MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN HYFTE met woonplaatskeuze op het kantoor te 1060 Brussel, Gulden Vlieslaan 77 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Michel VAN DIEVOET met woonplaatskeuze op het kantoor te 1000 Brussel, Wolstraat 56 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 19 oktober 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 30 augustus 2016, gekend onder nummer 15- AMMC-640-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (942 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: het Milieuvergunningsdecreet), van artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM), van artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I) en van artikels , 1, , , en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II). Daarnaast legt de bestreden beslissing aan de verzoekende partij een exclusieve bestuurlijke geldboete op van euro (375 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel VLAREM II. De bestreden beslissing legt eveneens een vermogensvoordeelontneming op aan de verzoekende partij van euro. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij bepaalde algemene en sectorale milieuvoorwaarden niet heeft nageleefd bij de exploitatie van een klasse I- inrichting bestaande uit een tankstation met garagewerkplaats. 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient geen laatste nota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 19 oktober Advocaat Bart VAN HYFTE heeft het woord gevoerd voor de verzoekende partij. Advocaat Filip VAN DIEVOET loco advocaat Michel VAN DIEVOET heeft het woord gevoerd voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. De verzoekende partij baat een klasse 1 inrichting uit te 1860 Meise, August van Doorslaerlaan 23 bestaande uit een tankstation met garagewerkplaats. De heer Dirk Crivits, toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie van de Vlaamse overheid, vergezeld door Eric Van Gijseghem, toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie, (hierna: verbalisant) begeeft zich ambtshalve naar de inrichting van de verzoekende partij en doet er de volgende vaststellingen: Na ons te hebben gelegitimeerd en ons van de reden van ons bezoek in kennis te hebben gebracht worden wij te woord gestaan door de zaakvoerder de heer Marc DE COSTER en zijn echtgenote mevrouw Linda OLBRECHTS. Aangezien de administratie wordt bijgehouden door mevrouw Linda OLBRECHTS is het voornamelijk zij die ons op de gevraagde inlichtingen antwoordt. Al snel blijkt echter dat de exploitant slechts beperkt op de hoogte is van de voor de inrichting toepasselijke milieuvoorwaarden. Er kan ons niet worden aangetoond dat er voor de inrichting een milieucoördinator is aangesteld. Er wordt ons meegedeeld dat zij van deze verplichting niet op de hoogte zijn. Voor dit tankstation, waarbij gebruik gemaakt wordt van 4 brandstofpompen (rubriek van de indelingslijst van Vlarem I) is een milieucoördinator type B vereist. Het ontbreken van de aanstelling van de vereiste milieucoördinator maakt een inbreuk uit op artikel van Vlarem titel II. De exploitant kan ons de rapporten van de voor de installaties voorgeschreven periodieke keuringen niet voorleggen. Mevrouw Olbrechts deelt ons mee dat deze keuringen zouden geregeld worden door OCTA, waar de brandstoffen worden aangekocht. Aangezien dit tankstation en de bijhorende opslaghouders gelegen is buiten waterwingebied of een beschermingszone dient overeenkomstig artikel ten minste om de twee jaar de installatie te worden onderworpen aan een beperkt onderzoek. Uit de aan de vulpunten 2

3 van de geëxploiteerde opslagtanks door de milieudeskundige van de bvba ABIMOS uit Kluisbergen aangebrachte labels blijkt echter dat het laatste uitgevoerde periodieke onderzoek, al is uitgevoerd op 08 juni Dit betekent dat de voorgeschreven tweejaarlijkse termijn hier niet is gevolgd. Aan de vulpunten van de drie opslaghouders voor benzine (elk met een inhoudsvermogen van 7,5001) heeft de milieudeskundige telkens een oranje kleurige label aangebracht. Hieruit blijkt dat de deskundige n.a.v. de beproevingen tekortkomingen aan de installaties heeft vastgesteld. De in dat geval volgens artikel van Vlarem titel II 3 voorgeschreven termijn van 6 maanden voor herkeuring is niet gevolgd. Aan het vulpunt voor de opslaghouder voor l stookolie, gebruikt voor de verwarming van de gebouwen, is er geen label met de vermelding van het uitgevoerde periodieke onderzoek aangebracht. Het onderzoek blijkt hiervoor niet te zijn uitgevoerd. Bij het openen van de toezichtkamers van de verschillende ondergrondse opslaghouders, stellen wij vast dat deze sterk bevuild zijn met slib en modder. Het is duidelijk dat het al lang geleden is dat deze nog zijn gereinigd. Ook kan de exploitant ons niet aantonen dat de koolwaterstofafscheider regelmatig gereinigd wordt. Noch voor de reiniging van de toezichtkamers van de opslaghouders, noch voor de koolwaterstofafscheider kunnen hiervoor reinigingsattesten worden voorgelegd. Er wordt dan ook niet voldaan aan art daar de installaties niet regelmatig worden gereinigd. Er kan ons niet aangetoond worden dat de elektrische installaties in zones waar gevaar bestaat voor brand en ontploffing ontworpen en uitgevoerd zijn volgens de vereisten van een zoneringsplan. Er kan ons geen zoneringsplan voor de inrichting worden voorgelegd, Dit betekent een inbreuk op art van Vlarem titel II. 5 Mevrouw Olbrechts legt ons wel het rapport voor van de laatste uitgevoerde keuring volgens het A.R.E.I. van de elektrische installaties. Dit onderzoek is op 11 september 2009 uitgevoerd door de milieudeskundige Electro-test uit Melsbroek. Wij merken op dat de keuringen 5-jaarlijks moeten uitgevoerd worden, waardoor de voorgeschreven termijn verstreken is. Aansluitend op de controle ter plaatse wordt mij door de milieudeskundige bvba ABIMOS uit Kluisbergen de verslagen van de op 8 juni 2011 uitgevoerde periodiek onderzoek bezorgd (zie bijlage). Ook wordt mij bevestigd dat er hierbij geen onderzoek is uitgevoerd op de ondergrondse opslaghouders van l voor stookolie. Ook wordt mij telefonisch door de heer André VAN GEYTE, technical assistent van de NV OCTA meegedeeld dat de exploitant van dit tankstation zelf moet instaan voor het uitvoeren van de vereiste periodieke onderzoeken en het nemen van de corrigerende maatregelen. Deze vaststellingen werden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nummer HV64.H van 9 april 2015, op eenzelfde datum afgesloten en op 13 april 2015 per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de verzoekende partij evenals aan het parket verzonden. 2. Op 7 mei 2015 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. 3

