MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse, Legen Heirweg 178 het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 25 februari 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 29 januari 2016, gekend onder nummer 13- AMMC-354-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (236 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 43, VLAREM I, artikel , artikel , artikel , artikel , artikel VLAREM II, artikel DABM en artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet. De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij van euro. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat geen recent verslag van een beperkt onderzoek van de ondergrondse houders kan worden voorgelegd, dat de vulleidingen niet zijn voorzien van een geldige groene klever of plaat; dat de verzoekende partij geen bewijs van nazicht van de aanwezige brandblussers kon voorleggen; dat er geen recent verslag van de keuring van de elektrische installaties kon worden voorgelegd; dat er geen recente attesten konden worden voorgelegd van een periodiek onderzoek op de ondergrondse houders, dat niet kon worden nagegaan van wanneer de laatste controle van de twee houders dateerde; dat geen recent ruimingsattest van een KWSafscheider kon worden voorgelegd; dat het tankstation nog in exploitatie was na het verstrijken van de geldigheidsperiode zonder dat een hercontrole van de houders had plaatsgevonden; dat verzoekende partij niet over een milieucoördinator beschikt. 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient geen wederantwoordnota in. De verwerende partij dient geen laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 23 maart De heer Frans DE VLIEGER heeft het woord gevoerd voor de verzoekende partij. De heer Bart DE WAELE van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie heeft het woord gevoerd voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN Op 15 november 2012 vindt een inspectie plaats bij het bedrijf van verzoekende partij ( De Witte Pomp ), gelegen te 9140 Temse, Gentstraat 158. Het tankstation is vergund voor de opslag in een ondergrondse dubbelwandige houder met twee compartimenten voor l benzine en l benzine en voor de opslag in een ondergrondse dubbelwandige houder met twee compartimenten voor l benzine en l diesel. Tijdens deze inspectie konden de nodige Vlarem keuringsattesten ter plaatse niet voorgelegd worden. Aan de vulpunten van de ondergrondse houders hingen groene labels van GNO/POGO met keuringsdatum in 2005, dus reeds vervallen sedert Het bedrijf van de verzoekende partij werd op 16 november 2012 aangemaand om volgende attesten ten laatste op 15 december 2012 te bezorgen aan de afdeling Milieu-inspectie: - Een kopie van het meest recente verslag van de beperkte onderzoeken van de ondergrondse houders; - Een kopie van het meest recente verslag van de keuring van de elektrische installaties; - Een bewijs van aanstelling van een milieucoördinator voor dit tankstation; - Een bewijs van het nazicht van de aanwezige brandblussers; - Een kopie van het meest recente ruimingsattest van de KWS-afscheider. De verzoekende partij heeft aan deze verzoeken gevolg gegeven en een brief gestuurd op 30 november De verbalisant stelt echter het volgende vast: - Het ingediende verslag rapport nieuwe houders ondergronds dateert van 23 maart 2001 geldig tot 23 maart Dit keuringsverslag is dus vervallen. De groene labels aan de vulpunten van de ondergrondse houders hebben een keuringsdatum in 2005 en zijn dus reeds vervallen in Het laatste verslag van de keuring van de elektrische installaties kon niet worden teruggevonden. Het meest recente verslag dateert van 2006, de installatie moest opnieuw gecontroleerd worden uiterlijk in Er werd geen milieucoördinator aangesteld - Er wordt geen attest van nazicht van de brandblussers bijgebracht - Er wordt geen kopie van het meest recente ruimingsattest van de KWS-afscheider bijgebracht. 2

3 Tevens geeft de verzoekende partij in haar brief aan dat het pompstation zal worden overgedragen aan Gulf en werd een contract getekend met Demarol België NV, die de exploitatie zal overnemen vanaf 1 januari Ook wordt nog meegegeven dat een bodemonderzoek werd uitgevoerd door Envirosoil op 6 november 2012 waarin wordt bevestigd dat er geen bodemverontreiniging is. Ovam heeft op 26 november 2012 een brief gestuurd die deze vaststellingen bevestigt. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. DE64.H , afgesloten op 10 december In navolging van dit proces-verbaal wordt op 4 januari 2013 nog een brief ontvangen van de verzoekende partij waarin onder meer het attest van nazicht van de brandblussers op 12 november 2012 wordt bijgebracht. Op 28 januari 2013 vindt een verhoor plaats met de verzoekende partij waarin zij aangeeft dat zij de exploitatie van het tankstation heeft stopgezet op 1 januari 2013 en dat de exploitatie werd overgedragen aan de oliemaatschappij Gulf-Demarol België NV. De verzoekende partij geeft aan dat de meeste tekortkomingen werden in orde gebracht zoals keuring elektrische installatie, nazicht aanwezige blusapparaten, ruimingsattest van de KWS-afscheider, verslag beperkte onderzoeken ondergrondse houders. Een milieucoördinator werd aangesteld door de overnemer. Op 14 maart 2013 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 6 mei 2013 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 10 mei 2013 aan de gewestelijke entiteit. De gewestelijke entiteit legt op 29 januari 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 9 februari De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 4. Beoordeling De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten". 41. De toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat vermoedelijke overtreder voor de inrichting gelegen te 9140 Temse, Gentstraat 158, onder andere vergund was overeenkomstig rubrieken , b, en van bijlage 1 bij VLAREM I voor de uitbating van een tankstation. Overwegende dat conform artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. 3

