MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0015 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0063/M Verzoekende partij de heer Jan BONNY vertegenwoordigd door advocaat Kurt VANLERBERGHE, met woonplaatskeuze op het kantoor te 8600 Diksmuide, Woumenweg 109 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 18 januari 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 16 december 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/1351-M/SM/JC. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (623 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) en een vermogensvoordeelontneming van euro, wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet), van artikel 43 het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: Vlarem I) en van de artikelen , 1, , 1 en 2, , 1, , 1 en , 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: Vlarem II). Aan verzoekende partij wordt verweten dat er in haar inrichting geen milieucoördinator B was aangesteld, dat er geen keuringsattest noch een zoneringsplan voorlag voor de elektrische laagspanningsinstallatie van het tankstation, dat er geen periodieke keuringsattesten voorlagen van de twee ondergrondse diesel -en benzinetanks, en dat het damprecuperatiesysteem fase II voor pomp 1 niet werkte. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1

2 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. Verwerende partij dient een laatste nota in. 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 22 december Verzoekende partij en verwerende partij verschijnen schriftelijk. 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Verzoekende partij exploiteert een benzinestation met garage. Zij beschikt daartoe op het ogenblik van de vaststellingen over een milieuvergunning klasse 1 van 17 april Op 25 februari 2013 wordt door twee toezichthouders bij de afdeling Milieu-inspectie (hierna verbalisant) ambtshalve het volgende vastgesteld: Ik heb volgende tekortkomingen vastgesteld: 1. Ondergrondse diesel- en benzinetanks periodieke onderzoeken De 2 ondergrondse dubbelwandige tanks (vergund voor l benzine en l diesel) werden volgens exploitant geplaatst in Constructeur was AJK Tankbouw uit Bree. Hij kan ons echter geen verklaring van conformiteit van de houder bij de bouw voorleggen (cfr. art van Vlarem II), noch een rapport van de controle bij plaatsing en bij indienststelling (cfr. art van Vlarem II). Bovendien kunnen er geen verslagen van het verplichte 2-jaarlijks beperkt onderzoek voorgelegd worden (cfr. art van Vlarem II), en zijn de tanks dus al een 9-tal jaar niet gekeurd. Dit is in strijd met de sectorale voorwaarden van titel II van het VLAREM, art , en Indien er geen controle bij indienststelling is gebeurd, zal een regularisatie-onderzoek moeten uitgevoerd worden door een erkend milieudeskundige in de discipline houder voor gassen of gevaarlijke stoffen. Exploitant heeft hiervoor Power Oil (eigenaar van de pompen en leverancier van de brandstof) gecontacteerd, en er is nog op 25/2 via aan erkend milieudeskundige René Dierickx van Abimos bvba gevraagd om zo spoedig mogelijk het beperkt onderzoek uit te voeren. 2. Milieucoördinator Exploitant bevestigt dat er geen milieucoördinator is aangesteld. Hij vindt dit een overbodige eis. Ik moet echter vaststellen dat hij zelf onvoldoende op de hoogte is van de wettelijke verplichtingen die van toepassing zijn op het tankstation, en dus de aanstelling van een milieucoördinator mij geen overbodige voorwaarden lijkt. 2

3 Deze eis is al geruime tijd een wettelijke verplichting voor tankstations waarop rubriek van toepassing is, wat hier het geval is. Dit is een rubriek op art van Vlarem II. 3. Elektrische installaties In tankstations waar benzine wordt verdeeld zijn er zones waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan. Conform het AREI (Algemeen Reglement op de elektrische installaties) moeten zoneringsplannen opgesteld worden, op basis waarvan moet bepaald worden aan welke specificaties de elektrische installaties in die zones moeten voldoen. Bovendien moet de conformiteit van de elektrische installaties met de zoneringsplannen vastgesteld worden door een keuringsorganisme. Exploitant kan echter niet aantonen dat de elektrische laagspanningsinstallaties van het tankstation gekeurd zijn (en er zoneringsplannen bestaan). Dit vormt een inbreuk op de sectorale voorwaarden van titel II van het VLAREM, meer bepaald art Damprecuperatie fase II Brandstofverdeelpompen voor benzine moeten voorzien zijn van een damprecuperatiesysteem fase II. Dit systeem is aanwezig op de benzinepompen. Met behulp van een sneltester (type GR92) die voor het tanken op het vulpistool wordt aangebracht, werd gecontroleerd of het damprecuperatiesysteem fase II ook effectief werkt. De sneltesters produceren een fluittoon indien het systeem goed werkt. Er zijn 4 verdeelslangen voor benzine (pomp 1 en 2 voor Euro95 en pomp 3 en 4 voor Super98). Op pomp 1 (voor Euro95-benzine) heb ik vastgesteld dat het damprecuperatiesysteem fase II niet werkt. Op de 3 andere benzinepistolen werkt het wel. Dit vormt een inbreuk op subafdeling en in het bijzonder op art van Vlarem II. Voor dit punt verwijst exploitant naar Power, gezien de pompen eigendom zijn van Power. Emmanuel Dewulf (Power) heeft ondertussen gemeld via dat opdracht is gegeven aan Tokheim om de nodige herstellingen te doen. (Het damprecuperatiesysteem fase II werd wel initieel gekeurd. Er werd me een keuringsattest van een erkend milieudeskundige van AIB-Vinçotte voorgelegd waaruit blijkt dat het systeem met goed gevolg werd getest op 2 september 2004.). In uitvoering van art van Vlarem II had het damprecepuratiesysteem fase II in 2012 moeten getest zijn. Dit is echter niet gebeurd. Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. VU64.H van 27 februari 2013, dat op dezelfde datum wordt gesloten en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het parket wordt verzonden op 28 februari Per schrijven van 28 februari 2013 wordt verzoekende partij naar aanleiding van de betreffende vaststellingen door de afdeling Milieu-inspectie gewezen op de vastgestelde inbreuken, en wordt zij aangemaand om tegen uiterlijk 15 mei 2013 het bewijs te leveren dat alle inbreuken werden verholpen. 4. Op 17 maart 2013 wordt verzoekende partij, op vraag van het parket, naar aanleiding van voormelde vaststellingen verhoord, waarbij zij het volgende verklaart: 3

