MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0058 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0018/M Verzoekende partij de bvba TEXTIEL PLUS, met zetel te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg 323 vertegenwoordigd door haar zaakvoerder de heer Aiman ZEIN Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Dirk DE GREEF, met woonplaatskeuze op het kantoor te 1700 Dilbeek, Eikelenberg 20 I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 14 oktober 2015, geregulariseerd op 4 december 2015, de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 6 augustus 2015, gekend onder nummer 14/AMMC/1288-M/JA. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (650 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens schending van artikel 4, 1 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet) en artikel 5, 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: Vlarem I) Aan verzoekende partij wordt de opslag en de mechanische behandeling van meer dan 100 ton textielafval verweten, zonder daarvoor te beschikken over de vereiste milieuvergunning klasse 1. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient geen wederantwoordnota in. Verwerende partij dient geen laatste nota in. 2. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 20 oktober Verzoekende partij verschijnt in persoon. Advocaat Evelien VERBRUGGEN loco advocaat Dirk DE GREEF voert het woord voor verwerende partij. 1

2 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Verzoekende partij exploiteert te 9280 Lebbeke, Brusselsesteenweg 323, een inrichting voor het sorteren van tweedehandskleding. Zij deed in dit kader een milieumelding voor onder meer een opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton (opslagcapaciteit textiel: 250 ton) (rubriek 41.5 van bijlage 1 bij Vlarem I), waarvan het College van Burgemeester en Schepenen van Lebbeke in zitting van 15 november 2012 akte nam. 2. Op 1 april 2014 wordt door een toezichthouder bij de afdeling Milieu-inspectie van de Vlaamse overheid, vergezeld door zijn collega (hierna: de verbalisant) ambtshalve het volgende vastgesteld: Korte beschrijving van het bedrijf Het bedrijf is een inrichting voor het sorteren van textielafval. De zaakvoerder is de heer Aiman Zein Vergunningstoestand Aktename van de milieumelding op 15 november 2012 Voorgeschiedenis Op 9 juli 2013 ontvingen we een anonieme klacht, bijlage 2, betreffende de exploitatie van een textielsorteercentrum door Textiel Plus zonder te beschikken over een afdoende milieuvergunning. Tijdens een inspectie op 18/9/2013 werd vastgesteld dat het bedrijf Textiel Plus vergunningsplichtige activiteiten uitoefent die niet zijn opgenomen in de aktename van de milieumelding van Textiel Plus. Op 3 oktober 2013 werd het bedrijf een eerste maal aangemaand om zich in regel te stellen door een correcte milieuvergunning aan te vragen, bijlage 3. Op 3 december 2013 ontvingen wij een schrijven van DLV in opdracht van Textiel Plus, bijlage 4, waarin geargumenteerd werd dat de opgeslagen partijen in het bedrijf geen textielafval, maar textiel betreffen en de aktename van de milieumelding bijgevolg een afdoende vergunning is. Op 6 januari 2014 werd door... Milieu-inspectie, een mail verstuurd waarin de argumenten uit de brief van DLV weerlegd worden, bijlage 5. Vervolgens werd het bedrijf Textiel Plus op 23 januari 2014 een tweede maal, aangemaand om zich in regel te stellen, bijlage 6. Op 17 maart 2014 ontvingen wij van advocaat van Textiel Plus, een mail (bijlage 7) waarin gesteld wordt dat Textiel Plus bij het standpunt blijft dat ons op 3 december per brief werd overgemaakt door DLV. Vaststellingen Tijdens onze inspecties van 18 september 2013 en 1 april 2014 stellen we vast dat ter hoogte van de Brusselsesteenweg 323 te Lebbeke een textielsorteercentrum wordt 2

3 geëxploiteerd. In de loods bevindt zich zowel gesorteerd textiel, niet gesorteerd textielafval en een restfractie Inzake de vergunningstoestand werden op het bedrijfsterrein alvast volgende vergunningsplichtige activiteiten vastgesteld die niet het voorwerp uitmaken van een geldige milieuvergunning of een milieuvergunningaanvraag: In de loods wordt textiel handmatig gesorteerd uit textielafval; Er is een opslag van textielafval alsook een restfractie; Het gesorteerde textielafval wordt met een pers in balen geperst. Deze activiteiten zijn vergunningsplichtig volgens de volgende rubrieken van bijlage I van VLAREM I: Voor de mechanische behandeling en opslag van textielafval: Rubriek b)2 : Opslag en mechanische behandeling van: Niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1c., met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 ton (klasse 1). Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. DE64.H van 4 april 2014, dat wordt gesloten op 7 april 2014, en per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan verzoekende partij evenals aan het Parket wordt verzonden op dezelfde datum. 3. Op 9 mei 2014 wordt de zaakvoeder van verzoekende partij naar aanleiding van voormelde vaststellingen verhoord. Hij verklaart daaromtrent het volgende: Ik ga niet akkoord met deze vaststellingen. Ik heb een milieuadviesbureau ingeschakeld. Ik heb dan vernomen dat textiel dat via huis-aan-huis-ophaling of inzameling via kledingcontainers wettelijk aanzien wordt als textielafval en niet als textiel. Hierdoor ben ik gestopt met dergelijk textiel aan te kopen en in mijn bedrijf te brengen. Ik koop nu enkel gesorteerde tweedehandskleding die niet als textielafval worden bestempeld. Ik koop ook nieuwe textielstoffen op rol om te persen en te exporteren. Het Milieuadviesbureau is bezig met het opstellen van een milieuaanvraag klasse 2 Klasse 2 zou voldoende zijn gezien we maximum 100 ton textielafval stockeren. De inspecteur stelde tijdens zijn bezoek van 01 april 2014 dat alles wat wij stockeren afval zou zijn doch dit is niet waar. De aangevoerde textiel die aanwezig was tijdens zijn bezoek was meest productie van tweedehandskleding en schoenen en nieuwe stoffen geperst en ook op rol. Er was een beetje textielafval aanwezig maar zeker geen honderd ton. De inspecteur heeft de goederen niet nagekeken en heeft alles beschouwd als afval. Volgende week zal ik de milieuaanvraag klasse 2 doen Ik wens nog te vermelden dat Textiel Plus BVBA sinds 1993 dezelfde activiteiten uitvoert. Het is echter slechts in 2010 dat er ons meegedeeld is dat wij een milieuvergunning moesten aanvragen. Wij gaan ons, zoals gezegd, in regel stellen door de aanvraag van een milieuvergunning klasse 2 Daardoor zullen we terug textiel kunnen aankopen dat afkomstig is van kledingcontainers en ophaalrondes. We wisten voor de controles van de milieu-inspectie niet dat dergelijk textiel als afval werd aanzien. Deze verklaring wordt (samen met de nadere identificatie van verzoekende partij) opgenomen in het navolgend proces-verbaal nr. GF /14 van 9 mei 2014, dat wordt gesloten op 12 mei 2014 en aan het Parket wordt verzonden. 3

