Examen Complexe Analyse (September 2008)

Vergelijkbare documenten
Enkele bedenkingen bij het examen Complexe Analyse

Bespreking van het examen Complexe Analyse (tweede zittijd)

Complexe Analyse - Bespreking Examen Juni 2010

TW2040: Complexe Functietheorie

Complexe functies 2019

TW2040: Complexe Functietheorie

TW2040: Complexe Functietheorie

Examen Complexe Analyse vrijdag 20 juni 2014, 14:00 18:00 uur Auditorium De Molen. Het examen bestaat uit 4 schriftelijke vragen.

TW2040: Complexe Functietheorie

Bespreking Examen Analyse 1 (Augustus 2007)

Tentamen Analyse 4. Maandag 16 juni 2008, uur

TW2040: Complexe Functietheorie

TW2040: Complexe Functietheorie

Overzicht Fourier-theorie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking van het tentamen Functietheorie (2Y480) op ,

TW2040: Complexe Functietheorie

(b) Formuleer het verband tussen f en U(P, f), en tussen f en L(P, f). Bewijs de eerste. (c) Geef de definitie van Riemann integreerbaarheid van f.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Functietheorie (2Y480) op 23 januari 2002,

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Functietheorie (2Y480) op 25 november 1998, uur.

Opgaven Inleiding Analyse

Tentamen Functies en Reeksen

Inleiding Analyse 2009

n=0 en ( f(y n ) ) ) n=0 equivalente rijen zijn.

Examenvragen Hogere Wiskunde I

1. (a) Gegeven z = 2 2i, w = 1 i 3. Bereken z w. (b) Bepaal alle complexe getallen z die voldoen aan z 3 8i = 0.

Examen Complexe Analyse vrijdag 21 juni 2013, 14:00 18:00 uur Auditorium De Molen

3 Opgaven bij Hoofdstuk 3

Opgaven Functies en Reeksen. E.P. van den Ban

Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 26 augustus 2010, , Examenzaal

1. (a) Formuleer het Cauchy criterium voor de convergentie van een reeks

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica Tentamen Functietheorie (2Y480) op 22 november 1999,

Tentamen Analyse 4 (wi2602) 17 juni 2011, uur. ) (1 gratis)) Deel 2: opgaven 2b, 4ab, 5, 6 (normering: 2 + (

Je mag Zorich deel I en II gebruiken, maar geen ander hulpmiddelen (zoals andere boeken, aantekeningen, rekenmachine etc.)!

ANALYSEQUIZ Ga naar new.shakeq.com en log in met de code uvaanalyse2a

Extra opgaven bij Functies en Reeksen

Ter Leering ende Vermaeck

2 de Bachelor IR 2 de Bachelor Fysica

Convexe Analyse en Optimalisering

TW2040: Complexe Functietheorie

Universiteit Leiden, 2015 Wiskundewedstrijdtraining, week 14

Examen G0O17D Wiskunde II (6sp) maandag 10 juni 2013, 8:30-12:30 uur

COMPLEXE ANALYSE: Hoofdstuk 1. Jan van Casteren

Faculteit Wetenschappen Vakgroep Wiskunde. Baire ruimten. Bachelor Project I. Wouter Van Den Haute. Prof. Eva Colebunders

Z.O.Z. Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 2016, 12:30 15:30 (16:30)

Opgaven Inleiding Analyse

Inleiding Analyse. Opgaven. E.P. van den Ban. c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2003, herzien

Complexe functies. 2.1 Benadering door veeltermen

Deel 2. Basiskennis wiskunde

TW2040: Complexe Functietheorie

3 Rijen en reeksen van functies

Relevante examenvragen , eerste examenperiode

Examen Wiskundige Basistechniek 15 oktober 2011

Mathematical Modelling

Convexe Analyse en Optimalisering

Analyse I. 2. Formuleer en bewijs de formule van Taylor voor een functie f : R R. Stel de formules op voor de resttermen van Lagrange en Liouville.

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

Relevante vragen , eerste examenperiode

4 + 3i 4 3i (7 + 24i)(4 3i) 4 + 3i

Les 1 Kwadraat afsplitsen en Verzamelingen

Tentamen Calculus 2 25 januari 2010, 9:00-12:00 uur

Topologie I - WPO Prof. Dr. E. Colebunders Dr. G. Sonck 24 september 2006

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

Analyse I. 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Academiejaar ste semester 10 januari 2008

Analyse I. 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Academiejaar ste semester 12 januari 2010

Aanvulling bij de cursus Calculus 1. Complexe getallen

3 De duale vectorruimte

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

V.2 Limieten van functies

Doe de noodzakelijke berekeningen met de hand; gebruik Maple ter controle.

Topologie I - WPO. Prof. Dr. E. Colebunders

I.3 Functies. I.3.2 Voorbeeld. De afbeeldingen f: R R, x x 2 en g: R R, x x 2 zijn dus gelijk, ook al zijn ze gegeven door verschillende formules.

18.I.2010 Wiskundige Analyse I, theorie (= 60% van de punten)

Huiswerk Hints&Tips Analyse 2, College 26

Inleiding Analyse. Opgaven. E.P. van den Ban. c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2010, herzien

Inleiding Analyse. Opgaven. E.P. van den Ban. c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2009, herzien

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Niet-standaard analyse (Engelse titel: Non-standard analysis)

Wanneer zijn alle continue functies uniform continu?

Vectoranalyse voor TG

COMPLEXE FUNCTIETHEORIE II: CAUCHY

Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Calculus 1 NWI-NP003B 4 januari 2013,

QuizAnalyseHoofdstuk3 - wv -Brackx

Wiskundige Technieken

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Dit is in feite de ongelijkheid van Cauchy Schwarz voor het standaardinproduct in R s van de vectoren

TENTAMEN ANALYSE 1. dinsdag 3 april 2007,

WI1708TH Analyse 3. College 5 23 februari Challenge the future

Tussentoets Analyse 2. Natuur- en sterrenkunde.

Ijkingstoets industrieel ingenieur aangeboden door UGent en VUB op 30 juni 2014: algemene feedback

Examen Wiskundige Analyse I 1ste bach ir wet. dinsdag 5 januari Vraag 1.1. Waar of vals (1pt) Het beginvoorwaardenprobleem

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007

. Maak zelf een ruwe schets van f met A = 2, ω = 6π en ϕ = π 6. De som van twee trigonometrische polynomen is weer een trigonometrisch polynoom

168 HOOFDSTUK 5. REEKSONTWIKKELINGEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Approximatietheorie. De Stelling van Carleman. Mies Versloot. 14 juli Bachelorproject Begeleiding: prof. dr. Jan Wiegerinck

Hertentamen WISN101 Wiskundige Technieken 1 Do 5 jan :30 16:30

Vectoranalyse voor TG

Examen G0U13 - Bewijzen en Redeneren,

Transcriptie:

Examen Complexe Analyse (September 2008) De examenvragen vind je op het einde van dit documentje. Omdat het hier over weinig studenten gaat, heb ik geen puntenverdeling meegegeven. Vraag. Je had eerst moeten zeggen dat differentieerbaarheid van f impliceert dat g differentieerbaar is, dwz totaal afleidbaar. Er volgt ook dat de partiële afgeleiden van de componentfuncties van g bestaan, continu zijn en voldoen aan de Cauchy-Riemann voorwaarden. Omgekeerd weten we dat het bestaan van de partiële afgeleiden al niet voldoende is voor het totaal afleidbaar zijn van g. Verder zal het totaal afleidbaar zijn van g ook niet voldoende zijn voor het afleidbaar zijn van f. Verder weten we nog dat het bestaan van continue partiële afgeleiden van g impliceert dat de totale afgeleide van g bestaat en continu is. Maar ook dat zal nog niet voldoende zijn voor het differentieerbaar zijn van f. Die partiële afgeleiden moeten ook voldoen aan de Cauchy-Riemann voorwaarden. De essentie is natuurlijk dat voor een complex differentieerbare functie f de totale afgeleide van g een lineaire afbeelding is van een bepaald type, namelijk afkomstig van vermenigvuldigen met een getal in C. Een eenvoudig voorbeeld illustreert dit laatste. Neem f : C C gedefinieerd door f(z) = z. Deze functie is niet complex differentieerbaar, maar de corresponderende functie g is dat wel (want zelf al lineair). Het was toch belangrijk om hier ook een voorbeeld te geven. Vraag 2. De meeste studenten zien hier een belangrijk probleem over het hoofd. Je integreert namelijk over de rand van het gebied. Je kan dus niet zomaar de integraalformule toepassen. Je kan dit wel doen indien de kromme iets kleiner is, bijvoorbeeld gegeven door γ r (θ) = re iθ. Dan moet je de limiet nemen voor r en een of ander argument gebruiken om limiet en integraal om te wisselen. Een andere mogelijkheid was om te verwijzen naar Theorem 4.7. uit de nota s van Ash en Novinger. Vraag 3. Hier moest je dus een aantal tegenvoorbeelden geven. Een voorbeeld waarbij de verzameling niet samenhangend is, is niet moeilijk. Je neemt bijvoorbeeld twee disjuncte open schijven en stelt f = 0 in een schijf en f = in de andere. Een ander voorbeeld krijg je door f(z) = exp( z ) te definiëren voor z 0. Deze functie heeft een rij van nulpunten die naar 0 convergeren. Op die manier krijg je dat de verzameling van nulpunten wel een ophopingspunt heeft maar dat ligt buiten het domein. Definieer je bijvoorbeeld f : R R door f(x) = 0 te stellen voor x < 0 en f(x) = exp( x ) voor x 0 dan krijg je een 2

oneindig differentieerbare functie op R die 0 is op een groot deel van het domein, maar niet overal. Het probleem hier is dat de functie niet analytisch kan uitgebreid worden tot gans C. Er zijn nogal wat studenten die een voorbeeld geven van een functie die niet analytisch is, maar ook niet goed gedefinieerd. Je kan bijvoorbeeld niet f van C naar C definiëren door f(z) = exp( z ) te stellen. De voorbeelden die op die manier bekomen worden zijn dikwijls eerder illustraties van het feit dat de verzameling van nulpunten een ophopingspunt moet hebben in het domein en dus niet van het feit dat de functie analytisch moet zijn. Vraag 4. Deze was dacht ik in de oefeningen gemaakt. De meeste studenten merken op dat je een pool hebt van orde 2 in 0 en van orde in de overige nulpunten van de noemer. Sommige studenten merken op dat je geen geisoleerde singulariteit hebt op. Verder had je hier ook nog de residu s kunnen berekenen van de functie in de polen. Vraag 5. Hier moest je wel wat zorgvuldig te werk gaan in je keuzes. Neem eerst een willekeurige gesloten schijf rond 0, met straal R. Kies dan voor de kromme γ een cirkel met middelpunt 0 en een straal die groter is dan R, bijvoorbeeld R +. Uit de integraalformule haal je dan dat voor elke z C die voldoet aan z R en voor elke n Afschatten levert dan f n(z) = 2πi γ f n(z) 2π(R + ) 2π sup f n (w) (w z) 2 dw. w =R+ f n (w) en het rechterlid gaat naar 0 voor n omdat verondersteld werd dat f n uniform naar 0 gaat op gesloten schijven met middelpunt 0 en dus zeker op de rand van zo n schijven. Bovendien hangt het rechterlid niet af van het punt z (alleen maar van de straal R) en er volgt dus uniforme convergentie van de afgeleiden. P.S. In de vraag had strikt genomen moeten staan dat verondersteld werd dat de functies analytisch waren, maar dat was impliciet omdat er gesproken werd over de afgeleiden. Vraag 6. Hier hebben alle studenten juist geantwoord alhoewel het wel wat nauwkeuriger kon. Het is essentieel om op te merken dat de functie z z p wordt gedefinieerd door een keuze te maken van het argument van z. Dit ligt strikt tussen 0 en 2π. Wanneer dus z iets boven de reële as ligt, zal dit argument iets groter zijn dan 0 en naar 0 covergeren. Als z iets onder de reële as ligt, dan zal dit argument iets kleiner zijn dan 2π en naar 2π convergeren. 2

Vraag 7. Dit was in feite een gemakkelijke vraag als je wist wat je moest gebruiken. Het resultaat is te vinden bij Ash en Novinger (Corollary 4.7.4) en in de nota s (deel 4, Stelling 3.5) waar je dan gewoon f = neemt. Vrijdag, 5 september 2008. 3

Complexe Analyse Reeks 3 Datum: september 2008 Naam: () Beschouw een functie f : C C. Definieer g : R 2 R 2 door g(x, y) = (Ref(x + iy), Imf(x + iy)) voor alle x, y R. Bespreek het verband tussen het differentieerbaar zijn van de functie f (als complexe functie) en het differentieerbaar zijn van g (als functie van R 2 naar R 2 ). Je moet niets bewijzen, maar toon vooral aan dat je dit verband goed begrijpt. (2) Noteer D = {z C z < }. Beschouw een functie f : D C. Veronderstel f continu op D en analytisch op D. Toon aan dat f(z) za 2πi z a dz = ( a 2 )f(a) indien a < en γ(θ) = e iθ waarbij θ [0, 2π]. γ (3) Beschouw de identiteitsstelling zoals je die vindt bij Ash-Novinger onder item 2.4.8. Illustreer de verschillende voorwaarden in deze stelling aan de hand van tegenvoorbeelden. (4) Wat zijn de singulariteiten van de functie z z(e z ), (gedefinieerd voor die complexe complexe getallen waarvoor de noemer niet nul is) en wat kun je allemaal zeggen over deze singulariteiten? (5) Veronderstel dat (f n ) een rij is van complexe functies op gans C die uniform naar 0 convergeert op elke gesloten schijf met middelpunt 0 in C. Dan zal dit ook gelden voor de rij (f n) van de afgeleiden. Toon dit aan, niet door te steunen op Stelling 2.2.7 uit Ash-Novinger, maar door het bewijs van deze stelling op een efficiënte manier aan te passen aan dit speciaal geval (en gebruik dus niet meer dan nodig). (6) Deze vraag verwijst naar Werktekst 6 die gaat over de berekening van de reële integraal 0 x p (x + ) dx waarbij 0 < p <. In de loop van de berekeningen wordt op een bepaald moment de limiet voor r 0 genomen waarbij in het ene geval t p de uitkomst is en in het andere geval t p e 2πip (let op de drukfout in de Werktekst). Leg deze stap nauwkeuriger uit.

(7) Toon aan dat 2π 2π 0 r 2 2r cos(θ ϕ) + r 2 dϕ = voor elke 0 θ 2π and 0 r <. Je moet daarvoor deze integraal niet uitrekenen! Veel geluk