Milieuhandhavingscollege

Transcriptie

1 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor en namens wie optreden mrs. Steve RONSE en Thomas QUINTENS, advocaten, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Beneluxpark 27B,, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepen op 26 juni 2014 onder nummer 14/MHHC/52-M, MHHC-15/14-K7 12 maart

2 heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing 11/AMMC/632-M/DW van 27 juni Met deze beslissing legt de gewestelijke entiteit aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 14,18 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 78 euro, dit wegens het vissen met drie hengels. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Op 8 juni 2011 beslist de procureur des Konings van Turnhout om het milieumisdrijf niet strafrechtelijk te behandelen. Met een brief van 6 september 2011 brengt de gewestelijke entiteit de heer [ ], [ ] te [ ], op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij deze uit om schriftelijk zijn verweer mee te delen. Op 27 juni 2012 legt de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete op aan de heer [ ]. De kennisgeving van deze beslissing gebeurt op 10 juli Met een mail van 1 november 2012 bezorgt de verzoekende partij haar verweer aan de gewestelijke entiteit, en meldt ze dat de tenaamstelling en de postcode op de vroegere correspondentie die zij ontving niet correct was. Na rechtzetting van de naam gebeurt de kennisgeving van de aangepaste beboetingsbeslissing aan de verzoekende partij op 26 mei Dit is de bestreden beslissing Met een brief van 23 juni 2014 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Het verzoekschrift bevat een inventaris van de overtuigingsstukken. De geïnventariseerde stukken zijn er aan toegevoegd. De verwerende partij dient op 17 juli 2014 bij de griffie een dossier in met een kopie van de bestreden beslissing en de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 1 september 2014 een memorie van antwoord in Bij beschikking 14/MHHC/52-M/B1 van 20 oktober 2014 heeft de toenmalige kamervoorzitter de behandeling van het beroep vastgesteld op de zitting van 20 november Met brieven van 12 november 2014 heeft de griffier aan de partijen kennis gegeven van de verdaging sine die van deze zitting. Bij beschikking 14/MHHC/52-M/B2 van 16 december 2014 heeft de kamervoorzitter de behandeling van het beroep opnieuw vastgesteld op de zitting van 29 januari De verzoekende partij, hoewel regelmatig opgeroepen, is op de zitting niet aanwezig, noch vertegenwoordigd. De verwerende partij is vertegenwoordigd door mr. Deborah SMETS, die optreedt loco mrs. Steve RONSE en Thomas QUINTENS, haar raadslieden. Bestuursrechter Ludo DE JAGER brengt verslag uit. MHHC-15/14-K7 12 maart

3 De verwerende partij wordt gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. 3. Ontvankelijkheid 3.1. Het beroep, dat op 23 juni 2014 is ingediend met een gewone brief, is tijdig Onder verwijzing naar artikel 7, 1, 1 en 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit) roept de verwerende partij twee excepties van onontvankelijkheid in: de eerste exceptie omdat de verzoekende partij haar voornaam beperkt tot de initiaal en de tweede omdat de verzoekende partij [ ] vermeldt als haar woonplaats, zonder toevoeging van straat, huisnummer of postcode Luidens artikel 7, 1, 1 en 2, Procedurebesluit vermeldt het verzoekschrift, op straffe van onontvankelijkheid, respectievelijk de naam van de verzoekende partij en de woonplaats, zetel of gekozen woonplaats van de verzoekende partij. Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat het verzoekschrift volgende expliciete vermeldingen bevat: Naam verzoekende partij: [ ] Woonplaats verzoekende partij: [ ] In de spraakgebruikelijke betekenis van het woord duidt de naam onder meer op het begrip familienaam en duidt de woonplaats onder meer op het begrip dorp of stad waarin men woont (Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, veertiende herziene uitgave, 2005). Het Milieuhandhavingscollege oordeelt dat de vermeldingen in het verzoekschrift niet strijdig zijn met de voorschriften van artikel 7, 1, 1 en 2, Procedurebesluit. De opgeworpen excepties zijn ongegrond Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid van het verzoekschrift en de verwerende partij werpt desbetreffend geen verdere excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten De feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het voorliggende beroep kunnen als volgt worden samengevat Op zaterdag 16 april 2011 stelt een gewestelijk toezichthouder van het Agentschap voor Natuur en Bos, tijdens zijn dienstronde langsheen het kanaal Herentals-Bocholt, omstreeks 01h20 in Geel vast dat betrokkene [ ] aan het nachtvissen was met 3 hengels. De toezichthouder stelt proces-verbaal op en vermeldt daarin het volgende: Naam en voornaam: [ ] Adres: [ ] Geboorteplaats: [ ] MHHC-15/14-K7 12 maart

4 Geboortedatum: [ ] Nr. identiteitskaart: [ ] Verder meldt het proces-verbaal dat de betrokkene geen verklaring wenste af te leggen en dat hij in het bezit was van een visverlof van 45,86, waarmee het toegestaan is om met maximaal 2 hengels te vissen (wat duidelijk vermeld staat op het visverlof en in de folder die men ontvangt bij de aankoop van een visverlof) In een mail van 1 november 2012 aan de gewestelijke entiteit deelt de verzoekende partij onder meer het volgende mee: Ruim een jaar geleden ben ik in belgie wezen vissen met een vriend van mij. Midden in de nacht is er toen een boswachter langs gekomen, en er is verbaal uitgeschreven ivm. het vissen met drie hengels. 5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf overeenkomstig artikel , 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM), meer bepaald als een schending van artikel 4 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij en artikel 32, 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 20 mei 1992 tot uitvoering van de wet van 1 juli 1954 op riviervisserij, luidens welke bepalingen het verboden is met meer dan 2 hengels te vissen. Zij legt met toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI DABM de voormelde alternatieve bestuurlijke geldboete op De verzoekende partij vraagt in haar verzoekschrift om de bestreden beslissing te vernietigen en voert daarvoor volgende argumenten aan: In april 2011 heb ik op mijn adres een brief ontvangen met proces-verbaal, dat op naam gesteld was van [ ] (naam) met de voornamen [ ] (zie bijgevoegd stuk). De persoon met de achternaam [ ] is op dit adres echter niet bekend. Ik heb dit toen aangegeven op de retourzending van het aangetekend schrijven. Desondanks is echter doorgegaan met het versturen van verdere niet-aangetekende brieven op naam van de persoon [ ] naar dit adres, welke ik ook heb geretourneerd (zie bijgevoegde stukken). Op 22 november 2012 heb ik dit in een bezwaar per mail aan mevrouw [ ] van uw Griffie laten weten (zie bijgevoegd stuk). Op dit bezwaar is van uw kant nooit een reactie gekomen. Onlangs heeft u per brief d.d. 26 mei 2014 een beslissing tot oplegging van een bestuurlijke geldboete doen toekomen, waarbij de tenaamstelling gewijzigd is (zie bijgevoegd stuk). Bij de nieuwe tenaamstelling heeft u kennelijk gebruik gemaakt van de naam waarmee ik het bezwaar aan mevrouw [ ] heb ondertekend. Hier is ten minste sprake van een ernstige vormfout (wijziging van een tenaamstelling van een proces-verbaal en een opgelegde boete) en mogelijk zelfs van valsheid in geschrifte In haar memorie van antwoord stelt de verwerende partij vast dat de verzoekende partij de feiten niet betwist, en dat zij deze zelfs bevestigt in haar mail van 1 november Met betrekking tot de naam van de verzoekende partij meent de verwerende partij dat het hier gaat om een louter materiële vergissing. Onder verwijzing naar de andere persoonsgegevens van de verzoekende partij (adres, geboorteplaats, geboortedatum en het nummer van de identiteitskaart) meent de verwerende partij dat er geen twijfel kan bestaan dat het proces-verbaal is opgesteld lastens de in het geding zijnde verzoekende partij. De verwerende partij geeft aan dat de initiële beslissing van 27 juni 2012 gericht aan [ ] (met correcte adresgegevens) bij beslissing van 26 mei 2014 werd gecorrigeerd, waarbij de naam werd aangepast naar [ ]. Zij besluit dat de bestreden beslissing van 26 mei 2014 de correcte naam van MHHC-15/14-K7 12 maart

5 de verzoekende partij vermeldt, zodat er geen sprake is van een vormfout, laat staan een valsheid in geschrifte. De loutere materiële vergissing met betrekking tot een onderdeel van de naam van verzoekende partij kan volgens haar niet leiden tot de vernietiging van de bestreden beslissing Het Milieuhandhavingscollege stelt vast dat het proces-verbaal, dat in hoofde van de verzoekende partij werd opgesteld, omstandig een aantal persoonsgegevens vermeldt, waaronder ook het unieke nummer van de identiteitskaart, zodat de verzoekende partij op een duidelijke en onbetwistbare manier geïdentificeerd wordt. Het Milieuhandhavingscollege stelt verder vast dat de verzoekende partij het haar ten laste gelegde milieumisdrijf niet betwist. Het Milieuhandhavingscollege oordeelt dat de onjuiste vermelding van de familienaam van de verzoekende partij in het proces-verbaal (met name de vermelding van de familienaam [ ] als voornaam en [ ] als familienaam), een materiële vergissing uitmaakt waarvan de correctie niet kan leiden tot de nietigheid van het proces-verbaal of van de bestreden beboetingsbeslissing. Het bezwaar is ongegrond De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingediende beroep is ontvankelijk doch ongegrond. 2. De beslissing 11/AMMC/632-M/DW van 27 juni 2012 van de gewestelijke entiteit wordt bevestigd. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 12 maart 2015 door de zevende kamer van het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Josef NIJS Ludo DE JAGER Peter SCHRYVERS kamervoorzitter bestuursrechter bestuursrechter bijgestaan door Xavier VERCAEMER hoofdgriffier. De hoofdgriffier, De kamervoorzitter, Xavier VERCAEMER Josef NIJS MHHC-15/14-K7 12 maart