4 Ik ben zaakvoerder van de éénmanszaak garage Royal met zetel Brugse steenweg 42 te 8620 Nieuwpoort en ben dan ook gemachtigd deze verklaring af te leggen Ik heb een afschrift van het verslag van de milieu-inspectie ontvangen. Ik heb geen opmerkingen hieromtrent. Wat betreft de aangehaalde inbreuken was ik van bepaalde zaken niet op de hoogte meer bepaald de keuring van de tanks. Het is zo dat de tanks in 2004 geplaatst werden. Dit waren en zijn tanks die voldoen aan de wetgeving. Ik denk dat er wel een verklaring van conformiteit van de tanks alsook een rapport van de controle bij plaatsen en indienststelling is doch gezien mijn vrouw vroeger de papieren deed en wij thans gescheiden zijn kan ik dit op heden niet voorleggen. Ik zal evenwel het nodige doen om mij in regel te stellen. Wat betreft milieucoördinator ben ik bezig via de firma Power deze aan te stellen. Wat betreft de elektrische laagspanningsinstallaties werd via POWER de firma VINCOTTE gecontacteerd om mij in regel te stellen. Dit is voorzien in maart. Wat betreft het damprecuperatiesysteem werd dit reeds hersteld. Het was namelijk zo dat bij één van de pompen er een defect was waarvan ik niet op de hoogte was. De vastgestelde inbreuken zijn te mijnen laste. Aangaande de milieucoördinator kan ik zeggen dat ik dit nooit aangevraagd had gezien ik dacht dat ik dit zelf kon. Ik was er ook niet van op de hoogte dat dit verplicht was. Als alles goed verloopt voorzien ik tegen eind april om met alles in regel te zijn. De vastgestelde inbreuken zijn enerzijds te wijten aan een defect dat zich bij iederen kan voordoen (pomp) en anderzijds aan onwetendheid van mijnentwege. Ik zal dus al het mogelijke doen om mij zo vlug mogelijk in regel te stellen. Wat betreft de mompen is het wel zo dat dit volledig in beheer is van POWER. Ik heb daar in feite niets mee te maken. Deze verklaring wordt opgenomen in het navolgend proces-verbaal van de politie Westkust met nr /13 van 17 maart 2013, dat op dezelfde datum aan het parket wordt verzonden. 5. Op 27 mei 2013 wordt door de verbalisant, in antwoord op de vraag van het parket in hoeverre er werd voldaan aan de aanmaning, het volgende vastgesteld: Ik werd de voorbije maanden een aantal maal op de hoogte gesteld van de voortgang door de nieuwe milieucoördinator van de heer Bonny, en daaruit is gebleken dat de nodige stappen ter regularisatie voldoende snel zijn gezet. De toestand is als volgt: 1) Er gebeurde een beperkt onderzoek van alle ondergrondse tanks door Abimos op 4 april Alle tanks kregen een groen attest, geldig tot 4 april Ondertussen is ook gebleken dat er wel een verslag van indienststelling was voor deze tanks, door AIB-Vinçotte op 2 september Bij vorige inspecties kon exploitant die verslagen niet voorleggen. Een volgend algemeen onderzoek moet gebeuren tegen september Ook de attesten van conformiteit bij de bouw zijn opgedoken. Dit punt is geregulariseerd. 2) Er is een externe milieucoördinator aangesteld, René Dierickx van Abimos. Het is mede dankzij de opvolging door de heer Dierickx dat de toestand zo snel is geregulariseerd. 3) Er werden zoneringsplannen opgesteld door het bureau Van Hemelen. Het zoneringsdossier is gedateerd 29/4/2013. Het werd ons bezorgd bij brief van 15/05/

5 Navolgend gebeurde een keuring van de elektrische installaties door Van Hemelen om de conformiteit van de aanwezige installaties met de wetgeving en met de opgestelde zoneringsplannen te checken. Het onderzoek gaf geen aanleiding tot inbreuken noch opmerkingen. De elektrische installatie voldoet volledig. 4) De defecte dampretour fase II op 1 benzinepomp werd hersteld en een efficiëntiemeting op 26 april 2013 door Abimos heeft aangetoond dat de installatie nu wel voldoet aan de eisen van Vlarem II. Ik kan besluiten dat alle inbreuken zijn weggewerkt. De toestand is volledig geregulariseerd. Bovendien heeft exploitant de opgelegde timing van 15 mei 2013 nipt gehaald, wat een behoorlijke inspanning heeft betekend. Deze vaststellingen worden opgenomen in het navolgend proces-verbaal nr. VU64.H van 27 mei 2013, dat op dezelfde datum wordt gesloten en aan het parket wordt verzonden. 6. Naderhand wordt de politie Westkust door verzoekende partij nog gecontacteerd met de melding dat zij thans over de vereiste attesten zou beschikken, inzonderheid een verslag van periodiek nazicht en een zoneringsdossier. Deze vaststellingen (en stukken) worden opgenomen in het navolgend proces-verbaal van de politie Westkust met nr /13 van 28 juli 2013, dat op dezelfde datum aan het parket wordt verzonden. 7. Op 16 oktober 2013 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld, nadat zij eerder op 20 juni 2013 de gewestelijke entiteit in kennis stelde van de verlenging van de beslissingstermijn om zich uit te spreken over de al dan niet strafrechtelijke behandeling van dit milieumisdrijf. 8. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 4 november 2013 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Per schrijven van 15 november 2013 dient verzoekende partij een schriftelijk verweer in, waarin zij het volgende stelt: Ik betwist de begane tekortkomingen aan het Milieuvergunningendecreet niet. Ik kan deze slechts kaderen in een moeilijkere familiale situatie waarin ik buiten mijn wil ben terecht gekomen. Ik kan u meedelen dat mijn ex-echtgenote de administratieve zaken van mijn zaak steeds heeft waargenomen, waardoor ik in mindere mate op de hoogte was van een aantal verplichtingen, zoals de periodiek uit te voeren keuringen. Sedert enige tijd dien ik zowel de exploitatie van mijn garage en tankstation waar te nemen, alsook de boekhouding en de administratie. Ik kan u meedelen dat ik hierbij tal van moeilijkheden heb ondervonden om bij te benen en alle administratie bij te houden. Ik heb binnen de voorgeschreven tijdsspanne van de milieu-inspectie aan alle opgesomde tekortkomingen verholpen. Zo heb ik een milieucoördinator aangesteld en alle keuringen 5