4 4. Op 31 juli 2014 verkrijgt verzoekende partij van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke een milieuvergunning klasse 2 voor (onder meer) de opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton) (rubriek f)1 van bijlage 1 bij Vlarem I). Uit deze beslissing blijkt dat de OVAM in haar gunstig advies van 18 juni 2014, naar aanleiding van de aanvraag van verzoekende partij om haar reeds gemelde rubrieken , b en 41.5 uit te breiden met rubrieken c)1 en b)1, het volgende overwoog: In de aanvraag worden de rubrieken c)1 en b)1 aangevraagd. De rubriek c)1 is enkel van toepassing voor de opslag en het behandelen van gemengd containerafval. Bij de firma Textiel Plus betreft het de verwerking van een zuivere afvalstroom en het sorteren maakt deel uit van een andere ingedeelde handeling op afvalstoffen. Bijgevolg valt de rubriek weg. Voor de activiteit geldt de rubriek f)1 : opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton. 5. Op 24 september 2014 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 6. Met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 21 oktober 2014 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Met een aangetekende brief van 12 november 2014 bezorgt verzoekende partij haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit, waarin het volgende wordt gesteld: In PV DE64.H Aanmaning in verband met de milieuhygiënewetgeving" wordt gesteld In het bedrijf wordt meer dan 100 ton textielafval opgeslagen. Textiel Plus is niet vergund voor de opslag van textielafval. Ondanks eerdere aanmaningen werd nog geen milieuvergunningsaanvraag ingediend voor de regularisatie van deze toestand." Voorafgaand: Textiel Plus was reeds vergund voor het sorteren van tweedehandskleding" inclusief rubriek 41.5 Opslagplaats voor textiel en textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton: opslagcapaciteit textiel 250 ton. (Zie bijlage 1) Het door ons te sorteren en gesorteerde textiel wordt niet aanzien als afval. Deze goederen worden ook niet aangekocht als afvalstoffen. Zie in bijlage enkele typische facturen van onze belangrijkste leveranciers (Bijlage 2). Onze activiteiten zijn de volgende: Herverpakken per kwaliteit en per artikeltype van tweedehands kledij in balen van 50 of 400 kg (dit betreft ca. 85% van de activiteiten): 1) aankoop kledij per container en herverpakken in kleine en grote balen voor doorverkoop 2) aankoop schoenen en vrac en verpakken per paar zomer of winterschoenen voor doorverkoop 4

5 3) aankoop kledij en vrac en uitsorteren per kwaliteit en verpakken in kleine en grote balen voor doorverkoop Sorteren van gebruikt textiel (ca. 15% van de activiteiten), per artikelgroep voor mogelijks hergebruik De fractie textiel die niet kan worden verkocht als tweedehands kledij ca. 1% wordt doorverkocht naar gespecialiseerde ondernemingen voor afwerking tot poetsdoeken. Enkel niet herbruikbaar textiel ca. 2% wordt afgevoerd als afval. Dit is echter afval dat vrijkomt van ons eigen productie proces (sorteren) en dient als dusdanig niet vergund te worden. Gezien bovenstaande waren wij dan ook van de veronderstelling dat er geen milieuvergunning nodig is voor de opslag van textielafval zoals gevraagd in het PV. Desondanks hebben wij naar aanleiding van het PV een uitbreiding van de bestaande milieuvergunning aangevraagd zodat deze voortaan ook zou omvatten rubriek f.1. Opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton (klasse 2). Ondertussen werd de uitbreiding van de bestaande milieuvergunning bekomen. Zie beslissing van het schepencollege van 31 juli 2014 (Bijlage 3). Besluit: De ontbrekende rubriek voor opslag en sortering was volgens ons niet nodig daar onze activiteiten reeds gedekt was door een bestaande milieuvergunning doch ondertussen werd een uitbreiding van de bestaande milieuvergunning aangevraagd en bekomen. Het niet hebben van de betrokken rubriek in onze vergunning gaf ons geen enkel voordeel daar reeds aan de algemene, sectorale en bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden werd en wordt voldaan. Aangaande de afvalstoffen deelt de heer Zein mede dat deze gesorteerd binnenkomen. De gesorteerde afvalstoffen worden enkel opnieuw verpakt om dan op hun beurt verkocht te worden. In navolging van deze mededeling overhandigt de heer Zein een aantal facturen die aantonen dat de afvalstoffen door derden worden gesorteerd. Op de vraag van de heer Schelfaut of er op het moment van vaststelling afvalstoffen aanwezig waren, heeft de heer Zein toegegeven dat er een aantal ton afvalstoffen aanwezig waren in zijn bedrijf. Wij vragen daarom om ook geen boete hiervoor op te leggen mede gezien het ontbreken van voorafgaande. Graag wensen wij te worden uitgenodigd in een hoorzitting om des gevallen de nodige verduidelijkingen te kunnen geven. Op 9 februari 2015 organiseert de gewestelijke entiteit een hoorzitting in aanwezigheid van verzoekende partij, waarvan een (door beide partijen ondertekend) verslag wordt opgemaakt, waarin het volgende is opgenomen: Aangaande de afvalstoffen deelt de heer Zein mede dat deze gesorteerd binnenkomen. De gesorteerde afvalstoffen worden enkel opnieuw verpakt om dan op hun beurt verkocht te worden. In navolging van deze mededeling overhandigt de heer Zein een aantal facturen die aantonen dat de afvalstoffen door derden worden gesorteerd. Op de vraag van de heer Schelfaut of er op het moment van vaststelling afvalstoffen aanwezig waren, heeft de heer Zein toegegeven dat er een aantal ton afvalstoffen aanwezig waren in zijn bedrijf. 5

