proberen we nu: y p (t = At 2 + Bt + C + De t Dan volgt: y p(t = 2At + B + De t en y p(t = 2A + De t Invullen geeft dan: Dus: 2A + De t + 4At 2 + 4Bt + 4C + 4De t = t 2 + 3e t 4At 2 + 4Bt + 2A + 4C + 5De t = t 2 + 3e t 4A =, 4B =, 2A + 4C = en 5D = 3 A = 4, B =, C = 8 en D = 3 5 = y p (t = 4 t2 8 + 3 5 et y(t = y p (t + y h (t = 4 t2 8 + 3 5 et + c cos 2t + c 2 sin 2t met c, c 2 R Dan volgt: y (t = 2 t + 3 5 et 2c sin 2t + 2c 2 cos 2t Dus: y( = y ( = 3/5 + 2c 2 = c = 8 3 5 = 5 24 = 9 4 4 /8 + 3/5 + c = De oplossing van het beginwaardeprobleem is dus: y(t = 4 t2 8 + 3 5 et 9 4 cos 2t + sin 2t 5 en c 2 = 2 3 = 2 = 5 36 Variatie van constanten Zie Stewart, 72 Voorbeeld 3 Opgave 2: y y 2y = 4e t Vergelijk met voorbeeld De karakteristieke vergelijking is: r 2 r 2 = (r 2(r + = = y h (t = c e 2t + c 2 e t Stel nu y(t = u (te 2t + u 2 (te t, dan volgt: en y (t = u (te 2t + u 2(te t +2u }} (te 2t u 2 (te t = y (t = 2u (te 2t u 2(te t + 4u (te 2t + u 2 (te t Invullen geeft dan: 2u (te2t u 2 (te t = 4e t Dus: u (te 2t + u 2 (te t = 2u (te2t u 2 (te t = 4e t = u (t = 4 3 e 3t en u 2(t = 4 3

WEEK 3 Hieruit volgt: u (t = 4 9 e 3t + k en u 2 (t = 4 3 t + k 2 = y(t = 4 9 e t + k e 2t 4 3 te t + k 2 e t Merk op dat deze oplossing overeenkomt met de oplossing y(t = y p (t + y h (t = 4 3 te t + c e 2t + c 2 e t met c, c 2 R gevonden in voorbeeld Voorbeeld 4 Opgave 7: y + 4y + 4y = 2e 2t t 2 (t > De karakteristieke vergelijking is: r 2 + 4r + 4 = (r + 2 2 = = y h (t = c e 2t + c 2 te 2t Stel nu y(t = u (te 2t + u 2 (tte 2t, dan volgt: en y (t = u (te 2t + u 2(tte 2t 2u }} (te 2t + u 2 (t( 2te 2t = y (t = 2u (te 2t + u 2(t( 2te 2t + 4u (te 2t + u 2 (t(4t 4e 2t Invullen geeft dan: 2u (te 2t + u 2 (t( 2te 2t = 2e 2t /t 2 Dus: oftewel Hieruit volgt: u (te 2t + u 2 (tte 2t = 2u (te 2t + u 2 (t( 2te 2t = 2e 2t t 2 u (t + tu 2 (t = 2u (t + ( 2tu 2 (t = 2 t 2 = u (t = 2 t en u 2(t = 2 t 2 u (t = 2 ln t+k en u 2 (t = 2 t +k 2 = y(t = 2e 2t ln t 2e 2t +k e 2t +k 2 te 2t Merk op, dat de oplossing ook geschreven kan worden als y(t = 2e 2t ln t + c e 2t + c 2 te 2t met c, c 2 R 37 Mechanische en elektrische trillingen Zie Stewart, 73 Geen tentamenstof 38 Gedwongen trillingen Zie Stewart, 73 Geen tentamenstof

WEEK 4 Hoofdstuk 4: Hogere orde lineaire differentiaalvergelijkingen Hoofdstuk 4 bevat een eenvoudige generalisatie van de stof van hoofdstuk 3 Bij hogere orde lineaire differentiaalvergelijkingen gaat alles net zo 4 Algemene theorie van n e orde lineaire vergelijkingen Een n e orde lineaire differentiaalvergelijking kan geschreven worden in de vorm y (n + p (ty (n + + p n (ty + p n (ty = g(t (9 Deze vergelijking heet weer homogeen als g(t = voor alle t en anders inhomogeen De algemene oplossing van zo n n e orde lineaire differentiaalvergelijking heeft n vrijheidsgraden (willekeurig te kiezen integratieconstanten, die vastgelegd kunnen worden door n beginvoorwaarden: y(t = y, y (t = y,, y (n (t = y (n ( Ook voor deze algemenere situatie is er een existentie- en eenduidigheidsstelling: Stelling 8 Als de functies p, p 2,, p n en g continu zijn op een open interval I en t I, dan bestaat er precies één functie y(t die zowel voldoet aan de differentiaalvergelijking (9 als de beginvoorwaarden ( Bovendien bestaat deze oplossing voor alle t I In het geval van een homogene differentiaalvergelijking (dus (9 met g(t = voor alle t zoeken we dus n lineair onafhankelijke oplossingen y, y 2,, y n zodat de lineaire combinatie y(t = c y (t + c 2 y 2 (t + + c n y n (t met c, c 2,, c n R de algemene oplossing vormt De determinant van Wronski of de Wronskiaan van deze oplossingen wordt gegeven door: W (y, y 2,, y n = y y 2 y n y y 2 y n y (n y (n 2 y n (n Men kan aantonen (zie: opgave 2 dat W (t + p (tw (t = en dus dat W (t = c e p (t dt, zodat die Wronskiaan weer óf altijd nul is (als c = óf nooit nul wordt (als c Als de determinant van Wronski ongelijk aan nul is, dan heet de verzameling y, y 2,, y n } een fundamentaalverzameling van oplossingen (van de homogene differentiaalvergelijking Voor een inhomogene differentiaalvergelijking hoeft dus alleen nog maar een particuliere oplossing gevonden te worden 42 Homogene vergelijkingen met constante coëfficiënten

