[ u] Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Krachten: wat zijn dat? m kg. b [ C]

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "[ u] Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Krachten: wat zijn dat? m kg. b [ C]"

Transcriptie

1 Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Krachten: wat zijn dat? Opgave 3 1 : Teken een pijl met een lengte van 3,6 cm (zie figuur 3.1). : Teken een pijl met een lengte van,4 cm (zie figuur 3.1). Deze pijl wijst een andere kant op dan 1 (vanwege het minteken). iguur 3.1 trek Opgave 4 a C u C [ C] trek b [ C] [ trek ] [ u] = = N of u = = cm m kg N s kg = = = = kgs m m s c Meet in figuur 3. de uitrekking u 10 op bij 10 N: u 10 = 3,06 cm. 1,0 cm op de foto komt overeen met,8 cm in werkelijkheid 3,06 cm op de foto komt overeen met 3,06,8 = 8,57 cm 10 = C u C = = 1, N/cm u 8,57 = N m iguur 3. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 1 van 30

2 Opgave 8 a 1 en 3. Rekenen met krachten hebben dezelfde richting. Zie figuur 3.3a. res = = 70 N. 1 en Zie figuur 3.3b. hebben tegengestelde richting. res = = 10 N, dat wil zeggen 10 N in de richting van. 1 en maken een hoek van 90 met elkaar. Zie figuur 3.3c. Berekenen met Pythagoras levert: = + res 1 = + = res N iguur 3.3a iguur 3.3b iguur 3.4a iguur 3.4b b 1 en maken een hoek van 10 met elkaar. Zie figuur 3.3d. Maak een tekening op schaal. Neem 10 N overeenkomstig met 1,0 cm. Meet daarna de lengte van richting. Hoekgrootte 74. Opgave 9 a Zie figuur 3.4. In ABC: AB AC res op; meet vervolgens de hoek op voor de x cos 35 = = x = cos 35 = 5 cos 35 = 43 N UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 van 30

3 b Zie figuur 3.4. BC y In ABC: sin 35 = = y = sin 35 = 5 sin 35 = 30 N AC Of met de stelling van Pythagoras: = x + y y = x y = x = 5 43 = 30 N iguur 3.4 Opgave 10 a Zie figuur 3.5. De stelling van Pythagoras: = x + y y = x y = x = 3 7 = 17 N b Zie figuur 3.5. In PQR: PQ x 7 cosα = = = α = 3 PR 3 RQ y 17 of sinα = = = α = 3 PR 3 RQ y 17 of tanα = = = α = 3 PQ 7 x iguur 3.5 Opgave 11 a Zie figuur 3.6a. AB In ABC: AC b Zie figuur 3.6a. BC y In ABC: sin 50 = = y = sin 50 = 65 sin 50 = 50 N AC of met de stelling van Pythagoras: x cos50 = = x = cos50 = 65 cos50 = 4 N = x + y y = x y = x = 65 4 = 50 N c Zie figuur 3.6b. PQ x 5 In PQR: cosα = = = α = 67 PR 65 UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 3 van 30

4 d Zie figuur 3.6b. RQ y In PQR: sinα = = y = sinα = 65 sin 67 = 60 N PR RQ y of tanα = = y = x tanα = 5 tan 67 = 60 N PQ x of met de stelling van Pythagoras: = x + y y = x y = x = 65 5 = 60 N Opgave 1 a Zie figuur 3.7. b Zie figuur 3.7. iguur 3.6a iguur 3.6b iguur 3.7 UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 4 van 30

5 Opgave 13 a Zie figuur 3.8a. b Nu loopt 1 langs de X-as. Die kracht hoeft dus niet ontbonden te worden. c Zie figuur 3.8a. 1 = 7 N 1,x = 7 N; 1,y = 0 N In PQR: PQ,x cosα = =,x = cosα = 75 cos 73, 7 = 1 N PR α RQ,y sin = =,y = sin = 75 sin 73, 7 = 7 N PR of met de stelling van Pythagoras: α =,x +,y,y =,x,y =,x = 75 1 = 7 N In PST: PS 3,x cos β = = 3,x = 3 cos β = 5 cos, 6 = 48 N PT β TS 3 3,y sin = = 3,y = 3 sin = 5 sin, 6 = 0 N PT 3 of met de stelling van Pythagoras: β 3 = 3,x + 3,y 3,y = 3 3,x 3,y = 3 3,x = 5 48 = 0 N kracht x-component y-component 1 1,x = +7 N 1,y = 0 N,x = 1 N,y = +7 N 3 3,x = 48 N 3,y = 0 N res res,x = 4 N res,y = +5 N iguur 3.8a iguur 3.8b d Zie het antwoord bij c. e Zie figuur 3.8b. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 5 van 30

6 f Zie figuur 3.8b. De grootte van res met de stelling van Pythagoras: res = r,x + r,y res = r,x + r,y = = 67 N De richting van res : In PAB: AB r,y 5 tanγ = = = γ = 51 γ = 51 (hoek met negatieve X-as) AP 4 r,x 3.3 Krachten in evenwicht Opgave 19 a Zie figuur 3.9a. Er is evenwicht alle krachten moeten elkaar opheffen. a heeft in figuur W3.3 in het werkboek een lengte van 3,5 cm 1,0 cm ˆ= 1, N (dat wil zeggen 1,0 cm in de tekening komt overeen met een kracht van 1, N). Teken in punt P een pijl tegengesteld gericht aan a met een lengte van 3,5 cm. Noem de punt van deze pijl Q. Teken nu vanuit Q een lijn evenwijdig aan lijn c en bepaal het snijpunt met lijn b. Noem dit punt R. Teken daarna vanuit Q een lijn evenwijdig aan lijn b en bepaal het snijpunt met lijn a. Noem dit punt S. iguur 3.9a iguur 3.9b b Eerste manier (opmeten; zie figuur 3.9a) Meet de afstand RP. Deze is ongeveer 1,3 cm b = 1,6 N. Meet de afstand PS. Deze is ongeveer,8 cm c = 3,4 N. Tweede manier (berekenen) Bepaling hoek α, β en γ. Zie figuur 3.9b. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 6 van 30

7 3 tanα = α = 6, 6 6 tan β = β = 18, tanγ = γ = 45, 0 3 Alle krachten moeten elkaar opheffen (zie figuur 3.9c). x 0 = (alle componenten van de krachten langs de X-as moeten elkaar opheffen) = 0 = + a,x b,x c,x a,x b,x c,x y 0 = (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 + = a,y b,y c,y a,y b,y c,y iguur 3.9c Zie figuur 3.9c. a,x = a cosα = 4, cos 6,6 = 3,76 N = cos β = cos18, 4 = 0,95 b,x b b b = sinγ = sin 45,0 = 0,71 c,x c c c a,y = a sinα = 4, sin 6, 6 = 1,88 N = sin β = sin18, 4 = 0,3 b,y b b b = cosγ = cos 45,0 = 0,71 c,y c c c = + 3,76 = 0,95 + 0,71 a,x b,x c,x b c 0,95 = 3, 76 0, 71 = 3,96 0, 74 b c b c + = 1,88 + 0,3 = 0, 71 a,y b,y c,y b c 0,3 = 0, 71 1,88 =, 5,88 b c b c = 3, 96 0, 74 =, 5,88 b c c 0,74, = 3,96 5,88 b c,96 = 9,84 = 3,3 = 3,3 N c = 3,96 0,74 = 3,96 0,74 3,3 b = 1,50 = 1,5 N c c c UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 7 van 30

8 c Als koordje b losschiet, valt b weg; de totale kracht op P wordt dus kleiner; de uitrekking van de veer in de krachtmeter wordt minder de krachtmeter geeft minder dan 4, N aan. Opgave 0 a Eerste manier Zie figuur 3.10a. De schaalfactor: 10 N ˆ= 0 mm. De krachtmeter wijst 15 N aan in de tekening heeft de veerkracht lengte van 15 0 = 30 mm. 10 Teken de lengte van de veerkracht 30 mm lang (AP = 30 mm). Teken door P de werklijn l en teken door A de lijn m evenwijdig aan lijn a. Noem het snijpunt van lijn l met lijn m B. Teken in punt P naar beneden. De lengte van is gelijk aan de afstand BP (PD = BP). Teken door B de lijn n evenwijdig aan. veer Noem het snijpunt van lijn n met lijn a C. De lengte van Zie figuur 3.10a. span is gelijk aan de afstand PC. veer een iguur 3.10a iguur 3.10b UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 8 van 30