6 7. Op 6 augustus 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 16 september 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3. BEOORDELING Overwegende dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met van het DABM en van artikel 76 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het DABM ('Milieuhandhavingsbesluit'). 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder Overwegende dat artikel 4 1 van het Milieuvergunningsdecreet bepaalt dat niemand, zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of tweede klasse mag exploiteren of veranderen; Overwegende dat artikel 5 1 VLAREM I bepaalt dat niemand zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse, mag exploiteren; Overwegende dat de verbalisant vaststelde dat er in de loods van de vermoedelijke overtreder textielafval werd opgeslagen, alsook een restfractie en dat het gesorteerde textielafval in balen geperst werd; dat er geen milieuvergunning werd aangevraagd door de vermoedelijke overtreder voor de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit rubriek c met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton (rubriek b.2 VLAREM I) ; Overwegende dat de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit rubriek c, voor de bovenvermelde hoeveelheid volgens de indelingslijst van bijlage 1 van VLAREM 1 rubriek b.2 een hinderlijke activiteit van klasse 1 betreft; dat de vermoedelijke overtreder niet over een milieuvergunning klasse 1 voor rubriek b.2 beschikte; Overwegende dat het feit dat op een gegeven moment gesorteerd en nieuw textiel werd aan - en doorverkocht geen afbreuk doet aan de vaststellingen van de verbalisant; dat daarenboven documenten werden aangeleverd door de vermoedelijke overtreder waaruit blijkt dat textiel werd aangekocht dat nog geen voorbehandeling onderging en waar de afvalfractie nog niet werd uit gesorteerd; dat conform artikel 36 van het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) deze fracties afvalstoffen betreffen zolang ze geen behandeling voor nuttige toepassing ondergaan hebben; dat uit een ander document (bijlage VII) waarin de vermoedelijke overtreder werd aangeduid als importeur - de Eural-code vermeld staat; dat deze code de afvalcode voor kleding betreft; Overwegende dat naast het bovenstaande de vermoedelijke overtreder erkende dat een deel van het aangevoerde 'materiaal' voortkwam uit huis-aan-huis inzameling en via kledingcontainers; dat er dus wel degelijk textielafval werd aangevoerd; dat de zaakvoerder van de vermoedelijke overtreder trouwens toegaf tijdens de hoorzitting dat op het moment van de vaststellingen een aantal ton textielafval aanwezig was in zijn bedrijf; Overwegende dat dit alles de gedane vaststellingen door de verbalisant, die tevens bijzondere bewijswaarde genieten, verder staven; Overwegende dat de vermoedelijke overtreder betwist dat het aanwezige textielafval minstens 100 ton betrof; dat het proces-verbaal en haar bijlagen een bijzondere 6

7 bewijswaarde genieten; dat artikel , 1ste lid DABM immers bepaalt dat het procesverbaal bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen; dat de beweringen van de vermoedelijke overtreder niet gestaafd worden en dat het tegenbewijs niet wordt geleverd; dat de vaststellingen derhalve niet worden aangetast als bewijsmiddel; dat dit evengoed geldt voor de loutere bewering dat het niet bruikbaar textiel werd opgeslagen in het kader van een georganiseerde afvoer; Overwegende dat deze vaststellingen een schending uitmaken van volgende regelgeving: artikel 4 1 Milieuvergunningsdecreet; artikel 5 1 VLAREM I. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd; Overwegende dat het aangehaalde argument van het niet op de hoogte zijn van de milieuvergunningsplicht gezien men niet wist dat er sprake was van aanwezigheid van afval niets afdoet aan het voorhanden zijn van bovenstaande milieumisdrijven; dat het voor de toerekenbaarheid van het milieumisdrijf aan de overtreder ingevolge artikel lid 1 DABM niet, vereist is dat de feiten met opzet gepleegd werden en dat ook elke door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending strafbaar is en in aanmerking komt voor een alternatieve bestuurlijke geldboete; dat van een professioneel bedrijf mag en kan verwacht worden dat men op de hoogte is van de aard van de behandelde stromen; Overwegende dat het milieumisdrijf vaststaat in hoofde van de overtreder. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf en met de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken; Overwegende dat de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen van meer dan 100 ton volgens rubriek b.2 van VLAREM I een klasse 1-activiteit is; dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu; Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie moet voldaan worden; dat deze specifieke voorwaarden voor de opslag en mechanische behandeling van afvalstoffen tot doel hebben de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de hinder voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt; dat controle over deze ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken; dat door het niet aanvragen van een milieuvergunning deze controle onmogelijk, minstens bemoeilijkt wordt; Overwegende dat overtreder niet beschikte over de rechtens vereiste milieuvergunning voor het uitbaten van een inrichting voor de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen; in casu textielafval: Overwegende dat de overtreder het misdrijf in professioneel verband heeft gepleegd; 7