4 3. Met een aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van 8 juni 2015 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen. De verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. De verzoekende partij bezorgt aan de gewestelijke entiteit binnen een termijn van dertig dagen geen schriftelijk verweer, noch verzoekt zij om een hoorzitting. Uit het dossier kan afgeleid worden dat de verzoekende partij op 28 september 2015 aan de verbalisant een schrijven richt waarin zij meedeelt de uitbating van het benzinestation stopgezet te hebben. 4. De gewestelijke entiteit legt op 30 augustus 2016 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 19 september Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd : 4.1. De toerekenbaarheid aan de overtreder Vermoedelijke overtreder exploiteert een klasse 1-inrichting bestaande uit een tankstation met garagewerkplaats. Voor dit adres verleende de deputatie van de provincie Vlaams- Brabant op 14 juli 1967 een exploitatievergunning voor een dienstenstation. Ook beschikt vermoedelijke overtreder voor de exploitatie van haar inrichting over een milieuvergunning klasse 2 verleend door het college van burgemeester en schepenen van Meise op 15 juli 1996 voor een termijn van twintig jaar. Artikel 4 van deze milieuvergunning schrijft voor dat de verleende vergunning afhankelijk is van de strikte naleving van onder meer de algemene en sectorale voorwaarden van hoofdstukken 4.1 en 5.17 van VLAREM II. Op 7 maart 2002 nam de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant akte van een melding van een kleine verandering in de garagewerkplaats. Ook deze aktename bepaalt in artikel 3 dat zij afhankelijk is van de strikte naleving van VLAREM II. De inrichting van vermoedelijke overtreder is een inrichting van klasse 1 gelet op de aanwezigheid van vier brandstofverdeelpompen. Artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet bepaalde ten tijde van de feiten dat de exploitant van een inrichting verplicht is de milieuvoorwaarden na te leven en ongeacht de verleende vergunning steeds de nodige maatregelen moet treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen en, om bij ongeval, de gevolgen ervan voor de mens en het leefmilieu zo beperkt mogelijk te houden. Artikel 43 van VLAREM I schreef ten tijde van de feiten voor dat de exploitant van een inrichting verplicht is om de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden, de voor de inrichting geldende algemene of per categorie van inrichtingen vastgestelde milieuvergunningsvoorwaarden, alsmede alle andere op de exploitatie van de inrichting van toepassing zijnde wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid na te leven en eveneens om ongeacht de verleende vergunning steeds de nodige maatregelen te treffen om schade en hinder te voorkomen. 4

5 Artikel , 1 van VLAREM II en artikel van het DABM schrijven voor dat exploitanten van inrichtingen van klasse 1 een milieucoördinator moeten aanstellen. Verbalisant stelde vast dat geen milieucoördinator was aangesteld. Artikel , 1 van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, bepaalde dat ten minste om de twee jaar een ondergrondse houder voor de opslag van gevaarlijke stoffen onderworpen moet worden aan een beperkt onderzoek. Verbalisant stelde vast dat vermoedelijke overtreder geen rapporten kon voorleggen van de verplichte tweejaarlijkse keuringen van de opslagtanks. Artikel van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, stelde dat houders waarvan de vulleiding voorzien is van een oranje klever of plaat nog mogen worden gevuld of bijgevuld en geëxploiteerd tijdens een overgangsperiode van maximum zes maanden, maar dat in dit geval een nieuwe controle dient uitgevoerd te worden vóór het verstrijken van deze zes maanden. Volgens hetzelfde artikel is het verboden houders die niet voorzien zijn van een klever of plaat te vullen. Verbalisant stelde vast dat er geen herkeuring was gebeurd van drie opslaghouders voor benzine waar een oranje label was op aangebracht. Er was ook geen label aangebracht aan het vulpunt voor de opslaghouder voor liter stookolie met vermelding van het uitgevoerde periodieke onderzoek. Artikel , 2 van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, schreef voor dat de gebouwen, houders, indijkingen, toestellen, enz., in volmaakte staat van onderhoud dienen te worden behouden. Elke gebrekkigheid die de bescherming van mens en milieu in het gedrang brengt, moet onverwijld worden verholpen. Verbalisant stelde vast dat de toezichtskamers van de verschillende ondergrondse opslaghouders en de koolwaterstofafscheider niet regelmatig werden gereinigd. Artikel van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, bepaalde dat de elektrische installaties, toestellen en verlichtingstoestellen moeten beantwoorden aan de voorschriften van de Codex voor het Welzijn op het Werk en van het AREI, in het bijzonder de artikelen die handelen over ruimten waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan. Verbalisant stelde vast dat de elektrische installaties niet voldeden niet aan de voorschriften van het AREI. Bovenvermelde feiten maken een schending uit van: VLAREM I: artikel 43; DABM: artikel 3.2.1; VLAREM II: artikel , 1; artikel ; artikel ; artikel ; artikel ; Milieuvergunningendecreet: artikel 22. en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel , 2 DABM waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Artikel van VLAREM II, zoals van toepassing ten tijde van de feiten, stelde dat de exploitant aangaande de voorgeschreven bouwbewijzen, keuringen en beproevingen diende te beschikken over attesten waarin de gebruikte codes van goede praktijk, de uitgevoerde controles en de relevante vaststellingen duidelijk vermeld zijn en dat hij de bedoelde attesten steeds ter beschikking van de toezichthouder moet houden. Verbalisant stelde vast dat vermoedelijke overtreder niet de voorgeschreven attesten aan hem kon voorleggen. Dit feit maakt een schending uit van artikel , laatste zin, van VLAREM II en vormt een milieu-inbreuk als bedoeld in artikel , 1 DABM waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Het milieumisdrijf en de milieu-inbreuk staan vast in hoofde van overtreder. 5