6 laten uitvoeren. Hiervan werd kopie overgemaakt aan de heer Tanghe van de Afdeling Milieu-Inspectie. Voor de heer Tanghe was alles in orde. Naar de toekomst toe kan ik u verzekeren dat ik tijdig alle keuringen zal uitvoeren. Ik verzoek u dan ook rekening te houden met mijn goede wil om alle milieuverplichtingen in orde te houden en met de verzachtende omstandigheden van mijn persoonlijke familiale situatie. Er werd geen schade toegebracht aan het milieu. Ik wil u dan ook vragen om mij geen bestuurlijke geldboete en voordeelontneming op te leggen. 9. Op 16 december 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 22 december 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat de vermoedelijke overtreder voor verschillende schendingen inroept niet op de hoogte geweest te zijn van de hieromtrent bestaande verplichtingen; dat deze ingeroepen onwetendheid niet als schulduitsluitingsgrond kan beschouwd worden aangezien vermoedelijke overtreder niet aantoont, evenmin redelijk aanneembaar maakt, dat ze in zijn hoofde onoverwinnelijk is en hem dus niet kan worden toegerekend; dat vermoedelijke overtreder informatie had moeten inwinnen over het bestaan van wettelijke verplichtingen gepaard gaand met het exploiteren van zijn inrichting conform de milieuvergunning; Overwegende dat de exploitant van een inrichting overeenkomstig artikel 22 van het Milieuvergunningsdecreet verplicht is de milieuvoorwaarden na te leven; Overwegende dat artikel 43 VLAREM I nader bepaalt dat de exploitant van een inrichting verplicht is de in de milieuvergunning opgelegde bijzondere voorwaarden, de voor de inrichting geldende algemene of per categorie van inrichtingen door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 20 van het decreet vastgestelde milieuvergunningsvoorwaarden, alsmede alle andere op de exploitatie van de inrichting van toepassing zijnde wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid, na te leven; dat ook de schending van deze artikelen wordt weerhouden als milieumisdrijf begaan door overtreder; Overwegende dat artikel , 1 van VLAREM II bepaalt dat de exploitant van een inrichting klasse één een milieucoördinator dient aan te stellen; dat ingevolge rubriek van bijlage 1 van VLAREM I voor de inrichting van de exploitant een milieucoördinator B vereist is; dat er geen milieucoördinator B was aangesteld; Overwegende dat artikel , 1 van VLAREM I bepaalt dat de elektrische installaties, toestellen en verlichtingstoestellen dienen te beantwoorden aan de voorschriften van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties van 10 maart 1981 (hierna "AREI"); dat artikel 271 AREI bepaalt dat elke 'andere' (met name andere dan huishoudelijke installatie of foorinstallatie) laagspanningsinstallatie om de vijf jaar aan een controle moet worden onderworpen; dat geen keuringsattest van deze controle kon worden voorgelegd; Overwegende dat artikel , 2 van VLAREM II bepaalt dat onverminderd de reglementaire bepalingen in zones waar gevaar bestaat voor brand en ontploffing door de. toevallige aanwezigheid van een ontplofbaar mengsel, elektrische installaties ontworpen en uitgevoerd dienen te worden volgens de vereisten van een 6

7 zoneringsplan; dat geen zoneringsplan kon worden voorgelegd; Overwegende dat artikel , 1 van VLAREM II bepaalt dat ten minste om de twee jaar voor de houders gelegen in gebieden andere dan waterwingebieden en de beschermingszones de installatie onderworpen wordt aan een beperkt onderzoek door een daarvoor bevoegde deskundige; dat verbalisant vaststelde dat er geen verslagen van deze onderzoeken konden worden voorgelegd; dat deze bepaling derhalve geschonden is; Overwegende dat de overtreder omtrent de verplichtingen inzake het benzinedampterugwinningssysteem inroept dat de brandstofverdeelpompen volledig in beheer zouden zijn van de nv Power Oil; dat de vermoedelijke overtreder niet betwist de exploitant te zijn van de inrichting; dat de bepalingen opgenomen in artikelen , 1 en :2.4, 3 van VLAREM II verplichtingen opleggen aan de exploitant van de inrichting; dat vaststaat, en overigens niet betwist wordt, dat vermoedelijke overtreder exploitant is van de inrichting; dat bovendien de milieuvergunning d.d. 17 april 2003 op zijn naam was aangevraagd en verleend; dat deze verplichtingen dan ook dienden te worden nageleefd door vermoedelijke overtreder en dat het niet naleven van deze bepalingen slechts toerekenbaar kan zijn aan vermoedelijke overtreder; Overwegende dat artikel , 1 van VLAREM II bepaalt dat benzine aan motorvoertuigen moet worden afgeleverd via een fase IIbenzinedampterugwinningssysteem; dat verbalisant vaststelde dat, hoewel dit systeem aan pomp 1 voor EURO 95-benzine wel aanwezig was, dit niet werkte; dat deze bepaling derhalve geschonden is; Overwegende dat artikel , 3 van VLAREM II bepaalt dat eenmaal per jaar de overeenstemming van de damp-benzineverhouding van het fase IIbenzinedampterugwinningssysteem met de damp-benzineverhouding, vermeld in artikel , 4, wordt gemeten overeenkomstig de procedure, vermeld in bijlage en dat de eerste meting uiterlijk op 31 december 2012 wordt uitgevoerd; dat de verbalisant vaststelde dat, hoewel vereist, dit systeem niet in 2012 was getest; Overwegende dat bovenstaande bepalingen van het Milieuvergunningsdecreet, VLAREM I en VLAREM II dan ook geschonden zijn; Overwegende dat deze vaststellingen een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel 22 Milieuvergunningsdecreet; - artikel 43 van VLAREM I; - artikel , 1 van VLAREM II; - artikel , 1 en 2, artikel , 1, artikel , 1, , 3 van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel , 2 DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd; Overwegende dat het milieumisdrijf niet betwist wordt. Overwegende dat derhalve het misdrijf in hoofde van overtreder vaststaat. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt 7