4 Overwegende dat conform artikel 43 van VLAREM I de exploitant van een inrichting verplicht is de in de milieuvergunning opgelegde algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden na te leven. Overwegende dat overeenkomstig artikel van VLAREM II op de vulleiding een duidelijk zichtbare en leesbare klever of plaat aangebracht moet zijn, waarop het erkenningsnummer van de deskundigen of de erkend technicus, het jaartal en de maand van hetzij de controle bij de plaatsing hetzij de laatst uitgevoerde periodieke controle en van de volgende uit te voeren controle vermeld zijn; dat verbalisant vaststelde dat voor de inrichting van vermoedelijke overtreder het meest recente verslag van beperkt onderzoek op de ondergrondse houders dateerde van 23 maart 2001, geldig tot 23 maart 2003; dat aan de vulpunten van de ondergrondse houders hingen groene labels van GNO/POGO, met keuringsdatum in 2005 en dus reeds vervallen sedert 2007; dat er geen recent geldig verslag van een beperkt onderzoek van de ondergrondse houders kon worden voorgelegd; dat de vulleidingen niet waren voorzien van een geldige groene klever of plaat; dat vermoedelijke overtreder in overtreding was met deze verplichting. Overwegende dat overeenkomstig artikel van VLAREM II de exploitant de vereiste maatregelen dient te nemen om de buurt in voldoende mate te beschermen tegen de risico's van brand en ontploffing wat inhoudt dat hij in de nodige brandbestrijdingsmiddelen dient te voorzien en dat het nazicht van de aanwezige brandblussers dienst te gebeuren opdat de brandbestrijdingsmiddelen in goede staat van onderhoud zouden verkeren; dat vermoedelijke overtreder geen bewijs van nazicht van de aanwezige brandblussers kon voorleggen aan verbalisant; dat vermoedelijke overtreder in overtreding was met deze verplichting. Overwegende dat overeenkomstig artikel van VLAREM II de elektrische installaties, toestellen en verlichtingstoestellen dienen te beantwoorden aan de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming of van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties, in het bijzonder de artikelen die handelen over ruimten waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan; dat hetzelfde artikel bepaalt dat de elektrische installaties in zones waar gevaar bestaat voor brand en ontploffing door de toevallige aanwezigheid van een ontplofbaar mengsel, ontworpen en uitgevoerd dienen te worden volgens de vereisten van een zoneringsplan; dat verbalisant vaststelde dat voor de inrichting er geen recent verslag van de keuring van de elektrische installaties kon voorgelegd worden; dat vermoedelijke overtreder in overtreding was met deze verplichting. Overwegende dat overeenkomstig artikel , 1 van VLAREM II de exploitant periodieke onderzoeken op de ondergrondse houders minstens tweejaarlijks dient te laten verrichten voor wat betreft het beperkt onderzoek; dat exploitant voor wat betreft de houders op de inrichting te 9140 Temse, Gentstraat 158, geen (recente) attesten kon voorleggen van een dergelijk periodiek onderzoek; dat niet kon nagegaan worden van wanneer dat de laatste controle van deze twee houders precies dateerde; dat vermoedelijke overtreder deze sectorale voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat overeenkomstig punt 11 van de bijzondere vergunningsvoorwaarden de exploitant diende in te staan voor de afvoer het slib van de bezink- en koolwaterstofverwijderingsinstallatie; dat dit regelmatig afgevoerd diende te worden door een erkende ophaler; dat verbalisant vaststelde dat vermoedelijke overtreder geen 4

