college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 juli 2016

Transcriptie

1 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 juli 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester de heer Koen Kennis, schepen; de heer Philip Heylen, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; de heer Claude Marinower, schepen; de heer Marc Van Peel, schepen; de heer Rob Van de Velde, schepen; mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen; de heer Fons Duchateau, schepen de heer Roel Verhaert, stadssecretaris Iedereen aanwezig, behalve: de heer Philip Heylen, schepen; de heer Ludo Van Campenhout, schepen; de heer Rob Van de Velde, schepen _CBS_06620 Milieuvergunningen Vlarem klasse 1 - Herman Matthysen, Klein Heiken 77, 2180 Ekeren-Antwerpen. Dossiernummer MV2016/286/VS - Gunstig advies - Goedkeuring Beknopte samenvatting De deputatie vraagt advies aan het college over het hernieuwen van een vergunning van een rundveebedrijf. Motivering Gekoppelde besluiten AN2003/60/FP. Matthysen Herman, Klein Heiken 77, 2170 Ekeren. Aanleiding en context De deputatie vraagt advies aan het college over een milieuvergunningsaanvraag klasse 1 door Herman Matthysen - Klein Heiken Ekeren-Antwerpen. Juridische grond Het milieuvergunningendecreet van 28 juni 1985, meermaals gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I en II) bepalen dat niemand zonder voorafgaande schriftelijke vergunning of melding een als hinderlijk ingedeelde inrichting klasse 1, 2 of 3 mag exploiteren of veranderen. Regelgeving: bevoegdheid Artikel 35, 3 ) van Vlarem I bepaalt dat het college een advies dient te verlenen over een milieuvergunningsaanvraag klasse 1. Argumentatie 1 / 8

2 Het college beslist op basis van het verslag van de dienst milieuvergunningen, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd en sluit zich aan bij deze motivatie. Financiële gevolgen Nee Besluit Artikel 1 Het college beslist het gunstige advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, goed te keuren. Artikel 2 Dienst Taak het advies over te maken aan de Stadsontwikkeling/vergunningen/milieuvergunningen voorzitter van de provinciale milieuvergunningscommissie Artikel 3 Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen. Bijlagen 1. MV2016_286_VS_bijlage_ebesluit_kl1.pdf 2 / 8

3 Verslag van de dienst milieuvergunningen De aanvraag Aanvragers: Ligging: Kadastrale gegevens: Onderwerp: Dossiernummer: Ref. behand. overheid: Herman Matthysen Klein Heiken 77, 2180 Ekeren-Antwerpen (afd. 33) sectie H 456 N, (afd. 33) sectie H 457 G en (afd. 33) sectie H 457 H een rundveebedrijf MV2016/286/VS MLAV Omschrijving aanvraag Inhoud van de aanvraag De aanvraag omvat de verdere exploitatie van een gemengd rundveebedrijf. In totaal gaat het om 237 runderen in 4 stallen. De inrichting is gelegen aan het Klein Heiken in Ekeren (Leugenberg). Het rundveebedrijf beschikt over een milieuvergunning klasse 1 voor een termijn verstrijkend op 11 september 2016 (referentie MLAV1/03-34). Rubrieken Volgende rubrieken worden aangevraagd: Rubriek Omschrijving Gevraagd voor brandstofverdeelinstallaties voor het bevoorraden van 1 verdeelslang motorvoertuigen met vloeistoffen ingedeeld in of 6.4 met maximaal 1 verdeelslang; c)2 stallen voor grote zoogdieren, inzonderheid paarden en runderachtigen, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin grote zoogdieren andere dan varkens of mestkalveren gefokt of gehouden worden met inbegrip van: - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden., andere dan vermeld onder de rubrieken 9.2.2, a) en e), 9.6., 9.7, 9.8 en 9.9 in een agrarisch gebied, met plaatsen voor meer dan 200 gespeende dieren; 237 gespeende dieren het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; b) opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en glijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt 55 C en gezamelijke opslagcapaciteit van meer 12 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens kg 3 / 8

4 dan 100 kg ton tot en met 20 ton, als de inrichting niet behoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; 17.4 opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en kg of liter; a) opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton of meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal; 28.2.a)3 opslagplaats van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen ongeacht of het vee wordt geweid of op intensieve veehouderij wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven, in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 100 m³; 28.2.c)1 opslagplaats van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen ongeacht of het vee wordt geweid of op intensieve veehouderij wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven, in aan agrarisch gebied, met een capaciteit 45.4.e)1 van 10 m³ tot en met m³; opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van 1 ton tot en met 50 ton; opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijvoorbeeld niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een agrarisch gebied met een capaciteit vanaf m³. 100 liter 200 m³ 120 m³ m³ 2,5 ton m³ Advies aan college Conclusie Op basis van de beoordeling van de gegevens uit het dossier komt de aanvraag in aanmerking voor vergunning. De inrichting kan worden geëxploiteerd conform de algemene en sectorale voorwaarden vervat in het Vlarem. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorgesteld de aanvraag positief te adviseren. Geadviseerde rubrieken Volgende rubrieken worden geadviseerd: Rubriek Omschrijving Geadviseerd voor 4 / 8

5 6.5.1 brandstofverdeelinstallaties voor het bevoorraden van motorvoertuigen met vloeistoffen ingedeeld in of 6.4 met maximaal 1 verdeelslang; c)2 stallen voor grote zoogdieren, inzonderheid paarden en runderachtigen, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin grote zoogdieren andere dan varkens of mestkalveren gefokt of gehouden worden met inbegrip van: - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval; - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, andere dan vermeld onder de rubrieken 9.2.2, a) en e), 9.6., 9.7, 9.8 en 9.9 in een agrarisch gebied, met plaatsen voor meer dan 200 gespeende dieren; het stallen van 3 tot maximaal 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens; b) opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en glijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt 55 C en gezamelijke opslagcapaciteit van meer dan 100 kg ton tot en met 20 ton, als de inrichting niet behoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag a) 28.2.a) c)1 begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en kg of liter; opslagplaatsen voor hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton of meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal; opslagplaats van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen ongeacht of het vee wordt geweid of op intensieve veehouderij wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven, in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 100 m³; opslagplaats van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen ongeacht of het vee wordt geweid of op intensieve veehouderij wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven, in aan agrarisch gebied, met een capaciteit van 10 m³ tot en met m³; 1 verdeelslang 237 gespeende dieren 12 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens kg 100 liter 200 m³ 120 m³ m³ 5 / 8

6 45.4.e)1 opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van 1 ton tot en met 50 ton; opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. nietgemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een agrarisch gebied met een capaciteit vanaf m³; 2,5 ton m³ Procedureverloop Procedurestap Datum Ontvangst aanvraag 12 mei 2016 Uiterste datum van beslissing college 19 augustus 2016 Adviezen Volgende interne adviezen werden gevraagd: Adviesinstantie stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen Datum advies gevraagd Datum advies ontvangen Ref. nummer Conclusie Geen advies ontvangen Omgevingstoets Toetsing aan de leefomgeving De verenigbaarheid met de omgeving van de inrichting waarvoor een vergunning wordt gevraagd wordt door de dienst milieuvergunningen als volgt beoordeeld: het gaat om het verder exploiteren van een gemengd rundveebedrijf met zowel melkvee als vleesvee, een deel van de runderen wordt gehouden voor zowel melk- en vleesproductie. In totaal gaat het om 237 runderen met bijhorende stalplaatsen (stijging met 32 dieren tegenover de huidige vergunde toestand). Het bedrijf beschikt over 4 stallen, in stal 4 worden gescheiden van de dieren ook de landbouwvoertuigen geplaatst, in stal 3 wordt het stro opgeslagen op een verharde vloer. In de stallen wordt zowel gewerkt met bindstallen als ingestrooide groepshokken. Omdat het in dit bedrijf niet gaat om intensieve veehouderij is er steeds de mogelijkheid om de dieren te weiden, wat een groot deel 6 / 8

7 van het jaar het geval is, de stallen worden dan niet gebruikt wat naar het beheersen van eventuele geurhinder (ammoniak) een positief element is. Het voeder bestaat uit ruwvoeder en korrelvoeder wat dan weer positief is in functie van stofvorming. Door het gebruik van bindstallen voor de melkkoeien en zoogkoeien en een deel van de kalveren ontstaat er mengmest, deze mest wordt opgevangen in een ondergrondse opslagbunker (mestkelder) samen met de sappen afkomstig van de opslag van groenvoeders en het vocht van de mestvaalten. Dit water wordt op cultuurgronden opgebracht. De vaste stalmest wordt opgeslagen in 2 mestvaalten (samen circa 220 m³). De mestvaalten zijn voorzien van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal en langs drie zijden omgeven door mestdichte wanden van voldoende hoogte. De vierde zijde is zodanig uitgevoerd dat uitspoeling van het drain- en regenwater niet mogelijk is. De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in een mestkelder. De mestkelders werden uitgevoerd volgens een code van goede praktijk, de grondplaat bestaat uit licht gewapend beton met een minimum dikte van 15 cm. De dikte en constructie van de opstaande muur zijn zodanig dat deze kan weerstaan aan de druk van de grond en de mest. Er zijn geen overstorten of afleidingskanalen naar oppervlaktewateren of riolering voorzien. De opslag van mazout gebeurt in een bovengrondse dubbelwandige tank voorzien van een overvulbeveiliging. De opslag van de reinigingsmiddelen voor de melkinstallatie gebeurt boven lekbakken. Kadavers worden (gemiddeld 5 dieren per jaar, vooral kalveren) conform de regelgeving binnen 48 uur opgehaald. De inrichting is niet gelegen in of in de nabijheid van een beschermingszone van een grondwaterwinning. Er wordt een vergunning gevraagd voor de maximaal mogelijke termijn van 20 jaar. Volgens de teksten in bijlage D3 zal de exploitant in ruil hiervoor in de toekomst strenger toezien dat de te houden dieren en de directe omgeving in goede hygiënische toestand worden gehouden en dat de hinder voor de omgeving zo min mogelijk is. Moeten we hieruit besluiten dat wanneer de vergunningverlenende overheid om welke reden dan ook een kortere vergunningstermijn zou vergunnen de exploitant het niet zou nauw zal nemen met de hygiënische toestand? Dat de exploitant er niet streng zal op toezien dat de hinder voor de omgeving zo min mogelijk zal zijn? De algemene en sectorale voorwaarden gebundeld in Vlarem titel II zijn vooralsnog niet iets waarover in functie van een vergunningstermijn kan onderhandeld worden. 7 / 8

8 Niet digitale bijlagen Het volledige dossier is ter inzage volgens de richtlijnen van de openbaarheid van bestuur. 8 / 8