9 Tweede manier Zie figuur 3.10b. De schaalfactor: 10 N ˆ= 0 mm. De krachtmeter wijst 15 N aan in de tekening heeft de veerkracht lengte van 15 0 = 30 mm. 10 Teken de lengte van de veerkracht 30 mm lang (AP = 30 mm). Het geheel is in rust, dus moet de som van de krachten nul zijn. De resultante van en moet daarom even groot zijn als en is daaraan span veer tegengesteld gericht. Teken door P de werklijn b van. Maak PK even lang als AP (30 mm) en teken door K de lijn c evenwijdig aan lijn a. Noem het snijpunt van lijn b en c L. De lengte van LP. Teken door K een lijn evenwijdig aan lijn b. Noem het snijpunt van lijn a en d M. De lengte van span is gelijk aan de afstand PM. b Eerste manier Alle krachten moeten elkaar opheffen (zie figuur 3.10c). x 0 veer een is gelijk aan de afstand = (alle componenten van de krachten langs de X-as moeten elkaar opheffen) = 0 = span,x veer,x span,x veer,x y 0 = (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 span,y veer,y + = span,y veer,y In PRC: = cos53 = 0,60 span,x span span = sin 53 = 0,80 span,y span span In PQA: = cos37 = 15 cos37 = 1 N veer,x veer,y veer = sin 37 = 15 sin 37 = 9,0 N veer = 0,60 = 1 = 0 N span,x veer,x span span + = 0,80 + 9, 0 = 0, , 0 = span,y veer,y span = 5 N UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 9 van 30

10 Tweede manier Zie figuur 3.10d. In CPG: PG veer veer 15 tan 37 = = span = = = PC tan 37 tan 37 sin 37 span PG 15 veer veer = = = = = GC sin 37 sin 37 of met de stelling van Pythagoras: GC = PG + PC 0 N 5 N = + = + = = 5 N veer span veer span c Zie figuur 3.10a of figuur 3.10b. Meet de lengte van PD op PD = 50 mm 50 De schaalfactor: 10 N ˆ= 0 mm = 10 N = 5 N 0 Meet de lengte van PC op PC = 40 mm 40 De schaalfactor: 10 N ˆ= 0 mm span = 10 N = 0 N 0 iguur 3.10c iguur 3.10d d Alle krachten moeten elkaar opheffen (zie figuur 3.10e). x 0 = (alle componenten van de krachten langs de X-as moeten elkaar opheffen) = 0 = span,x veer,x span,x veer,x UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 10 van 30

11 y 0 = (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 span,y veer,y + = span,y veer,y In PRC: = cos50 = 0,64 span,x span span = sin 50 = 0,77 span,y span span In PQA: = cos 30 = 15 cos 30 = 13 N veer,x veer,y veer = sin 30 = 15 sin 30 = 7,5 N veer = 0,64 = 13 = 0 N span,x veer,x span span + = 0, ,5 = span,y veer,y span 0, ,5 = = 3 N iguur 3.10e Opgave 1 a In beide figuren is de aartekracht gelijk (50 N) de diagonaal in beide parallellogrammen is even lang. Omdat α1 in figuur 3.11a kleiner is dan α in figuur 3.11b, is span,1 kleiner dan span,3. iguur 3.11a iguur 3.11b UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 11 van 30

12 b Eerste manier Zie figuur 3.11c. PD = PC = BC = DB = span cosinusregel in PBC: BC = PC + PB PC PB cos = + cosα span span span α 10 = cosα cosα = = = 0, α = 78 Tweede manier Zie figuur 3.11d. PS = PQ = RQ = RS = span PQRS is een ruit In een ruit staan de diagonalen loodrecht op elkaar, en ze delen elkaar door 1 midden PT = PR = In PTQ: PT 5 cosα = = = 0, 08 α = 78 PQ 10 iguur 3.11c iguur 3.11d UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 1 van 30

13 Derde manier Alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen (zie figuur 3.11e). y 0 = + = 0 span,y span,y = = 50 N span,y span,y = 5 N In PUV: UV span,y 5 cosα = = = α = 78 PV 10 span iguur 3.11e Opgave a Zie figuur 3.1. De coach van de Bears heeft ongelijk. De krachten die de teamleden van de Bears uitoefenen, moeten ontbonden worden in een component langs het linkertouw (de X-as) en een component loodrecht erop (de Y-as). Alleen de componenten langs de X-as zijn van belang bij het touwtrekken. Bij de Bears zijn deze componenten samen altijd kleiner dan de som van de krachten die de teamleden uitoefenen. b Zie figuur 3.1. iguur 3.1 Bull = Bear,x In MAB: MA Bear,x Bear,x cos 0 = = Bear = = 1,064 MB cos 0 Bear Bear = 1,064 Bull Bear,x UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 13 van 30

14 In %: Bear 1,064 Bull 100% = 100% = 1, 064% Bull Bull het percentage extra trekkracht van de trekker van de Bears = 6,4%. 3.4 Massa, aartekracht, gewicht en normaalkracht Opgave 7 Opgave 8 Opgave 9 = m g = ,81 = 0,57 N a De massa is op de maan ook 0,60 kg. De massa is een eigenschap van het voorwerp en is overal gelijk. b Op de aarde, omdat de aartekracht op aarde zesmaal zo groot is als op de maan. a De richting van de veerkracht is tegengesteld aan die van de uitrekking. b Om de veer 1 m uit te rekken is een kracht van 8 N nodig. c De voetbal is in rust de aartekracht is even groot als de veerkracht veer. veer = C u = 8 0,15 = 4, N = 4, N 4, = m g m = = = 0,43 kg g 9,81 Opgave 30 a Zie figuur 3.13a t/m e. De symmetrieassen zijn in de figuren aangegeven met een streeplijn. figuur a ruit: twee symmetrieassen figuur b rechthoek: twee symmetrieassen figuur c vierkant: vier symmetrieassen figuur d gelijkzijdige driehoek: drie symmetrieassen figuur e cirkel: iedere lijn door Z is een symmetrieas b Zie figuren Z is het aartepunt. iguur 3.13 Opgave 31 Zie figuur Het aartepunt zal niet in het midden van het kopje liggen, maar dichter bij het oor en dichter bij de bodem. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 14 van 30

15 iguur 3.14 Opgave 3 a Zie figuur 3.15a. Blok A beweegt niet, dus de som van de krachten op A is nul. Op blok A werkt de aartekracht (,A ) naar beneden en de spankracht in het touw omhoog ( ); is even groot als. span,a,a span,a b Zie figuur 3.15b. Blok B beweegt niet, dus is de som van de krachten op blok B nul. Op blok B werkt de aartekracht (,B ) naar beneden, de spankracht in het touw ( ) omhoog en de normaalkracht ten gevolge van de vloer ( ) span,b n,b omhoog. Het touw beweegt niet, dus is de som van de krachten op het touw nul. De spankracht in het touw bij B ( ( ). span,a is even groot als. span,a span,b is 1,5 keer zo lang als.,b,a span,b ) is daarom gelijk aan die bij A n,b is gelijk aan het verschil tussen,b en span,b. c Zie de figuren 3.15a en 3.15b. In totaal zijn er bij de blokken vijf krachten in het spel; hiervan zijn er twee bekend en drie onbekend. Bij B is de aartekracht bekend, de normaalkracht is onbekend en de spankracht is onbekend. Bij A is de aartekracht bekend en de spankracht onbekend; maar die is te berekenen, omdat A in rust is. Begin dus bij blok A. d,a = m A g = 4,0 9,81 = 39 N span,a = 39 N,B = m B g = 6,0 9,81 = 59 N; span,b = span,a = 39 N n,b = 0 N e Op de katrol werken in totaal drie krachten naar beneden, namelijk de aartekracht op de katrol en de twee spankrachten. Beide spankrachten zijn in grootte gelijk aan de aartekracht die op A werkt. Uit de verhouding tussen de massa van A en die van de katrol is de verhouding te bepalen van de spankracht op A en de aartekracht op K. Dat is ook de verhouding van de lengten van hun vectorpijlen. m A = 4,0 kg; m katrol =,0 kg m katrol = 1 m A,katrol = 1,A Zie figuur 3.15c. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 15 van 30

16 f Er is sprake van evenwicht, dus is de som van de krachten op de katrol nul. De som van de lengten van de drie vectoren die naar beneden gericht zijn, is even groot als span,k omhoog. Zie figuur 3.15d. g span,k = span,a + span,b +,katrol,katrol = m K g =,0 9,81 = 0 N span,k = = 98 N h De katrol en de twee blokken kunnen ook als één geheel worden opgevat. Op het ophangtouw werkt dan de aartekracht ten gevolge van de totale massa naar beneden, maar het effect daarvan wordt verminderd door de normaalkracht bij B omhoog. z,totaal = m totaal g = 1,0 9,81 = 118 N n,b = 0 N span,k = = 98 N iguur 3.15a iguur 3.15b iguur 3.15c iguur 3.15d 3.5 Moment van een kracht Opgave 38 a 1 Het scharnierpunt is het punt waar het voorwerp om kan of gaat draaien. Zie figuur 3.16: punt S. b 1 Het aangrijpingspunt is de plaats waar de kracht op het voorwerp wordt uitgeoefend, aangegeven door het begin van de krachtvector. Zie figuur 3.16: punt A. iguur 3.16 UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 16 van 30