5 recentelijk ruimingsattest van de KWS-afscheider kon voorleggen; dat vermoedelijke overtreder deze bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Overwegende dat overeenkomstig artikel van VLAREM II alleen houders waarvan de vulleiding voorzien is van een groene klever of plaat, bedoeld in artikel van VLAREM II, mogen worden gevuld, bijgevuld en geëxploiteerd ; dat een nieuw controle op de bewuste houder uitgevoerd dient te worden voor het verstrijken van de voormelde termijn van geldigheid van de keuring; dat verbalisant vaststelde dat voor wat betreft de houders op de inrichting te 2830 Willebroek, Mechelsesteenweg, het station nog in exploitatie was na verstrijken van de geldigheidsperiode zonder dat een hercontrole van de houders had plaatsgevonden; dat exploitant deze sectorale voorwaarde heeft geschonden. Overwegende dat overeenkomstig artikel 3.2.1, 1 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) de exploitant van een inrichting van eerste klasse een milieucoördinator dient aan te stellen; dat verbalisant vaststelde dat vermoedelijke overtreder niet over een milieucoördinator beschikte, dat exploitant deze voorwaarde heeft geschonden. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: VLAREM I: artikel 43; VLAREM II: artikel ; artikel ,51; artikel , 1; artikel ; artikel , 1; DABM: artikel 321,51; Milieuvergunningendecreet: artikel 22. en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf bedoeld in artikel waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de activiteiten van exploitatie op de inrichting te 9140 Temse, Gentstraat 158, door vermoedelijke overtreder activiteiten zijn die onder de rubriek en b en van de VLAREM-indelingslijst ingedeeld dient te worden; dat eerste rubriek minstens een klasse 2-activiteit betreft, de tweede rubriek minstens een klasse 3 activiteite en dat de laatste rubriek een klasse 1-activiteit betreft; dat de klasse waarin een 5

6 activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat de milieurisico's voor inrichtingen onder de voormelde rubrieken ingedeelde inrichtingen groot zijn, gelet op de opslag en behandeling van milieugevaarlijke producten. Overwegende dat de naleving van de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van cruciaal belang is om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken; dat een strikte naleving van deze bepalingen opgelegd wordt aan alle exploitanten van ingedeelde inrichtingen. Overwegende dat een uitbating in strijd met de algemene en sectorale voorwaarden gevaren inhoudt; dat het niet aanstellen van een milieucoördinator, het niet onderhouden van de KWS-afscheider, het niet laten nazien van brandblusapparatuur, het niet laten uitvoeren van beperkte onderzoeken op de houders een risico inhoudt; dat door het negeren van de genoemde voorwaarden de kans op een calamiteit, met negatieve milieuimpact op oppervlaktewater, bodem en grondwater, aanzienlijk vergroot: dat dergelijke risico's niet aanvaardbaar zijn. Overwegende dat overeenkomstig artikel , 1 VLAREM II ondergrondse tanks voor opslag van P3- producten zoals diesel, periodiek moeten gekeurd worden door een erkend deskundige; dat de inrichting blijkens het dossier niet in een waterwingebied of beschermingszone ligt; dat voor dit dossier een tweejaarlijks beperkt onderzoek, voor de ondergrondse tanks; dat er geen dergelijke keuring tijdig werd verricht: dat minstens geen attest kon worden voorgelegd; dat volgens de milieuvergunning en de plannen in het dossier de tanks een volume hadden van respectievelijk liter benzine en liter benzine en liter benzine en liter diesel. Overwegende dat het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging permanent aanwezig is bij opslag van gevaarlijke stoffen: dat periodieke keuring van tanks en het respecteren van de veiligheidsvoorschriften bijdraagt tot het beperken van dit risico. Overwegende dat de overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat bovendien door het niet tijdig investeren in milieuzorg, en de periodieke controles in het bijzonder, de concurrentie vervalst wordt ten aanzien van bedrijven die wel de nodige inspanningen leveren om de milieuregels na te leven. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft; dat er in het proces-verbaal geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal; dat derhalve het criterium "frequentie" bij het bepalen van de hoogte van de geldboete niet leidt tot een hogere boetebedrag. 6

7 De omstandigheden Overwegende dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat uit de navolgende informatie blijkt dat de overtreder met spoed bereid was de nodige maatregelen te nemen; dat overtreder spoedig volgende documenten aan verbalisant kon voorleggen: een kopie van het vijfjaarlijks controlebezoek voor keuring laagspanningsinstallaties van het tankstation op 23/11/12; een attest van verwerking slib van 28/11/12; een attest van nazicht brandblussers van 12/11/12; de' huurovereenkomst tussen Gulf en De Vlieger voor overlating van het tankstation aan Gulf sinds 1/01/2013; dat Gulf een milieucoördinator aanstelde; een keuringsattest voor de ondergrondse houders en een bodemcorrosieonderzoek d.d. 4 december Overwegende dat uit de navolgende informatie van verbalisant bleek dat de nodige ontbrekende conforme rapporten haar werden bezorgd op 28 mei 2013, met de melding en het bewijs dat de milieuvergunningsaanvraag voor uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van de inrichting werd ingediend op 19 april 2013; dat verbalisante erkende dat overtreder en zijn overnemer de vastgestelde schendingen hadden hersteld; overwegende dat overtreder aanhaalde dat zijn beroepsinkomen in aanslagjaar 2012 slechts 7.959,53 euro bedroegen en dat dit mede aanleiding was tot het gebrek aan de nodige investeringen in het onderhoud van het tankstation; dat deze voornoemde elementen worden meegenomen als een verzachtende omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat aanleiding geeft tot een verlaging van de geldboete. Overwegende dat de overtreder per schrijvens van 3 juni 2013 en 18 november 2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen voor de feiten uit het proces-verbaal BR.64.h1.0043/2013 dd. 19 april 2013 en het proces-verbaal ME.64.H1.0080/2013 d.d. 19 juli 2013; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze honderdtachtigdagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn voor wat betreft de beoordeling van de feiten van deze processen-verbaal inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat het boetebedrag derhalve verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat, wat de omstandigheden van dit milieumisdrijf betreft, er in het gehele dossier Ivoor het overige) geen bijzondere elementen zijn die meegenomen worden bij het bepalen van de hoogte van de boete Voordeelontneming Overwegende dat uit voorgaande blijkt dat overtreder een aantal verplicht gestelde periodieke keuringen niet liet uitvoeren; dat overtreder deze verplichte uitgaven niet heeft 7

