Geadjungeerde en normaliteit

Vergelijkbare documenten
Unitaire en Hermitese transformaties

Jordan normaalvorm. Hoofdstuk 7

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Eigenwaarden en eigenvectoren in R n

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

Tentamen Lineaire Algebra B

UITWERKINGEN 1 2 C : 2 =

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Lineaire Algebra Een Samenvatting

Oefensommen tentamen Lineaire algebra 2 - december A =

Aanvullingen bij Hoofdstuk 8

Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00

Matrices en Stelsel Lineaire Vergelijkingen

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.

Lineaire Algebra voor ST

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)

Lineaire Algebra voor ST

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:

Lineaire Algebra voor ST

Samenvatting Lineaire Algebra, periode 4

Complexe eigenwaarden

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Bilineaire Vormen. Hoofdstuk 9

Symmetrische matrices

Tentamen lineaire algebra 2 17 januari 2014, 10:00 13:00 zalen 174, 312, 412, 401, 402

Eindtermen Lineaire Algebra voor E vor VKO (2DE01)

1 Eigenwaarden en eigenvectoren

ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Lineaire Algebra voor ST (2DS06) op , uur.

Tentamen Lineaire Algebra

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I. 1. Theorie

Tentamen Lineaire Algebra UITWERKINGEN

Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2

Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding

College WisCKI. Albert Visser. 16 januari, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Loodrechte Projectie

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen)

Stelsels Vergelijkingen

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Lineaire Algebra voor ST (2DS06) op , uur.

Lineaire afbeeldingen

Examen Lineaire Algebra en Meetkunde Tweede zit (13:30-17:30)

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 2 dinsdag 3 april 2007,

Vectorruimten met inproduct

Hoofdstuk 7: Stelsels eerste orde lineaire differentiaalvergelijkingen

x 1 (t) = ve rt = (a + ib) e (λ+iµ)t = (a + ib) e λt (cos µt + i sin µt) x 2 (t) = ve rt = e λt (a cos µt b sin µt) ie λt (a sin µt + b cos µt).

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2

1 Triangulatiestellingen voor lineaire transformaties

Aanvullingen bij Hoofdstuk 6

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 1A. maandag 16 december 2002, b. Bepaal een basis voor de rijruimte en voor de kolomruimte van A.

3.2 Vectoren and matrices

Lineaire Algebra voor ST

Vincent van der Noort Scoop vult de gaten in onze kennis... Het gevoel van eigenwaarden van David J. Griffith

Vragen, samenvattingen en uitwerkingen Lineaire algebra 1 - UvA

4 Positieve en niet-negatieve lineaire algebra

Tentamen lineaire algebra voor BWI dinsdag 17 februari 2009, uur.

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN MEETKUNDE I

Hoofdstuk 3 : Determinanten

Voorwaardelijke optimalisatie

Lineaire Algebra. Bovendriehoeks- en onderdriehoeks vorm: onder (boven) elke leidende term staan enkel nullen

Toepassingen op differentievergelijkingen

Meetkunde en lineaire algebra

1.1 Oefen opgaven. Opgave Van de lineaire afbeelding A : R 3 R 3 is gegeven dat 6 2, 5 4, A 1 1 = A = Bepaal de matrix van A.

wordt de stelling van Pythagoras toegepast, in dit geval twee keer: eerst in de x y-vlakte en vervolgens in de vlakte loodrecht op de vector y.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica

WI1808TH1/CiTG - Lineaire algebra deel 1

Uitwerking opgaven 17 december. Spoilers!!

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015

Het karakteristieke polynoom

Coördinatiseringen. Definitie 1. Stel dat B = {b 1,..., b n } een basis is van een vectorruimte V en dat v V. iedere vector v V :

Matrixoperaties. Definitie. Voorbeelden. Een matrix is een rechthoekig array van getallen, die kentallen of elementen heten.

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen

Hoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen

Lineaire Algebra C 2WF09

Voorbeeld theorie examen

Tentamen lineaire algebra voor BWI maandag 15 december 2008, uur.

Eigenwaarden en eigenvectoren

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 1 donderdag 23 december 2004,

Radboud Universiteit Nijmegen

Frobenius lage rang benaderingen

x = b 1 x 1 , b = x n b m i,j=1,1 en een vector [x j] n j=1 m n a i,j x j j=1 i=1

extra sommen bij Numerieke lineaire algebra

Voortgezette Lineaire Algebra. Prof. dr. J. van Mill Dr. F. van Schagen

PROEFEXAMEN LINEAIRE ALGEBRA dinsdag 22 november 2016

Hoofdstuk 3 : Determinanten

Basiskennis lineaire algebra

Examenvragen Meetkunde en lineaire algebra Eerste examenperiode

x cos α y sin α . (1) x sin α + y cos α We kunnen dit iets anders opschrijven, namelijk als x x y sin α

More points, lines, and planes

Stelsels differentiaalvergelijkingen

Lineaire Algebra SUPPLEMENT II

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica

Lineaire algebra I (wiskundigen)

Lineaire Algebra en Vectorcalculus 2DN60 College 5.a Basis en dimensie

Examenvragen Meetkunde en lineaire algebra Tweede examenperiode

Lineaire Algebra (2DD12) Laatste nieuws in 2012

3 De duale vectorruimte

Transcriptie:

Hoofdstuk 12 Geadjungeerde en normaliteit In het vorige hoofdstuk werd bewezen dat het voor het bestaan van een orthonormale basis bestaande uit eigenvectoren voldoende is dat T Hermites is (11.17) of dat T unitair is (11.11). In deze paragraaf onderzoeken we een noodzakelijke voorwaarde voor T voor het bestaan van zo n basis. De geadjungeerde Stelling 12.1 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte, en laat U: V C een lineaire afbeelding zijn. Dan bestaat er een uniek bepaalde vector y V zodat voor alle x V geldt: U(x) =< x, y >. Bewijs. Kies een orthonormale basis {e 1, e 2,..., e n }, dan is y = n i=1 U(e i) e i de gevraagde vector. Definieer namelijk S(x) =< x, y >, voor alle x V, dan is S lineair (omdat het inproduct lineair in het eerste argument is), en er geldt: S(e j ) =< e j, y >=< e j, n U(e i ) e i >= i=1 n U(e i ) < e j, e i >= U(e j ). Dus S = U. Dat bewijst het bestaan van y. Om te laten zien dat y uniek is, veronderstel je dat ook U(x) =< x, y > voor zekere y en voor alle x; met U(x) =< x, y > volgt dan dat < x, y y >= 0 voor elke x. Kiezen we x = e i dan volgt dat de i-de coefficient van y y ten opzichte van de basis E gelijk 0 moet zijn. Omdat dit voor elke i geldt is y y = 0, dus y = y. Stelling 12.2 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte, en laat T : V V een lineaire transformatie zijn. Dan bestaat er een unieke lineaire transformatie T : V V zodat voor elke x, y V : i=1 < T x, y >=< x, T y >. Bewijs. Kies y V. Definieer de afbeelding U: V C door U(x) =< T x, y >, voor alle x V. Dan is U lineair omdat T en het inproduct het zijn: U(x 1 + x 2 ) =< T (x 1 + x 2 ), y >=< T x 1 + T x 2, y >=< T x 1, y > + < T x 2, y > hetgeen gelijk is aan U(x 1 ) + U(x 2 ), en U(λx) =< T (λx), y >=< λt x, y >= λ < T x, y >= λu(x). 79

80 HOOFDSTUK 12. GEADJUNGEERDE EN NORMALITEIT Volgens de voorgaande stelling is er dus een vector z V zodat U(x) =< x, z > voor alle x V. Definieer nu T : V V door T y = z, dan geldt zeker < T x, y >= U(x) =< x, z >=< x, T y > voor alle x, y V. Bovendien is T lineair, want < x, T (y 1 +y 2 ) >=< T x, y 1 +y 2 >=< T x, y 1 > + < T x, y 2 >=< x, T y 1 +T y 2 >, en < x, T (λy) >=< T x, λy >= λ < T x, y >= λ < x, T y >=< x, λt y >. Tenslotte is T uniek bepaald, want veronderstel dat er een lineaire transformatie R is zodat < T x, y >=< x, Ry > voor alle x, y V. Dan is < x, T y >=< x, Ry > voor alle x, y, dus < x, (T R)y >= 0. Dan moet (T R)y = 0, voor alle y V, dus T = R. Definitie 12.3 De unieke T bij een lineaire transformatie T wordt de geadjungeerde van T genoemd. Deze geadjungeerde heeft dus de eigenschap dat altijd < T x, y >=< x, T y >. Maar we weten dat voor het inproduct ook geldt dat < x, T y >= < T y, x > = < y, T x > =< T x, y >, met andere woorden: mits men adjungeert mag de transformatie T binnen het inproduct van argument wisselen! Stelling 12.4 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte, en laten T en U lineaire transformaties van V zijn. Dan: (i) (T + U) = T + U ; (ii) (λt ) = λt ; (iii) (T U) = U T ; (iv) T = T. Het bewijs van 12.4 bestaat uit eenvoudige verificatie. Maar het volgt ook direkt uit de eigenschappen van matrices (zie beneden). Voor matrices A hadden we al eerder de notatie A ingevoerd, zie 10.8, en wel om de complex-geconjugeerde getransponeerde van A aan te geven: A = ĀT. We laten nu zien dat dit niet een ongelukkige keuze van notatie is: ten opzichte van een orthonormale basis is de matrix van de geadjungeerde van T inderdaad de geconjugeerd-getransponeerde van de matrix van T. Stelling 12.5 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte met orthonormale basis E, en laat T : V V een lineaire transformatie zijn. Dan geldt: M E T = (M E T ). Bewijs. Laat A = MT E de matrix van T ten opzichte van E zijn, en B = M T E van T. Dan die zodat B = ĀT. B ij =< T e j, e i >= < e i, T e j > = < T e i, e j > = Ā ji,

81 Propositie 12.6 Laten A en B element van M n n (C) zijn. Dan geldt: (i) (A + B) = A + B ; (ii) (λa) = λa ; (iii) (AB) = B A ; (iv) A = A. Bewijs. Volgt onmiddellijk uit de eigenschappen van complexe conjugatie en transpositie. Het bewijs van 12.4 volgt nu direkt uit 12.5 en 12.6. De eerder geintroduceerde begrippen Hermites en unitair voor lineaire transformaties van complexe vectorruimten zijn nauw verwant aan adjungeren. De eis voor Hermites zijn was dat < T x, y >=< x, T y > voor elke x, y V, terwijl een unitaire afbeelding voldoet aan < T x, T y >=< x, y > voor elke x, y V. Met I V geven we de identieke afbeelding op V aan. Propositie 12.7 Laat T een lineaire transformatie van de eindig-dimensionale complexe vectorruimte V zijn. Dan geldt: (i) T is Hermites T = T, (ii) T is unitair T T = I V = T T T = T 1. Bewijs. De transformatie T is Hermites dan en slechts dan als voor elke x, y geldt < T x, y >=< x, T y >; anderzijds geldt altijd < T x, y >=< x, T y > dus Hermites zijn is equivalent met T = T. (Hermitese transformaties heten daarom ook wel zelf-geadjungeerd.) Unitair zijn betekent dat altijd < T x, T y >=< x, y >. Maar er geldt ook steeds dat < T x, T y >=< T T x, y > en dus is unitair zijn equivalent met T T = I V. Dus T = T 1, maar dan is ook T T = T T. Normaliteit We zagen ook reeds dat Hermites of unitair zijn het bestaan van een orthonormale basis van eigenvectoren impliceerde (en dus diagonaliseerbaarheid). De omgekeerde implicatie blijkt in het complexe geval níet op te gaan: een noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor diagonaliseerbaarheid in het complexe geval blijkt normaliteit te zijn. Definitie 12.8 De lineaire transformatie T van een complexe vectorruimte heet normaal als T T = T T. We noemen een matrix A M n n (C) normaal wanneer AA = A A. Gevolg 12.9 Zij V eindig-dimensionale complexe inproductruimte, met orthonormale basis E. Dan is T normaal dan en slechts dan als MT E normaal is. Gevolg 12.10 Op een eindig-dimensionale complexe inproductruimte geldt: (i) als T Hermites is dan is T normaal; (ii) als T unitair is dan is T normaal. Alvorens we afleiden dat normaliteit equivalent is met het bestaan van een orthonormale basis van eigenvectoren, bekijken we enkele eigenschappen van normale transformaties.

82 HOOFDSTUK 12. GEADJUNGEERDE EN NORMALITEIT Stelling 12.11 Laat V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte met orthonormale basis E zijn en laat T : V V een lineaire transformatie zijn. Als T normaal is, dan geldt: (i) T x = T x voor alle x V ; (ii) T λi V is normaal, voor elke λ C; (iii) als v een eigenvector voor T is met eigenwaarde λ, dan is v ook een eigenvector voor T, en wel met eigenwaarde λ; (iv) als v 1 en v 2 eigenvectoren van T zijn bij verschillende eigenwaarden, dan < v 1, v 2 >= 0. Bewijs. (i) Voor elke x V geldt T x 2 =< T x, T x >=< T T x, x >=< T T x, x >=< T x, T x >= T x 2, en lengten zijn altijd niet-negatief. (ii) Omdat IV = I V is (T λi V ) (T λi V ) = (T λi V )(T λi V ) = T T λt λt + λ 2 I V = = T T λt λt + λ 2 I V = (T λi V )(T λi V ). (iii) Beschouw U = T λi V voor de eigenwaarde λ van T. Voor de bijbehorende eigenvector v is dan Uv = 0. Volgens (ii) is U normaal, zodat op grond van (i): 0 = Uv = U v = (T λi V ) v = T v λv, en daarom is T v = λv. (iv) Omdat λ 1 < v 1, v 2 > gelijk is aan < λ 1 v 1, v 2 >=< T v 1, v 2 >=< v 1, T v 2 >=< v 1, λ 2 v 2 >= λ 2 < v 1, v 2 >, en omdat λ 1 λ 2 volgt dat < v 1, v 2 >= 0. Stelling 12.12 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte, en laat T een lineaire transformatie van V zijn. Dan is T normaal dan en slechts dan als er een orthonormale basis voor V is bestaande uit eigenvectoren van T. Bewijs. Veronderstel dat T normaal is. We plegen inductie naar de dimensie n. Als n = 1 is het duidelijk. Laat λ een nulpunt zijn van het karakteristieke polynoom van T, en zij w een eigenvector van T bij λ. Dan is w ook een eigenvector van T (bij λ). Zij W de ruimte opgespannen door w en laat x W. Dan is < T x, w >=< x, T w >=< x, λw >= λ < x, w >= 0, dus T x W, dus W is T -invariant. Omdat V = W W, is W een n 1- dimensionale T -invariante ruimte, waarop we de inductiehypothese kunnen toepassen: we vinden een orthonormale basis w 2, w 3,..., w n van eigenvectoren van T. Dan is w/ w, w 2, w 3,..., w n een basis van de gevraagde vorm voor V. Veronderstel, voor de omkering, dat B = {b 1,..., b n } een orthonormale basis van V is, bestaande uit eigenvectoren voor T. Ten opzichte van die basis wordt T gegeven door een diagonaalmatrix: A = M B T = λ 1 0 0 0 λ 2 0...... 0 0 λ n,

maar dan is λ 1 0 0 A = MT B = 0 λ2 0...... 0 0 λn ook een diagonaalmatrix, en diagonaalmatrices commuteren, dus T T = T T. Stelling 12.13 Zij V een eindig-dimensionale complexe inproductruimte, en laat T een lineaire transformatie van V zijn. Dan is T unitair dan en slechts dan als er een orthonormale basis voor V is bestaande uit eigenvectoren van T bij eigenwaarden van absolute waarde 1. Bewijs. Als T unitair is dan is T normaal (volgens Gevolg 12.10) en dus bestaat er een orthonormale basis van eigenvectoren; elke eigenwaarde λ van een unitaire afbeelding heeft λ = 1, omdat unitaire afbeeldingen lengten behouden (zie 11.8). Dat bewijst de ene implicatie. Voor de omkering nemen we het bestaan aan van zo n speciale basis B bestaande uit vectoren b i bij de eigenwaarden λ i met λ i = 1. Dan is T normaal (volgens Stelling 12.12), dus b i is ook eigenvector van T met eigenwaarde λ i volgens 12.11. Dus: T T b i = T (λ i b i ) = λ i λi b i = λ i 2 b i = b i, dus T T = I V en T is orthogonaal. Tenslotte nog een stelling die verband legt tussen de begrippen normaal en unitair voor matrices. Definitie 12.14 Twee matrices A en B heten unitair equivalent als A = U BU voor een unitaire matrix U. Merk op dat voor zulke matrices U = U 1. Stelling 12.15 Laat A M n n (C). Dan is A normaal dan en slechts dan als A unitair equivalent is aan een diagonaalmatrix. Bewijs. Als A normaal is, dan bestaat er een orthonormale basis voor de vectorruimte opgebouwd uit eigenvectoren van A die orthonormaal zijn; maar na transformatie naar die basis is A dan op diagonaalvorm gebracht, en de transformatiematrix bestaat uit de kolommen die de eigenvectoren zijn, en deze vormen een orthonormaal stelsel. Dus is de transformatiematrix unitair. Omgekeerd, veronderstel dat A = U DU, met U unitair en D een diagonaalmatrix; dan is A normaal: AA = (U DU)(U DU) = (U DU)(U D U) = U DD U = U D DU = A A. Voor reële inproductruimten is symmetrie de belangrijke eigenschap. Stelling 12.16 Zij V een eindig-dimensionale reële inproductruimte, en laat T een lineaire transformatie van V zijn. Dan is T symmetrisch dan en slechts dan als er een orthonormale basis voor V is bestaande uit eigenvectoren van T. Bewijs. Dit volgt direkt uit 11.18 en 11.13. Stelling 12.17 Laat A M n n (R). Dan is A symmetrisch dan en slechts dan als A orthogonaal equivalent is aan een diagonaalmatrix. Bewijs. De ene implicatie gaat net als in het complexe geval 12.15; omgekeerd, als A = O T DO met O orthogonaal, D diagonaal, dan is A T = O T D T O = O T DO = A.