6 4.2. De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten De doelstelling van bovenvermelde regelgeving is het voorkomen of beperken van de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend kunnen zijn, of die gevaarrisico's in zich kunnen dragen. Milieuvergunningen hebben tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen. Dit gebeurt mede door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden opdat de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt. De naleving van de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne is van cruciaal belang om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Een strikte naleving van deze bepalingen wordt opgelegd aan alle exploitanten van ingedeelde inrichtingen. Een exploitatie in strijd met de sectorale voorwaarden houdt een groot veiligheidsrisico in, waardoor de kans op een calamiteit, met negatieve milieu-impact op lucht, bodem, grondwater en/of oppervlaktewater, aanzienlijk vergroot. Ondergrondse tanks voor opslag van gevaarlijke vloeistoffen moeten periodiek onderworpen worden aan een beperkt onderzoek zoals omschreven in artikel VLAREM II. In casu was een tweejaarlijks beperkt onderzoek van de houders verplicht. Het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging is permanent aanwezig bij ondergrondse opslag van gevaarlijke vloeistoffen. De voorgeschreven periodieke onderzoeken zijn bedoeld om op regelmatige basis te controleren of de installaties (houders, leidingen, lekdetectie, overvulbeveiliging...) zich in goede staat bevinden en om desgevallend de exploitanten er toe aan te sporen tijdig de passende corrigerende maatregelen te laten treffen. Dit heeft steeds de bedoeling om de risico's op verontreiniging van bodem, grond- en oppervlaktewater zoveel mogelijk te beperken. Het is belangrijk dat eventuele tekortkomingen aan de installatie tijdig worden verholpen, zodat het risico op verontreiniging beperkt wordt. Bijvoorbeeld kunnen lekken niet tijdig gedetecteerd worden indien de goede werking van de lekdetectie niet verzekerd is door periodieke controle. Overtreder exploiteert een klasse 1-activiteit (het uitbaten van een tankstation met de daaraan gekoppelde opslag van gevaarlijke stoffen). De klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, wordt bepaald door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Het misdrijf en de inbreuk werden in professioneel verband gepleegd Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden De frequentie Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete De omstandigheden 6

7 Uit navolgende informatie van de verbalisant blijkt dat bij een navolgende controle op 5 Vlaanderen september 2015 bij overtreder is vastgesteld dat nog geen corrigerende acties waren genomen om aan de milieumisdrijven een einde te stellen. Daarom werd overtreder door verbalisant met een brief van 11 september 2015 in kennis gesteld van diens voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel. Vervolgens ontving verbalisant een brief van de raadsman van de overtreder waarin hem werd bevestigd dat de exploitatie van de inrichting inmiddels was stopgezet. Bij een navolgende controle op 2 oktober 2015 door verbalisant bleek dat er inderdaad geen brandstoffen meer werden verdeeld. De brandstofhouders waren geledigd, de verdeelinstallaties zouden toen nog wel worden verwijderd (dit werd volgens de milieuconsulent van het bedrijf ook zo uitgevoerd). Aangezien de activiteiten werden stopgezet, heeft verbalisant dan ook besloten om geen bestuurlijke maatregel op te leggen. De stopzetting van de activiteiten maakt een verzachtende omstandigheid uit waarmee wordt rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een verlaging van de geldboete. AMMC ging per schrijven van 8 juni 2015 over tot kennisgeving van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Artikel DABM voorziet dat AMMC een boetebeslissing moet nemen binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving. Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. AMMC is in casu van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen. Wegens het overschrijden van de beslissingstermijn wordt het boetebedrag evenwel verlaagd met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden. die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete Voordeelontneming Overtreder had geen milieucoördinator aangesteld. Er werd niet meegedeeld dat vermoedelijke overtreder voor de exploitatie van zijn inrichting reeds eerder een milieucoördinator heeft aangesteld. Artikel , 1 van VLAREM II en artikel van het DABM schrijven voor dat exploitanten van inrichtingen van klasse 1 een milieucoördinator moeten aanstellen. Verbalisant stelde vast dat geen milieucoördinator was aangesteld. AMMC heeft sinds 1 mei 2009 de mogelijkheid om naast bestuurlijke geldboetes ook voordeelontnemingen op te leggen voor milieumisdrijven. Vanaf mei 2009 tot april 2015 werd minstens vijf jaar vermogensvoordeel verkregen door de kosten van een milieucoördinator B uit te sparen. Op basis van intern marktonderzoek kan de jaarlijkse kostprijs voor een milieucoördinator B naar billijkheid en redelijkheid geschat kan worden op minstens euro, wat over vijf jaar een totaal vermogensvoordeel oplevert van minstens euro. Ook voor het niet uitvoeren van de keuringen van de tanks en het vullen van tanks met een oranje label zonder herkeuring, kan een vermogensvoordeelontneming worden opgelegd. Op basis van intern marktonderzoek kan de kostprijs voor het laten keuren of herkeuren van een tank naar billijkheid en redelijkheid geschat kan worden op minstens 100 euro per tank, zodat het vermogensvoordeel in totaal kan geschat worden op minstens 400 euro. 7

