de heer ( bedrijfsrevisor, ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

Transcriptie

1 BESLISSING VAN DE TUCHTCOMMISSIE Nederlandstalige Kamer (artikel 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van het IBR) Openbare zitting van 10 maart 2016 In de zaak met dossiernummer 505/2015/( )/N Ref. KVI: 14/IBR/VOD/02 In de zaak van de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, met zetel te 1000 Brussel, Em. Jacqmainlaan 135, met als vertegenwoordiger van de Raad, de heer ( ); tegen de heer ( bedrijfsrevisor, ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ). Die verschijnt in persoon; Gelet op het verslag van de Raad van het Instituut aan de Kamer van verwijzing en Instaatstelling van 23 januari 2015; Gelet op de beslissing van de Kamer van verwijzing en Instaatstelling van 19 mei 2015; Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de tuchtcommissie toegezonden dossier; Gelet op de oproeping van de heer ( ) met aangetekende brief van 7 oktober 2015; Gehoord de partijen ter zitting; * * * Aan betrokkene worden volgens het verslag van de Raad de volgende deontologische en/of tuchtrechtelijke inbreuken ten laste gelegd: A. Inbreuk op paragrafen 2.1 en 2.5 van de algemene controlenormen B. Inbreuk op paragrafen 2.5., en van de algemene controlenormen C. Inbreuk op paragraaf 3.16 van de algemene controlenormen D. Inbreuk op artikel 144, 6 van het Wetboek van vennootschappen en paragraaf van de algemene controlenormen Beslissing Tuchtcommissie-( ) 505/2015/( )/N 10 maart 2016-pagina 1

2 E. Inbreuk op artikel 7 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme IV.F. Inbreuk op de normen inzake controle van inbreng en quasi-inbreng F. Inbreuk op paragraaf en paragraaf 2.3 van de normen inzake controle van inbreng en quasi-inbreng Feiten en standpunten zoals weergegeven door de Raad Het dossier vindt zijn oorsprong in een periodieke kwaliteitscontrole gehouden in De hiernavolgende punten werden bij de kwaliteitscontrole vastgesteld: Betreffende het commissarismandaat (boekjaar afgesloten per 31/12/2011): Noch de werkprogramma's noch de geïdentificeerde risico's zijn aangepast aan het mandaat. Er wordt gebruik gemaakt van een standaardwerkprogramma, dat onvoldoende op maat gemaakt is. De voorraden (20 miljoen EUR) maken bijna de helft uit van het balanstotaal, die zich grotendeels in het centrale magazijn, maar ook in 34 winkels bevindt. De revisor doet hierop niet jaarlijks controletesten, maar beperkt toch zijn substantief werk tot de bijwoning van de fysische inventaris van slechts één winkel. De centrale voorraad werd de laatste 2 boekjaren niet onderworpen aan een fysische inventariscontrole. Hiertoe werd besloten op basis van de aanwezige (interne) geautomatiseerde controles van de klant doch dit blijkt niet uit het werkdossier en er zijn geen testen uitgevoerd op het IT systeem. De cut-off van de voorraad wordt niet substantief getest, maar enkel door middel van een marge-analyse per winkel. De werkprogramma s werden pas afgetekend na datum van het commissarisverslag. Het jaarverslag bevat geen toelichting inzake risico s en onzekerheden. Dit zou moeten vermeld zijn in het tweede deel van het commissarisverslag. Betreffende de wettelijke opdracht (quasi-inbreng): Beperkt werkdossier met weinig bewijskrachtige elementen. Meer bepaald werd de toegekende (bedrijfseconomische) waarde van de materiële vaste activa aanvaard louter omdat ze zich bevonden tussen de originele aanschaffingswaarde en de netto boekwaarde op het ogenblik van de quasi-inbreng. Het vruchtgebruik van het met een hypotheek bezwaarde gebouw wordt ingebracht maar niet de gerelateerde lening, maar uit het dossier en verslag blijkt niet dat de kredietverlener (bank) hiervoor zijn toestemming heeft gegeven. Het leningscontract bepaalt dat de toestemming van de bank vereist is. Kopie ID-kaart zaakvoerder ontbreekt (m.b.t. antiwitwaswetgeving). De vastgestelde tekortkomingen waren aanleiding voor het opstellen van een tuchtverslag dat werd overgemaakt aan de Raad waar het tuchtverslag werd goedgekeurd. De Raad volhardt in de tenlasteleggingen. Beslissing Tuchtcommissie-( ) 505/2015/( )/N 10 maart 2016-pagina 2

3 Standpunten van de verdediging De heer ( ) heeft sedert 2013 alle revisorale activiteiten stopgezet en is sedert juni 2014 verhinderde bedrijfsrevisor. Er wordt uitsluitend mondeling verweer gevoerd waarbij de heer ( ) ter verdediging aanvullende uitleg geeft met betrekking tot de hem tenlastegelegde inbreuken. Beoordeling door de tuchtcommissie Inbreuken op de algemene controlenormen Paragraaf 2.1 en 2.5 van de algemene controlenormen Uit de kwaliteitscontrole is gebleken dat de door de revisor gebruikte werkprogramma s niet zijn aangepast of aangevuld op basis van de specifieke eigenschappen van de onderneming en dat de risicoanalyse onvolledig was. Met betrekking tot de voorraadopnames heeft de revisor zich beperkt tot de controle van één winkel terwijl het grootste gedeelte van de voorraad zich bevindt in het centrale magazijn waar geen fysische inventaris werd bijgewoond. De controle van de voorraad werd onvoldoende gedocumenteerd in het werkdossier. Paragraaf en van de algemene controlenormen De bedrijfsrevisor moet voldoende bewijskrachtig controlemateriaal verzamelen, dat zijn tot uitdrukking gebrachte oordeel ten aanzien van de jaarrekening kan staven. Er werd vastgesteld dat de correlatie tussen de algemene appreciatie van de interne controle omgeving en het uiteindelijke substantieve auditwerk niet duidelijk voorhanden is. Ook de controle op de voorraden is onvoldoende gedocumenteerd in het werkdossier. De bedrijfsrevisor merkt op dat de foutenlast in de voorraad zich niet zozeer voordoet in het centraal magazijn doch eerder in de winkels waar ingeval van onlogische afwijkingen detailanalyses worden uitgevoerd en zo nodig een stockcontrole ter plaatse. Uit het onderzochte dossier kan een derde niet afleiden welke werkzaamheden zijn uitgevoerd. De inbreuken zijn bewezen. Paragraaf 3.16 van de algemene controlenormen Overeenkomstig paragraaf 3.16 van de algemene controlenormen moet het verslag van de bedrijfsrevisor de datum dragen van de dag waarop de controlewerkzaamheden beëindigd zijn. Beslissing Tuchtcommissie-( ) 505/2015/( )/N 10 maart 2016-pagina 3

4 In het onderzochte dossier werd vastgesteld dat de gehanteerde werkprogramma s voor het jaareinde/substantieve auditwerk waren afgetekend na de datum van het afleveren van het commissarisverslag. De tenlastelegging is bewezen. Inbreuk op artikel 144, 6 van het Wetboek van vennootschappen en paragraaf van de algemene controlenormen In het betreffend jaarverslag werd geen toelichting verschaft over risico s en onzekerheden. Dit zou vermeld moeten worden in het tweede deel van het commissarisverslag. De vaststellingen werden door de bedrijfsrevisor niet tegengesproken. De feitelijke vaststellingen staven de inbreuk. Inbreuk op artikel 7 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme De Raad is van mening dat bedrijfsrevisor ( ) artikel 7 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme niet naleeft. Artikel 7 van bovenvermelde wet bepaalt dat de bedrijfsrevisoren hun cliënten identificeren en hun identiteit verifiëren aan de hand van een bewijsstuk waarvan een afschrift wordt gemaakt op papier of op een elektronische informatiedrager. Dit is in het onderzochte dossier niet gebeurd. De inbreuk is aangetoond. Inbreuk op paragraaf 2.3 en van de normen inzake controle van inbreng en quasiinbreng Het werkdossier bevat te weinig bewijskrachtige elementen die staven dat de toegepaste waarderingsmethoden vanuit bedrijfseconomisch standpunt verantwoord zijn. Zo bevat het werkdossier evenmin een aanwijzing dat de kredietverstrekker op de hoogte was van de overdracht van het vruchtgebruik van het met een hypotheek bezwaarde gebouw zonder de gerelateerde lening of er mee instemde. Er wordt geen melding gemaakt van het feit dat het leningscontract bepaalt dat de toestemming van de bank met betrekking tot de transactie vereist is. De paragrafen 2.3 en van de normen inzake controle van inbreng en quasi-inbreng zijn niet nageleefd. Beslissing Tuchtcommissie-( ) 505/2015/( )/N 10 maart 2016-pagina 4

5 Bij de beoordeling van de sanctie wordt rekening gehouden met het feit dat de heer ( ) geen tuchtverleden heeft. De Raad vraagt de bedrijfsrevisor te veroordelen tot een bedrag van euro als kosten gemaakt tengevolge van het tuchtdossier. Bij gebrek aan wetsbepaling kan op deze vraag niet worden ingegaan. Om deze redenen De tuchtcommissie Recht sprekend op tegenspraak Verklaart de inbreuken bewezen en legt aan de heer ( ) als tuchtsanctie een schorsing van drie weken op. Aldus gedaan en uitgesproken in de openbare zitting van 10 maart 2016 van de Nederlandstalige Kamer van de Tuchtcommissie van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, zetelend te Brussel, Em. Jacqmainlaan 135. Waar aanwezig waren ( ) ( ) Beslissing Tuchtcommissie-( ) 505/2015/( )/N 10 maart 2016-pagina 5