WEEK 5 Deze lost men op door oplossingen in de vorm van y(t = e rt te zoeken Dit leidt weer tot een (n e graads karakteristieke vergelijking, die (verschillende en/of samenvallende reële en niet-reële nulpunten kan hebben Omdat we alleen differentiaalvergelijkingen met reële coëfficiënten zullen bekijken kunnen niet-reële nulpunten alleen in complex geconjugeerde paren voorkomen Voorbeeld 5 y (3 3y + 3y y = heeft de karakteristieke vergelijking r 3 3r 2 + 3r = (r 3 = = r = (driemaal De oplossing is dus y(t = c e t + c 2 te t + c 3 t 2 e t Voorbeeld 6 y (4 5y + 4y = heeft de karakteristieke vergelijking r 4 5r 2 + 4 = (r 2 (r 2 4 = = r = ± of r = ±2 De oplossing is dus y(t = c e t + c 2 e t + c 3 e 2t + c 4 e 2t Voorbeeld 7 y (4 + 2y + y = heeft de karakteristieke vergelijking r 4 + 2r 2 + = (r 2 + 2 = = r = ±i (tweemaal De oplossing is dus y(t = c cos t + c 2 t cos t + c 3 sin t + c 4 t sin t 43 De methode van onbepaalde coëfficiënten Voorbeeld 8 Opgave 4: y (3 y = 2 cos t heeft de karakteristieke vergelijking r 3 r = r(r 2 = = r = of r = ± De algemene oplossing van de bijbehorende homogene (of gereduceerde differentiaalvergelijking is dus y h (t = c + c 2 e t + c 3 e t Voor een particuliere oplossing proberen we y p (t = A cos t + B sin t, dan volgt: y p(t = A sin t + B cos t, y p(t = A cos t B sin t en y p (3 (t = A sin t B cos t Invullen geeft dan: A sin t B cos t + A sin t B cos t = 2 cos t = A = en B = = y p (t = sin t De oplossing is dus: y(t = sin t + c + c 2 e t + c 3 e t 44 De methode van variatie van constanten Voorbeeld 9 y (3 2y y + 2y = e 4t heeft de karakteristieke vergelijking r 3 2r 2 r + 2 = (r 2(r 2 = = r = 2 of r = ± De algemene oplossing van de bijbehorende homogene (of gereduceerde differentiaalvergelijking is dus y h (t = c e 2t + c 2 e t + c 3 e t Via de methode van onbepaalde coëfficiënten zouden we eenvoudig y p (t = Ae 4t invullen, hetgeen eenvoudig leidt tot A = 3 en dus y p(t = 3 e4t

WEEK 6 Via de methode van variatie van constanten neemt men y(t = u (te 2t + u 2 (te t + u 3 (te t Dan volgt: en y (t = u (te 2t + u 2(te t + u 3(te t +2u }} (te 2t + u 2 (te t u 3 (te t, = y (t = 2u (te 2t + u 2(te t u 3(te t +4u }} (te 2t + u 2 (te t + u 3 (te t = y (3 (t = 4u (te 2t + u 2(te t + u 3(te t + 8u (te 2t + u 2 (te t u 3 (te t Invullen geeft dan: 4u (te2t + u 2 (tet + u 3 (te t = e 4t Dus: u (te2t + u 2 (tet + u 3 (te t = 2u (te2t + u 2 (tet u 3 (te t = 4u (te2t + u 2 (tet + u 3 (te t = e 4t oftewel e 2t e t e t u (t 2e 2t e t e t u 2 (t 4e 2t e t e t u 3 (t = De determinant van de coëfficiëntenmatrix is de Wronskiaan W (e 2t, e t, e t van de oplossingen e 2t, e t en e t en deze is ongelijk aan nul omdat de oplossingen e 2t, e t en e t lineair onafhankelijk zijn Er geldt: W (e 2t, e t, e t = 6e 2t (ga na! Door middel van vegen vinden we vervolgens: e 2t e t e t 2e 2t e t e t 4e 2t e t e t e 4t e 2t e t e t e t 3e t 3e t 3e t e 4t e 4t e 2t 2e t e t 3e t 6e t e 4t Hieruit volgt: u 3(t = 6 e5t = u 2(t = 2 e3t en u (t = 3 e2t Dus: u (t = 6 e2t + c, u 2 (t = 6 e3t + c 2 en u 3 (t = 3 e5t + c 3 De oplossing is dus: y(t = 6 e4t + c e 2t 6 e4t + c 2 e t + 3 e4t + c 3 e t = 3 e4t + c e 2t + c 2 e t + c 3 e t Het zal duidelijk zijn dat de methode van onbepaalde coëfficiënten in dit geval de voorkeur verdient De methode van variatie van constanten gebruiken we dan ook alleen als het niet anders kan, zoals bijvoorbeeld in opgave en in opgave 4