17 c 1 De oneindig lange lijn die door de krachtvector gaat. Zie figuur 3.16: lijnstuk l. d 1 De loodrechte (dus kortste) afstand tussen het scharnierpunt en de werklijn van de kracht. Zie figuur 3.16: lijnstuk d. Opgave 39 Zolang de bedoelde moer nog vastzit, is het moment van de kracht die de moer vasthoudt gelijk aan het moment van Liannes kracht. Moment = kracht arm. Door de pijp te gebruiken wordt de arm van Liannes kracht groter. Bij gelijkblijvende kracht wordt dus het moment van Liannes kracht groter. Als Liannes moment groter wordt dan het moment van de kracht die de moer vasthoudt, kan de moer loskomen. Opgave 40 a Zie figuur Draairichting van het moment tegen de wijzers van de klok in : plusteken Draairichting van het moment met de wijzers van de klok mee : minteken M = d en d M 1 = + ( 1 d 1 ) M 1 = +(0 4) = +80 Nm M = d M = 0 Nm (de werklijn van gaat door P) M 3 = ( 3 d 3 ) M 3 = (0 ) = 40 Nm M 4 = 4 d 4 M 4 = 0 Nm (de werklijn van 4 gaat door P) M 5 = +( 5 d 5 ) M 5 = +(15 1) = +15 Nm M 6 = ( 6 d 6 ) M 6 = (10,5) = 5 Nm b M totaal = M 1 + M + M 3 + M 4 + M 5 + M 6 = = +30 Nm iguur 3.17 Opgave 41 a Zie figuur 3.18a. M 9 =,mus d 9 = 0,35 0,60 = +0,1 Nm b Zie figuur 3.18b. M 1 =,mus d 1 = 0,35 0 = 0 Nm Zie figuur 3.18b. M 3 =,mus d 3 = 0,35 0,60 = 0,1 Nm UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 17 van 30

18 c Zie figuur 3.18c. M 11 =,mus d 11 d11 cosα = d11 = 0, 60 cos 60 = 0,30 m 0,60 M 11 =,mus d 11 = 0,35 0,30 = +0,11 Nm iguur 3.18a iguur 3.18b iguur 3.18c 3.6 Momentenwet Opgave 46 a Er werken twee krachten: en n b Door het karton opzij te trekken, trek je ook het aartepunt wat opzij. De werklijn van loopt dan niet meer door het ophangpunt, dus heeft een moment ten opzichte van het ophangpunt. werkt in het ophangpunt en n levert geen moment, want de arm is 0. Het karton zal gaan draaien, totdat het moment ten gevolge van de aartekracht nul is. c De som van de momenten moet nul zijn. Omdat het moment van de normaalkracht altijd nul is, moet het moment van de aartekracht ook nul zijn. d = 0 0 d = 0 De aartekracht wijst loodrecht naar beneden. Het aartepunt ligt dus recht onder het ophangpunt. Opgave 47 a Zie figuur M links = links d links = +3 5p = +15 p M rechts = rechts d rechts = 8p = 16 p M links M rechts Het staafje is niet in evenwicht. iguur 3.19 b Het moment van de twee gewichtjes rechts heeft de grootste invloed. Het rechteruiteinde zal dus omlaaggaan. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 18 van 30

19 c Aan de linkerkant blijven drie gewichtjes en aan de rechterkant twee. Er is evenwicht als M S = 0. Dat is alleen het geval als de juiste combinatie van krachtarmen gekozen wordt. Bedenk dat de armen alleen maar veelvouden van p mogen zijn. Noem de afstand van S tot de drie gewichtjes links k p en de afstand van S tot de twee gewichtjes rechts n p. Hierin zijn k en n gehele getallen. M S = (3k n) ( p) = 0 3k n = 0 3k = n Bereken alle mogelijke waarden voor k en n waarbij k en n gehele getallen zijn en vertaal de oplossingen naar de nummers van de gaatjes: 3 gewichtjes aan gat 9 en gewichtjes aan gat 13; 3 gewichtjes aan gat 7 en gewichtjes aan gat 16; 3 gewichtjes aan gat 5 en gewichtjes aan gat 19. Opgave 48 Zie figuur 3.0. r = 0,80 m r B = 1,10 m = m g = 3,0 9,81 = 5,6 N M t.o.v. S = 0 + ( r ) ( r ) = 0 B B ( r ) = ( r ) B B ( 1,10) = (5, 6 0,80) = 180,5 B B = 164 N De minimale kracht waarmee uiteinde B naar beneden gedrukt moet worden om de balk in evenwicht te houden is 164 N. iguur 3.0 Opgave 49 a Zie figuur 3.1a. Alle afmetingen zijn in cm. AB = 450 cm. Het aartepunt van de balk ligt in het midden, dus AZ = BZ = 5 cm. ZS = 5 50 = 175 cm. b Zie figuur 3.1a. De breedte van het contragewicht is 30 cm. Het aartepunt C van het contragewicht ligt dus op 15 cm van B. Dan is SC = = 35 cm. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 19 van 30

20 iguur 3.1a c Zie figuur 3.1a.,balk = m balk g = 16 9,81 = 157 N M t.o.v. S = 0 M balk M contra = 0 + ( ZS) ( CS) = 0,balk,balk,contra + ( ZS) = ( CS),contra (157 1, 75) = ( 0, 35),contra,contra = 785 N mcontra = 80 kg d Zie figuur 3.1b. iguur 3.1b In SZ Z: Z S cosα = Z S = ZS cosα ZS In SC C: C S cosα = C S = CS cosα CS,balk = m balk g = 16 9,81 = 157 N,contra = m contra g = 80 9,81 = 785 N M t.o.v. S = M balk M contra M = Z S = ZS cosα balk,balk,balk M = C S = CS cosα contra,contra,contra M M = + ( Z S) ( C S) balk contra,balk,contra M M = + ( ZS cos α) ( CS cos α) balk contra,balk,contra UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 0 van 30

21 M M = + (157 1, 75 cos α) (785 0,35 cos α) balk balk contra M M = + (75 cos α) (75 cos α) = 0 contra M balk M contra = M t.o.v. S = 0 De slagboom is eveneens in evenwicht als hij een hoek van 30 maakt met het wegdek. e In bovenstaande berekening is te zien dat het er niet toe doet wat we voor hoek α invullen. In beide armen, dus in beide momenten, komt dezelfde factor cosα voor. Opgave 50 Zie figuur 3.. De aartekracht op Anton,A = m Anton g = 45 9,81 = 441,45 N De aartekracht op Bart,B = m Bart g = 35 9,81 = 343,35 N Noem Antons krachtarm AS: x Barts arm BS = 3, x M t.o.v. S = 0 M Anton M Bart = 0 + ( AS) ( BS) = 0,A,Bart + (441, 45 x) (343,35 (3, x)) = 0 441, 45 x (1098, 7 343,35 x) = 0 441, 45 x 1098, ,35 x = 0 784,8 x 1098, 7 = 0 784,8 x = 1098, 7 x = 1, 4 m iguur 3. Opgave 51 a Zie figuur 3.3a. plank = m plank g = 15 9,81 = 147,15 N Petra = m Petra g = 45 9,81 = 441,45 N M t.o.v. P = 0 M Petra M plank = 0 + ( XP) ( PZ ) = 0 Petra plank plank + ( XP) = ( PZ ) Petra plank plank (441, 45 x) = (147,15 1, 0) x = 0, 40 m (XP = 0,40 m) b Zie figuur 3.3b. plank = m plank g = 15 9,81 = 147,15 N Petra = m Petra g = 45 9,81 = 441,45 N M t.o.v. Q = 0 M Petra M plank = 0 + ( YP) ( PZ ) = 0 Petra plank plank UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 1 van 30

22 + ( YP) = ( PZ ) Petra plank plank (441, 45 y) = (147,15 0,30) y = 0,10 m (YQ = 0,10 m) YA = AQ YQ = 1,90 0,10 = 1,80 m XA = AP XP = 1,0 0,40 = 0,60 m (zie figuur 3.3a) iguur 3.3a iguur 3.3b 3.7 Toepassingen van de momentenwet Opgave 55 Opgave 56 a Voorbeelden zijn: gewichtheffen, wielrennen. b Bij gewichtheffen moet je ervoor zorgen dat bij het optillen van de gewichten de afstand tot je lichaam (de arm) zo klein mogelijk is. Bij het wielrennen kun je door het veranderen van de versnelling ervoor zorgen dat je gemakkelijker een berg op kunt fietsen. a Zie figuur 3.4. Afgezien van de kracht in het scharnierpunt S werken er op elke helft van de notenkraker twee krachten: 1 is de spierkracht op het handvat ten gevolge van het knijpen en is de reactiekracht op de bek ten gevolge van de aanwezige noot. De kleine kracht op het handvat wordt door middel van een hefboom omgezet in een grote kracht op de bek. Volgens de hefboomwet hoort bij de korte arm r van r1 een kracht die keer zo groot is r als de spierkracht 1. De krachten van de noot op de bek zijn even groot, maar tegengesteld aan de krachten van de bek op de noot waardoor de noot breekt. b Zie figuur 3.4. Eerste manier (zie vraag a) r 1 15 = 1 = 15 = 75 N r 3,0 UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 van 30