8 Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betrof; dat er minstens geen indicaties in onderhavig proces-verbaal zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal; dat de factor frequentie derhalve geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat er bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat concreet de overtreder een milieuvergunning klasse 2 voor de rubriek f.1 van VLAREM I (opslag en mechanische behandeling van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton) verkreeg op 31 juli 2014; dat dit als verzachtende omstandigheid wordt meegenomen bij het bepalen van de hoogte van boete, wat leidt tot een lagere geldboete; Overwegende dat er, wat dit milieumisdrijf betreft, voor het overige geen bijzondere omstandigheden zijn die worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de geldboete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij betwist het bestaan van een milieumisdrijf. Zij stelt onder verwijzing naar haar milieumelding dat het te sorteren en gesorteerde textiel niet wordt aanzien als afval, en dat deze goederen ook niet worden aangekocht als afvalstoffen. In die optiek stelt zij dat zij van de veronderstelling was dat er geen milieuvergunning nodig is voor de opslag van textielafval zoals gevraagd in het PV. Evenwel zou zij desondanks naar aanleiding van het PV een uitbreiding van de bestaande milieuvergunning hebben aangevraagd zodat deze voortaan ook zou omvatten rubriek f.1. Opslag en sortering van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton (klasse 2), terwijl de uitbreiding van de bestaande milieuvergunning ondertussen werd bekomen. Voorts stelt verzoekende partij dat er bij de ernst van de feiten verkeerdelijk wordt vanuit gegaan dat er een klasse 1 vergunning nodig zou zijn, terwijl dit echter niet strookt met de feiten daar er nooit een opslag is geweest meer dan 100 ton aan niet gevaarlijke afvalstoffen (men heeft de vergunde opslag van textiel (bestaande vergunning voor opslag tot 250 ton) aanzien als opslag van niet gevaarlijke afvalstoffen, en de bestaande opslag aan niet gevaarlijke afvalstoffen 20 á 30 ton betreft waarvoor er een milieuvergunning werd bekomen (opslag van maximaal 100 ton). 8

9 Hoewel de discussie inzake de vraag of verzoekende partij voor de opslag en mechanische verwerking van het textielafval op het ogenblik van de vaststellingen diende te beschikken over een milieuvergunning klasse 1 dan wel over een milieuvergunning klasse 2 van groot belang is voor (de beoordeling van) de ernst van de feiten, als (eerste) criterium bij de bepaling van de hoogte van de geldboete, betreft deze betwisting in casu in eerste instantie het milieumisdrijf zelf. 2. Verwerende partij stelt dat dit bezwaar reeds werd aangevoerd in het schriftelijk verweer van verzoekende partij, en in de bestreden beslissing oordeelkundig werd weerlegd, waarna zij de motieven van de bestreden beslissing citeert. Op basis daarvan meent zij dat verzoekende partij er ten onrechte van uitgaat dat voor de exploitatie van zijn inrichting zoals deze zich voordeed op het moment van bovenvermelde vaststellingen, een milieuvergunning klasse 2 volstond. Wat betreft de stelling van verzoekende partij dat er bij de ernst van de feiten verkeerdelijk wordt vanuit gegaan dat er een klasse 1 vergunning nodig zou zijn, antwoordt verwerende partij dat verzoekende partij in zijn beroepsakte enkel stelt dat er bij de beoordeling van de ernst verkeerdelijk wordt van uitgegaan dat een klasse 1-vergunning vereist was, maar dat dit betrekking heeft op de bewezen geachte feiten en reeds eerder bij de bespreking van het eerste bezwaar werd weerlegd. Beoordeling door het College 1. Verzoekende partij stelt vooreerst dat de aktename door het College van Burgemeester en Schepenen van Lebbeke van 15 november 2012, naar aanleiding van haar milieumelding voor (onder meer) een opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton (opslagcapaciteit textiel: 250 ton) (rubriek 41.5 van bijlage 1 bij Vlarem I), volstond voor haar activiteiten op het ogenblik van de vaststellingen. Zij meent dat de gevraagde, en op 31 juli 2014 van het college van burgemeester en schepenen van Lebbeke verkregen milieuvergunning klasse 2 voor (onder meer) de opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van maximaal 100 ton) (rubriek f)1 van bijlage 1 bij Vlarem I) in beginsel overbodig was. In die optiek meent zij dat er geen schending voorligt van de artikelen 4, 1 Milieuvergunningsdecreet en 5, 1 Vlarem I Het College stelt op basis van het dossier, met inbegrip van de door verzoekende partij voorgelegde stukken en afgelegde verklaringen, vast dat verzoekende partij op het ogenblik van de vaststellingen niet louter reeds gesorteerd en nieuw textiel inkocht en (desgevallend na sortering op kwaliteit) doorverkocht, waarvoor de aktename van haar eerdere milieumelding volstond. Verzoekende partij kocht tevens nog niet gesorteerde tweedehandskledij aan, dat nog geen voorbehandeling onderging en waar de afvalfractie nog niet uit werd gesorteerd, en dat conform artikel 36 van het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (in afwachting van een behandeling voor nuttige toepassing) moet worden beschouwd als een afvalstof, terwijl zij niet beschikte over een milieuvergunning voor de opslag en mechanische behandeling van dit textielafval. Dit blijkt reeds duidelijk uit het feit dat verzoekende partij tijdens haar verhoor op 9 mei 2014 verklaarde dat zij zich informeerde bij een milieuadviesbureau, en dat zij aldaar vernam dat textiel dat via huis-aan-huis-ophaling of inzameling via kledingcontainers wettelijk aanzien wordt als textielafval en niet als textiel, naar aanleiding waarvan zij is gestopt met dergelijk textiel aan te kopen en in mijn bedrijf te brengen en een milieuvergunningsaanvraag klasse 2 zal indienen. Tijdens dit verhoor verklaarde verzoekende partij tevens dat er ten tijde van de vaststellingen op 9