8 Het totale vermogensvoordeel voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden kan derhalve uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd worden op euro. Dit bedrag wordt conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming opgelegd. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept de schending in van de rechten van verdediging, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en de hoorplicht als beginselen van behoorlijk bestuur. De verzoekende partij stelt dat zij er op kon vertrouwen dat er geen administratieve geldboete zou worden opgelegd omdat er enerzijds geen bijkomende controles werden uitgevoerd door de milieuinspectie, hoewel deze waren aangekondigd, en omdat de gewestelijke entiteit nooit het resultaat van hun onderzoek betreffende de opportuniteit tot het opleggen van bestuurlijke geldboete heeft meegedeeld. Tevens stelt de verzoekende partij dat zij onvoldoende op de hoogte gesteld is door de gewestelijke entiteit omtrent de eventuele verdere stappen. De verzoekende partij zet uiteen dat zij over een bijkomende mogelijkheid had moeten beschikken om haar standpunt uiteen te zetten over de stopzetting van de uitbating van het benzinestation zoals meegedeeld in haar schrijven gericht aan de Milieu-inspectie van 28 september De verwerende partij antwoordt dat de aangetekende brief van 8 juni 2015 geen rechtmatig vertrouwen kon opwekken dat er geen bestuurlijke geldboete zou worden opgelegd. Het tijdsverloop tussen de mededeling van het voornemen om een bestuurlijke geldboete al dan niet vergezeld van een voordeelontneming op te leggen en de bestreden beslissing zelf kan evenmin het vertrouwen gewekt hebben dat er geen bestuurlijke geldboete en voordeelontneming zou worden opgelegd, gelet op de vijfjarige vervaltermijn overeenkomstig artikel DABM. De brief van de verzoekende partij aan de Milieu-inspectie van 28 september 2015 heeft volgens de verwerende partij niets te maken met de bestreden beslissing. Een bestuurlijke maatregel kan niet gelijk gesteld worden aan een bestuurlijke geldboete. Het regulariseren van de toestand neemt de eerder gepleegde milieumisdrijven niet weg. De stopzetting van het tankstation werd meegenomen als verzachtende omstandigheid. 8

9 Een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel kan volgens de verwerende partij niet worden weerhouden gelet op de aangetekende brief van 8 juni 2015 waarin de verzoekende partij werd uitgenodigd om haar verweer mee te delen. In de antwoordnota wordt voorts gesteld dat de hoorplicht op afdoende wijze gewaarborgd werd gelet op de mogelijkheid om schriftelijk haar verweer mee te delen. Indien de verzoekende partij van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, doet dit in hoofde van de verwerende partij geen plicht ontstaan om de verzoekende partij alsnog mondeling of schriftelijk te horen. Minstens kan de verzoekende partij volgens de verwerende partij geen belangenschade aantonen aangezien in de bestreden beslissing werd rekening gehouden met de stopzetting van het benzinestation als verzachtende omstandigheid. 3. De verzoekende partij wijst er op in haar wederantwoordnota dat er gedurende vijftien maanden geen rekening werd gehouden met het nieuwe gegeven dat uitbating van het benzinestation werd stopgezet eind september Het onderscheid tussen het opleggen van een bestuurlijke maatregel en een bestuurlijke geldboete is niet relevant omdat de afdeling Milieu-inspectie en de gewestelijke entiteit elkaar nauwgezet inlichten omtrent de stand van de dossiers. Deze nauwe samenwerking heeft het vertrouwen van de verzoekende partij versterkt dat de gewestelijke entiteit op de hoogte was van dit nieuwe relevante gegeven en zij aldus de verzoekende partij (opnieuw) had moeten uitnodigen om haar standpunt uiteen te zetten. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij beroept zich op een schending van de rechten van verdediging, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en de hoorplicht als beginselen van behoorlijk bestuur en heeft bijgevolg minstens gedeeltelijk betrekking op de rechtmatigheid van de gevolgde boeteprocedure. Het louter gegeven dat de gewestelijke entiteit bij de begroting van de geldboete met bepaalde omstandigheden heeft rekening gehouden, doet hieraan geen afbreuk. De exceptie wordt verworpen. 2. Voor zover de verzoekende partij een schending van de rechten van verdediging inroept, begrijpt het College zulks als een schending van het algemeen beginsel van het recht op tegenspraak zoals deels gecodificeerd in artikel , eerste lid DABM met betrekking tot de hoorplicht en het recht op schriftelijk verweer. De mogelijke schending van de rechten van de verdediging betreft immers de rechterlijke fase en niet de voorafgaande fase van de bestuurlijke besluitvorming. Het voorschrift van artikel , 1 DABM codificeert inzake de alternatieve bestuurlijke beboetingsprocedure het recht op tegenspraak als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Dit beginsel houdt in dat tegen niemand een ernstige maatregel kan genomen worden die gebaseerd is op een gegeven dat hem als een tekortkoming wordt aangerekend, zonder dat de betrokkene vooraf de mogelijkheid geboden is om op nuttige wijze op te komen voor het eigen standpunt. Het komt de verzoekende partij toe een schending van het recht op tegenspraak concreet en aannemelijk maken. 9

10 De verzoekende partij werd door middel van een aangetekende brief van 8 juni 2015 op de hoogte gesteld van het voornemen om een bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming op te leggen. Aan de verzoekende partij werd de mogelijkheid geboden om haar verweer over te maken. Zij werd bovendien op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een hoorzitting aan te vragen. Uit de brief van 8 juni 2015 kan niet afgeleid worden dat er nog een afzonderlijk schrijven van de gewestelijke entiteit zou volgen vooraleer zij haar beslissing zou nemen. Daarenboven was de verzoekende partij in de mogelijkheid al haar verweerpunten schriftelijk mee te delen aan de gewestelijke entiteit. Het beginsel van het hoorrecht en de zorgvuldigheidsplicht houdt in dat indien de gewestelijke entiteit nadat zij de verzoekende partij uitgenodigd had haar verweer mee te delen, nieuwe stukken aan het dossier toevoegt, of bijkomende inlichtingen inwint, die de vaststellingen uit het (aanvankelijk) proces-verbaal aanvullen of wijzigen, in dat geval aan de verzoekende partij de mogelijkheid geboden te worden om opnieuw haar standpunt uiteen te zetten. Dit is eveneens het geval als nieuwe elementen aan het dossier worden toegevoegd die weliswaar niet rechtstreeks betrekking hebben op de vastgestelde tenlasteleggingen zelf, maar die in toepassing van de decretale waarderingscriteria voorzien in artikel juncto DABM door de gewestelijke entiteit meegenomen worden in de bestreden beslissing als boetemodulerende factor. Het College stelt evenwel vast dat de stopzetting van de uitbating van het benzinestation door de verzoekende partij zelf naar voor is gebracht in een schrijven aan de Milieu-inspectie, zodat de verwerende partij geen nieuwe voor de verzoekende partij onbekende stukken in de procedure heeft aangewend. De verzoekende partij heeft via haar brief van 28 september 2015 haar standpunt kunnen uiteenzetten. In de mate dat de verzoekende partij zelf heeft nagelaten om een hoorzitting aan te vragen, kan aan de verwerende partij die de door de verzoekende partij zelf ingeroepen verzachtende omstandigheid in haar beoordeling als boetemodulerende factor betrekt, niet verweten worden dat zij op dit punt ambtshalve niet de mogelijkheid van een nieuwe hoorzitting heeft voorzien. 3. Het vertrouwensbeginsel houdt in dat gerechtvaardigde verwachtingen die door het bestuur bij de rechtsonderhorige zijn gewekt, in principe moeten gehonoreerd worden, op gevaar af anders het vertrouwen dat de rechtsonderhorigen in het bestuur stellen, te misleiden. Het vertrouwensbeginsel impliceert dat de burger moet kunnen vertrouwen op een vaste gedragslijn van de overheid of op de toezeggingen of beloften die de overheid in een concreet geval heeft gedaan. Het louter gegeven dat de gewestelijke entiteit meedeelt de opportuniteit te zullen nagaan van de eventuele beslissing om aan de verzoekende partij een bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen, houdt niet in dat de verzoekende partij zich mag beperken tot een afwachtende houding. De vermelde kennisgeving start de administratieve boeteprocedure, waarbij aan de verzoekende partij is meegedeeld dat zij over de mogelijkheid beschikt om schriftelijk haar verweer in te dienen, een hoorzitting aan te vragen, of inzage te krijgen in het administratief dossier. De eventuele mededeling van de Milieu-inspectie om navolgende controles uit te voeren, en de eventuele effectieve opvolging hiervan, doet geen afbreuk aan het recht van de gewestelijke entiteit 10

11 om met betrekking tot de reeds vastgestelde feiten, een bestuurlijke geldboete op te leggen. Een regularisering van een bepaalde onwettige toestand, doet evenmin afbreuk aan de reeds in het aanvankelijk proces-verbaal opgenomen vaststellingen die aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete vergezeld eventueel van een voordeelontneming. 4. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan niet in die mate geïnterpreteerd worden dat van de Milieuinspectie navolgende controles geëist kunnen worden. Gelet op de stopzetting van de uitbating van het benzinestation, achtte de milieu-inspecteur het niet langer zinvol om bijkomende controles uit te voeren. De verzoekende partij toont niet aan dat de bestreden beslissing op dit punt kennelijk onredelijk is. Het middel wordt verworpen. B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. In een tweede middel betwist de verzoekende partij de toerekenbaarheid van de vastgestelde milieumisdrijven. De verzoekende partij geeft aan niet wetens en willens de milieuregelgeving geschonden te hebben. De verzoekende partij meent dat deze plichten onder de verantwoordelijkheid van OCTA+ vielen. OCTA+ heeft volgens de verzoekende partij in het verleden het onderhoud, de keuring en de reiniging van de pompinstallaties voor haar rekening genomen, hetgeen door OCTA+ eenzijdig werd stopgezet na de overeenkomst van 1 september In eerste instantie werpt de verwerende partij de onontvankelijkheid van dit middel op doordat de verzoekende partij in tegenstelling tot de vereisten van artikel 15, 4 van het Procedurebesluit in haar verzoekschrift geen uiteenzetting heeft opgenomen van de feiten en ingeroepen middelen, minstens het niet afgeleid kan worden welke rechtsregels of beginselen door de bestreden beslissing geschonden zijn en op welke wijze. De verwerende partij zet ten gronde uiteen dat een gebrek aan opzet geen afbreuk doet aan de vaststelling van een milieumisdrijf. Krachtens de artikelen tot en met 6.6.3sexies DABM volstaat een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. De verwerende partij wijst op het gegeven dat de verzoekende partij exploitant is van de betrokken inrichting, zijnde de garagewerkplaats met pompstation, zodat er op haar een plicht rust om de milieuregelgeving na te leven. Van enige misleiding door OCTA+ kan volgens de verwerende partij geen sprake zijn. Dit betreft een louter contractueel geschil waaraan de gewestelijke entiteit en het regelgevend kader van het DABM vreemd zijn. 3. In haar wederantwoordnota volhardt de verzoekende partij in haar overtuiging dat OCTA+ de adressant was van de milieuverplichtingen. De goede trouw van de verzoekende partij kan afgeleid worden uit haar beslissing om onmiddellijk de uitbating van het benzinestation stop te zetten. 11