WEEK 2 7 Hoofdstuk 6: De aplace transformatie 6 Definitie Een integraaltransformatie is een relatie van de vorm F (s = β α K(s, tf(t dt, die een functie f(t omzet naar een andere functie F (s De functie K(s, t heet wel de kern van de integraaltransformatie De bedoeling van zo n integraaltransformatie is om een probleem voor f om te zetten naar een eenvoudiger probleem voor F Een bijkomend probleem is echter om uiteindelijk f terug te vinden als het eenvoudiger probleem voor F opgelost is (en F dus gevonden is In dit hoofdstuk beschouwen we alleen de aplace transformatie: Definitie Als f : [, R voldoet aan zekere voorwaarden, dan is F (s = f(t} (s = de aplace getransformeerde van f e st f(t dt ( Opmerking Hier is dus K(s, t = e st en (α, β = (, Opmerking 2 De integraal ( bestaat niet voor elke functie f (vandaar de zekere voorwaarden De integraal is een oneigenlijke integraal (van de eerste soort, maar voor sommige functies f ook van de tweede soort: e st f(t dt = lim A A e st f(t dt, maar ook in andere punten kunnen problemen bestaan Bijvoorbeeld in t = als f(t = /t of in t = als f(t = /( t We bekijken nu eerst enkele voorbeelden Voorbeeld Als f(t =, dan volgt } (s = e st dt = e st s = t= s voor s > Voorbeeld 2 Als f(t = e at, dan volgt e at} (s = e st e at dt = e (s at dt = e (s at s a = t= s a voor s > a

WEEK 2 8 Merk op, dat we voor a = het resultaat van voorbeeld weer krijgen Voorbeeld 3 Als f(t = cos at, dan volgt F (s = cos at} (s = e st cos at dt = a e st d sin at als a Via partiële integratie vinden we dan voor a F (s = a e st sin at + s e st sin at dt = s t= a a 2 e st d cos at = s a 2 e st cos at s2 t= a 2 e st cos at dt = s a 2 s2 F (s voor s > a2 Dus: ( + s2 a 2 F (s = sa 2 = F (s = s/a2 + s 2 /a 2 = s s 2 + a 2 Merk op, dat dit resultaat ook correct is voor a = (vergelijk met voorbeeld Dus: Evenzo vinden we (zie boek: cos at} (s = sin at} (s = s s 2 + a 2 voor s > a s 2 + a 2 voor s > Er geldt de volgende rekenregel: c f (t + c 2 f 2 (t} = c f (t} + c 2 f 2 (t} De aplace transformatie is een zogenaamde lineaire operator Deze rekenregel / eigenschap zullen we veelvuldig gebruiken om aplace getransformeerden te berekenen Definitie 2 Een functie f heet stuksgewijs continu op een interval I als dat interval I verdeeld kan worden in een eindig aantal open deelintervallen waarop f continu is Dit betekent dat de functie f in hoogstens eindig veel punten discontinu is De (aplace integraal van een dergelijke functie kan daarom gewoon bestaan Voorbeeld 4 Stel f(t = Dan volgt: f(t} (s =, t <, t e st f(t dt = e st dt = e st s = e s t= s, s >

WEEK 2 9 Stelling 9 Als f stuksgewijs continu is op elk deelinterval [, A] met A > en f(t Ke at voor alle t M, dan bestaat de aplace getransformeerde van f(t voor s > a Bewijs Merk op, dat F (s = f(t} (s = e st f(t dt = M e st f(t dt + e st f(t dt M e st f(t dt Omdat f stuksgewijs continu is op [, M] bestaat de eerste integraal van het rechterlid Verder geldt: e st f(t Ke st e at = Ke (a st voor t M en dus e st f(t dt K e (a st dt M De laatste integraal convergeert voor s > a Dit bewijst de stelling De aplace getransformeerde bestaat dus voor alle stuksgewijs continue functies, die van exponentiële orde zijn voor t Er bestaan overigens ook andere functies waarvan de aplace getransformeerde bestaat, maar voor ons doel is de genoemde klasse van functies groot genoeg We maken alleen gebruik van functies die aan de voorwaarden van stelling voldoen 62 Oplossingen van beginwaardeproblemen Stel dat dan volgt: f (t } (s = Vervolgens vinden we ook: F (s = f(t} (s = e st f (t dt = M e st df(t e st f(t dt, = e st f(t + s e st f(t dt = f( + sf (s = s f(t} (s f( t= f (t } (s = s f (t } (s f ( = s [sf (s f(] f ( = s 2 F (s sf( f ( Enzovoorts Zo vinden we voor n =, 2, 3, : } f (n (t (s = s n F (s s n f( sf (n 2 ( f (n ( Er geldt nu:

WEEK 2 2 Stelling Als f continu is en f stuksgewijs continu op elk deelinterval [, A] met A > en f(t Ke at voor alle t M, dan geldt voor s > a: en algemeen: f (t } (s = s f(t} (s f( Stelling Als f, f,, f (n continu zijn en als f (n stuksgewijs continu is op elk deelinterval [, A] met A > en f (k (t Ke at voor alle t M en k =,, 2,, n, dan geldt voor s > a: } f (n (t (s = s n f(t} (s s n f( sf (n 2 ( f (n ( Voorbeeld 5 Beschouw het beginwaardeprobleem y 6y + 5y = y( =, y ( = 2 Merk op, dat we dit probleem eenvoudig kunnen oplossen met de bekende technieken uit hoofdstuk 3 (en Stewart, hoofdstuk 7 De karakteristieke vergelijking is r 2 6r + 5 = (r (r 5 = De algemene oplossing van de differentiaalvergelijking is dus: y(t = c e t + c 2 e 5t De beginvoorwaarden y( = en y ( = 2 leiden vervolgens tot: c + c 2 = = c = 3 en c 2 = c + 5c 2 = 2 4 4 De oplossing van het beginwaardeprobleem is dus: y(t = 3 4 et + 4 e5t Nu gaan we het probleem oplossen met behulp van de aplace transformatie y(t} (s = Y (s, dan volgt: Stel dat y 6y + 5y } = } = en Dus: y 6y + 5y } = y } 6 y } + 5 y} s 2 Y (s sy( y ( 6 [sy (s y(]+5y (s = (s 2 6s+5Y (s s 2+6 = Dus: (s (s 5Y (s = s 4 Y (s = s 4 (s (s 5, waarmee het (eenvoudiger probleem voor Y (s is opgelost Resteert nog de vraag hoe we hieruit de oplossing y(t van het oorspronkelijke (beginwaardeprobleem kunnen bepalen In voorbeeld 2 hebben we gezien dat Met behulp van breuksplitsing vinden we nu: Y (s = s 4 (s (s 5 = A s + e at} (s = s a B A(s 5 + B(s = = s 5 (s (s 5 (A + Bs 5A B (s (s 5

WEEK 2 2 Hieruit volgt: A +B = 5A B = 4 = A = 3 4 en B = 4 Dus: Y (s = 3 4 s + = y(t = 3 4 s 5 4 et + 4 e5t Merk op dat de eerste methode veel eenvoudiger (en sneller tot de oplossing leidt dan de laatste methode op basis van de aplace transformatie Deze laatste methode is dan ook niet bedoeld om dergelijke problemen, die we allang kunnen oplossen, (op een andere manier op te lossen We zullen later zien dat we met behulp van de aplace transformatie beginwaardeproblemen kunnen oplossen die met de conventionele methoden niet (zo gemakkelijk zijn op te lossen Voorbeeld 6 Beschouw het beginwaardeprobleem y + y = cos 2t y( =, y ( = Ook dit beginwaardeprobleem is veel eenvoudiger op te lossen met de technieken uit hoofdstuk 3, maar daar gaat het nu niet om Stel dat y(t} (s = Y (s, dan volgt met behulp van voorbeeld 3: s 2 Y (s sy( y ( + Y (s = Dus: Hieruit volgt dat Y (s = s s 2 + 4 (s 2 + Y (s = s s 2 + 4 + s = s(s2 + 5 s 2 + 4 s(s 2 + 5 (s 2 + (s 2 + 4 = As + B s 2 + + Cs + D s 2 + 4 s(s 2 +5 = (As+B(s 2 +4+(Cs+D(s 2 + = (A+Cs 3 +(B +Ds 2 +(4A+Cs+4B +D en dus A +C = 4A +C = 5 en B +D = 4B +D = Hieruit volgt: A = 4/3, B =, C = /3 en D = Dus (zie voorbeeld 3: Y (s = 4 s 3 s 2 + s 3 s 2 + 4 = y(t = 4 3 cos t cos 2t 3 Om zoveel mogelijk beginwaardeproblemen te kunnen oplossen is het dus zaak om van zoveel mogelijk functies de aplace getransformeerde te kunnen berekenen We maken daarom een tabel van de meest voorkomende functies en hun aplace getransformeerden Zo n tabel vindt u op pagina 32 van het boek Een dergelijke tabel zal ook bij het tentamen beschikbaar worden gesteld, want het is niet de bedoeling om zoveel mogelijk formules uit het hoofd te leren aten we de tabel van pagina 32 even doorlopen De formules, 2, 5 en 6 hebben we reeds gezien Formule 3 kan met behulp van partiële integratie worden gevonden Voor n =, 2, 3, geldt t n } (s = e st t n dt = s t n de st = tn s e st t= + n s e st t n dt