10 1 april 2014 een beetje textielafval aanwezig was maar zeker geen honderd ton, terwijl zij ook tijdens de hoorzitting in het kader van de bestuurlijke boeteprocedure op de vraag of er op het moment van vaststelling afvalstoffen aanwezig waren heeft toegegeven dat er een aantal ton afvalstoffen aanwezig waren in zijn bedrijf. Deze verklaringen worden bevestigd in het inleidend verzoekschrift, waarin verzoekende partij stelt dat de bestaande opslag aan niet gevaarlijke afvalstoffen 20 á 30 ton betreft waarvoor er een milieuvergunning werd bekomen (opslag van maximaal 100 ton). Overigens betwist verzoekende partij evenmin de overweging in de bestreden beslissing dat er door haar documenten werden aangeleverd waaruit blijkt dat textiel werd aangekocht dat nog geen voorbehandeling onderging en waar de afvalfractie nog niet werd uit gesorteerd, dat deze fracties conform artikel 36 Materialendecreet afvalstoffen betreffen zolang ze geen behandeling voor nuttige toepassing ondergaan hebben, en dat uit een ander document - waarin de vermoedelijke overtreder werd aangeduid als importeur - de Eural-code vermeld staat, terwijl deze code de afvalcode voor kleding betreft Gelet op voormelde vaststellingen oordeelt het College dat uit de overwegingen in de bestreden beslissing en de stukken van het dossier afdoende blijkt dat verzoekende partij op het ogenblik van de vaststellingen diende te beschikken over een milieuvergunning voor de opslag en de mechanische behandeling van textielafval. De vaststelling dat verzoekende partij (uiteindelijk), in samenspraak met de door haar aangestelde milieudeskundige, voor de betreffende activiteiten een milieuvergunning klasse 2 vroeg en verkreeg, vormt overigens eveneens een indicatie dat verzoekende partij (finaal) heeft erkend dat deze activiteiten niet ressorteerden onder de gemelde rubriek In zoverre verzoekende partij aanvoert dat haar activiteiten op het ogenblik van de vaststellingen ressorteerden onder haar eerdere milieumelding, wordt het middel verworpen. 2. Verzoekende partij betwist tevens dat zij op het ogenblik van de vaststellingen diende te beschikken over een milieuvergunning klasse 1 voor de opslag (en de mechanische behandeling) van textielafval, gezien er alsdan op haar bedrijf minder dan (maximaal) 100 ton textielafval werd opgeslagen Het College stelt vast dat de bestreden beslissing daaromtrent het volgende overweegt: Overwegende dat de verbalisant vaststelde dat er in de loods van de vermoedelijke overtreder textielafval werd opgeslagen, alsook een restfractie en dat het gesorteerde textielafval in balen geperst werd; dat er geen milieuvergunning werd aangevraagd door de vermoedelijke overtreder voor de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit rubriek c met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton (rubriek b.2 VLAREM I); Overwegende dat de opslag en mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen uit rubriek c, voor de bovenvermelde hoeveelheid volgens de indelingslijst van bijlage 1 van VLAREM 1 rubriek b.2 een hinderlijke activiteit van klasse 1 betreft; dat de vermoedelijke overtreder niet over een milieuvergunning klasse 1 voor rubriek b.2 beschikte; Overwegende dat de vermoedelijke overtreder betwist dat het aanwezige textielafval minstens 100 ton betrof; dat het proces-verbaal en haar bijlagen een bijzondere bewijswaarde genieten; dat artikel , 1ste lid DABM immers bepaalt dat het procesverbaal bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen; dat de beweringen van de 10