8 gehouden met de ernst van het milieumisdrijf en met de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd de ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieuen veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken; Overwegende dat de overtreder een klasse 1-inrichting exploiteerde (het uitbaten van een tankstation met brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen en het uitbaten van een garage voor onderhoud en dergelijke van wagens); dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu; Overwegende dat de naleving van de Vlaamse algemene, sectorale en bijzondere bepalingen inzake milieuhygiëne van cruciaal belang is om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken; dat een strikte naleving van deze bepalingen opgelegd wordt aan diegenen die ingedeelde activiteiten uitoefenen; Overwegende dat een milieucoördinator in een klasse 1-inrichting vereist is om de naleving van de milieuwetgeving en bijgevolg ook de veiligheid van de inrichting voor mens en milieu te garanderen; Overwegende dat een rapport voor de goedkeuring van de laagspanningsinstallatie tot doel heeft de veiligheidsrisico's die gepaard gaan met een elektrische installatie te beperken; dat het niet hebben van deze attesten een milieu- en veiligheidsrisico. inhoudt; dat de tekortkomingen inzake deze attesten en rapporten wijzen op een tekort aan aandacht voor het leefmilieu en de veiligheid in de bedrijfscontext; Overwegende dat in tankstations waar benzine verdeeld wordt er zones zijn waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan; dat op basis van een zoneringsplan bepaald kan worden aan welke specificaties de elektrische installaties in die zones moeten voldoen; dat het ontbreken van een zoneringsplan derhalve afbreuk doet aan de vereisten inzake brandveiligheid van een brandstofverdeelstation; Overwegende dat het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging permanent aanwezig is bij ondergrondse opslag van gevaarlijke stoffen; dat periodieke keuring bijdraagt tot het beperken van dit risico; Overwegende dat een goede werking van het fase 2- benzinedampterugwinningsysteem leidt tot een reductie van emissies van vluchtige organische stoffen (hierna: "VOS-emissies"); dat deze reductie noodzakelijk is omdat VOS-emissies diverse negatieve gevolgen voor het leefmilieu en de menselijke gezondheid kunnen hebben; dat sommige componenten van VOS kankerverwekkende eigenschappen hebben; dat VOS precursoren zijn van onder andere troposferische ozon; dat dit tot fotochemische luchtverontreiniging kan leiden; dat ozon op leefniveau een vervuilende stof is die een schadelijk effect heeft op de mens, ecosystemen en materialen; dat certificatie en controle van dit systeem de goede werking garandeert. Overwegende dat de overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; dat overtreder eveneens alle opgelegde voorwaarden met betrekking tot de exploitatie van deze inrichtingen had moeten naleven; 8

9 Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete de frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft; dat er minstens geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld; dat de factor frequentie bijgevolg geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete; de omstandigheden Overwegende dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; overwegende dat overtreder actie ondernam om de vastgestelde tekortkomingen met bekwame spoed en in overleg met verbalisant weg te werken; dat alle tanks aan een beperkt onderzoek werden onderworpen, waarbij alle tanks een groen attest kregen dat geldig was tot 4 april 2015; dat er een externe milieucoördinator werd aangesteld; dat een zoneringsplan werd opgemaakt en een gunstig keuringsverslag inzake de elektrische installaties werd opgemaakt; dat het damprecuperatiesysteem fase II van pomp 1 werd hersteld en door een efficiëntiemeting werd aangetoond dat de installatie nu wel voldoet aan de eisen van VLAREM II; dat de situatie derhalve volledig is geregulariseerd; dat dit alles meegenomen wordt als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een lagere geldboete. Overwegende dat de overtreder per aangetekende brief tegen ontvangstbewijs van 4 november 2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze honderdtachtigdagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. 4. VERMOGENSVOORDEEL Overwegende dat op 27 februari 2013 door verbalisant werd vastgesteld dat er geen milieucoördinator was aangesteld; dat overtreder in zijn verhoor verklaarde dat hij nooit de aanstelling van een milieucoördinator heeft aangevraagd; dat minstens sinds het verlenen van de milieuvergunning op 17 april 2003 een milieucoördinator diende te zijn aangesteld; dat AMMC sinds 1 mei 2009, inwerkingtreding titel XVI DABM, beschikt over de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete vergezeld van een voordeelontneming; dat bij de raming van het financieel voordeel bijgevolg gerekend wordt vanaf 1 mei 2009; dat er aan overtreder geen voordeelontneming kan worden opgelegd voor de periode april 2003 tot april 2009; dat vanaf mei 2009 tot februari 2013 ruim drie jaar vermogensvoordeel werd verkregen door de kosten van een milieucoördinator B uit te sparen; dat op basis van intern marktonderzoek de jaarlijkse kostprijs naar billijkheid en redelijkheid voor een milieucoördinator B geschat kan worden op minstens euro; dat dit bedrag van euro lzijnde:3*1.500 euro= euro) conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming 9