12 Beoordeling door het College 1. Overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit dient het verzoekschrift een uiteenzetting te bevatten van de feiten en de middelen. Het voorschrift is een niet-regulariseerbare substantiële vormvereiste, waarvan de niet-naleving de ontvankelijkheid van het verzoekschrift in het gedrang brengt. Een middel is ontvankelijk als het minstens een voldoende omschrijving bevat van de geschonden geachte regelgeving of beginselen van behoorlijk bestuur en wordt verduidelijkt op welke wijze vermelde regelgeving of beginselen worden geschonden. Dit voorschrift vereist niet dat de verzoekende partij expliciet de rechtsregels of rechtsbeginselen moet vermelden die door de bestreden beslissing geschonden zijn, maar wel is het noodzakelijk dat de uiteenzetting in het verzoekschrift het mogelijk maakt duidelijk te begrijpen wat de bestreden beslissing verweten wordt in het kader van de legaliteitstoetsing die het College doorvoert. In het tweede middel beroept de verzoekende partij zich op een gebrek aan opzet in haar hoofde zodat de vastgestelde feiten haar niet toerekenbaar zijn. Tevens was zij in de overtuiging dat de firma OCTA+ de geschonden milieuvoorwaarden diende na te leven. De verwerende partij heeft hierop verweer ten gronde gevoerd. De exceptie wordt verworpen. 2. Overeenkomstig artikel 22 Milieuvergunningsdecreet en de hieraan gekoppelde verplichting opgelegd door artikel 43 Vlarem I heeft de vergunninghouder een algemene zorg(vuldigheids)plicht, die onder meer inhoudt dat de voorwaarden van de milieuvergunning moeten nageleefd worden en de nodige voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden, te voorkomen. Een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid volstaat opdat er van een milieumisdrijf sprake is in de zin van artikel tot septies DABM. De verzoekende partij is als exploitant verantwoordelijk voor de naleving van de op haar rustende verplichtingen. Zij kan zich bijgevolg niet beroepen op de onwetendheid omtrent de milieuvoorwaarden die verbonden zijn aan de aan haar verleende milieuvergunning. Van een redelijk en vooruitziende exploitant, die reeds sinds tientallen jaren de garage met pompstation uitbaat de milieuvergunning dateert immers van 15 juli mag overigens verwacht worden dat zij op de hoogte is van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden gekoppeld aan haar milieuvergunning. Evenmin kan zij zich verschuilen achter een overeenkomst met een derde, zijnde OCTA+. De verzoekende partij is als exploitant zelf de eindverantwoordelijke, ongeacht zij bepaalde taken uitbesteedt aan een derde. Het komt aan haar toe om duidelijke afspraken te maken met derden en ook te controleren of deze afspraken nageleefd worden. 3. De stopzetting van de uitbating van het pompstation doet geen afbreuk aan de reeds vastgestelde milieumisdrijven en inbreuk en de mogelijkheid om desbetreffend een bestuurlijke geldboete op te leggen. 12

13 Dit volgt reeds impliciet uit artikel DABM, waarin de gevallen worden opgesomd waarin geen bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd, en waarbij het - al dan niet vrijwillig - uitvoeren van herstelmaatregelen niet wordt vermeld. Bovendien zijn bestuurlijke maatregelen overeenkomstig de artikelen en DABM gericht op het spoedig beëindigen van een vastgesteld milieumisdrijf of om de gevolgen hiervan geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of herhaling te voorkomen, zodat ze een andere finaliteit hebben dan bestuurlijke geldboeten. Beide handhavingsvormen sluiten elkaar niet uit, zoals blijkt uit de lezing van artikel , lid 1 DABM. Het middel wordt verworpen. C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. In haar derde middel roept de verzoekende partij de schending in van artikel DABM. Zij betwist de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete aan de hand van de drie waarderingscriteria, zijnde de ernst van de feiten, de frequentie en de omstandigheden. Betreffende de ernst van de feiten wijst de verzoekende partij op de overeenkomst met OCTA. Het gegeven dat de verzoekende partij onmiddellijk de exploitatie van het benzinestation heeft stopgezet, nuanceert bovendien volgens haar de ernst van de feiten. Volgens de verzoekende partij heeft slechts één tweejaarlijkse keuring niet plaats gevonden en blijkt uit niets dat deze inbreuk enige milieuschade met zich heeft meegebracht. Tenslotte verwijst de verzoekende partij naar het vertrouwen dat bij haar werd gewekt door het verstrijken van een termijn van veertien maanden waarin er geen verder gevolg gegeven werd aan het voornemen om een bestuurlijke geldboete op te leggen. Inzake de frequentie meent de verzoekende partij dat onterecht geen rekening is gehouden met de eenmaligheid van de inbreuken. Met betrekking tot de beoordeling van de omstandigheden wijst de verzoekende partij op het gegeven dat zij in de overtuiging was dat de milieuaspecten met betrekking tot de benzinepompen onder de verantwoordelijkheid van de firma OCTA+ vielen en zij misleid werd door de overeenkomst uit De verzoekende partij geeft aan intussen het nodige gedaan te hebben voor het reinigen en legen van de installaties en eind september 2015 heeft zij de exploitatie van het benzinestation stopgezet. 2. De verwerende partij antwoordt dat enkel bij een kennelijke wanverhouding de opgelegde bestuurlijke geldboete verminderd kan worden of tot nul herleid. De verzoekende partij houdt volgens de verwerende partij in haar verzoekschrift onterecht geen rekening met het feit dat in de bestreden beslissing de stopzetting van de activiteit van het benzinestation als verzachtende omstandigheid werd meegenomen en aanleiding heeft gegeven tot verlaging van de geldboete. 13

14 Doordat de verzoekende partij de ernst van het gebrek aan keuring tracht te nuanceren, gaat zij evenwel voorbij aan de motivering uit de bestreden beslissing omtrent de overige vastgestelde milieumisdrijven en inbreuk. De loutere bewering van de verzoekende partij dat er geen milieuschade is, doet volgens de verwerende partij geen afbreuk aan de ernst van de feiten. De bestreden beslissing motiveert afdoende waarom de feiten voldoende ernstig zijn om een geldboete op leggen en de verzoekende partij weerlegt op geen enkele wijze deze motivering. Evenmin vereist het DABM, en meer specifiek artikel , dat er effectief milieuschade aanwezig moet zijn. De (beweerde) goede trouw van de overtreder, ontneemt volgens de verwerende partij het ernstig karakter aan de feiten niet. Betreffende de reeds verlopen termijn, wijst de verwerende partij op het boeteverlagend effect dat werd meegenomen in de bestreden beslissing. Inzake de in het verzoekschrift opgeworpen schending van het vertrouwensbeginsel, verwijst de verwerende partij naar haar weerlegging zoals uiteengezet bij het eerste middel. De verwerende partij verwijst bij de bespreking van het criterium frequentie naar de discretionaire bevoegdheid van de gewestelijke entiteit en meent dat het niet in aanmerking nemen als een boeteverlagend effect van een eenmalig feit niet als kennelijk onredelijk bestempeld kan worden. De verwerende partij herhaalt ten slotte haar standpunt inzake de opgeworpen goede trouw en de overeenkomst met OCTA+. 3. In haar wederantwoordnota stelt de verzoekende partij dat de vastgestelde milieuovertredingen niet dermate ernstig zijn dat zij een geldboete en voordeelontneming van meer dan rechtvaardigen. Een dergelijk bedrag brengt de verzoekende partij op de rand van het faillissement. Voorts kan uit de bestreden beslissing niet afgeleid worden in welke mate de stopzetting van het benzinestation concreet heeft geleid tot de verlaging van de geldboete. Volgens de verzoekende partij is het kennelijk onredelijk om met de éénmaligheid van de feiten geen rekening te houden bij het criterium frequentie als boeteverlagend element, noch hieromtrent te motiveren. Beoordeling door het College 1. In essentie beroept de verzoekende partij zich op het proportionaliteitsbeginsel zoals dit vastgelegd is in artikelen en DABM. Artikel DABM luidt als volgt: Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM, dat een precisering betreft van artikel DABM, luidt als volgt: 14