WEEK 2 22 Voor s > is de stokterm gelijk aan nul Als we op deze wijze doorgaan, dan vinden we met behulp van voorbeeld : t n } (s = n s n s s e st dt = n! s n s = n!, n =, 2, 3, sn+ Formule 4 is een generalisatie van formule 3 die ook voor niet-gehele machten van t geldt, maar hiervoor hebben we de gamma-functie Γ(z = t z e t dt, Re z > nodig Aangezien deze functie niet bekend is, zullen we formule 4 overslaan Dit betekent dat we functies zoals f(t = t buiten beschouwing zullen laten Het is echter wel goed om te weten dat het toch mogelijk is voor dergelijke functies de aplace getransformeerde te berekenen Zo geldt bijvoorbeeld } e st (s = dt = Γ(/2 π π t t s /2 = = s s en } t (s = e st t dt = Γ(3/2 s 3/2 = maar dit behoort niet tot de tentamenstof De formules 7 en 8 zijn weer erg eenvoudig Immers: sinh at = eat e at en evenzo: 2 cosh at = eat + e at π 2s s, = sinh at} (s = 2 s a 2 s + a = s + a s + a 2 (s a(s + a = a s 2 a 2 2 = cosh at} (s = 2 s a + 2 s + a = s s 2 a 2 Ook de formules 9, en zijn eenvoudig af te leiden met behulp van de formules 5, 6 en 3 respectievelijk Immers (met behulp van voorbeeld 3: e at cos bt } (s = e st e at cos bt dt = e (s at cos bt dt = Evenzo vinden we met behulp van formule 5 en formule 3 respectievelijk: e at sin bt } (s = b (s a 2 + b 2 en t n e at} (s = s a (s a 2 + b 2 n! (s a n+ Ten slotte hebben we formule 8 } f (n (t (s = s n F (s s n f( sf (n 2 ( f (n ( voor n =, 2, 3, al afgeleid De resterende formules zullen we later afleiden

WEEK 2 23 63 Stapfuncties Zoals eerder opgemerkt is het de bedoeling om de aplace transformatie te gaan gebruiken voor beginwaardeproblemen die met de conventionele methoden niet (zo gemakkelijk zijn op te lossen Een voorbeeld van een dergelijk probleem is een beginwaardeprobleem met een discontinu rechterlid Om gemakkelijk met dergelijke functies te kunnen werken maken we gebruik van de éénstapsfunctie van Heaviside:, t < c u c (t = c, t c Met behulp van deze eenvoudige (basis stapfunctie kunnen we allerlei functies met sprongdiscontinuïteiten beschrijven We bekijken enkele voorbeelden Voorbeeld f(t = u π (t 2u 2π (t + u 3π (t voor t Uit de definitie van u c (t volgt: + =, t < π + =, π t < 2π f(t = 2 + =, 2π t < 3π 2 + =, t 3π Voorbeeld 2 De functie t, t < g(t = 3t + 4t 2, t < 2, t 2 laat zich met behulp van de stapfunctie van Heaviside beschrijven als g(t = t + u (t( 4t + 4t 2 u 2 (t( 3t + 4t 2 De aplace getransformeerde van u c (t laat zich eenvoudig berekenen met behulp van de definitie: u c (t} (s = e st u c (t dt = e st dt = e st = e cs s c s, s > c Dit is formule 2 van de tabel op pagina 32 Zoals blijkt uit bovenstaande voorbeelden komt de stapfunctie u c (t vaak voor in combinatie met een andere functie Daarom is het handig om te kijken naar de aplace getransformeerde van een dergelijk product van twee functies: u c (tf(t c} (s = = e st u c (tf(t c dt = c e st f(t c dt e s(c+u f(u du = e cs e su f(u du = e cs f(t} (s Als de aplace getransformeerde van f(t bestaat, dan bestaat de aplace getransformeerde van u c (tf(t c dus ook Deze wordt dan bepaald door bovenstaande formule Dit is formule 3 van de tabel op pagina 32

WEEK 2 24 Voorbeeld 3 Beschouw de functie sin t, t < π f(t = sin t + cos t, t π Merk op dat cos t = cos(t π, zodat f(t = sin t + u π (t cos t = sin t u π (t cos(t π De aplace getransformeerde van f(t is dus: want F (s = f(t} (s = s 2 + s e πs s 2 +, sin t} (s = s 2 + en cos t} (s = s s 2 + Voorbeeld 4 Stel dat f(t} (s = F (s = e πs s 2 Dan volgt: F (s = s 2 e πs t = t, t < π s 2 = f(t = t u π (t(t π = t (t π = π, t π Als F (s = f(t} (s, dan volgt: e ct f(t } (s = e st e ct f(t dt = e (s ct f(t dt = F (s c Als F (s = f(t} (s bestaat voor s > a, dan bestaat e ct f(t } (s dus voor s > a+c Dit is formule 4 van de tabel op pagina 32 Deze formule kan bijvoorbeeld worden gebruikt om formule 9 uit formule 5 af te leiden, zoals we eerder gedaan hebben Maar de formule kan natuurlijk veel algemener worden toegepast Merk ook op dat met dit resultaat bijvoorbeeld formule 2 van de tabel uit formule volgt: } (s = s, s > = e at} (s = s a, s > a Voorbeeld 5 Uit het tentamen van mei 2: sin t, t < π y (t + 4y(t = sin t + cos t, t π y( =, y ( = Stel Y (s = y(t}(s, dan volgt s 2 Y (s sy( y ( + 4Y (s = F (s, waarbij F (s = f(t}(s met sin t, t < π f(t = sin t + cos t, t π