23 iguur 3.4 Tweede manier M t.o.v. S = 0 M 1 M = 0 + ( r ) ( r ) = 0 ( r ) = ( r ) (15 0,15) = ( 3, 0 10 ) = 75 N c De noot moet alsnog kapot. Dat kan alleen als groter wordt. We moeten dus M groter zien te krijgen. Dat is mogelijk door de noot dichter bij het scharnierpunt te brengen (r nog kleiner maken), harder te knijpen ( 1 groter maken) of door verder van het scharnierpunt af te knijpen (r 1 groter maken). Opgave 57 a Zie figuur 3.5. De flessenopener kantelt om punt C. Dat is dus het scharnierpunt bij I. iguur 3.5 b De flessenopener kantelt om punt A. Dat is dus het scharnierpunt bij II. c De dop moet van de fles. Van belang hiervoor is de kracht opener van de opener op de dop. Deze is gelijk maar tegengesteld gericht aan de kracht van de dop op de opener dop. Het is daarom van belang bij welke manier de spierkracht optimaal wordt omgezet in. Deze omzetting gebeurt spier dop met behulp van momenten. Er geldt UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 3 van 30

24 AC bij methode I: spier BC = dop AC spier = dop BC AC bij methode II: spier BA = dop AC spier = dop BA In de figuur is te zien dat BA > BC. Dus is bij methode II de kleinste nodig. spier Opgave 58 a Zie figuur 3.6a. Bij het omhoog brengen van de last gaat de katrol ook mee omhoog. Hierbij kantelt de katrol om A, zodat niet M 1 het scharnierpunt is, maar A. b Zie figuur 3.6a. M t.o.v. A = 0 M M = 0 last last B + ( r) ( r) = 0 ( r) = ( r) last = last = = 1,6 kn B 1 B last B B iguur 3.6b iguur 3.6a c Zie figuur 3.6b. M is scharnierpunt. M t.o.v. M = 0 links M rechts 0 M = + ( r) ( r) = 0 t t t ( r) = ( r) = = 1,6 kn B B B UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 4 van 30

25 Links en rechts van de katrol zijn de krachten gelijk, dus er is bij de vaste katrol geen krachtwinst. d Hij draait de trekrichting om, zodat er naar beneden getrokken kan worden. e De touwlengte die ingenomen dient te worden is tweemaal zo groot. Behalve de last moet ook het gewicht van de losse katrol opgetrokken worden. Als de katrollen niet goed gesmeerd zijn, treedt er wrijving op. Opgave 59 Zie figuur 3.7. Alle krachten moeten elkaar opheffen. x 0 = (alle componenten van de krachten langs de X-as moeten elkaar opheffen) = 0 = S,x A,x S,x A,x y 0 = (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 S,y A,y + = S,y A,y = S,y A,y A = 610,5 N en = 784,8 N (zie kernboek, pagina 53) In ADC: AD A,x cos 40 = = A,x = A cos 40 = 610,5 cos 40 = 467, 7 N AC A iguur 3.7 In SPQ: PQ S,y 39, 4 tanα = = = = 0,839 α = 40 SP 467, 7 CD S,x A,y sin 40 = = A,y = A sin 40 = 610,5 sin 40 = 39,4 N AC A UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 5 van 30

26 S,x = = 467,7 N A,x = = 784,8 39, 4 = 39, 4 N S,y A,y De stelling van Pythagoras: ( ) S = S,x + S,y S = S,x + S,y = (467, 7) + (39, 4) = 610,5 = 611 N In SPQ: PQ S,y 39, 4 tanα = = = = 0,839 α = 40 SP 467, 7 S,x Opgave 60 a De kracht in S wijst omlaag. De aartekracht op de plank grijpt rechts van het steunpunt R aan, waardoor de plank bij A omhoog wil gaan. De kracht in S belet dat. b Zie figuur 3.8. c De werklijn van gaat door het scharnierpunt S. De momentarm van as as ten opzichte van S is daarmee gelijk aan nul. Het moment van van S is dus gelijk aan nul. d = m duikplank g = 60 9,81 = 589 N M t.o.v. S = 0 M n M = 0 + ( r ) ( r ) = 0 n n 1 ( r ) = ( r ) n 1 ( 1, 60) = (589, 0) n = 7,4 10 N as ten opzichte e y = 0 (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 = as as n as n = = 7, ,5 10 N iguur 3.8 Opgave 61 a Zie figuur 3.9. = m vliegtuig g = 4, ,81 = 4, N M t.o.v. S = 0 M v M = 0 + ( SV) ( SZ) = 0 V V ( 16) = (4, ) = 5,9 10 N 5 4 V UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 6 van 30

27 b Volgens de eerste wet van Newton moet de som van alle omhoog gerichte krachten gelijk zijn aan de som van alle naar beneden gerichte krachten. Omdat V < moet s omhoog gericht zijn. c y = 0 (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = S V 0 = = = S V 4, ,9 10 4,1 10 N iguur 3.9 Opgave 6 In de figuren is de pijl voor de aartekracht voor de overzichtelijkheid in verhouding iets korter getekend dan in het werkboek. a Zie figuur 3.30a. De aartekracht A is de trekkracht in het touwtje. is de reactiekracht in scharnierpunt S. S b Zie figuur 3.30a. BS is de arm van A grijpt aan in het aartepunt Z van het latje (ZS = AZ).. Dat is de loodrechte afstand van het draaipunt S tot de werklijn van (het touwtje). A Deze is in de figuur in je werkboek 6,0 cm. Omdat de schaal 1 : 10 is, is de werkelijke grootte van SB 60 cm. c Zie figuur 3.30a. ZS is de arm van. Deze is in de figuur in je werkboek 5,0 cm. Omdat de schaal 1 : 10 is, is de werkelijke grootte van ZS 50 cm. = m latje g = 0,45 9,81 = 4,41 N M t.o.v. S = 0 M A M = 0 + ( SB) ( ZS) = 0 A A A ( 0, 60) = (4, 41 0,50) = 3,7 N UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 7 van 30

28 iguur 3.30a d Zie figuur 3.30b. Alle krachten moeten elkaar opheffen. x 0 = (alle componenten van de krachten langs de X-as moeten elkaar opheffen) = 0 = S,x A,x S,x A,x y 0 = (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 + = S,y A,y S,y A,y S,y = A,y A = 3,7 N en = 4,41 N 3,7 A = = 0,84 A = 0,84 4,41 iguur 3.30b Maak in je tekening in het werkboek A = 0,84. Ontbind A in een x-component A,x r A,x en een y-component A,x = 0,80 A = 0,80 0,84 = 0, 67 A,y 0, 60 A 0, 60 0,84 0,50 = = = Teken in S de x-component S,x naar rechts, die even lang is als A,x. ( = = 0, 67 ) S,x A,x A,y UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 8 van 30

29 Teken in S de y-component S,y naar boven, even lang als A,y. ( = = 0,50 = 0,50 ) S,y A,y Construeer nu. S e Eerste manier Meet de lengte van S op in je werkboek; S is even lang als A S = 3,7 N. Tweede manier Met de stelling van Pythagoras: = + = + S S,x S,y S S,x S,y = 0, 67 ; = 0,50 S,x S,y (( 0,67 ) ( 0,50 ) ) ( 0, 449 ) ( 0, 5 ) ( ) = + = + S = 0, 699 = 0, 699 = 0,84 = 0,84 4, 41 = 3, 7 N S f Toen de lat horizontaal hing, gold volgens het antwoord bij vraag c: ZS ( ZS) + A BS = 0 A = BS Zie figuur 3.30c. Het latje is in de nieuwe stand weer in evenwicht, dus M S = 0. Ofwel: r ( r ) + A PS = 0. Dan is A = PS Vergelijk nu de beide uitdrukkingen voor A. is gelijk gebleven; r is kleiner dan ZS; PS is groter dan BS (zie figuur r 3.30a). De breuk is dus kleiner dan de breuk ZS PS BS. Dan is A in de nieuwe situatie kleiner dan in de eerste situatie. iguur 3.30c g Zie figuur 3.30b. Uit de momentenwet volgt A BS = ZS. BS In de rechthoekige SBA geldt sinα =, dus BS = AS sinα. AS Verder weten we dat ZS = 1 AS. Invullen van ZS en BS in de eerste vergelijking levert A AS sinα = 1 AS. Delen door AS levert A sinα = 1. Maar er geldt ook dat de verticale component van A gelijk is aan A,y = A sinα. Dus we vinden A,y = 1. UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 9 van 30