8 gemaakt; dat overtreder dit misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd en door het nalaten van keuringsverplichtingen een financieel voordeel genoot; dat per definitie de uitgespaarde kosten wederrechtelijk werden verkregen en vermogensvoordelen zijn; dat derhalve conform artikel DABM een voordeelontneming wordt opgelegd. Overwegende dat op 15 november 2012 vastgesteld werd dat er op de inrichting te 9140 Temse, Gentstraat 158, in ieder geval sinds 2005 geen periodieke keuringen of onderhoud meer uitgevoerd werd op de twee ondergrondse houders; dat dit betekent dat de keuringstermijn of termijn voor periodiek onderhoud ten opzichte van voorgaande keuring of onderhoud op het ogenblik van de vaststelling ruimschoots meerdere malen overschreden was; dat de titel XVI 'Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen" van het DARM in werking trad op 1 mei 2009; dat er niet in decretale overgangsbepalingen werd voorzien waardoor een norm in beginsel onmiddellijke werking heeft; dat dit betekent dat de regel rechtsgevolgen hecht aan feiten die zich voordoen vanaf de inwerkingtreding; dat AMMC bijgevolg slechts een voordeelontneming kan opleggen voor illegale voordelen verkregen na 1 mei 2009; dat er aan overtreder geen voordeelontneming kan worden opgelegd voor de periode juli 1999 tot mei 2009; dat vanaf juni 2009 tot 15 november 2012 minstens twee maal een voordeelontneming per houder werd verkregen door de kosten van de periodieke keuring uit te sparen; dat op basis van een offerte opgemaakt in 2011 door de firma Vinçotte NV de kostprijs voor een tweejaarlijks beperkt onderzoek voor de ondergrondse tank uitgevoerd door een erkend deskundige, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens 200 euro per houder; dat derhalve het financieel voordeel uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op 800 euro; Overwegende dat op 15 november 2012 door verbalisant eveneens werd vastgesteld dat er geen milieucoördinator was aangesteld; dat overtreder verklaarde dat hij nooit over een milieucoördinator heeft beschikt; dat minstens sinds het verlenen van de milieuvergunning op 13 juli 2000 een milieucoördinator diende te zijn aangesteld; dat AMMC sinds 1 mei 2009, zijnde de inwerkingtredingsdatum van titel XVI DARM, beschikt over de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete vergezeld van een voordeelontneming; dat bij de raming van het financieel voordeel bijgevolg gerekend wordt vanaf 1 mei 2009; dat er aan overtreder geen voordeelontneming kan worden opgelegd voor de periode juli 2000 tot april 2009; dat vanaf mei 2009 tot november 2012 ruim drie jaar vermogensvoordeel werd verkregen door de kosten van een milieucoördinator B uit te sparen; dat op basis van intern marktonderzoek de jaarlijkse kostprijs naar billijkheid en redelijkheid voor een milieucoördinator B geschat kan worden op minstens euro; dat dit bedrag van euro lzijnde:3*1.500 euro = euro) conform artikel DARM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd; Overwegende dat derhalve het nettovermogensvoordeel voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op = euro; dat dit bedrag conform artikel DARM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd. Dit is de bestreden beslissing. 8