WEEK 2 25 Merk op, dat f(t = sin t u π (t cos(t π (zie voorbeeld 3 en dus F (s = s 2 + s e πs s 2 + Met de beginvoorwaarden y( = en y ( = volgt nu: en dus Y (s = (s 2 + 4Y (s = s + + s 2 + s e πs s 2 + s s 2 + 4 + s 2 + 4 + (s 2 + (s 2 + 4 s e πs (s 2 + (s 2 + 4 Met behulp van breuksplitsing vinden we nu: (s 2 + (s 2 + 4 = 3 [ s 2 + ] s 2 + 4 en dus: Y (s = s s 2 + 4 + s 2 + 4 + 3 s 2 + 3 s 2 + 4 [ 3 e πs s s 2 + s ] s 2 + 4 Terugtransformeren geeft ten slotte: y(t = cos 2t + 3 sin 2t + 3 sin t 3 u π(t [cos(t π cos 2(t π] 64 Differentiaalvergelijkingen met discontinue rechterleden Om te laten zien dat we hier veel voordeel hebben van de aplace transformatie laten we een voorbeeld zien die we eerst op de conventionele manier oplossen en vervolgens met behulp van de aplace transformatie Zie bijvoorbeeld ook de opgaven 32 en 33 van 24 Voorbeeld 6 Beschouw het beginwaardeprobleem y 3y + 2y = f(t met f(t = y( =, y ( =, t < 3, t 3 De karakteristieke vergelijking is: r 2 3r + 2 = (r (r 2 = = y h (t = c e t + c 2 e 2t Een particuliere oplossing voor t < 3 is bijvoorbeeld y p (t = /2 We vinden dus y(t = 2 + c e t + c 2 e 2t voor t < 3 en y(t = k e t + k 2 e 2t voor t 3

WEEK 2 26 De constanten c en c 2 moeten nu zo gekozen worden dat aan de beginvoorwaarden y( = en y ( = wordt voldaan en de constanten k en k 2 moeten zo gekozen worden dat de oplossing continu is in t = 3 Dus: y( = c + c 2 = /2 y ( = c + 2c 2 = = c = en c 2 = 2 Vervolgens vinden we: y(3 = /2 + e 3 e 6 /2 y (3 = e 3 e 6 k e 3 + k 2 e 6 = /2 + e 3 e 6 /2 k e 3 + 2k 2 e 6 = e 3 e 6 Hieruit volgt en k e 3 = + e 3 = k = + e 3 k 2 e 6 = 2 2 e6 = k 2 = 2 2 e 6 We vinden dus uiteindelijk y(t = 2 + et 2 e2t voor t < 3 en y(t = ( + e 3 e t 2 ( + e 6 e 2t voor t 3 Dit kan geschreven worden als /2 + e t e 2t /2, t < 3 y(t = e t e 2t /2 + e t 3 e 2(t 3 /2, t 3 Nu met behulp van de aplace transformatie Stel dat y(t} (s = Y (s, dan volgt s 2 Y (s sy( y ( 3 [sy (s y(] + 2Y (s = F (s, waarbij F (s = f(t} (s met f(t = u 3 (t Dus: F (s = s e 3s s Met behulp van de beginvoorwaarden y( = en y ( = vinden we dan oftewel Dus: (s 2 3s + 2Y (s s + 3 = s e 3s s (s (s 2Y (s = s 3 + s e 3s s = s2 3s + s Y (s = s2 3s + s(s (s 2 e 3s s(s (s 2 e 3s s

WEEK 2 27 Met behulp van breuksplitsing vinden we en dus s 2 3s + s(s (s 2 = A s + B s + C s 2 s 2 3s + = A(s (s 2 + Bs(s 2 + Cs(s = (A + B + Cs 2 (3A + 2B + Cs + 2A Hieruit volgt dat A + B + C =, 3A + 2B + C = 3 en 2A = en dus: Verder geldt (eveneens via breuksplitsing: en dus A = 2, B = en C = 2 s(s (s 2 = D s + E s + F s 2 = D(s (s 2 + Es(s 2 + F s(s = (D + E + F s 2 (3D + 2E + F s + 2D Hieruit volgt dat D + E + F =, 3D + 2E + F = en 2D = en dus: D = 2, E = en F = 2 Dus: Hieruit volgt: Y (s = 2 s + s 2 s 2 e 3s [ 2 s s + 2 s 2 y(t = 2 + et [ 2 e2t u 3 (t 2 et 3 + ] 2 e2(t 3 ] Ten slotte kijken we nog even naar formule 9 van de tabel op pagina 32 Zie ook opgave 28 van 62 Als F (s = f(t} (s = e st f(t dt en als we de volgorde van differentiëren en integreren mogen verwisselen, dan volgt: F (s = e st ( tf(t dt = ( tf(t} (s We gaan hier niet in op de voorwaarden waaronder dit is toegestaan We kunnen dit eenvoudig generaliseren tot: F (n (s = ( t n f(t} (s, n =,, 2, We kunnen deze formule gebruiken om bijvoorbeeld formule 3 van de tabel uit formule af te leiden Immers, als F (s = } (s = s, dan geldt: t n } (s = ( n F (n (s = ( n ( ( 2 ( ns n = n!, n =,, 2, sn+