11 vermoedelijke overtreder niet gestaafd worden en dat het tegenbewijs niet wordt geleverd; dat de vaststellingen derhalve niet worden aangetast als bewijsmiddel; dat dit evengoed geldt voor de loutere bewering dat het niet bruikbaar textiel werd opgeslagen in het kader van een georganiseerde afvoer; Verzoekende partij betwist de stelling in de bestreden beslissing dat het aanwezige textielafval dat door de verbalisant werd aangetroffen minstens 100 ton betrof. Het College stelt vast dat verzoekende partij dit ook reeds betwistte tijdens haar verhoor op 9 mei 2014, waarbij zij ontkende dat alles wat wij stockeren afval zou zijn, en benadrukte dat de aangevoerde textiel die aanwezig was tijdens de vaststellingen van de verbalisant meest productie was van tweedehandskleding en schoenen en nieuwe stoffen geperst en ook op rol, waarbij er weliswaar een beetje textielafval aanwezig was maar zeker geen honderd ton. Zij stelde alsdan dat de inspecteur de goederen niet heeft nagekeken en alles heeft beschouwd als afval Overeenkomstig artikel , lid 1 DABM heeft het proces-verbaal bewijswaarde tot het tegendeel is bewezen. Deze bijzondere bewijswaarde geldt enkel wat betreft de materiële vaststellingen die de verbalisant zelf heeft gedaan, en wordt niet toegekend aan de feitelijke of de juridische gevolgtrekkingen die de verbalisant uit zijn vaststellingen afleidt. Uit de lezing van het aanvankelijk proces-verbaal van 4 april 2014 blijkt dat de verbalisant tijdens de inspecties van respectievelijk 18 september 2013 en 1 april 2014 vaststelde dat er zich in de loods zowel gesorteerd textiel, niet gesorteerd textielafval en een restfractie bevindt. Tevens blijkt dat er op het bedrijfsterrein vergunningsplichtige activiteiten werden vastgesteld die niet het voorwerp uitmaken van een geldige milieuvergunning of een milieuvergunningaanvraag, met name in de loods wordt textiel handmatig gesorteerd uit textielafval, er is een opslag van textielafval alsook een restfractie, en het gesorteerde textielafval wordt met een pers in balen geperst. Nog volgens het proces-verbaal zijn deze activiteiten vergunningsplichtig volgens Rubriek b)2 : Opslag en mechanische behandeling van: Niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1c., met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 ton (klasse 1). Het College oordeelt dat de bijzondere bewijswaarde overeenkomstig artikel , lid 1 DABM in casu enkel geldt wat betreft de vaststelling van de verbalisant inzake de in de loods aangetroffen opgeslagen materialen (met name zowel gesorteerd textiel, niet gesorteerd textielafval en een restfractie bevindt ) en inzake de aldaar uitgevoerde vergunningsplichtige activiteiten die niet het voorwerp uitmaken van een geldige milieuvergunning of een milieuvergunningaanvraag. De opmerking van de verbalisant dat deze activiteiten vergunningsplichtig zijn volgens Rubriek b)2 : Opslag en mechanische behandeling van: Niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1c., met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 ton (klasse 1) betreft geen materiële vaststelling waaraan bijzondere bewijswaarde wordt toegekend, maar een juridische gevolgtrekking (die de verbalisant uit zijn vaststellingen meent te kunnen afleiden) Het College stelt derhalve vast dat uit het aanvankelijk proces-verbaal van 4 april 2014, dat de aanleiding vormt voor de opstart van de boeteprocedure en de bestreden beslissing, niet blijkt dat de verbalisant (visueel) vaststelde dat er op het bedrijf meer dan 100 ton textielafval was opgeslagen. Er werd enkel (visueel) vastgesteld dat er zich aldaar zowel gesorteerd textiel, niet gesorteerd textielafval en een restfractie bevindt (en bepaalde vergunningsplichtige activiteiten werden uitgevoerd zonder vergunning dan wel een aanvraag daartoe), waaruit vervolgens werd afgeleid dat deze activiteiten vergunningsplichtig zijn volgens Rubriek b)2 : Opslag en mechanische behandeling van: Niet gevaarlijke afvalstoffen uit 2.2.1c., met een opslagcapaciteit 11

12 van: meer dan 100 ton (klasse 1). Zelfs indien zou worden aangenomen dat uit de gevolgtrekking van de verbalisant inzake de toepasselijke rubriek kan worden afgeleid dat hij (eerst) noodzakelijk vaststelde dat verzoekende partij meer dan 100 ton textielafval opsloeg, blijkt uit het proces-verbaal ook niet op welke manier de verbalisant dit vaststelde, gezien elke detaillering omtrent de aangetroffen toestand (waarbij ook gesorteerd textiel werd aangetroffen) ontbreekt en evenmin kan worden afgeleid uit de foto in het proces-verbaal. Het College stelt op basis van de bijlagen bij het proces-verbaal vast dat de betreffende gevolgtrekking van de verbalisant (inzake de toepasselijke rubriek) klaarblijkelijk voortvloeit uit de stelling die door de milieu-inspectie werd ingenomen in haar schrijven aan de milieudeskundige van verzoekende partij van 6 januari 2014, waarin werd overwogen dat er tijdens ons inspectiebezoek dd. 18 september 2013 in totaal meer dan 100 ton werd opgeslagen, terwijl aangezien er volgens de zaakvoerder geen tweedehands textiel wordt uit gesorteerd het bedrijf een klasse 1 inrichting betreft. Hieruit blijkt (eveneens) dat de verbalisant (op 18 september 2013) niet (visueel) vaststelde dat er bij verzoekende partij meer dan 100 ton textielafval was opgeslagen, maar enkel vaststelde dat er aldaar meer dan 100 ton ( textiel ) was opgeslagen, waarna op basis van de verklaring van verzoekende partij dat de beschadigde kleding daar (nog) niet werd uit gesorteerd werd afgeleid dat dit dan maar allemaal als textielafval diende te worden beschouwd. Evenwel wordt daarbij voorbijgegaan aan de vaststelling dat verzoekende partij reeds tijdens haar verhoor verklaarde dat de aangevoerde textiel die aanwezig was tijdens het bezoek van de verbalisant meest productie was van tweedehandskleding en schoenen en nieuwe stoffen geperst en ook op rol, en er slechts een beetje textielafval aanwezig was maar zeker geen honderd ton. In die optiek vermocht de verbalisant, en in navolging daarvan de bestreden beslissing, niet zonder meer aan te nemen dat alle door verzoekende partij aangekochte textiel (op het ogenblik van de vaststellingen) als afval diende te worden beschouwd, temeer dit evenmin blijkt uit de voorliggende stukken. Het blijkt immers evenzeer dat verzoekende partij (naast nieuw textiel) ook textiel aankocht en opsloeg dat reeds elders werd gesorteerd en derhalve reeds een voorbehandeling (voor nuttige toepassing) onderging, terwijl dergelijk textiel volgens de bestreden beslissing niet als afvalstof wordt beschouwd (en ressorteert onder de door verzoekende partij gemelde rubriek 41.5). In de rand hiervan merkt het College nog op dat de gevolgtrekking van de verbalisant inzake de toepasselijke rubriek (met name rubriek b)2 van bijlage 1 bij Vlarem I), die wordt overgenomen in de bestreden beslissing, klaarblijkelijk ook in tegenspraak is met de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lebbeke van 31 juli 2014 houdende toekenning van een milieuvergunning klasse 2 aan verzoekende partij, inzonderheid met het daarin geciteerde gunstig advies van de OVAM van 18 juni Naar aanleiding van de milieuvergunningsaanvraag van verzoekende partij om haar reeds gemelde rubrieken uit te breiden met rubrieken c)1 en b)1, waarbij zij beoogde om tegemoet te komen aan de vaststellingen in het proces-verbaal, stelde de OVAM (die inzake afvalstoffen mag worden beschouwd als de gespecialiseerde instantie) immers dat de rubriek c)1 enkel van toepassing is voor de opslag en het behandelen van gemengd containerafval, terwijl het bij de firma Textiel Plus de verwerking betreft van een zuivere afvalstroom en het sorteren deel uitmaakt van een andere ingedeelde handeling op afvalstoffen, zodat bijgevolg de rubriek wegvalt en voor de activiteit de rubriek f)1 geldt, en derhalve niet de rubriek b zoals gesteld in het proces-verbaal en in de bestreden beslissing. In zoverre verzoekende partij betwist dat zij op het ogenblik van de vaststellingen meer dan 100 ton textielafval opsloeg, is het middel gegrond. 12