9 IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij voert in een eerste middel aan dat de termijn waarbinnen een beslissing dient te worden genomen met een paar jaar verstreken is, wat indruist tegen iedere notie van behoorlijk bestuur. Zij voegt verder nog toe dat de boete haar zwaar treft, gelet op haar leeftijd en een pensioen van 1.551, De verwerende partij stelt dat de beslissingstermijn bepaald in artikel , eerste lid DABM een ordetermijn betreft. De verwerende partij geeft aan dat in de bestreden beslissing het boetebedrag verlaagd werd met één vijfde gelet op de duur van de procedure. De verwerende partij stelt dan ook dat zij haar discretionaire beoordelingsbevoegdheid op een zorgvuldige afdoende concrete en milde wijze heeft toegepast. Volgens de verwerende partij voldoet de bestreden beslissing aan de motiveringsvereiste. Het is de verzoekende partij die over een rechtens vereist belang dient te beschikken om zich op de laattijdigheid te beroepen, waarbij in concreto moet aangetoond worden dat men benadeeld werd door de vertraging bij het nemen van de beslissing. De verwerende partij werpt op dat de verzoekende partij in kennis werd gesteld van het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete en was er zich dus terdege van bewust dat een boete kon opgelegd worden binnen een periode van vijf jaar na de datum van het afsluiten van het proces-verbaal. De verwerende partij stelt nog dat de verzoekende partij geen enkele concrete specifieke omstandigheid naar voor brengt waaruit blijkt dat zij benadeeld is door de vertraging bij het nemen van de bestreden beboetingsbeslissing. Het feit dat de boete wordt opgelegd terwijl verzoekende partij een leeftijd heeft van 77 jaar en geen beroepsinkomen meer heeft is volgens de verwerende partij geen relevante factor die kan beoordeeld worden als een rechtens vereist belang. 3. In de wederantwoordnota voegt de verzoekende partij geen nieuwe elementen toe. Beoordeling door het College 1. De termijn bepaald in artikel , eerste lid DABM is geen vervaltermijn maar een termijn van orde. De schending van deze termijn kan op zich niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden vermits de decreetgever geen sanctie heeft bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. De loutere overschrijding van deze termijn leidt bijgevolg niet tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit en kan bijgevolg niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden. 9

10 2. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, leggen de overheid evenwel de verplichting op om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn dient verstaan te worden een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk geacht wordt om alsnog de normale voor de inbreuk decretaal toepasselijke administratieve punitieve sanctie op te leggen. Anders dan de verwerende partij voorhoudt, heeft de verzoekende partij er een rechtmatig belang bij dat de verwerende partij die verplichting eerbiedigt en de beboetingsprocedure met bekwame spoed afhandelt. De beslissing tot het instellen van een beboetingsprocedure betekent voor de verzoekende partij onvermijdelijk onzekerheid. Als vervolgde partij heeft de verzoekende partij een evident belang om zo spoedig mogelijk die onzekerheid beëindigd te zien en te weten of zij al dan niet wordt beboet, en zo ja hoe groot de boete uitvalt. De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een bonus pater familias te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel rekening gehouden wordt zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden, de complexiteit van het dossier en de ernst van de vastgestelde inbreuken. 3. De verwerende partij betwist de schending van de redelijke termijn, hoewel zij het lange tijdsverloop doorheen de beboetingsprocedure erkent. In de bestreden beslissing wordt immers een passage opgenomen waarbij het boetebedrag wordt verminderd met 1/5e rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Het College stelt vast dat de gewestelijke entiteit niet verantwoordt waarom de beboetingsprocedure zolang heeft aangesleept. De verzoekende partij heeft haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit overgemaakt op 6 mei Er wordt geen aanvaardbare uitleg verschaft over de lange tijdsduur die verstreken is tussen dit verweer en de uiteindelijke beslissing. Uit het voorliggend administratief dossier blijkt enkel dat op 7 juli 2015 door de verbalisant nog een schrijven werd gericht aan de verwerende partij waarin enkel wordt bevestigd dat de verzoekende partij en diens overnemer zich opnieuw in regel hebben gesteld na de inspectie van 15 november In de bestreden beslissing wordt overigens erkend dat de nodige ontbrekende conforme rapporten werden bezorgd op 28 mei 2013, met de melding en het bewijs dat de milieuvergunningsaanvraag voor uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van de inrichting werd ingediend op 19 april De verwerende partij toont niet aan dat de beoordeling van de feiten dermate complex zijn dat de beslissing niet met kennis van zaken kon genomen worden binnen de normale ordetermijnen. Het College stelt vast dat de ordetermijn van 180 dagen voorzien in artikel , 1 DABM in casu overschreden is met minstens 2,5 jaar. Het College beschouwt het tijdsverloop als kennelijk onredelijk, temeer daar de verzoekende partij haar schriftelijk verweer correct binnen de haar toegemeten (korte) termijn van dertig dagen heeft overgemaakt. 4. Uit de schending van de redelijke termijn mag niet als een automatisme tot de vernietiging van de bestreden beslissing worden besloten. De gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto worden beoordeeld, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van de sanctie en de omvang ervan. 10