30 Uit de eerste wet van Newton vinden we S,y = 1 = 1. Dus we concluderen dat S,y = A,y. In vraag d vonden we al dat S,x = A,x. Dus moet er gelden dat S = A en dat de hoek van met AS gelijk is aan α. S Opgave 63 a Zie figuur 3.31a. Er is sprake van een hefboom met scharnierpunt S en twee momenten. De momenten zijn M stoom ten gevolge van de kracht stoom die de stoom uitoefent op de klep en M L ten gevolge van het gewicht L. Als M stoom < M L blijft de klep gesloten. Als de druk in de stoomketel toeneemt, dan neemt M stoom toe. De klep gaat open zodra M stoom > M L. Nu kan er stoom ontsnappen totdat M stoom < M L. b Zie figuur 3.31a. L = m last g = 1,85 9,81 = 18,1 N M t.o.v. S = 0 M stoom M L = 0 + ( KS) ( AS) = 0 stoom ( 0,10) = (18,1 0,30) stoom = 54 N stoom L c y = 0 (alle componenten van de krachten langs de Y-as moeten elkaar opheffen) + = 0 = S stoom L S stoom L S = 54 18,1 = 36 N S is naar beneden gericht (zie figuur 3.31a). d Een hogere stoomdruk geeft een groter moment M klep. Voor evenwicht moet het moment van L dan groter worden. De kracht die L veroorzaakt op de klep verandert niet, dus moet de arm groter worden. L moet dus naar rechts verschoven worden. e Zie figuur 3.31b. Als de klep niet openspringt, moet M L > M stoom. M L = L BS = 18,1 0,40 = 7,4 Nm M = KS stoom stoom stoom = 1, = 1, 54 = 64,8 N stoom M stoom = 64,8 0,10 = 6, 48 Nm Omdat M L groter is dan M stoom blijft de klep dicht. iguur 3.31a iguur 3.31b UITWERKINGEN OPGAVEN VWO HOODSTUK 3 30 van 30

: Teken een pijl met een lengte van 2,4 cm (zie figuur 3.1). wijst de kant op tegengesteld aan die van F. [ u] trek

: Teken een pijl met een lengte van 2,4 cm (zie figuur 3.1). wijst de kant op tegengesteld aan die van F. [ u] trek Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 3 3.1 Krachten: wat zijn dat? Opgave 4 De schaalfactor is 1 cm ˆ= 10 N, dus een kracht van 36 N wordt weergegeven als een pijl met lengte 3,6 cm. 1 : Teken een pijl met een

Nadere informatie

Stevin havo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 16

Stevin havo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 16 Stevin havo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefomen (05-10-2013) Pagina 1 van 16 Opgaven 4.1 Scalars en vectoren 0 a sinα = 0,33 α = 19º 19º tanα = 0,75 α = 37º 37º c 2 = 25 9 = 16 = ± 4 ±4

Nadere informatie

SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN

SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN II - 1 HOODSTUK SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN Snijdende (of samenlopende) krachten zijn krachten waarvan de werklijnen door één punt gaan..1. Resultante van twee snijdende krachten Het

Nadere informatie

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 3 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 14

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 3 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 14 Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 3 Vectoren en hefomen (2016-05-24) Pagina 1 van 14 Als je een ander antwoord vindt, zijn er minstens twee mogelijkheden: óf dit antwoord is fout, óf jouw antwoord is fout.

Nadere informatie

S3 Oefeningen Krachtenleer Hoofdstuk II II-3. II-3 Grafisch: 1cm. II-3 Analytisch. Sinusregel: R F 1

S3 Oefeningen Krachtenleer Hoofdstuk II II-3. II-3 Grafisch: 1cm. II-3 Analytisch. Sinusregel: R F 1 S3 Oefeningen Krachtenleer Hoofdstuk II II-3 Bepaal grafisch en analytisch de richting en grootte van de resultante, in volgende gevallen; F 1 = 4 kn F = 7 kn : 1) α = 30 ) α = 45 F 1 3) α = 90 α 4) α

Nadere informatie

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. Uitwerkingen 1 Opgave 1 Het aangrijpingspunt van een kracht is de plaats waar de kracht op het voorwerp werkt. De werklijn van een kracht is de denkbeeldige (rechte) lijn die samenvalt met de bijbehorende

Nadere informatie

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel: 14.0 Voorkennis Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel: a b c sin sin sin Voorbeeld 1: Gegeven is ΔABC met c = 1, α = 54 en β = 6 Bereken a in twee decimalen nauwkeurig. a c sin sin a 1 sin54 sin64

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Krachten in evenwicht. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 8 Krachten in evenwicht. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 8 Krachten in evenwicht Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 8.1 raaiende voorwerpen Terugblik: krachten A) Gelijk gerichte vectoren B) Tegengestelde vectoren C) Onderling loodrechte

Nadere informatie

SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN OPGAVEN

SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KRACHTEN OPGAVEN 1 HOODSTUK SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN SNIJDENDE KACHTEN OPGAVEN.4. Opgaven 1. Bepaal grafisch en analtisch de richting en grootte van de resultante, in volgende gevallen; 1 = 4 kn = 7 kn : 1) = 30 )

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo

Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo Samenvatting door N. 1441 woorden 9 oktober 2012 7,6 27 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova PARAGRAAF 1; KRACHT Krachten herkennen

Nadere informatie

Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen

Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen Les 0 (Extra) Aant. Voorkennis: Hoeken en afstanden Theorie A: Sinus, Cosinus en tangens O RHZ tan A = A RHZ O RHZ sin A = SZ A RHZ cos A = SZ Afspraak: Graden afronden

Nadere informatie

3.1 Krachten en hun eigenschappen

3.1 Krachten en hun eigenschappen 3.1 Krachten en hun eigenschappen Opgave 1 a Kracht Motorkracht Zwaartekracht Normaalkracht Luchtweerstandskracht Rolweerstandskracht Uitgeoefend door Motor Aarde Weg/ondergrond Lucht Weg/ondergrond b

Nadere informatie

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2). HOOFDSTUK OOFDSTUK 4: K NATUURKUNDE KLAS 4 4: KRACHT EN ARBEID RBEID 16/5/2011 Totaal te behalen: 33 punten. Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Opgave 0: Bereken op je rekenmachine

Nadere informatie

3HV H1 Krachten.notebook September 22, krachten. Krachten Hoofdstuk 1

3HV H1 Krachten.notebook September 22, krachten. Krachten Hoofdstuk 1 krachten Krachten Hoofdstuk 1 een kracht zelf kun je niet zien maar... Waaraan zie je dat er een kracht werkt: Plastische Vervorming (blijvend) Elastische Vervorming (tijdelijk) Bewegingsverandering/snelheidsverandering

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales - 127 1. Projectie op een rechte (boek pag 175) x en y zijn twee... rechten. We trekken door het punt A een evenwijdige rechte met de rechte y en noemen het

Nadere informatie

Stevin vwo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 25

Stevin vwo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 25 Stevin vwo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vetoren en hefomen (09-06-2010) Pagina 1 van 25 Opgaven 4.1 Salars en vetoren 1 Verplaatsing 4 m naar rehts en 1 m naar eneden. 2 a 2 2 s = 4 + 1 = 4,12.. = 4,1

Nadere informatie

CURSUS ATELIERONDERSTEUNING WISKUNDE/WETENSCHAPPEN 5 INHOUD

CURSUS ATELIERONDERSTEUNING WISKUNDE/WETENSCHAPPEN 5 INHOUD CURSUS ATELIERONDERSTEUNING WISKUNDE/WETENSCHAPPEN 5 ARCHITECTURALE EN BINNENHUISKUNST 25 lesuren, 2009-2010 Bart Wuytens INHOUD DEEL 1: HOEKEN EN AFSTANDEN Hoofdstuk 1: hoeken en afstanden in rechthoekige

Nadere informatie

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 7 les 2

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 7 les 2 Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO lok 7 les Paragraaf Loodrechte stand en inproduct Opgave De lijnen HM En BD snijden elkaart, want ze liggen eide in het vlak door de punten H, D, B en M Ze snijden elkaar

Nadere informatie

Krachten (4VWO) www.betales.nl

Krachten (4VWO) www.betales.nl www.betales.nl Grootheden Scalairen Vectoren - Grootte - Eenheid - Grootte - Eenheid - Richting Bv: m = 987 kg x = 10m (x = plaats) V = 3L Bv: F = 17N s = Δx (verplaatsing) v = 2km/h Krachten optellen

Nadere informatie

VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK

VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK Proeftoets Beschikbare tijd: 100 minuten Instructies voor het invullen van het antwoordblad. 1. Dit open boek tentamen bestaat uit 10 opgaven.. U mag tijdens het tentamen

Nadere informatie

Rekenen met letters- Uitwerkingen

Rekenen met letters- Uitwerkingen Rekenen met letters- Uitwerkingen Onder voorbehoud van rekenfouten RGO-Middelharnis 1 1 c RGO-wiskunde 1 2 Inhoudsopgave 1 Korter schrijven............................ 3 2 Opgaven................................