10 wordt opgelegd; Overwegende dat de overtreder na de vaststellingen van verbalisant op 27 februari 2013 geen attesten kon voorleggen van de tweejaarlijkse verplichte keuring van de twee ondergrondse tanks, met een vergunde inhoud van liter benzine en liter diesel; dat de milieuvergunning op 17 april 2003 werd verleend; dat vermoedelijke overtreder verklaarde dat de tanks in 2004 werden geplaatst; dat derhalve minstens sinds 2004 niet voldaan is aan deze plicht tot periodieke keuring; dat AMMC echter sinds 1 mei 2009, inwerkingtreding titel XVI DABM, beschikt over de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete vergezeld van een voordeelontneming; dat bij de raming van het financieel voordeel bijgevolg gerekend wordt vanaf 1 mei 2009; dat er aan overtreder geen voordeelontneming kan opgelegd worden voor de periode 2004 tot april 2009; dat vanaf mei 2009 tot februari 2013 per houders minstens 2 maal voordeelontneming werd verkregen door de kosten van een periodieke keuring van de ondergrondse tanks uit te sparen; dat op basis van intern marktonderzoek de kostprijs voor een tweejaarlijks beperkt onderzoek voor de bovengrondse tanken uitgevoerd door een erkend deskundige, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op minstens 200 euro per tank; dat derhalve het financieel voordeel uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op 800 euro (zijnde: 2*2*200 euro= 800 euro); dat dit bedrag conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd; Overwegende dat derhalve het vermogensvoordeel voor de overtreder om zich niet aan de vigerende regelgeving te houden uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, geraamd kan worden op euro (zijnde euro euro); dat dit bedrag conform artikel DABM naast de geldboete als voordeelontneming wordt opgelegd. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij voert in haar verzoekschrift de schending aan van de artikelen en DABM. Zij meent dat er bij de bepaling van de omvang van de administratieve geldboete niet of onvoldoende rekening werd gehouden met bepaalde elementen/ omstandigheden in haar voordeel, en verzoekt dat de alternatieve bestuurlijke geldboete tot een minimum zou worden herleid. Zij wijst met name vooreerst op de afwezigheid van strafrechtelijke of administratieve antecedenten op vergunningsgebied. Zij wijst tevens op het feit dat de overtredingen in kwestie geen gevaartoestand voor mens of milieu met zich meebrachten. Zij benadrukt dat zij zich in een recordtempo en binnen de door de milieu-inspectie zeer krap bepaalde termijn 100% in orde stelde. Zij stelt ook dat de tekortkomingen enkel en alleen te 10

11 wijten waren aan onwetendheid in haar hoofde, en er allerminst kwaad opzet was in haar hoofde, noch winstbejag, waarbij zij aanhaalt dat haar ex-echtgenote initieel de volledige administratie voor haar rekening nam maar haar na de echtscheiding administratief aan haar lot overliet, zodat zij haar administratieve kennis van nul af aan diende op te bouwen en er op vlak van milieu hier blijkbaar een lacune bleef, die naar aanleiding van de inspectie gedicht werd. Tenslotte wijst zij op de vaststelling zoals de Vlaamse overheid ook al overwoog dat de termijn van art DABM werd overschreden, gezien de vaststelling van de overtreding dateert van 27/2/2013, zij zich binnen de 3 maanden administratief in orde stelde, maar het tot 16/12/2015 duurde vooraleer de bestreden beslissing genomen werd, zodat dit volgens haar een grotere vermindering rechtvaardigt dan de toegepaste 1/5 e. In haar wederantwoordnota stelt verzoekende partij dat de bestreden beslissing omwille van de in haar verzoekschrift aangehaalde elementen / omstandigheden op kennelijk onredelijke wijze werd genomen. Zij benadrukt dat er evenmin schadelijke gevolgen waren voor de mens of het leefmilieu en er ook geen concrete bedreiging voor het milieu was, dat er aan de maatschappij geen kosten werden berokkend en dat er ook geen sprake is van concurrentieverstoring, temeer via de voordeelontneming een en ander wordt rechtgezet. Wat betreft de overschrijding van de beslissingstermijn in art DABM meent zij dat het ongerechtvaardigd dralen - in deze ging het duidelijk om een niet complexe inbreuk - er op wijst dat de overheid geen overheersend belang hechtte aan de feiten. Zij besluit met het verzoek dat de alternatieve bestuurlijke geldboete tot een minimum of zelfs tot nul zou worden herleid, waarbij deze nulboete als equivalent van de strafrechtelijke opschorting van veroordeling of zelfs eenvoudige schuldigverklaring (wegens overschrijding van de redelijke termijn) geldt. Zij meent dat het in het licht van de hoger aangehaalde elementen kennelijk onredelijk was de stap naar beboeting te zetten, en stelt dat huidig geschil in vroegere tijden ongetwijfeld geëindigd zou zijn met een seponering door het Parket van de Procureur des Konings, terwijl in de hypothese dat het toch geleid mocht hebben tot vervolging, de strafrechter dan eenvoudige schuldigverklaring zou uitgesproken hebben, dan wel de gunst van de opschorting toegekend hebben. 2. Verwerende partij stelt in haar antwoordnota dat de gewestelijke entiteit op basis van de criteria in de artikelen en DABM binnen de grenzen van de decretale maximumboete, de hoogte van de geldboete discretionair kan vaststellen, en dat er slechts sprake kan zijn van een schending van deze artikelen indien de gewestelijke entiteit op kennelijk onevenredige of onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die in deze artikelen bepaald zijn. Zij benadrukt dat zij bij het nemen van de bestreden beslissing reeds uitdrukkelijk rekening heeft gehouden met de door de verzoekende partij aangehaalde elementen, met name met het éénmalig karakter van de schending, en het feit dat de overtredingen spoedig hersteld zijn. Wat betreft de opmerking van verzoekende partij dat de inbreuken geen gevaar voor mens of milieu met zich zouden meebrengen wijst zij op het feit dat verzoekende partij een klasse 1 inrichting exploiteert, hetgeen van de drie klassen tot indeling de hoogste graad vertegenwoordigt van de mogelijke hinder door de exploitatie voor het leefmilieu, en stelt zij dat de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing bij het onderdeel '3.2.1 ernst van de feiten' terecht heeft gewezen op de doelstelling van de geschonden bepalingen om het leefmilieu te beschermen tegen potentiële schade. Zij meent dat het in het licht van het beginsel van preventief handelen derhalve niet onredelijk is om bij de beoordeling van de ernst van de feiten de doelstelling van de geschonden regelgeving te betrekken, zelfs wanneer er weinig of geen daadwerkelijke schade of hinder zou zijn, zodat de bewering dat er uiteindelijk geen schade of hinder aan het leefmilieu is aangebracht, geen afbreuk doet aan de vaststelling dat er een schending voorligt van de sectorale milieuvoorwaarden. Wat betreft de opmerking van verzoekende partij dat de tekortkomingen enkel te wijten zijn aan onwetendheid, dat er geen kwaad opzet was en evenmin winstbejag, stelt zij in navolging van de bestreden beslissing dat de aangevoerde onwetendheid 11