13 3. Ongeacht voormeld oordeel (met betrekking tot de discussie tussen partijen inzake de hoeveelheid opgeslagen textielafval op het ogenblik van de vaststellingen door de verbalisant), merkt het College op dat de principiële beslissing van de gewestelijke entiteit om aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen overeind blijft. Zelfs indien verzoekende partij op het ogenblik van de vaststellingen door de verbalisant minder dan 100 ton textielafval opsloeg, diende zij hiervoor alleszins, onafgezien van het tonnage textielafval (gezien er terzake geen ondergrens in bepaald), te beschikken over een milieuvergunning klasse 2, die zij pas vroeg en verkreeg na de vaststellingen. Het staat dan ook vast dat verzoekende partij een inbreuk pleegde op de artikelen 4, 1 Milieuvergunningsdecreet en 5, 1 VLAREM I, op basis waarvan niemand zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of tweede klasse mag exploiteren of veranderen. Gedragingen in strijd met voormelde normen betreffen milieumisdrijven in de zin van artikel , 2 DABM, waarvoor overeenkomstig artikel , lid 2 DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. De normen ressorteren immers onder artikel , lid 1, 13 DABM, terwijl gedragingen in strijd met deze normen, hetzij opzettelijk, hetzij door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, strafrechtelijk kunnen worden bestraft op basis van artikel , 1, lid 1 DABM. Het College vernietigt om voormelde redenen de bestreden beslissing, en neemt overeenkomstig artikel 44 DBRC-decreet zelf een beslissing over het boetebedrag, die de vernietigde beslissing vervangt (zie verder onder het tweede middel) B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij betwist de hoogte van de geldboete, omwille van twee redenen. Vooreerst meent zij dat er bij de ernst van de feiten verkeerdelijk wordt vanuit gegaan dat er een klasse 1 vergunning nodig zou zijn, terwijl dit echter niet strookt met de feiten daar er nooit een opslag is geweest meer dan 100 ton aan niet gevaarlijke afvalstoffen. Volgens verzoekende partij heeft men de vergunde opslag van textiel (bestaande vergunning voor opslag tot 250 ton) aanzien als opslag van niet gevaarlijke afvalstoffen, terwijl de bestaande opslag aan niet gevaarlijke afvalstoffen 20 á 30 ton betreft waarvoor er een milieuvergunning werd bekomen (opslag van maximaal 100 ton). In de rand hiervan merkt verzoekende partij nog op dat het feit dat zij (op het ogenblik van de vaststellingen) niet beschikte over een milieuvergunning (klasse 2) haar geen enkel voordeel gaf daar reeds aan de algemene, sectorale en bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden werd en wordt voldaan zodat er geen belasting was voor mens of het leefmilieu alsook het uitblijven van gevaarrisico's, terwijl zij heden wel over de vereiste milieuvergunning klasse 2 beschikt. Ten tweede verwijst verzoekende partij naar de beperkte activiteit van onze onderneming, die ook blijkt ook uit onze jaarrekeningen, op basis waarvan zou blijken dat de gevraagde boete van daarmee ruim de winst van de afgelopen twee boekjaren overschrijdt. 2. Verwerende partij antwoordt dat uit het geheel van het verzoekschrift men ook een bezwaar zou kunnen afleiden dat bestaat uit een schending van de artikelen iuncto DABM. Zij benadrukt dat (volgens rechtspraak van het College) er enkel van een mogelijke schending van 13

14 de artikelen iuncto DABM sprake kan zijn als de gewestelijke entiteit op kennelijk onevenredige en onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria (ernst, frequentie en omstandigheden) die in deze artikelen zijn bepaald, terwijl er in de bestreden beslissing rekening werd gehouden met alle hierboven vermelde waarderingscriteria. Specifiek wat betreft de ernst van de feiten citeert zij de bestreden beslissing, en wijst zij op de vaststelling dat verzoekende partij in zijn beroepsakte enkel stelt dat er bij de beoordeling van de ernst verkeerdelijk wordt van uitgegaan dat een klasse 1-vergunning vereist was, terwijl dit betrekking heeft op de bewezen geachte feiten en reeds eerder bij de bespreking van het eerste bezwaar werd weerlegd. Wat betreft de argumentatie van verzoekende partij dat zij geen voordeel putte uit het gebrek aan een milieuvergunning, gezien aan alle milieuvergunningsvoorwaarden werd voldaan, stelt verwerende partij dat dit argument irrelevant is vermits er nooit werd beweerd dat de verzoekende partij enig voordeel haalde uit het niet hebben van de juiste rubriek, terwijl er in de bestreden beslissing trouwens ook geen voordeelsontneming werd opgelegd. Specifiek wat betreft de omstandigheden citeert verwerende partij de bestreden beslissing, en stelt zij dat de voorliggende verzachtende omstandigheid aldus in rekening werd gebracht bij het bepalen van de hoogte van de boete. Wat betreft de verwijzing door verzoekende partij naar haar beperkte winstresultaten in de laatste twee boekjaren stelt verwerende partij dat dit argument bij de behandeling van het dossier door AMMC nooit werd opgeworpen. Zij besluit dat verzoekende partij niet aantoont dat de gewestelijke entiteit kennelijk onredelijk heeft gehandeld bij het nemen van de bestreden beslissing. Beoordeling door het College 1. Artikel DABM luidt als volgt : Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM, dat een precisering betreft van artikel DABM, luidt als volgt : Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College zal bij haar toezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. Er zal pas sprake zijn van een schending van deze artikelen indien aan de hand van de argumentatie die regelmatig aan het College wordt voorgelegd (inzonderheid door verzoekende partij), wordt vastgesteld dat de gewestelijke entiteit op foutieve dan wel op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de daarin opgenomen waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag. 14

15 2. Wat betreft de ernst van het milieumisdrijf, als eerste waarderingscriterium bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, stelt het College vast dat in de bestreden beslissing (terecht) essentieel belang wordt gehecht aan de vaststelling dat verzoekende partij volgens de gewestelijke entiteit (die zich steunt op het aanvankelijk proces-verbaal van 4 april 2014), een klasse 1-inrichting uitbaatte. De beslissing wijst daarbij eerst op het feit dat de geschonden regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken, om vervolgens te stellen dat het opgeslagen textielafval een klasse 1-activiteit is, en dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. In navolging van de beoordeling door het College van het eerste middel inzake het milieumisdrijf dat aan verzoekende partij kan worden toegerekend, is eveneens komen vast te staan dat de ernst van het milieumisdrijf door de gewestelijke entiteit op foutieve wijze werd beoordeeld. Zoals gesteld kan verzoekende partij op basis van de vaststellingen in het aanvankelijk proces-verbaal van 4 april 2014 hoogstens worden verweten dat zij op het ogenblik van de vaststellingen, zonder voorafgaande en schriftelijke vergunning, een als hinderlijk ingedeelde inrichting exploiteerde die behoort tot de tweede klasse. In zoverre verzoekende partij stelt dat er bij de beoordeling van de ernst van de feiten ten onrechte wordt vanuit gegaan dat zij op het ogenblik van de vaststellingen diende te beschikken over een milieuvergunning klasse 1, is het middel gegrond. 3. Wat betreft de opmerking van verzoekende partij dat zij ondanks de ontstentenis van een milieuvergunning klasse 2 steeds voldeed aan alle milieuvergunningsvoorwaarden en de mens en het leefmilieu nooit werden belast noch in gevaar kwamen, merkt het College op dat de geschonden regelgeving niet vereist dat er (door de gewestelijke entiteit) wordt aangetoond dat er effectieve milieuschade werd veroorzaakt ingevolge het niet beschikken over de vereiste milieuvergunning. De regelgeving is conform de (door het College onderschreven) overwegingen in de bestreden beslissing eerder bedoeld om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Zoals daarbij wordt gesteld hebben milieuvergunningen tot doel om het leefmilieu, de gezondheid en veiligheid van de bevolking te beschermen, onder meer door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie moet voldaan worden, waarbij in casu inzonderheid wordt beoogd om de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen, evenals dat de hinder voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt. Tenslotte wordt in de bestreden beslissing tevens terecht gesteld dat controle over deze ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een minimum te beperken, terwijl door het niet aanvragen van een milieuvergunning deze controle onmogelijk, minstens bemoeilijkt wordt. De vaststelling dat verzoekende partij (finaal) overging tot regularisatie van haar vergunningstoestand, en een milieuvergunning klasse 2 vroeg en verkreeg, doet evenmin afbreuk aan het bestaan van het milieumisdrijf, dat ondanks de remediëring door verzoekende partij nog steeds kan worden gesanctioneerd met een geldboete. In zoverre verzoekende partij stelt dat er bij de beoordeling van de ernst van de feiten tevens rekening diende te worden gehouden met de ontstentenis van milieuschade -en gevaar en met de regularisatie van de vergunningstoestand, wordt het middel verworpen. 15

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0008 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0036/M Verzoekende partij de bvba VERGAUWE K EN P, met woonplaatskeuze te 8620 Nieuwpoort,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0106 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0058/M Verzoekende partij de bvba ACOMUS, met woonplaatskeuze te 9100 Sint-Niklaas, Entrepotstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0697 van 1 maart 2016 in de zaak RvVb/1415/0538/SA/0518 In zake: het college van burgemeester en schepenen van de stad OUDENBURG bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 24 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0026 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0064/M Verzoekende partij de nv MAGAZIJNEN HENDRICKX en ZONEN vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0212 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0705/A/2/0711 In zake:... verzoekende partij tegen: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 3 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0014 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0034/M Verzoekende partij de heer Stijn VAN EYCK vertegenwoordigd door advocaat Robert

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0209 van 20 december 2011 in de zaak 2010/0635/A/2/0589 In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ludo OCKIER kantoor houdende te 8500

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0018 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0010/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Herman VAN GILS, wonende te 2380

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0074 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0079-M Verzoekende partij de heer Koen VAN DAMME, wonende te 9112 Sinaai, Leestraat 25 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0120 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0033/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Leo SMETS, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/65-VK van 25 september 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Thierry WILLEMS en William WILLEMS, advocaten,

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0100000137/MV/lydr. OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (POLYETHEROLENFABRIEK-BLOKVELD F 300), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 725,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0080 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0124/M Verzoekende partij de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0837 van 9 december 2014 in de zaak 1213/0714/A/4/0676 In zake: de heer Luc VAN NIEUWENHUYSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Yves LOIX

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 november 2017 met nummer MHHC/M/1718/0030 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0023/M Verzoekende partij de heer Marc DE COSTER vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 10 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0017 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0031/M Verzoekende partij de bvba LAEVER vertegenwoordigd door advocaat Frank JANSSEN,

Nadere informatie