WEEK 2 28 Om bijvoorbeeld t sin t} (s te bepalen maken we gebruik van G(s = sin t} (s = s 2 + Dan volgt namelijk dat t sin t} (s = G (s = 2s (s 2 + 2 Evenzo, als H(s = cos t} (s = s s 2 +, dan volgt dat t 2 cos t } (s = H (s = d ( s 2 + 2s 2 ds (s 2 + 2 = d ds ( s 2 + (s 2 + 2 = 2s(s2 + 2 2(s 2 + 2s ( s 2 + (s 2 + 4 = 2s( s2 + 2s 2 2 (s 2 + 3 = 2s(s2 3 (s 2 + 3

WEEK 3 29 65 Impulsfuncties In deze paragraaf kijken we naar verschijnselen waarbij in zeer korte tijd een (grote kracht op een systeem wordt uitgeoefend Zo n plotselinge kracht kunnen we beschrijven met behulp van een zogenaamde impulsfunctie Eerst definiëren we voor τ > : d τ (t = Deze functie heeft de eigenschap dat I(τ := /2τ, τ < t < τ, t τ of t τ d τ (t dt = voor alle τ Vervolgens kijken we naar de limiet voor τ Duidelijk is dat lim d τ (t = voor t τ Maar aangezien I(τ = voor iedere τ geldt ook lim I(τ = τ De functie δ die op deze manier ontstaat wordt de Dirac deltafunctie genoemd Het is echter geen functie, maar een zogenaamde gegeneraliseerde functie of ook wel distributie De Dirac deltafunctie wordt vastgelegd door de twee eigenschappen: δ(t = voor t en δ(t dt = Deze Dirac deltafunctie doet dienst als een basis (eenheids impulsfunctie, die een plotselinge kracht in een (zeer korte tijd beschrijft Door met een constante te vermenigvuldigen kan de grootte van de kracht worden weergegeven In het bovenstaande wordt de kracht uitgeoefend op tijdstip t =, maar dit is eenvoudig te generaliseren naar een tijdstip t = t : δ(t t = voor t t en δ(t t dt = We gaan nu de aplace getransformeerde van de Dirac deltafunctie bepalen Daarvoor kijken we eerst naar de aplace getransformeerde van de functie d τ (t en nemen vervolgens de limiet τ We definiëren: /2τ, t τ < t < t + τ d τ (t t =, t t τ of t t + τ voor τ > We nemen verder aan dat t > en dat τ > zo klein is dat ook t τ > Dan volgt: d τ (t t } (s = e st d τ (t t dt = t +τ e st dt 2τ t τ = 2sτ e st t +τ t=t τ = 2sτ e st (e sτ e sτ = sinh sτ e st sτ

WEEK 3 3 Nu is: Dus: sinh sτ lim τ sτ = lim τ s cosh sτ s = δ(t t } (s = lim τ d τ (t t } (s = e st, t > Dit is formule 7 van de tabel op pagina 32 Als we nu de limiet t nemen vinden we δ(t} (s = lim t e st = Op soortgelijke manier is het mogelijk om de integraal van het product van de Dirac deltafunctie met een willekeurige continue functie te definiëren Er geldt: δ(t t f(t dt = lim d τ (t t f(t dt τ Gebruikmakend van de definitie van d τ (t t vinden we met behulp van de middelwaardestelling voor integralen: d τ (t t f(t dt = t +τ f(t dt = 2τ t τ 2τ 2τ f(t = f(t voor zekere t met t τ < t < t + τ Nu geldt dat t t voor τ en dus: δ(t t f(t dt = f(t Voorbeeld Stel dat f(t = δ(t π cos t, dan volgt: F (s = f(t} (s = e st f(t dt = e st δ(t π cos t dt = e πs cos π = e πs Ondanks het feit dat de deltafunctie helemaal geen functie is kunnen we er toch prima mee rekenen Het stelt ons in staat om situaties waarin een grote kracht wordt uitgeoefend gedurende een (zeer korte tijd (een fractie van een seconde goed te beschrijven en te modelleren Voorbeeld 2 Beschouw het beginwaardeprobleem y + 4y = δ(t π Stel dat y(t} (s = Y (s, dan volgt: y( =, y ( = s 2 Y (s sy( y ( + 4Y (s = e πs = (s 2 + 4Y (s = s + e πs Dus: Y (s = s s 2 + 4 + e πs s 2 + 4 = y(t = cos 2t + 2 u π(t sin 2(t π

WEEK 3 3 Voorbeeld 3 Uit het tentamen van 3 augustus 2: Bepaal de oplossing van het beginwaardeprobleem y (t 3y (t + 2y(t = sin t + δ(t π, y( =, y ( = 2 Stel Y (s = y(t}(s, dan volgt: s 2 Y (s sy( y ( 3 [sy (s y(] + 2Y (s = s 2 + + e πs Met de beginvoorwaarden y( = en y ( = 2 volgt nu: en dus (s 2 3s + 2Y (s = s + s 2 + + e πs = s3 s 2 + s s 2 + e πs + Y (s = Met behulp van breuksplitsing vinden we nu: en s 3 s 2 + s (s (s 2(s 2 + + e πs (s (s 2 s 3 s 2 + s (s (s 2(s 2 + = 2 s + 6 5 s 2 + 3 s s 2 + + s 2 + Terugtransformeren geeft ten slotte: (s (s 2 = s 2 s y(t = 2 et + 6 5 e2t + [ (3 cos t + sin t + u π(t e 2(t π e t π] We zien dat we met behulp van de aplace transformatie heel gemakkelijk kunnen rekenen met de Dirac deltafunctie Beginwaardeproblemen zoals in bovenstaande voorbeelden zijn met conventionele methoden (vrijwel niet op te lossen 66 De convolutie integraal Vaak is het mogelijk om de aplace getransformeerde van een onbekende functie te splitsen in een product van twee aplace getransformeerden van bekende functies Bijvoorbeeld: waarbij H(s = s (s 2 + (s 2 + 4 = s 2 + s s 2 = F (s G(s, + 4 F (s = s s 2 = sin t} (s en G(s = + s 2 = cos 2t} (s + 4 In dat geval geldt de volgende stelling:

WEEK 3 32 Stelling 2 Als F (s = f(t} (s en G(s = g(t} (s beide bestaan voor s > a, dan is F (sg(s = H(s = h(t} (s, s > a met h(t = t f(t τg(τ dτ = t f(τg(t τ dτ De functie h(t heet wel de convolutie of het convolutieproduct van de functies f(t en g(t Notatie: h = f g of h(t = (f g(t De beide integralen worden wel convolutie integralen genoemd Bewijs Er geldt dus: F (s = e su f(u du en G(s = e sτ g(τ dτ Dan volgt: ( ( H(s = F (sg(s = e su f(u du e sτ g(τ dτ } = g(τ e s(u+τ f(u du dτ Gebruik nu de substitutie u + τ = t oftewel u = t τ, dan volgt: } t H(s = g(τ e st f(t τ dt dτ = e st τ } f(t τg(τ dτ dt De laatste stap wordt verkregen door de volgorde van integratie te verwisselen Zie hiervoor figuur 66 op pagina 352 van het boek Nu geldt dus: H(s = h(t} (s met h(t = t f(t τg(τ dτ Dat deze integraal gelijk is aan de andere integraal is eenvoudig in te zien door een substitutie van de vorm τ = t σ Dan volgt: h(t = t Dit bewijst de stelling f(t τg(τ dτ = t f(σg(t σ dσ = t f(σg(t σ dσ Voor het convolutieproduct zijn de volgende rekenregels eenvoudig na te gaan: f g = g f f (g + g 2 = f g + f g 2 (f g h = f (g h f = f = Deze eigenschappen lijken veel op de eigenschappen van een gewoon product Daarom spreekt men ook van een convolutieproduct Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet alle eigenschappen van gewone producten ook opgaan voor convolutieproducten Zo geldt bijvoorbeeld: (f (t = t f(τ dτ = t f(τ dτ

WEEK 3 33 en dus voor f(t = cos t (f (t = t cos τ dτ = sin τ t τ= = sin t Dus: (f (t f(t Verder kan f f best negatief zijn zoals blijkt uit het volgende voorbeeld: als f(t = sin t, dan volgt (f f(t = = t sin τ sin(t τ dτ = 2 [ 4 sin(2τ t 2 τ cos t t ] t τ= cos(2τ t cos t} dτ = 4 sin t 2 t cos t + 4 sin t = 2 sin t t cos t 2 Voor bijvoorbeeld t = 3 2 π is dit gelijk aan 2 We keren nu even terug naar het eerste voorbeeld: H(s = s (s 2 + (s 2 = F (s G(s met F (s = + 4 s 2 + en G(s = s s 2 + 4 Volgens stelling geldt dus: H(s = h(t} (s met h(t = dat bijvoorbeeld ook geldt H(s = s s 2 + s 2 + 4 = h(t = 2 t t sin(t τ cos 2τ dτ Merk op cos(t τ sin 2τ dτ We kunnen beide resultaten controleren door de integralen verder uit te werken met behulp van goniometrische formules en vervolgens het resulaat te vergelijken met het resultaat dat verkregen wordt via breuksplitsing: H(s = s (s 2 + (s 2 + 4 = 3 [ s s 2 + s ] s 2 + 4 = h(t = (cos t cos 2t 3 Merk op dat het in dit geval (veel handiger is om gebruik te maken van breuksplitsing in plaats van het convolutieproduct Een voorbeeld van een nuttig gebruik van het convolutieproduct is een beginwaardeprobleem met een groot aantal verschillende rechterleden Als al het andere (de coëfficiënten en de beginvoorwaarden steeds hetzelfde is, dan zou men steeds opnieuw een soortgelijk probleem moeten oplossen Met behulp van het convolutieproduct kan dat ineens Voorbeeld 4 Beschouw het beginwaardeprobleem y 5y + 4y = g(t y( =, y ( =, waarbij het rechterlid g(t onbekend is of veel verschillende gedaanten kan aannemen Stel dat y(t} (s = Y (s, dan volgt: s 2 Y (s sy( y ( 5 [sy (s y(] + 4Y (s = G(s met G(s = g(t} (s