12 of goede trouw over wat al dan niet toegelaten was, het bestaan van het milieumisdrijf niet wegneemt, en verzoeker informatie had moeten inwinnen over het bestaan van wettelijke milieuverplichtingen die haar exploitatie omkaderen, terwijl zij in gebreke bleef dit aan te tonen, en terwijl bovendien uit het relaas van verzoekende partij blijkt dat zij reeds drie jaar voorafgaand aan de vaststellingen de administratieve taken op zich diende te nemen, hetgeen redelijkerwijze als ruim voldoende kan beschouwd worden om zich dienaangaande op degelijke wijze te informeren en zich in orde te stellen. Zij besluit dat de bestreden beslissing dan ook geenszins kennelijk onredelijk is en verzoekende partij dit minstens niet aannemelijk maakt. Ten aanzien van de schending van de beslissingstermijn in artikel DABM stelt verwerende partij dat zij niet betwist dat deze termijn werd overschreden. Zij wijst op rechtspraak van het College dat de omstandigheid dat de niet naleving van voormelde beslissingstermijn niet uitdrukkelijk gesanctioneerd is, niet belet dat de verwerende partij een beslissing moet nemen binnen een redelijke termijn volgend op de kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder van het voornemen om een bestuurlijke geldboete op te leggen, waarbij deze termijn moet beoordeeld worden in functie van de concrete omstandigheden van de zaak. Zij stelt dat er in casu geen enkele reden is om aan te nemen dat de redelijke termijn zou zijn overschreden. Zij merkt op dat verzoekende partij geen hoorzitting heeft aangevraagd, en dat ook uit zijn schriftelijk verweer geen elementen bleken die erop duiden dat hij er belang bij had dat een beslissing binnen een kortere termijn genomen zou zijn, terwijl het enkele feit dat verzoekende partij zich binnen korte termijn in orde heeft gesteld, waarna het nog tot 16 december 2015 heeft geduurd vooraleer de boetebeslissing werd genomen, niet noodzakelijk leidt tot de overschrijding van de redelijke termijn. Zij meent dat indien het College toch nog van oordeel mocht zijn dat de redelijke termijn in casu werd overschreden, quod non, dit bezwaar niet op ontvankelijke wijze kan opgeworpen worden, vermits verzoekende partij op geen enkele wijze aanneembaar maakt dat zij in concreto benadeeld zou zijn door de vertraging bij het nemen van de bestreden beslissing. In haar laatste nota betwist verwerende partij het standpunt van verzoekende partij in haar wederantwoordnota dat er sprake was van een niet complexe inbreuk en dat het ongerechtvaardigd dralen van verwerende partij er op wijst dat zij geen overheersend belang hechtte aan de feiten. Zij wijst op het feit dat de verbalisant minstens zes milieumisdrijven vaststelde waarvoor een bestuurlijke geldboete werd opgelegd, en meent dat dit element er minstens op wijst dat dit boetedossier in zijn geheel weldegelijk een relatieve complexiteit behelst. Wat betreft de vraag van verzoekende partij in haar wederantwoordnota om niet enkel de alternatieve bestuurlijke geldboete tot een minimum te herleiden, maar teven een nul-boete op te leggen wegens overschrijding van de redelijke termijn, stelt verwerende partij dat verzoekende partij niet op ontvankelijke wijze voor het eerst in een wederantwoordnota een nieuwe eis kan formuleren of een totaal nieuwe wending geven aan een reeds ingeroepen middel. Bovendien meent zij dat dergelijke eis ook ongegrond is, gezien de mogelijkheid om een nul-boete op te leggen, naar analogie met de opschorting van een uitspraak van de veroordeling op grond van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie in strafzaken, een optie vormt voor de gevallen waar de gewestelijke entiteit feiten en daderschap bewezen acht maar oordeelt dat bestraffing niet opportuun is, terwijl er echter niet kan betwist worden dat de schendingen in voorliggend geval voldoende ernstig zijn om alsnog een geldboete op te leggen, aangezien verbalisant meerdere milieumisdrijven vaststelde, waaronder het niet aanstellen van een milieucoördinator B in de klasse 1-inrichting van verzoekende partij, en deze verplichting van cruciaal belang is om de naleving van de milieuwetgeving en bijgevolg ook de veiligheid van de inrichting voor mens en milieu te garanderen. Verwerende partij besluit met de vaststelling dat de gewestelijke entiteit de feiten aan een omstandige appreciatie heeft onderworpen, hetgeen ook tot uiting kwam in de motivering van de bestreden beslissing, en zij bij de bepaling 12