11 Het komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe om binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen over de (boeteverlagende) gevolgen van de termijnoverschrijding. Het College oefent hierop een wettigheidstoezicht uit en gaat meer bepaald na of de beslissing op dat punt niet kennelijk onredelijk is. De gewestelijke entiteit vermeldt in haar beslissing dat de boete om die reden met één vijfde verlaagd is. Het College stelt vast dat de verzoekende partij de motivering, of het gebrek aan motivering, van de beslissing op dit punt niet in vraag stelt. Het College ziet geen ambtshalve redenen om de opgelegde boete op grond van de overschrijding van de redelijke termijn bijkomend te verlagen. 5. Volledigheidshalve merkt het College op dat een alternatieve bestuurlijke geldboete in essentie een punitieve sanctie is, die opgelegd wordt overeenkomstig artikel DABM. De voordeelontneming opgelegd krachtens artikel DABM heeft betrekking op de betaling van het voordeel dat de overtreder heeft verkregen door het begaan van het milieumisdrijf. Enkel de punitieve sanctie kan in bepaalde gevallen herleid worden als blijkt dat de redelijke beslissingstermijn ernstig overschreden is. De voordeelontneming ex artikel DABM wordt niet beïnvloed door de beslissingstermijn en heeft louter betrekking op het wegwerken van een economisch voordeel ten opzichte van wie zich wel aan de regels houdt. Gelet hierop wordt de vernietiging van de beslissing enkel uitgesproken in zoverre een alternatieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd 6. Het middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. In een tweede middel voert de verzoekende partij aan dat alle attesten zeer snel na de inspectie aan de overheid werden bezorgd. Daarnaast voegt de verzoekende partij nog toe dat de brandblussers jaarlijks werden gecontroleerd en dat de controle gebeurde in de week voor het bezoek van de inspecteur en derhalve nog geen factuur kon worden voorgelegd. Hieruit concluderen dat de controle niet gebeurde is te kort door de bocht en geeft een verkeerde indruk. 2. De verwerende partij stelt in haar antwoordnota dat geen recent bewijs van nazicht van de aanwezige brandblussers kon worden voorgelegd. Slechts op 4 januari 2013 kon aangetoond worden dat er alsnog een nazicht was gebeurd op de brandblussers, deze feiten werden meegenomen als verzachtende en boetemilderende omstandigheid, aldus de verwerende partij. 3. Beoordeling door het College 1. 11

12 Anders dan de verwerende partij voorhoudt, betwist de verzoekende partij minstens gedeeltelijk de hem ten laste gelegde milieumisdrijven. De verzoekende partij stelt dat de brandblussers wel degelijk gecontroleerd waren en dit voorafgaand aan de vaststellingen gedaan in het initieel procesverbaal. Zij betwist hiermede impliciet maar zeker de inbreuk op artikel , 1 VLAREM II. 2. Artikel , 1 VLAREM II, zoals van toepassing op het ogenblik van de feiten, stelt het volgende: Onverminderd de andere wettelijke of reglementaire bepalingen ter zake treft de exploitant de vereiste maatregelen om de buurt in voldoende mate te beschermen tegen de risico s van brand en ontploffing. Dit houdt ondermeer in dat er in de nodige brandbestrijdingsmiddelen dient voorzien te worden. Het bepalen en het aanbrengen van de brandbestrijdingsmiddelen gebeurt onafhankelijk van de milieuvergunning in overleg met de bevoegde brandweer. De brandbestrijdingsmiddelen dienen in goede staat van onderhoud te verkeren, beschermd te zijn tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld. De brandbestrijdingsmiddelen moeten onmiddellijk in werking kunnen worden gebracht. Uit de tekst blijkt afdoende dat de opgelegde verplichting erin bestaat de nodige brandblusapparaten te voorzien, in goede staat van onderhoud. 3. Onder het punt toerekenbaarheid van de overtreder wordt onder meer een schending van artikel VLAREM II ten laste gelegd aan de verzoekende partij. Uit de stukken blijkt evenwel dat een nazicht van de brandblussers heeft plaatsgevonden op 12 november 2012, zodat op het moment van de inspectie, zijnde 15 november 2012, de verzoekende partij, voor wat het nazicht van de brandblussers betreft, in regel was met artikel VLAREM II. De verwerende partij betwist overigens niet dat het bewijs van nazicht der brandblussers voorafgaand aan de gedane vaststellingen haar nadien is overgemaakt. De gewestelijke entiteit ziet klaarblijkelijk een schending van artikel , 1 VLAREM II in het feit dat het attest van nazicht niet aanwezig was bij gelegenheid van het inspectiebezoek. Het loutere gegeven dat het document waaruit het nazicht van de brandblussers blijkt slechts op latere datum wordt bijgebracht kan evenwel niet als grondslag dienen om te besluiten tot een schending van artikel VLAREM II. Nu vaststaat dat de brandblustoestellen wel degelijk waren gecontroleerd, doch enkel het attest ontbrak omdat de controle toevallig slechts enkele dagen voorafgaand aan het inspectiebezoek was gebeurd, legt de gewestelijke entiteit onterecht een administratieve geldboete op wegens inbreuk op artikel , 1 VLAREM II. Overeenkomstig artikel DABM kan enkel als overtreder beschouwd worden degene die milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieumisdrijf uitmaken

13 Artikel DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit de hoogte van de boete moet afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf en tevens moet rekening houden met de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Het beginsel van de materiële motiveringsplicht houdt in dat er voor elke administratieve beslissing rechtens aanvaardbare motieven moeten bestaan, wat onder meer betekent dat die motieven moeten steunen op werkelijk bestaande en concrete feiten die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld. Concreet houdt dit in dat de bestreden beslissing op controleerbare wijze, en dus aan de hand van concrete elementen, doet blijken dat bij het bepalen van de sanctie daadwerkelijk rekening gehouden is met de criteria bepaald in artikel juncto DABM om het College als controlerechter toe te laten na te gaan of er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de boete ten grondslag liggen en de opgelegde boete zelf. De bestreden beslissing bevat vooreerst een algemene motivering met betrekking tot de ernst van de feiten en de frequentie. De gewestelijke entiteit motiveert onder het punt omstandigheden dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening werd gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen. Hierbij wordt onder meer als verzachtende omstandigheid vermeld dat een attest van nazicht brandblussers van 12/11/12 wordt bijgebracht. Uit wat voorafgaat blijkt dat de verwerende partij ten onrechte dit attest slechts beschouwt als een verzachtende omstandigheid. Door de verwerende partij wordt een algemene boete opgelegd van euro (236 euro vermeerderd met de opdeciemen), zodat niet kan geverifieerd worden in welke mate de, onterechte, schending van artikel VLAREM II heeft doorgewogen bij het bepalen van de geldboete. Aangezien één milieumisdrijf niet langer als bewezen kan worden beschouwd, oordeelt de verwerende partij onrechtmatig door voor alle misdrijven samen één enkele geldboete op te leggen en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. Voor het overige toont de verzoekende partij niet aan dat de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze de ernst of de omstandigheden met betrekking tot de verder niet-betwiste milieumisdrijven heeft beoordeeld. Het middel is in de aangegeven mate gegrond. C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. In een derde middel voert de verzoekende partij aan dat zij nooit een exploitatie heeft gehad te 2830 Willebroek, Mechelsesteenweg, zoals vermeld op pagina 6 3 van de bestreden beslissing en begrijpt dan ook niet waarop deze aanklacht slaat. 2. De verwerende partij stelt dat het adres een verschrijving betreft en dat het wel degelijk gaat over de inrichting van de verzoekende partij, gelegen te 9140 Temse, Gentstraat 158. Beoordeling door het College 13

14 Uit de repliek in de antwoordnota is af te leiden dat de vermelding van het adres 2830 Willebroek, Mechelsesteenweg een materiële vergissing betreft die verder geen weerslag heeft op de beoordeling in concreto van de vastgestelde inbreuken. Het middel wordt verworpen. D. Vierde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij voert in een vierde middel aan dat een bodemonderzoek werd uitgevoerd door Envirosoil en dat hieruit is gebleken dat van bodemvervuiling geen sprake is. 2. De verwerende partij geeft aan dat in de bestreden beslissing geen enkele sanctie wordt opgelegd voor een verontreiniging van de bodem. Deze stelling van de verzoekende partij is dan ook niet relevant in het kader van de beoordeling van de bestreden beslissing. Beoordeling door het College Artikel DABM bepaalt: Elke opzettelijke of door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending van de door deze titel gehandhaafde regelgeving is strafbaar met een gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met een geldboete van 100 euro tot euro of met een van die straffen. In de bestreden beslissing wordt aangegeven welke bepalingen geschonden zijn. Hierbij wordt nergens gesteld dat een (mogelijke) verontreiniging van de bodem ten laste wordt gelegd aan de verzoekende partij. Daarenboven merkt het College nog op dat het loutere feit dat het niet-naleven van de bepalingen die ten laste worden gelegd aan de verzoekende partij niet heeft geleid tot ernstige calamiteiten uiteraard geen rechtvaardiging kan uitmaken voor het verminderen van de opgelegde geldboete. Immers, zoals bepaald in artikel DABM, is het enkele gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid voldoende om te besluiten tot een schending van de in de bestreden beslissing aangehaalde artikelen. Het middel wordt verworpen. E. Vijfde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij voert in een vijfde middel aan dat zij het niet eens is met het gegeven dat het voordeel van de niet-benoeming van een milieucoördinator per jaar bedraagt. Aldus de verzoekende partij is de kost een fractie van dit bedrag indien gekeken wordt naar de grote ketens zoals ESSO, BP en Shell die met eigen mensen werken of zelfs indien gekeken wordt naar de kleinere ketens zoals Gulf en Avia, die er geen geheim van maken dat de kost de per jaar niet overschrijdt