Nadere informatie

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid Hoofdstuk 4 Meetkunde (V4 Wis B) Pagina 1 van 8 Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid Les 1 : Gelijkvormigheid Definities sin( A) = Overstaande Schuine cos( A) = Aanliggende Schuine = O S = A S tan( A) = Overstaande

Nadere informatie

1. INLEIDING: DE KOERS VAN EEN BOOT

1. INLEIDING: DE KOERS VAN EEN BOOT KLAS 4N VECTOREN . INLEIDING: DE KOERS VAN EEN BOOT. Boot vaart van Roe naar Tui via Rul. De koersgegevens zijn: van Roe naar Rul: 0, 5 km van Rul naar Tui: 40, 5 km a. Wat zijn de koersgegevens als de

Nadere informatie

10.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

10.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. 10.0 Voorkennis y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. Algemeen: Van de lijn y = ax + b is de richtingscoëfficiënt a en het snijpunt met de y-as (0, b) y = -4x + 8 kan

Nadere informatie

Begripsvragen: kracht en krachtmoment

Begripsvragen: kracht en krachtmoment Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.1 Mechanica Begripsvragen: kracht en krachtmoment 1 Meerkeuzevragen Kracht 1 [H/V] Een boek ligt stil

Nadere informatie

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8 Hoofdstuk OPPERVLAKTE VWO 0 INTRO A: + 6 = 0 B: C: 8 D: 8 DE OPPERVLAKTE VAN EEN PARALLELLOGRAM Als voorbeeld de oppervlakte van D: De donkerblauwe rechthoek heeft oppervlakte 5 = 0 Daar gaan twee halve

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 3 Kracht en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 3.1 Soorten krachten Twee soorten grootheden Scalars - Grootte - Eenheid Vectoren - Grootte - Eenheid - Richting Bijvoorbeeld:

Nadere informatie

Blok 6B - Vaardigheden

Blok 6B - Vaardigheden B-a Etra oefening - Basis Eigenschap C is ook een definitie van een rechthoek. A: Als de diagonalen wel even lang zijn maar elkaar niet middendoor delen, is de vierhoek geen rechthoek. Denk ijvooreeld

Nadere informatie

Mechanica - Sterkteleer - HWTK PROEFTOETS versie C - OPGAVEN en UITWERKINGEN.doc 1/16

Mechanica - Sterkteleer - HWTK PROEFTOETS versie C - OPGAVEN en UITWERKINGEN.doc 1/16 VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK Set Proeftoets 07-0 versie C Mechanica - Sterkteleer - HWTK PROEFTOETS- 07-0-versie C - OPGAVEN en UITWERKINGEN.doc 1/16 DIT EERST LEZEN EN VOORZIEN VAN NAAM EN LEERLINGNUMMER!

Nadere informatie

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden 4.0 Voorkennis Rekenregels voor wortels: 1) A B AB met A 0 en B 0 A A 2) met A 0 en B 0 B B Voorbeeld 1: 2 3 23 6 Voorbeeld 2: 9 9 3 3 3 1 4.0 Voorkennis Voorbeeld 3: 3 3 6 3 6 6 6 6 6 1 2 6 Let op: In

Nadere informatie

8.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3

8.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3 8.0 Voorkennis Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3 2x y 3 3 3x 2 y 6 2 Het vermenigvuldigen van de vergelijkingen zorgt ervoor dat in de volgende stap de x-en tegen elkaar

Nadere informatie

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4 Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4 4.1 De eerste wet van Newton Opgave 7 Opgave 8 a F zw = m g = 45 9,81 = 4,4 10 N b De zwaartekracht werkt verticaal. Er is geen verticale beweging. Er moet dus een tweede

Nadere informatie

Voorbereidende sessie toelatingsexamen

Voorbereidende sessie toelatingsexamen 1/7 Voorbereidende sessie toelatingsexamen Wiskunde 2 - Algebra en meetkunde Dr. Koen De Naeghel 1 KU Leuven Kulak, woensdag 25 april 2018 1 Presentatie en opgeloste oefeningen zijn digitaal beschikbaar

Nadere informatie

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt. Deze examentoets en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 100 minuten ongeveer 22 vragen Et3 stof vwo6 volgens het PTA: Onderwerpen uit samengevat: Rechtlijnige beweging Kracht

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 3 Kracht en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 3.1 Soorten krachten Twee soorten grootheden Scalars - Grootte - Eenheid Vectoren - Grootte - Eenheid - Richting Bijvoorbeeld:

Nadere informatie

krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting) krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 een kracht zelf kun je niet zien maar... Waaraan zie je dat er een kracht werkt: Plastische Vervorming (blijvend) Elastische Vervorming (tijdelijk) Bewegingsverandering/snelheidsverandering

Nadere informatie

Voorbereiding : examen meetkunde juni - oplossingen Naam:. Klas:...

Voorbereiding : examen meetkunde juni - oplossingen Naam:. Klas:... - 1 - Opmerking: Maak ook steeds oefeningen uit toets jezelf! uit je boek. Hermaak ook de oefeningen uit je map Etra opgaven: Nr. Opgave Wegens welk congruentiekenmerk zijn volgende driehoeken congruent?

Nadere informatie

MBO College Hilversum. Afdeling Media. Hans Minjon Versie 2

MBO College Hilversum. Afdeling Media. Hans Minjon Versie 2 MBO College Hilversum Afdeling Media Hans Minjon Versie 2 Soorten krachten Er zijn veel soorten krachten. Een aantal voorbeelden: Spierkracht. Deze ontstaat als spieren in je lichaam zich spannen. Op die

Nadere informatie

Driehoeken vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/74268

Driehoeken vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/74268 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 24 May 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/74268 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein

Nadere informatie

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt. Deze examentoets en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 100 minuten ongeveer 22 vragen Et3 stof vwo6 volgens het PTA: Onderwerpen uit samengevat: Rechtlijnige beweging Kracht

Nadere informatie

Statica & Sterkteleer 1. Statica en Sterkteleer: Voorkennis:

Statica & Sterkteleer 1. Statica en Sterkteleer: Voorkennis: Statica & Sterkteleer 1 Statica en Sterkteleer: Voorkennis: Statica & Sterkteleer 2 Statica & Sterkteleer 3 Stappenplan bij een krachtenveelhoek: Statica & Sterkteleer 4 F1 = 10 N F2 = 15 N F3 = 26 N F4

Nadere informatie

Paragraaf 8.1 : Lijnen en Hoeken

Paragraaf 8.1 : Lijnen en Hoeken Hoofdstuk 8 Meetkunde met coördinaten (V5 Wis B) Pagina 1 van 11 Paragraaf 8.1 : Lijnen en Hoeken Les 1 Lijnen Definities Je kunt een lijn op verschillende manieren bepalen / opschrijven : (1) RC - manier

Nadere informatie

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden 4.0 Voorkennis Rekenregels voor wortels: 1) A B AB met A 0 en B 0 A A 2) met A 0 en B 0 B B Voorbeeld 1: 2 3 23 6 Voorbeeld 2: 9 9 3 3 3 1 4.0 Voorkennis Voorbeeld 3: 3 3 6 3 6 6 6 6 6 1 2 6 Let op: In

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 15 september dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 15 september dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Wiskunde: goniometrie en meetkunde 15 september 2017 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne, Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating)

Nadere informatie

4.1 Rekenen met wortels [1]

4.1 Rekenen met wortels [1] 4.1 Rekenen met wortels [1] Rekenregels voor wortels: 1) A B AB met A 0 en B 0 A A 2) met A 0 en B 0 B B 3) A 2 A Voorbeeld 1: 2 3 23 6 Voorbeeld 2: 9 9 3 3 3 1 4.1 Rekenen met wortels [1] Voorbeeld 3:

Nadere informatie

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1]

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1] 9.1 Vergelijkingen van lijnen[1] y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. Algemeen: Van de lijn y = ax + b is de richtingscoëfficiënt a en het snijpunt met de y-as (0,

Nadere informatie

Vlakke meetkunde en geogebra

Vlakke meetkunde en geogebra Vlakke meetkunde en geogebra Open de geogebra-app. Kies het algebra- en tekenvenster. Aan de linkerkant zie je het algebravenster en rechts daarvan het tekenvenster met een x-as en een y-as. Om een rooster

Nadere informatie

Extra oefeningen: de cirkel

Extra oefeningen: de cirkel Extra oefeningen: de cirkel 1. Gegeven een cirkel met middelpunt M en straal r 5 cm en. De lengte van de raaklijnstukken PA PB uit een punt P aan deze cirkel bedraagt 1 cm. Bereken de afstand PM. () PAM

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie Samenvatting door R. 2564 woorden 31 januari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Subdomein C1. Kracht en beweging Specificatie De kandidaat

Nadere informatie

Paragraaf 7.1 : Lijnen en Hoeken

Paragraaf 7.1 : Lijnen en Hoeken Hoofdstuk 7 Lijnen en cirkels (V5 Wis B) Pagina 1 van 11 Paragraaf 7.1 : Lijnen en Hoeken Les 1 Lijnen Definities Je kunt een lijn op verschillende manieren bepalen / opschrijven : (1) RC - manier y =

Nadere informatie

x y C. von Schwartzenberg 1/22 = + = Zie de lijnen in de figuur hiernaast. Zie de grafiek van k in de figuur rechts hiernaast. 2b

x y C. von Schwartzenberg 1/22 = + = Zie de lijnen in de figuur hiernaast. Zie de grafiek van k in de figuur rechts hiernaast. 2b G&R vwo D deel C von Schwartzenberg / a k: = x gaat door (0, ) ( 0 = ) en (, ) ( = ) l : x = 6 gaat door (0, ) (0 = 6) en (, 0) ( 0 = 6) Zie de lijnen in de figuur hiernaast b = x x = of x = of x = 6 of

Nadere informatie

Antwoorden De juiste ondersteuning

Antwoorden De juiste ondersteuning ntwoorden De juiste ondersteuning a. De straal van de cirkel waarover het beweegt is 5. De maximale hoogte van het is dus 5. Het moet dus dm omhoog. b. Het van het tweede blok beweegt over een cirkel met

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II indexamen wiskunde B- havo 008-II Beoordelingsmodel Kfiekan maximumscore 3 V (9, ) 0 0 860,5, dus de snelheid is ongeveer,5 cm 3 /s maximumscore 3 V (3,0) 396 396 58, dus na ongeveer 58 seconden,5 3 maximumscore

Nadere informatie

6.1 Rechthoekige driehoeken [1]

6.1 Rechthoekige driehoeken [1] 6.1 Rechthoekige driehoeken [1] In het plaatje hiernaast is een rechthoekige driehoek getekend. Aan elke zijde van deze driehoek ligt een vierkant. Het gele vierkant heeft een oppervlakte van 9 hokjes;

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores ( ) ( ) Voor de waterhoogte h geldt: ( 2h+ 3h 2h

Vraag Antwoord Scores ( ) ( ) Voor de waterhoogte h geldt: ( 2h+ 3h 2h Een regenton maximumscore h V ( rx ( )) dx π 0 00 ( rx ( )) ( x x ) + Een primitieve van + x x is x+ 7 x x π Dus V ( h 7 h h ) + 00 π π V h+ h h h+ h h 00 0 ( ) ( ) maximumscore Het volume van de regenton

Nadere informatie

1 Krachten. Krachten om je heen. Nova. Leerstof. Toepassing

1 Krachten. Krachten om je heen. Nova. Leerstof. Toepassing 1 Krachten 1 Krachten om je heen Leerstof 1 a Je kunt zien dat er een kracht op een voorwerp werkt doordat de beweging of de vorm van het voorwerp verandert. b Bij een elastische vervorming is het voorwerp

Nadere informatie

2 Inproduct. Verkennen. Uitleg

2 Inproduct. Verkennen. Uitleg 2 Inproduct Verkennen Inproduct Inleiding Verkennen Het begrip arbeid komt uit de natuurkunde. Bekijk de applet zorgvuldig. Als je de rode stippellijn laat samenvallen met de beweging van A naar B dan

Nadere informatie

Proef 1 krachtversterking voelen (1)

Proef 1 krachtversterking voelen (1) Hefbomen. =- ~j ~ 0-:.. ~. Je hebt vast wel eens gezien hoe iemand een blik waarin verf zit open maakte; misschien heb je dat zelf ook weleens gedaan. Je neemt het blik, zet een schroevedraaier onder de

Nadere informatie

Naam: Repetitie krachten 1 t/m 5 3 HAVO. OPGAVE 1 Je tekent een 8 cm lange pijl bij een schaal van 3 N 5 cm. Hoe groot is de kracht?

Naam: Repetitie krachten 1 t/m 5 3 HAVO. OPGAVE 1 Je tekent een 8 cm lange pijl bij een schaal van 3 N 5 cm. Hoe groot is de kracht? Naam: Repetitie krachten 1 t/m 5 3 HAVO OPGAVE 1 Je tekent een 8 cm lange pijl bij een schaal van 3 N 5 cm. Hoe groot is de kracht? Je tekent een kracht van 18 N bij een schaal van 7 N 3 cm. Hoe lang is

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Etra oefening - Basis B-a 0 y 9 8 8 9 b y y = + 8 0 6 8 0 6 O 8 c Zie de tekening hierboven. De symmetrieas is de y-as. d De coördinaten van de top zijn (0, ). B-a g = 7 ( a+ ) a + 7 g = 7 a+ 0 b w= 9n(

Nadere informatie

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren. 3.1 + 3.2 Kracht is een vectorgrootheid Kracht is een vectorgrootheid 1 : een grootheid met een grootte én een richting. Bij het tekenen van een krachtpijl geldt: De pijl begint in het aangrijpingspunt

Nadere informatie

Paragraaf 14.1 : Vergelijkingen in de meetkunde

Paragraaf 14.1 : Vergelijkingen in de meetkunde Hoofdstuk 14 Meetkunde Toepassen (V6 Wis B) Pagina 1 van 1 Paragraaf 14.1 : Vergelijkingen in de meetkunde Les 1 : Vergelijkingen maken bij meetkundige figuren Herhaling (1) Bijzondere rechthoekige driehoeken

Nadere informatie

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1] 2.1 Cirkel en middelloodlijn [1] Hiernaast staat de cirkel met middelpunt M en straal 2½ cm In het kort: (M, 2½ cm) Op de zwarte cirkel liggen alle punten P met PM = 2½ cm In het rode binnengebied liggen

Nadere informatie

Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé

Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé Wiskunde krachten als vectoren oefeningensessie 1 Bron: Wiskunde in de bouw Jos Ariëns, Daniël Baldé Oefening 1 Een groot nieuw brugdek van 40m lang moet over een rivier geplaatst worden. Eén kraan alleen

Nadere informatie

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde 1 Vlaamse Wiskunde Olympiade 006-007: tweede ronde 1 In een rechthoekige driehoek verdeelt de bissectrice uit een scherpe hoek de overstaande zijde in twee stukken met lengten 4 en 5 (zie figuur) De oppervlakte

Nadere informatie

Over de construeerbaarheid van gehele hoeken

Over de construeerbaarheid van gehele hoeken Over de construeerbaarheid van gehele hoeken Dick Klingens maart 00. Inleiding In de getallentheorie worden algebraïsche getallen gedefinieerd via rationale veeltermen f van de n-de graad in één onbekende:

Nadere informatie

EXAMEN SCHAKELCURSUS MIDDELBARE LASTECHNIEK WISKUNDE 2010

EXAMEN SCHAKELCURSUS MIDDELBARE LASTECHNIEK WISKUNDE 2010 EXAMEN SCHAKELCURSUS MIDDELBARE LASTECHNIEK WISKUNDE 010 Datum: 13 januari 010 Aantal opgaven: 6 Beschikbare tijd: 100 minuten De maximale score is 90 punten, vooraf 10 punten: totaal 100 punten. Aantal

Nadere informatie

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO Hoofdstuk OPPERVLAKTE VWO.0 INTRO A: +6=0 B: C: 8 D: 8. DE OPPERVLAKTE VAN EEN PARALLELLOGRAM 5 a Als voorbeeld de oppervlakte van D: De donkerblauwe rechthoek heeft oppervlakte 5 = 0. Daar gaan twee halve

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Hoofdstuk 4: Meetkunde Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen Assenstelsel Lineair

Nadere informatie

Inleiding kracht en energie 3hv

Inleiding kracht en energie 3hv Inleiding kracht en energie 3hv Opdracht 1. Wat doen krachten? Leg uit wat krachten kunnen doen. Opdracht 2. Grootheden en eenheden. Vul in: Grootheid Eenheid Andere eenheid Naam Symbool Naam Symbool Naam

Nadere informatie

Deel 1 Vijfde, herziene druk

Deel 1 Vijfde, herziene druk drs. J.H. Blankespoor drs. C. de Joode ir. A. Sluijter Toegepaste Wiskunde voor het hoger beroepsonderwijs Deel Vijfde, herziene druk Uitwerking herhalingsopgaven hoofdstuk ThiemeMeulenhoff, Amersfoort,

Nadere informatie

C. von Schwartzenberg 1/20. Toets voorkennis EXTRA: 3 Differentiëren op bladzijde 156 aan het einde van deze uitwerking.

C. von Schwartzenberg 1/20. Toets voorkennis EXTRA: 3 Differentiëren op bladzijde 156 aan het einde van deze uitwerking. G&R havo B deel Differentiaalrekening C von Schwartzenberg /0 Toets voorkennis EXTRA: Differentiëren op bladzijde 56 aan het einde van deze uitwerking a f ( ) 5 7 f '( ) 8 5 b g( ) ( 5) 5 g '( ) 6 0 c

Nadere informatie

sin( α + π) = sin( α) O (sin( x ) cos( x )) = sin ( x ) 2sin( x )cos( x ) + cos ( x ) = sin ( x ) + cos ( x ) 2sin( x )cos( x ) = 1 2sin( x )cos( x )

sin( α + π) = sin( α) O (sin( x ) cos( x )) = sin ( x ) 2sin( x )cos( x ) + cos ( x ) = sin ( x ) + cos ( x ) 2sin( x )cos( x ) = 1 2sin( x )cos( x ) G&R vwo B deel Goniometrie en beweging C. von Schwartzenberg / spiegelen in de y -as y = sin( x f ( x = sin( x f ( x = sin( x heeft dezelfde grafiek als y = sin( x. spiegelen in de y -as y = cos( x g(

Nadere informatie

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden Lesbrief 6 Meetkunde 1 Hoektransversalen in een driehoek ABC is een driehoek. Een lijn l door een hoekpunt A van de driehoek heet een hoektransversaal van A. We zullen onderzoeken onder welke voorwaarden

Nadere informatie

1 Cartesische coördinaten

1 Cartesische coördinaten Cartesische coördinaten Verkennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-d Analytische Meetkunde Cartesische coördinaten Inleiding Verkennen Beantwoord de vragen bij Verkennen. (Als je er

Nadere informatie

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Spelen met passer en liniaal - werkboek Spelen met passer en liniaal - werkboek Basisconstructie 1: het midden van een lijnstuk (de middelloodlijn) Gegeven: lijnstuk AB. Gevraagd: het midden van lijnstuk AB. Instructie Teken (A, r) en (B, r)

Nadere informatie

Statica en Sterkteleer: Voorkennis:

Statica en Sterkteleer: Voorkennis: Statica en Sterkteleer: Voorkennis: Stappenplan bij een krachtenveelhoek: F1 = 10 N F2 = 15 N F3 = 26 N F4 = 13 N Oplossing: Kracht in N Hoek in Horizontale Verticale Fr graden F1 = 10 30 10 * cos(30)

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Extra oefening - Basis B-a 5x + 6 7x + e 4x + 6 x + 6 x + 3x + 6 4 x 3x 5 x 4 : dus x x 5 : 3 dus x 5 b 9x + 0 34 + x f 8x + 5x + 38 8x + 0 34 3x + 38 8x 4 3x 6 x 4 : 8 dus x 3 x 6 : 3 dus x c 4x + 9 7x

Nadere informatie

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl. et1-stof Havo4: havo4 A: hoofdstuk 1 t/m 4 Deze opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 1 minuten ongeveer deelvragen. Oefen-examentoets et-1 havo 4 1/11 1. Een lancering.

Nadere informatie

Voorbereiding : examen meetkunde juni - oplossingen =

Voorbereiding : examen meetkunde juni - oplossingen = Voorbereiding : eamen meetkunde juni - oplossingen - - Opmerking: Maak ook steeds oefeningen uit toets jezelf! uit je boek. Hermaak ook de oefeningen uit je map Etra opgaven: Nr. Opgave. Wegens welk congruentiekenmerk

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli 2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Wiskunde: goniometrie en meetkunde 22 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),

Nadere informatie

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2 H17 PYTHAGORAS 17.1 INTRO 1 b c d 1 4 4 = 8 cm 6 A: 6 1 5 1 4 = 6 m B: 6 1 4 4 = 0 m C: 6 1 3 3 4 = 18 m D: 0 m E: 6 m 7 a A:, cm B: 5,0 cm C: 3, cm D: 4,1 cm b Voor elke zijde geldt dat het de schuine

Nadere informatie

Paragraaf 10.1 : Vectoren en lijnen

Paragraaf 10.1 : Vectoren en lijnen Hoofdstuk 10 Meetkunde met Vectoren (V5 Wis B) Pagina 1 van 13 Paragraaf 10.1 : Vectoren en lijnen Les 1 : Vectoren tekenen Definities Vector x = ( a ) wil zeggen a naar rechts en b omhoog. b Je kunt vectoren

Nadere informatie

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO Hoofdstuk OPPERVLAKTE A: +6=0 B: C: 8 D: 8.0 INTRO. DE OPPERVLAKTE VAN EEN PARALLELLOGRAM Als voorbeeld de oppervlakte van D: De donkerblauwe rechthoek heeft oppervlakte 5 = 0. Daar gaan twee halve rechthoeken

Nadere informatie

Rekenen met cijfers en letters

Rekenen met cijfers en letters Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 009 c Swier Garst - RGO Middelharnis Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

Dossier 4 VECTOREN. Dr. Luc Gheysens. bouwstenen van de lineaire algebra

Dossier 4 VECTOREN. Dr. Luc Gheysens. bouwstenen van de lineaire algebra Dossier 4 VECTOREN bouwstenen van de lineaire algebra Dr. Luc Gheysens 1 Coördinaat van een vector In het vlak π 0 is het punt O de oorsprong en de punten E 1 en E 2 zijn zodanig gekozen dat OE 1 OE 2

Nadere informatie

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1 Hoofdstuk 17 PYTHAGORAS VWO 17.0 INTRO 1 b C: 3, cm D: 4,1 cm b Voor elke zijde geldt dat het de schuine zijde van een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden van 3 en 4 cm is. Dus alle vier de zijden

Nadere informatie

Natuurkunde. Wisselwerking & Beweging. VWO 3 Krachten en richting

Natuurkunde. Wisselwerking & Beweging. VWO 3 Krachten en richting Natuurkunde Wisselwerking & Beweging VWO 3 Krachten en richting Lesplanning hoofdstuk 4 Les Kern/Keus Onderwerp 1 Kern 1½ les 2-3 Keuze 1-2 lessen 4 Kern 1 les 5 Kern 1 les 6-7 Keuze 1-2 lessen 1 Schuine

Nadere informatie

Bewerkingen met krachten

Bewerkingen met krachten 21 Bewerkingen met krachten Opgeloste Vraagstukken 2.1. Bepaal het moment van de kracht van 2N uir Fig. 2-3 rond het punt O. Laat de loodrechte OD neer vanuit O op de rechte waarlangs de kracht van 2N

Nadere informatie

Tweepuntsperspectief I

Tweepuntsperspectief I 1 G Tweepuntsperspectief I 1. We verlaten even het perspectief en bekijken een vierkant ABCD op ware grootte. M is het middelpunt van het vierkant. PQ is een horizontale lijn door M. Zeg dat P en Q de

Nadere informatie

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde Overzicht eigenschappen en formules meetkunde xioma s Rechten en hoeken 3 riehoeken 4 Vierhoeken 5 e cirkel 6 Veelhoeken 7 nalytische meetkunde Op de volgende bladzijden vind je de eigenschappen en formules

Nadere informatie

Oefentoets krachten 3V

Oefentoets krachten 3V (2p) Welke drie effecten kunnen krachten hebben op voorwerpen? Verandering van richting, vorm en snelheid. 2 (3p) Ans trekt met een kracht van 50 N aan de kist. Welke drie krachten spelen hier een rol?

Nadere informatie

4. Maak een tekening:

4. Maak een tekening: . De versnelling van elk deel van de trein is hetzelfde, dus wordt de kracht op de koppeling tussen de 3e en 4e wagon bepaald door de fractie van de massa die er achter hangt, en wordt dus gegeven door

Nadere informatie

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Opgave 1. Bekijk rijen a 1, a 2, a 3,... van positieve gehele getallen. Bepaal de kleinst mogelijke waarde van a 2010 als gegeven is: (i) a n < a n+1 voor alle n 1, (ii)

Nadere informatie

Afsluitende Opdrachten

Afsluitende Opdrachten Afsluitende Opdrachten A Scheve lijnen We weten hoe we het perspectiefbeeld op het tafereel moeten tekenen van een horizontale lijn. Hoe zit dat als de lijn niet horizontaal is? Daarover gaat deze opdracht.

Nadere informatie

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013. TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013. TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013 TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4 Toegestane hulpmiddelen: Binas + (gr) rekenmachine Bijlagen: 2 blz Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 : De driehoek

Hoofdstuk 5 : De driehoek Hoofdstuk 5 : De driehoek - 89 1. Congruente figuren Figuren die elkaar volkomen kunnen bedekken noemen we congruente figuren. Congruente figuren hebben dezelfde vorm (~ ) en dezelfde grootte (=). Als

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv 6 Etra oefening - Basis B-a 0 y 9 8 8 9 b y = + y 8 0 6 8 0 6 O 8 c Zie de tekening hierboven. De symmetrieas is de y-as. d De coördinaten van de top zijn (0, ). B-a r = ( s+ )( s + ) e h= ( + i)( i +

Nadere informatie

Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde

Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde Getal & Ruimte editie 11 Goniometrie in rechthoekige driehoeken Stap 1: Zoek de rechthoekige driehoeken Figuur 1: Ga na dat in dit voorbeeld alleen ADC en DBC

Nadere informatie

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken). Inhoud 1. Sinus-functie 1 2. Cosinus-functie 3 3. Tangens-functie 5 4. Eigenschappen 4.1. Verband tussen goniometrische verhoudingen en goniometrische functies 8 4.2. Enkele eigenschappen van de sinus-functie

Nadere informatie