13 van de hoogte van het boetebedrag rekening hield met de ernst van de feiten, met het feit dat het een eenmalige schending betreft, met de maatregelen die werden genomen om de misdrijven te beëindigen en met de overschrijding van de beslissingstermijn, waarbij het boetebedrag voor dit laatste aspect reeds werd verlaagd met één vijfde, zodat de gewestelijke entiteit derhalve op redelijke wijze heeft geoordeeld dat een nul-boete niet aan de orde was in voorliggende geval. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij vordert in essentie om het boetebedrag te milderen, op basis van de vaststelling dat de gewestelijke entiteit geen of onvoldoende rekening hield met bepaalde elementen en omstandigheden in haar voordeel. Zij stelt derhalve dat de gewestelijke entiteit haar discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van de hoogte van de geldboete in casu op kennelijk onredelijke wijze uitoefende in het kader van de artikelen en DABM. 2. Verwerende partij meent dat verzoekende partij in haar wederantwoordnota niet op ontvankelijke wijze (voor het eerst) kan vorderen om een nul-boete op te leggen, gezien zij in haar verzoekschrift enkel vroeg om het boetebedrag te milderen. Overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit, samen gelezen met artikel 29 Procedurebesluit, kan een verzoekende partij niet voor het eerst in de wederantwoordnota een nieuw middel ontwikkelen, indien dat haar reeds bekend was op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift. Dit blijkt tevens uit het verslag aan de Vlaamse regering, waarbij in de toelichting bij artikel 29 Procedurebesluit het volgende wordt gesteld: Overtuigingsstukken kunnen door verzoeker nog ingediend worden samen met zijn wederantwoordnota, maar enkel om zijn middelen verder te staven met stukken waarover hij voorheen nog niet kon beschikken of om te antwoorden op de argumenten van de verweerder (in kader van de rechten van verdediging); niet om zelf nieuwe elementen toe te voegen die hem reeds bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift (nieuwe elementen zijn onontvankelijk). Het College oordeelt dat de vordering van verzoekende partij in haar wederantwoordnota om een nulboete op te leggen, terwijl zij in haar verzoekschrift enkel vorderde om de geldboete te verminderen, ontvankelijk is. Verzoekende partij voert op zich geen nieuwe (inhoudelijke) elementen en omstandigheden aan, op basis waarvan zij meent dat de boete moet worden gemilderd, terwijl haar vraag om de boete te herleiden tot nul nog steeds kadert binnen haar initiële vordering om de boete te herleiden. De exceptie wordt verworpen. 3. Artikel DABM luidt als volgt : Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM, dat een precisering betreft van artikel DABM, luidt als volgt : 13

14 Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College zal bij haar toezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. Er zal pas sprake zijn van een schending van deze artikelen indien aan de hand van de argumentatie die regelmatig aan het College wordt voorgelegd (inzonderheid door verzoekende partij), wordt vastgesteld dat de gewestelijke entiteit op foutieve dan wel op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de daarin opgenomen waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag. 4. Wat betreft de ernst van het milieumisdrijf, als eerste waarderingscriterium bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, stelt verzoekende partij (zonder meer) dat de overtredingen in kwestie geen gevaartoestand voor mens of milieu met zich meebrachten. Het College stelt vast dat in de bestreden beslissing (terecht) wordt overwogen dat de geschonden regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken, en dat verzoekende partij een klasse 1-inrichting exploiteerde, waarbij de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Het College stelt eveneens vast dat de gewestelijke entiteit vervolgens concreet motiveert in welke mate de respectievelijk weerhouden inbreuken nefast (kunnen) zijn in het licht van hun doelstelling om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De betreffende overwegingen worden door verzoekende partij niet (ernstig) betwist, zodat zij niet aantoont dan wel aannemelijk maakt dat de ernst van het misdrijf door de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze werd beoordeeld. De gebeurlijke vaststelling dat er in casu geen schadelijke gevolgen waren voor de mens en het leefmilieu doet daaraan geen afbreuk, gezien de geschonden regelgeving niet vereist dat er (door de gewestelijke entiteit) wordt aangetoond dat er effectieve milieuschade werd veroorzaakt ingevolge de weerhouden inbreuken. Bovendien wordt door verzoekende partij niet betwist dat (alleszins) de slechte werking van het fase 2-benzinedamprecuperatiesysteem in beginsel nefast was voor de (reductie van) emissies van vluchtige organische stoffen. 5. Wat betreft het waarderingscriterium inzake de frequentie, wijst verzoekende partij op de afwezigheid van strafrechtelijke of administratieve antecedenten op vergunningsgebied. Het College stelt op basis van de bestreden beslissing vast dat de factor frequentie in casu geen aanleiding gaf tot een hogere geldboete, gezien de gewestelijke entiteit oordeelde dat het een eenmalige schending betreft en dat er minstens geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het oordeel van de gewestelijke entiteit, binnen de ruime discretionaire bevoegdheid die de decreetgever haar in het licht van de bepaling van het boetebedrag heeft toegekend, dat het waarderingscriterium van de frequentie (enkel) als boeteverzwarende omstandigheid in aanmerking wordt genomen, wanneer vaststaat dat de overtreder reeds eerder gelijkaardige feiten pleegde, is niet foutief noch kennelijk 14