15 De verwerende partij geeft in haar antwoordnota aan dat de verzoekende partij inhoudelijk niet betwist dat zij een vermogensvoordeel heeft genoten. Voorts stelt zij dat het feit dat de verzoekende partij beweert te weten dat er concurrenten zijn die een milieucoördinator kunnen aanstellen aan een prijs goedkoper dan wat uit een intern marktonderzoek blijkt, dit geen afbreuk doet aan de redelijkheid van de raming van deze kosten die zij heeft gemaakt. De verzoekende partij toont niet aan dat deze raming niet billijk of niet redelijk zou zijn, de beweringen die worden gemaakt worden ook niet gestaafd. Tot slot geeft de verwerende partij nog aan dat de voordeelontneming voldoende in feite en in rechte werd gemotiveerd, het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel werd wel degelijk gerespecteerd. Beoordeling door het College Artikel DABM bepaalt dat samen met een bestuurlijke geldboete een voordeelontneming kan worden opgelegd. Een voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het vermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. Het is hierbij van geen belang te weten of de verzoekende partij al dan niet de bedoeling had om een financieel voordeel te halen. Voor het opleggen van een voordeelontneming is immers geen bijzonder opzet in hoofde van de overtreder vereist. De verzoekende partij stelt in haar verzoekschrift dat het bedrag van euro per jaar voor de aanstelling van een milieucoördinator onredelijk hoog is, zij stelt dat haar concurrenten aan veel lagere prijs een milieucoördinator kunnen aanstellen. Evenwel staaft zij haar argumenten niet aan de hand van stukken. Uit de bestreden beslissing blijkt verder dat het bedrag van op basis van een intern marktonderzoek is tot stand gekomen. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat dit bedrag niet correct is berekend. Voorts toont de verzoekende partij niet aan dat de motivering voor het opleggen van de voordeelontneming verder kennelijk onredelijk is. Het middel wordt verworpen. VI. Geen indeplaatsstelling Vermits uit de motieven van de bestreden beslissing niet blijkt in hoeverre het boetebedrag mede is bepaald op basis van de ten laste gelegde maar niet bewezen gebleven inbreuk op artikel , 1 VLAREM II beslist het College om geen toepassing te maken van de mogelijkheid in artikel 44 DBRC-decreet om zelf een beslissing te nemen over het bedrag van de geldboete, ter vervanging van de vernietigde beslissing. Het komt de gewestelijke entiteit toe, om rekening houdend met de overwegingen in het arrest onder het tweede middel, binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen of en in welke mate zich een nieuwe boetebeslissing opdringt. 15

16 BESLISSING VAN HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 29 januari 2016 met nummer 13-AMMC-354-M doch enkel in zoverre zij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt van 236 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten op het ogenblik van de feiten, aldus gebracht op euro. 2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 25 april 2017 door de eerste kamer.: De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana GIELEN Marc VAN ASCH 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0110 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0075/M/0070 In zake: bvba DURAN CONSTRUCTION vertegenwoordigd door: advocaat Peter HEIRMAN kantoor houdende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 januari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0053 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0051/M Verzoekende partij de nv STILLEMANS vertegenwoordigd door advocaat Thomas EYSKENS

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0015 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0063/M Verzoekende partij de heer Jan BONNY vertegenwoordigd door advocaat Kurt VANLERBERGHE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0092 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0138/M Verzoekende partij de nv VAN RAAK BENZINESTATIONS, met zetel te 2310 Rijkevorsel,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 augustus 2018 met nummer HHC/M/1718/0089 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0006/M Verzoekende partij de bvba D HAENE KARL vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 april 2018 met nummer HHC/M/1718/0087 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0003/M Verzoekende partij de nv DE BRANDT, met zetel te 9200 Dendermonde, Sint- Ursmarusstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0074/M Verzoekende partij de nv ETABLISSEMENTEN FRANZ COLRUYT, met woonplaatskeuze op

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Beslissing BESLISSING-2009I2I8-06 Tot afsluiting van de administratieve sanctieprocedure gericht tegen Lampiris S.A. Toepassing van

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0057 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0127/M Verzoekende partij de nv DE CONINCK vertegenwoordigd door advocaat Thomas VANDENDRIES

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 5 maart 2019 met nummer HHC-I-1819-0030 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0035-I Verzoekende partij de bvba GEAFOR, met zetel te 7864 Deux-Acren, Wangrose 50 Verwerende partij

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie