401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

Transcriptie

1 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (... ), die I. Over de rechtspleging. * * * * * * * * * * 01. Bij een aangetekend schrijven van 8 juli 2010 heeft bedrijfsrevisor [X] bij de Commissie van beroep een verhaal ingediend tegen de beslissing van de Raad van het Instituut van 5 maart 2010 waarbij deze beslist om hem terecht te wijzen. De kennisgeving van de beslissing van 5 maart 2010 aan de bedrijfsrevisor gebeurde bij aangetekend schrijven van 2 juli De Commissie van Beroep wordt geadieerd met toepassing van artikel 37, 2 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor (IBR-wet). Het verhaal werd binnen de wettelijke termijn en formeel beschouwd regelmatig ingesteld. Het is ontvankelijk. 03. De bedrijfsrevisor werd gehoord op de terechtzitting van 17 september 2010 waar hij zijn standpunt heeft toegelicht. Hij heeft op 6 september 2010 een geschrift met bewijsstukken, dat op 8 september 2010 is ingekomen op het Instituut, toegezonden aan de Commissie van Beroep. 04. Op de voormelde terechtzitting werd het standpunt van de Raad van het Instituut toegelicht door bedrijfsrevisor (... ). IT. Het onderwerp van het verhaal. 05. Binnen het bestek van een procedure inzake kwaliteitscontrole die in 2009 werd gevoerd en betrekking had op het jaar 2007, werd in het eindverslag van de aangeduide inspecteur-bedrijfsrevisor een opmerking geformuleerd over de niet naleving van de norm "bevestigingen van de leiding van de entiteit". 1/5

2 Het betreft een norm die van toepassing is vanaf de controle op de jaarrekeningen per 31 december Inzonderheid werd vastgesteld dat de door de bedrijfsrevisor ontvangen bevestigingsbrief geen vermeldingen bevatte inzake de naleving van de witwaswetgeving. Ook werd vastgesteld dat op de brief de afzender niet geïdentificeerd was en dat de datum van afsluiting van het boekjaar niet was vermeld. De brief bleek ook niet gedateerd. Ten slotte werd vastgesteld dat het commissarisverslag hieromtrent niet werd aangepast. 06. De Commissie Kwaliteitscontrole stelde voor om een vervroegde kwaliteitscontrole te houden voor 2011 en meende verder dat er reden was om een terechtwijzing op te leggen voor wat de inbreuk op de norm inzake de bevestigingsbrief betreft. Tijdens zijn vergadering van 5 maart 2010 heeft de Raad beslist zoals door de Commissie Kwaliteitscontrole was voorgesteld. 07. Bij brief van 2 juli 2010 heeft de Raad aan de bedrijfsrevisor meegedeeld: "De Raad heeft op 5 maart 2010 beslist u, overeenkomstig artikel 37 van voornoemde wet van 22juli 1953, terecht te wijzen op basis van een overtreding van de controlenorm "Bevestigingen van de leiding van de entiteit" van 15 december " De grieven en het verweer. 08. In zijn verzoekschrift aan de Commissie van beroep van 8 juli 2010 stelt de heer [X] dat hij met de terechtwijzing niet akkoord kan gaan omwille van drie door hem aangehaalde redenen. Hij wijst er op dat geen rekening werd gehouden met een aantal elementen, waaronder een begeleidend schrijven bij een letter of representation waaruit volgens hem blijkt dat de door de Raad geïncrimineerde feiten onjuist zijn. Verder doet hij gelden dat in een gecontroleerd dossier betreffende een vennootschap in vereffening, waar in de letter of representation de clausule inzake de witwaswetgeving ontbreekt, er geen enkel probleem van witwas kon bestaan. 09. De vertegenwoordiger van de Raad handhaaft dat de door de Raad vastgestelde tekortkoming effectief werden begaan en dat de terechtwijzing met reden werd gegeven. 2/5

3 IV. Beoordeling. 10. Artikel 37, 1 van de IBR-wet bepaalt dat de Raad hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, een bedrijfsrevisor kan terechtwijzen wanneer de feiten die hem kunnen worden verweten vaststaan hoewel ze geen enkele van de in artikel 73 van dezelfde wet voorziene sancties kunnen verantwoorden. In alinea 3 van dezelfde pararaafwordt gesteld dat de terechtwijzing kan worden beslist, onverminderd de eventuele verwijzing van de bedrijfsrevisor naar de tuchtinstanties voor dezelfde feiten als deze die aan de basis liggen van de terechtwijzing. Artikel 37, 3 schrijft anderzijds voor dat in geval van beroep, de Commissie de terechtwijzing kan hervormen of bevestigen, dan wel, met unanimiteit, één van de in artikel 73 voorziene sancties in de plaats kan stellen. 11. In het voorliggende geval heeft de Raad een terechtwijzing gegeven in verband met feiten die de kwaliteitscontrole betreffen. De gecontroleerde activiteiten betroffen het jaar 2007 en de jongste van onregelmatigheid betichte controlehandeling dateert van 28 april Vooreerst merkt de Commissie op dat verzoeker door de Raad niet werd gehoord omtrent het voornemen om hem een terechtwijzing op te leggen. Het lijdt nochtans geen twijfel dat ook in de fase van besluitvorming inzake het opleggen van een terechtwijzing het recht om te worden gehoord door de Raad dient te worden nageleefd als beginsel van behoorlijk bestuur. De belangen van de betrokken bedrijfsrevisor kunnen immers onmiskenbaar worden geschaad door een terechtwijzing. 13. Het tegensprekelijk debat dat in geval van verhaal voor de Commissie van Beroep wordt georganiseerd ondervangt die verplichting niet. Bijgevolg dient de bedrijfsrevisor te worden ingelicht over een voorgenomen terechtwijzing en dient hij minstens de gelegenheid te krijgen hierover een schriftelijk standpunt in te nemen. Zodoende werden de rechten van verdediging van verzoeker geschonden. 14. Verder overweegt de Commissie dat een maatregel van terechtwijzing ook niet kan worden getroffen met betrekking tot beweerde tekortkomingen die begaan werden op een 3/5

4 ogenblik waarop de regelgeving die de sanctie invoert nog niet bestond. De wet heeft in de regel geen terugwerkende kracht. Tenzij anders door de wetgever beslist, knoopt de wet geen rechtsgevolgen vast aan rechtsfeiten die geheel voltrokken waren in de periode die aan zijn inwerkingtreding voorafgaan. 15. Artikel 37 van de IBR-wet is in werking getreden op 31 augustus Bijgevolg konden tekortkomingen aan de beroepsplichten die voor deze datum werden begaan niet met een terechtwijzing worden gesanctioneerd (Cass. 1 oktober 2009, Aangezien door de Raad niet wordt aangetoond dat enige aan bedrijfsrevisor [X] verweten tekortkoming waarop de terechtwijzing betrekking heeft, werd begaan vanaf 31 augustus 2007, kon een terechtwijzing niet worden opgelegd. V. Besluit. 17. De wettelijke voorwaarden om een terechtwijziging op te leggen, zijn niet vervuld. De vordering van verzoeker is gegrond. 18. Uit de redengeving van onderhavige beslissing volgt dat de tekortkoming die verzoeker wordt verweten niet het voorwerp kan zijn van het sanctiestelsel vervat in artikel 37 van de IBR-wet. Bijgevolg heeft de Commissie van beroep ook geen wettelijke grond om toepassing te maken van de mogelijkheid geboden door artikel 37 om een tuchtsanctie in de plaats te stellen van de terechtwijzing. 19. De bestreden beslissing wordt vernietigd. OM DEZE REDENEN, DE COMMISSIE VAN BEROEP, Beslist na tegenspraak, Ontvangt de vordering en verklaart ze gegrond. 4/5

5 Vernietigt de bestreden beslissing van 5 maart 2010 van de Raad waarbij verzoeker wordt terechtgewezen. Deze beslissing werd uitgesproken in openbare terechtzitting te Brussel op de zetel van het Instituut van de bedrijfsrevisoren op 18 oktober 2010 door de Commissie van Beroep, die heeft beraadslaagd en samengesteld was uit: (... )". 5/5