15 onredelijk. Het sluit tevens aan bij de parlementaire voorbereidingen van artikel DABM (Parl. St., Vl. P., , nr. 1249/1, 59), die luiden als volgt: Vanuit het proportionaliteitsbeginsel is het belangrijk om bij de bepaling van de bestuurlijke geldboeten rekening te houden met zowel positieve (de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven pleegt of beëindigt) als negatieve factoren (ernst van de milieu-inbreuk of de milieumisdrijffrequentie van de gepleegde feiten). Gelet op voormelde vaststellingen toont verzoekende partij niet aan en maakt zij evenmin aannemelijk dat de frequentie door de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing op foutieve dan wel kennelijk onredelijke wijze werd beoordeeld. 6. Wat betreft de omstandigheden waarin het milieumisdrijf werd gepleegd of beëindigd, wijst verzoekende partij op het feit dat zij zich in een recordtempo en binnen de door de milieuinspectie zeer krap bepaalde termijn 100% in orde stelde, en benadrukt zij dat de tekortkomingen enkel en alleen te wijten waren aan onwetendheid in haar hoofde, waarbij zij met name wijst op de echtscheiding met haar ex-echtgenote die (tot dan toe) steeds het administratieve luik van de exploitatie voor haar rekening nam. Het College merkt vooreerst op dat de (loutere) vaststelling dat verzoekende partij (op korte termijn) overging tot regularisatie van de vastgestelde inbreuken, geen afbreuk doet aan het bestaan van het milieumisdrijf, dat ondanks de remediëring door verzoekende partij nog steeds kan worden gesanctioneerd met een geldboete. Het College stelt vast dat de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing effectief rekening hield met de bereidheid van verzoekende partij om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen en de vaststelling dat zij actie ondernam om de vastgestelde tekortkomingen met bekwame spoed en in overleg met verbalisant weg te werken. De betreffende maatregelen worden opgesomd, en er wordt expliciet overwogen dat het feit dat de situatie derhalve volledig is geregulariseerd wordt meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat aanleiding geeft tot een lagere geldboete. Verzoekende partij toont niet aan en maakt evenmin aannemelijk dat voormelde overwegingen van de gewestelijke entiteit in de bestreden beslissing foutief dan wel kennelijk onredelijk zijn, noch dat haar inspanningen onvoldoende werden meegenomen bij de begroting van het boetebedrag. De bewering van verzoekende partij dat zij onwetend was omtrent de vastgestelde inbreuken, waarbij zij feitelijk betwist dat het milieumisdrijf haar kan worden toegerekend, doet evenmin afbreuk aan de redelijkheid van de bestreden boete. De verschillende inbreuken op (onder meer) Vlarem II betreffen milieumisrijven in de zin van artikel , 2 DABM, waarvoor de gewestelijke entiteit overeenkomstig artikel , lid 2 DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan opleggen. De geschonden normen ressorteren onder artikel , lid 1, 13 DABM, en gedragingen in strijd met deze normen kunnen (afhankelijk van de keuze van de procureur des Konings) ook strafrechtelijk worden bestraft overeenkomstig artikel , 1, lid 1 DABM, ongeacht of ze opzettelijk werden gepleegd dan wel door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. Het College oordeelt dat de gewestelijke entiteit daaromtrent terecht overweegt dat de door verzoekende partij ingeroepen onwetendheid niet als schulduitsluitingsgrond kan beschouwd worden aangezien zij niet aantoont, evenmin redelijk aanneembaar maakt, dat ze in haar hoofde onoverwinnelijk is en haar dus niet kan worden toegerekend, en dat verzoekende partij informatie had moeten inwinnen over het bestaan van wettelijke verplichtingen gepaard gaand met het exploiteren van zijn inrichting conform de milieuvergunning. Bovendien stelt het College op basis van de uiteenzetting van verzoekende partij vast dat zij op het ogenblik van de vaststellingen reeds circa drie jaar zelf de administratie van haar exploitatie diende waar te 15

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0106 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0058/M Verzoekende partij de bvba ACOMUS, met woonplaatskeuze te 9100 Sint-Niklaas, Entrepotstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0080 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0124/M Verzoekende partij de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0092 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0138/M Verzoekende partij de nv VAN RAAK BENZINESTATIONS, met zetel te 2310 Rijkevorsel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. ~ AMV/ /1001 Vlaamse Regering :~~~= :n- ',.. "~ ~ = AMV/000156706/1001 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van de artikelen 5.17.2.1,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0074/M Verzoekende partij de nv ETABLISSEMENTEN FRANZ COLRUYT, met woonplaatskeuze op

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking ^\ AMV/000143915/1002 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.17.2.1, 3, van titel II van het VLAREM ingediend door nv Belgomine voor een tankstation gelegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0058 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0018/M Verzoekende partij de bvba TEXTIEL PLUS, met zetel te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

AMV' '1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,

AMV' '1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, m rin AMV'00060090'1001 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.17.2.1, 3, van titel 11 van het VLAREM ingediend door nv Van De Velde voor een tankstation

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/90-VK van 18 december 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 6 / / 18 maart 2015

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GVO/2015/ 6 / / 18 maart 2015 1 KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS BESLISSING Nr. GVO/2015/ 6 / / Inzake :, wonende te, bijgestaan door, advocaat te, met kantoor gevestigd, Verzoekende partij Tegen :, met maatschappelijke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/23-VK van 8 mei 2012 In de zaak van de BVBA [ ] met vennootschapszetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 april 2018 met nummer HHC/M/1718/0087 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0003/M Verzoekende partij de nv DE BRANDT, met zetel te 9200 Dendermonde, Sint- Ursmarusstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Beslissing BESLISSING-2009I2I8-06 Tot afsluiting van de administratieve sanctieprocedure gericht tegen Lampiris S.A. Toepassing van

Nadere informatie

...1) Vlaarnse Regering ~ AMV/ /1002

...1) Vlaarnse Regering ~ AMV/ /1002 ...1) Vlaarnse Regering ~ AMV/00062161/1002 Besluit van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.17.2.1, 3, eerste zin, van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/1-VK van 23 januari 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Ilse CUYPERS en Sarah JACOBS, advocaten, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie