ADVIES. inzake de klacht van: [klaagster] te [woonplaats], ouder van [leerling], klaagster gemachtigde: de heer mr. R. Suir. tegen

Transcriptie

1 Klacht over gebruik time-out regeling en plaatsing op andere school. Als een time-out regeling is afgesproken, moet de leerling daar ook gebruik van kunnen maken. ADVIES inzake de klacht van: [klaagster] te [woonplaats], ouder van [leerling], klaagster gemachtigde: de heer mr. R. Suir tegen [school], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder gemachtigde: de heer mr. M.R.A. Dekker 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van 11 juni 2018 en aangevuld op 14 juni 2018 en 11 juli 2018, heeft klaagster op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerder ingediend met de volgende inhoud: [klaagster] klaagt erover dat de school in de begeleiding van haar zoon [leerling] tekort is geschoten, ondanks dat de school op de hoogte was van de voor hem belemmerende factoren en zijn ondersteuningsbehoeften. Verder klaagt [klaagster] over de wijze waarop de overplaatsing van [leerling] naar het OPDC is verlopen en de manier waarop de school hierover met klaagster heeft gecommuniceerd. Vanuit het secretariaat van de Commissie is telefonisch met partijen overlegd over de gewenste wijze van klachtafhandeling: mediation of formele klachtbehandeling. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken is de klacht ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie. Verweerder heeft op 20 september 2018 een verweerschrift ingediend. Alle stukken zijn in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 17 oktober 2018 te Utrecht. Klaagster is ter zitting verschenen vergezeld door haar echtgenoot [echtgenoot] en [vertrouwd persoon] als vertrouwd persoon. Klaagster werd voorts bijgestaan door de gemachtigde, de heer mr. Suir / advies d.d. 21 november 2018 pagina 1 van 5

2 Verweerder werd vertegenwoordigd door [jaarlaagcoördinator], jaarlaagcoördinator, bijgestaan door de gemachtigde, de heer mr. R.D.A. Dekker. Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is, voor zover relevant, zakelijk in dit advies weergegeven. 2. DE FEITEN [leerling], geboren [datum] 2002, is het schooljaar gestart met zijn opleiding op [school], VMBO kader. Bij de start van [leerling] op de school is door de school een startarrangement opgesteld. Dit arrangement wordt voor alle nieuwe leerlingen opgesteld en bevat leerdoelen voor de leerling, ouders en school. Vanwege de inhoud van de overdracht van de basisschool is hierbij extra aandacht gegeven aan de begeleiding van [leerling] en aan overlegmomenten met ouders. De school heeft het eerste schooljaar geconstateerd dat [leerling] bijzonder gedrag vertoont en zelfreflectie mist. De school heeft ook aangegeven dat verandering van gedrag nodig is. Het tweede leerjaar is [leerling] door de school aangemeld voor de training Sterk denken en doen. Dit in verband met zorgen bij de school over de houding van [leerling] die door school werd ervaren als intimiderend naar leerlingen en personeel. Vanaf januari 2017 is [leerling] besproken in het ZorgAdviesTeam (ZAT). Ook heeft de school in verband met de begeleiding van [leerling] contact gelegd met jongerenwerk [steunpunt] en er heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen [leerling] en de mentor. Met [leerling] zijn afspraken gemaakt over het gebruikmaken van een time-out. Als hij het even niet ziet zitten of de emoties te hoog oplopen, kan hij zich naar een andere plek begeven om tot rust te komen. [leerling] is gaande zijn schoolcarrière op [school] enkele malen geschorst geweest: hij is op 17 april 2015 een dag geschorst wegens het vechten met een andere leerling. Op 15 februari 2017 heeft de school [leerling] geschorst voor vijf schooldagen omdat hij betrokken was bij een incident met fysiek geweld op school. Op 20 april 2017 is hij vijf schooldagen geschorst vanwege een incident in een les waarbij hij weigerde om, desgevraagd, de klas te verlaten. Op 31 mei 2017 is [leerling] verwijderd uit de les lichamelijke opvoeding na een incident waarbij een ruzie met de docent escaleerde. Hierop heeft [leerling] een verzwaard rooster voor vijf dagen gekregen. Op 28 augustus 2017 is [leerling] voor de vierde maal geschorst vanwege onrespectvol en intimiderend gedrag tijden de les Engels. Aan het eind van het schooljaar heeft de school een ontwikkelingsperspectiefplan (opp) voor [leerling] opgesteld. Na het incident in augustus 2017 is [leerling] besproken in een zogenoemd groot overleg met als doel een passende onderwijssetting voor [leerling] te bewerkstelligen. In dit overleg is naar voren gekomen dat ouders [leerling] geplaatst willen zien op een andere school, [school 2], een school voor VMBO te [vestigingsplaats]. Voorts is in het overleg plaatsing van [leerling] op een orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC) ter sprake gekomen. Nadat plaatsing op [school 2] niet was gelukt, is [leerling] in september 2017 overgeplaatst naar het OPDC [plaatsnaam] / advies d.d. 21 november 2018 pagina 2 van 5

3 3. VISIE PARTIJEN Visie klaagster Klaagster heeft ter zitting haar klacht nader gespecificeerd en toegelicht. Hieruit komt naar voren dat de klacht over de begeleiding door school van [leerling] met name ziet op de wijze waarop de school is omgegaan met de time-out. [leerling] is niet altijd in staat gesteld om hiervan gebruik te maken. Meer specifiek klaagt klaagster over een incident met de gymleraar op 31 mei Dit incident is volgens klaagster uit de hand gelopen doordat de gymleraar [leerling] niet toestond, hoewel hij dit uitdrukkelijk had verzocht, een time-out te nemen. Hierdoor is de situatie uit de hand gelopen, wat gevolgen heeft gehad voor het verdere verloop van de schoolcarrière van [leerling]. Hij was hierdoor in een situatie gekomen dat elke volgende overtreding en schorsing volgens mededeling van de school verwijdering zou kunnen inhouden. Dit heeft grote druk op [leerling] veroorzaakt. Voorts klaagt klaagster erover dat haar een bepaald beeld was geschetst over de plaatsing van [leerling] op het OPDC wat niet klopte met de werkelijkheid. Klaagster heeft [leerling] aangemeld op [school 2] en dat wilde dat [leerling] eerst tijdelijk geplaatst zou worden op het OPDC. Klaagster is daarmee akkoord gegaan, maar later bleek haar dat van een tijdelijke plaatsing geen sprake was en dat [leerling] zou moeten blijven op het OPDC, en dat dit onder eindverantwoordelijkheid van [school] zou zijn. Dit terwijl klaagster door de gang van zaken in de afgelopen jaren geen vertrouwen meer had in [school]. Visie verweerder Uit het opp, de verslagen van het groot overleg en uit de intake bij de OPDC blijkt dat [school] voor [leerling] niet de passende school is gezien zijn gedragsproblematiek. Dat [leerling] gedragsproblematiek had wordt ook niet door klaagster ontkend. Ook de schorsingen zijn niet aangevochten en incidenten zijn niet ontkend door de ouders. Omdat het gedrag van [leerling] niet verbeterde, is de school tot de conclusie gekomen dat zij handelingsverlegen is. Vervolgens heeft de school geprobeerd om een andere school voor [leerling] te vinden waar hij zijn uitstroomniveau zou kunnen behalen. Dat leek in eerste instantie [school 2] te worden, maar dat heeft [leerling] niet willen toelaten. De school heeft hierop echter geen doorslaggevende invloed gehad en valt hierin dan ook niets te verwijten. De gang van zaken rond het OPDC vormt geen reden voor een klacht. De school heeft geen verwachtingen gewekt over tijdelijke plaatsing bij het OPDC. Over het inzetten van de time-out stelt de school dat dit instrument met [leerling] is afgesproken. Hij mocht hiervan naar eigen believen gebruik maken. Op 31 mei 2017 is het in de gymles niet goed gelopen omdat de gymleraar een vervanger was die niet wist van de afspraak met [leerling]. Daardoor is de situatie toen uit de hand gelopen. De school heeft dit ook onderkend omdat, hoewel toen sprake was van een ernstig incident, geen schorsing aan [leerling] is opgelegd. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Uit het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat de klacht over de begeleiding van [leerling] niet zo zeer ziet op de wijze waarop deze de afgelopen jaren is vormgegeven, als wel / advies d.d. 21 november 2018 pagina 3 van 5

4 op de gang van zaken rond de overgang van [leerling] naar [school 2] en zijn plaatsing op het OPDC. Daarnaast ziet de klacht over de begeleiding op de gang van zaken rond het gebruikmaken van de time-out, meer specifiek op het incident op 31 mei 2017 met de gymleraar. De gang van zaken rond de overgang van [leerling] naar [school 2] en zijn plaatsing op het OPDC Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is de Commissie gebleken dat de situatie rond [leerling] op [school] gaandeweg verslechterde. Nadat [leerling] een derde maal was geschorst, dreigde voor hem, op grond van staand beleid op de school, bij een vierde schorsing vervolgens verwijdering. In het licht van een mogelijke verwijdering, gekoppeld aan onvrede over de wijze waarop de school uitvoering had gegeven aan de time-out afspraak met [leerling], hebben de ouders van [leerling] gezocht naar een andere school. Zij hebben vervolgens [school 2] bereid gevonden [leerling] te plaatsen. Toen [school 2] bij [school] informatie inwon, bleek dat sprake was van een extra ondersteuningsbehoefte voor [leerling]. [school 2] meende niet op voorhand aan deze ondersteuningsbehoefte te kunnen voldoen en achtte in verband daarmee een tijdelijke plaatsing ter observatie op het OPDC geraden. Dit zou volgens [school 2] een tijdelijke plaatsing voor maximaal een jaar zijn. Ouders zijn hiermee akkoord gegaan. In de periode dat deze besluitvorming tot stand kwam is de vierde schorsing aan [leerling] opgelegd, op 28 augustus Door deze schorsing werd feitelijk ook het traject naar de verwijdering van [leerling] van de school ingezet. Vervolgens bleek aan ouders dat de plaatsing op het OPDC niet een tijdelijk karakter kon hebben omdat het beleid van het OPDC anders was, namelijk dat een toelating van een leerling in de derde klas ook automatisch inhoudt afronden van de opleiding bij het OPDC. Aldus bleek dat [leerling] niet voor een jaar, maar voor twee jaar geplaatst moest worden op het OPDC. Daarenboven wilden ouders [school 2] als moederschool laten functioneren, maar dit bleek door de aanstaande verwijdering niet haalbaar. De hiermee gepaard gaande formaliteiten zouden hiervoor te lang duren. De Commissie heeft er begrip voor dat klaagster deze gang van zaken als teleurstellend heeft ervaren. Door de aanstaande verwijdering voelde klaagster zich onder druk gezet en heeft zij de plaatsing op het OPDC onder niet door haar gewenste voorwaarden moeten accepteren. Echter, naar het oordeel van de Commissie valt niet in te zien wat het [school] hier anders had kunnen doen. [school 2] was immers verantwoordelijk voor de afhandeling van de inschrijving van [leerling] en was blijkbaar niet op de hoogte van de toelatingseisen van het OPDC. Het is niet de taak van de Commissie te onderzoeken wat hiervan de oorzaak was. Voorts geldt dat klaagster tegen de vierde schorsing geen middelen heeft aangewend, zodat de aanstaande verwijdering een gegeven was en noodzaak tot snel handelen inhield. Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat er geen sprake is van verwijtbaar onjuist handelen van [school] ten aanzien van de plaatsing van [leerling] op het OPDC, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is / advies d.d. 21 november 2018 pagina 4 van 5

5 De time-out Over het incident op 31 mei 2017 overweegt de Commissie dat vaststaat dat de docent [leerling] niet heeft toegestaan een time-out te nemen, hoewel [leerling] uitdrukkelijk hierom heeft verzocht. Gebleken is dat de docent met wie [leerling] een aanvaring had een invalleerkracht was, die was voorzien van de informatie over de leerlingen in de klas. Daardoor wist hij of had hij in ieder geval moeten weten dat [leerling] een time-out mocht nemen als de situatie zich daarvoor leende. Ter zitting is door de school aangegeven dat de docent de informatie niet had gelezen en daarom [leerling] de time-out heeft geweigerd. Onder deze omstandigheden heeft de docent door de weigering de time-out te geven verwijtbaar nalatig gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Voor de time-out geldt dat de Commissie uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat in algemene zin de school de nadruk heeft gelegd op het feit dat bij een time-out de leerling hierop een beroep zou moeten doen. Daarmee heeft de school onvoldoende onderkend dat het ook aan de school, meer specifiek de docenten, is om in voorkomende gevallen de leerling er op te wijzen dat deze gebruik kan maken van een time-out. Dat is te meer van belang, omdat het gaat om een maatregel die ingezet kan worden in explosieve situaties, waar juist de leerling niet altijd het overzicht zal hebben om uit de beschikbare instrumenten het juiste te kiezen. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht: - voor zover gericht tegen de gang van zaken rond de overgang van [leerling] naar [school 2] en zijn plaatsing op het OPDC ongegrond is; - voor zover gericht tegen het toepassen van de time-out gegrond is. 6. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie adviseert het bevoegd gezag er zorg voor te dragen dat docenten zich op de hoogte stellen van de noodzakelijke informatie over leerlingen van de klassen waarvoor zij worden ingezet. Aldus gedaan te Utrecht op 21 november 2018 door mr. E.J.M. Hofhuis, voorzitter, F.M. Beers en drs. C.T.M. Jaartsveld, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. E.J.M. Hofhuis voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris / advies d.d. 21 november 2018 pagina 5 van 5