15 Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College gaat na of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van de geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij controleert of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. Er zal pas sprake zijn van een schending van deze artikelen indien aan de hand van de argumentatie die regelmatig aan het College wordt voorgelegd (inzonderheid door de verzoekende partij), wordt vastgesteld dat de gewestelijke entiteit op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de daarin opgenomen waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag. 2. Het college wijst nogmaals op de plicht in hoofde van de exploitant om de milieuvoorwaarden na te leven zodat de verzoekende partij zich niet kan beroepen op enige onwetendheid in haar hoofde tot naleving van bepaalde plichten. Het College verwijst hiervoor naar de uiteenzetting van het tweede middel. Bij de ernst van de feiten wordt door de gewestelijke entiteit gewezen op het feit dat de doelstelling van de geschonden regelgeving er in gelegen is om negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend kunnen zijn of gevaarrisico s kunnen inhouden, te beperken of te voorkomen. Specifiek met betrekking tot de milieuvergunning wordt gewezen op de finaliteit om hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De niet-naleving van de bijzondere, algemene en sectorale voorwaarden houdt een groot veiligheidsrisico in. De geschonden artikelen vereisen aldus niet dat er milieuschade aanwezig is om een administratieve geldboete te kunnen opleggen. Bij de bespreking van het eerste middel werd reeds vastgesteld dat het vertrouwensbeginsel niet geschonden is, zodat dit beginsel van behoorlijk bestuur geen aanleiding kan geven tot een gebeurlijke verlaging van de administratieve geldboete. 3. De gewestelijke entiteit kan binnen de ruime discretionaire bevoegdheid die de decreetgever haar in het licht van de bepaling van het boetebedrag heeft toegekend, redelijkerwijze oordelen dat de toepassing van het waarderingscriterium van de frequentie (enkel) als boeteverzwarende omstandigheid in aanmerking wordt genomen, wanneer vaststaat dat de overtreder reeds eerder gelijkaardige feiten pleegde. Deze invulling van haar beoordelingsvrijheid is niet foutief noch kennelijk onredelijk, en sluit bovendien aan, zoals de verwerende partij terecht opmerkt, bij de parlementaire voorbereidingen van artikel DABM (Parl. St., Vl. P., , nr. 1249/1, 59), die luiden als volgt: Vanuit het proportionaliteitsbeginsel is het belangrijk om bij de bepaling van de bestuurlijke geldboeten rekening te houden met zowel positieve (de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven pleegt of beëindigt) als negatieve factoren (ernst van de milieu-inbreuk of de milieumisdrijffrequentie van de 15

16 gepleegde feiten). 4. Betreffende de redelijkerwijze in aanmerking te nemen omstandigheden, valt de verzoekende partij in herhaling. Er werd supra reeds voldoende uiteengezet waarom de door haar ingeroepen onwetendheid geen beoordelingscriterium diende te zijn voor de gewestelijke entiteit. Daarnaast lijkt de verzoekende partij voorbij te gaan aan de motivering uit de bestreden beslissing waaruit blijkt dat rekening werd gehouden met de stopzetting van de uitbating van het benzinestation als boeteverlagend element. 5. In die mate dat de verzoekende partij zich in haar wederantwoordnota voor het eerst beroept op de schending van de motiveringsplicht in de mate dat de bestreden beslissing niet (afdoende) motiveert in welke mate de stopzetting van het benzinestation tot een effectieve vermindering van de boete heeft geleid, werpt zij een middelonderdeel op dat niet in haar verzoekschrift werd opgenomen. Hetzelfde geldt voor de voor het eerst in de wederantwoordnota aangevoerde financiële toestand van de verzoekende partij, die volgens haar als boeteverlagende factor moet in acht genomen worden. Een verzoekende partij kan overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit, samen gelezen met artikel 29 Procedurebesluit, niet voor het eerst in de wederantwoordnota een nieuw middel ontwikkelen, indien dat haar reeds bekend was op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift. Dit blijkt tevens uit het verslag aan de Vlaamse regering, waarbij in de toelichting bij artikel 29 Procedurebesluit het volgende wordt gesteld: Overtuigingsstukken kunnen door verzoeker nog ingediend worden samen met zijn wederantwoordnota, maar enkel om zijn middelen verder te staven met stukken waarover hij voorheen nog niet kon beschikken of om te antwoorden op de argumenten van de verweerder (in kader van de rechten van verdediging); niet om zelf nieuwe elementen toe te voegen die hem reeds bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift (nieuwe elementen zijn onontvankelijk). In zoverre blijkt dat verzoekende partij in haar wederantwoordnota nieuwe middelen aanvoert, dan wel een andere wending geeft aan de reeds ingeroepen middelen, zonder aannemelijk te maken dat zij de betreffende argumentatie niet reeds in haar verzoekschrift kon opwerpen, zijn de betreffende middelonderdelen onontvankelijk. 6. Het middel wordt verworpen. D. Vierde middel Standpunt van de partijen 1. 16

17 De verzoekende partij betwist de opgelegde voordeelontneming. Zij stelt dat de pompinstallaties onder de verantwoordelijkheid vielen van Octa+, zodat zij hieruit geen voordeel heeft gehaald. Het stopzetten van de activiteit van het pompstation dient als bewijs hiervan. Tevens beweert de verzoekende partij dat de benzinepompen verlieslatend waren. Daarenboven werd een milieuconsulent aangesteld om het nodige te doen om zich opnieuw in de regel te stellen. Tevens wordt nogmaals verwezen naar OCTA+ en hun beweerde verantwoordelijkheid inzake de naleving van de milieuvoorwaarden. Er wordt door de verzoekende partij verzocht om de voordeelontneming ernstig te herleiden, bij voorkeur tot nul euro. 2. De verwerende partij poneert dat dit middel juridische grondslag mist doordat de voordeelontneming niet valt onder de beweerde schending van artikel DABM. Voorts stelt de verwerende partij in haar antwoordnota dat de verzoekende partij in se dat de motivering van de voordeelontneming, zoals veruitwendigd in de bestreden beslissing, niet bekritiseert. De verwerende partij voert verder aan dat de loutere bewering dat de activiteit van het tankstation verlieslatend zijn en de recente aanstelling van een milieucoördinator aan het verkregen vermogensvoordeel geen afbreuk doen. Volgens de verwerende partij weerhoudt dit niet de deloyale concurrentie ten opzichte van tankstations die de geldende regelgeving respecteren. Ten slotte wijst de verwerende partij op het gegeven dat het van geen belang is of de overtreder al dan niet tot doel had om een financieel voordeel te halen. Beoordeling door het College Artikel DABM bepaalt dat samen met een bestuurlijke geldboete een voordeelontneming kan worden opgelegd. Een voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het vermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. Het is hierbij van geen belang te weten of de verzoekende partij al dan niet de bedoeling had om een financieel voordeel te halen. Voor het opleggen van een voordeelontneming is immers geen bijzonder opzet in hoofde van de overtreder vereist. In tegenstelling tot wat de verzoekende partij stelt, heeft zij uit de door haar gepleegde milieumisdrijven wel degelijk een geldelijk voordeel genoten. Zij heeft de kosten van een milieucoördinator niet moeten dragen, alsook de kosten van het (her)keuren van de tanks. De voordeelontneming werd opgelegd voor een periode die voorafgaat aan de maatregelen die de verzoekende partij heeft genomen, zoals het aanstellen van een milieucoördinator en het stopzetten van het tankstation. De loutere bewering van de verzoekende partij dat de activiteiten van het pompstation verlieslatend zijn, doen hieraan geen afbreuk. Zoals reeds aangegeven in het tweede middel, draagt de verzoekende partij als exploitant de verantwoordelijkheid voor het naleven van de milieuvergunningsvoorwaarden. Het middel wordt verworpen. 17

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0015 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0063/M Verzoekende partij de heer Jan BONNY vertegenwoordigd door advocaat Kurt VANLERBERGHE,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking ^\ AMV/000143915/1002 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.17.2.1, 3, van titel II van het VLAREM ingediend door nv Belgomine voor een tankstation gelegen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 21 februari 2017 met nummer RvVb/A/1617/0580 in de zaak met rolnummer 1213/0519/A/2/0489 Verzoekende partijen 1. de heer August VAN PETEGHEM 2. de heer Peter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0092 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0138/M Verzoekende partij de nv VAN RAAK BENZINESTATIONS, met zetel te 2310 Rijkevorsel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0511 van 26 januari 2016 in de zaak 1314/0461/SA/3/0431 In zake: de LEIDEND AMBTENAAR van het Agentschap Onroerend Erfgoed advocaat Philippe DECLERCQ

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0106 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0058/M Verzoekende partij de bvba ACOMUS, met woonplaatskeuze te 9100 Sint-Niklaas, Entrepotstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE BEKENDMAKING MELDINGSAKTE Referentie omgevingsloket Inrichtingsnummer 20180424-0014 Projectnaam PE_14HER_melding telefooncentrale klasse 3 Ligging Molenvest 27A te 2200 Herentals Afdeling 13011, sectie

Nadere informatie

AMV' '1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,

AMV' '1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, m rin AMV'00060090'1001 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.17.2.1, 3, van titel 11 van het VLAREM ingediend door nv Van De Velde voor een tankstation

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/1-VK van 23 januari 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Ilse CUYPERS en Sarah JACOBS, advocaten, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0074/M Verzoekende partij de nv ETABLISSEMENTEN FRANZ COLRUYT, met woonplaatskeuze op

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0814 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0006/A Verzoekende partijen 1. de heer Ivan VERCAMMEN 2. de heer Constant VERCAMMEN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0256 in de zaak met rolnummer 1415/0122/A/6/0092 Verzoekende partij Verwerende partij Tussenkomende partijen de heer

Nadere informatie

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen.

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen. Gemeentelijk dossiernummer: 2019/419 OMG referentie: OMV_2019063944 Inrichtingsnummer: 20190514-0060 AKTENAME MELDING Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba,

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 21 mei 2015 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2015/071-21 mei 2015... 2 Rolnr. 2015/073-21 mei 2015...

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0314 van 1 december 2015 in de zaak RvVb/1415/0609/A/0602 In zake: de heer Bart DEVOS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Greg JACOBS

Nadere informatie

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE BEKENDMAKING MELDINGSAKTE Referentie omgevingsloket Inrichtingsnummer 20190128-0069 Projectnaam Tijdelijke werf ten behoeve van werken aan een leiding Ligging nabij Toekomstlaan 33, Herentals Bovenvermelde

Nadere informatie

AMV/ /1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,

AMV/ /1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Vlaamse Regering AMV/ 000150449/1001 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwuking van artikel 5.17.2.1, 3, van titel 11 van het VLAREM, ingediend door nv Total Belgium voor een

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. ~ AMV/ /1001 Vlaamse Regering :~~~= :n- ',.. "~ ~ = AMV/000156706/1001 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van de artikelen 5.17.2.1,

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

advocaat hierna de tegen hierna de

advocaat hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/6-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor gevestigd

Nadere informatie