NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015 ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Vergelijkbare documenten
NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015

Chronische Nierschade

Protocol Chronische nierschade op basis van de LTA

Workshop chronische nierschade. Adry Bakker Diepenbroek Bettie Hoekstra

Waarom aandacht chronische nierschade (CNS)? CNS. Controle nieren: meer dan albumine en kreatinine. Dr. Wim JC de Grauw. MDRD vs kreatinine klaring

Chronische Nierschade

Chronische nierschade

Transmurale Afspraak Nierfunctiestoornis. 30 september 2010

Chronische Nierschade. Wim de Grauw. Huisarts te Berghem Afd. Eerstelijnsgemeeskunde UMC St. Radboud Nijmegen Bestuurslid DiHAG

Nierschade. Kernboodschap. Nierfunctiestoornissen en albuminurie. Hart- en vaatziekten. Tijdige behandeling kan dit risico verminderen!

Nierfunctieonderzoek bij diabetes. N. Kleefstra & Henk Bilo 15 en 16 december Nieren. Nieren

Chronische nierschade. Nierschade volgens de richtlijn? Chronische nierschade volgens de richtlijn?

Leerdoelen. Wees alert op nierproblemen bij probleeminventarisatie medicatie beoordeling. Begeleid beschermende maatregelen.

Verder bordurend op bovenstaande. Je koos optie 2 en herhaalde de tensie en MDRD na 3 maand: MDRD nog steeds 50 ml/min; RR 140/85.

Nierinsufficiëntie bij DM en CVRM

BSD september Huisarts: Pauline Heijstee Meggy van Kruijsdijk Nefroloog: Watske Smit Jaap Beutler

Implementatie NHG standaard Chronische Nierschade Ketenzorg Arnhem 2018

Implementatie NHG-standaard chronische nierschade (CNS) Liedewei van Waes, kaderhuisarts HVZ, SGE Geert Smits, kaderhuisarts HVZ, Pozob

Chronische nierschade bij volwassenen

LET OP: Als er meer dan 500 mg/mmol eiwit is, dan wordt de uitslag een * en wordt het totaal eiwitverlies berekend!

De nier in het vizier, ook in uw HIS!

Haagse Nieren 2.0. Disclosure belangen spreker

Brave new world! Belangenverstrengelingen. Chronische nierschade. Maar wat ik wel heb is een opdracht. Klaring, creatinine en egfr

Chronische nierinsufficientie. WDH 9 mei 2016 Harmen Krepel, nefroloog

Schatting van de nierfunctie met de egfr implicaties voor de klinische praktijk. Iefke Drion 30 oktober 2014

Spiegelbijeenkomst Urk, mei Arnold Boonstra, internist-nefroloog

Nierfunctie bij oudere patiënten

Nierschade: erger voorkomen... Wybe Douwe Kloppenburg, nefroloog

Chronische nierschade bij volwassenen Regionale Transmurale Afspraak Zuidoost Brabant

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Telenefrologie voor de oudere patiënt met CNS

Marike Wabbijn Internist-nefroloog/acuut geneeskundige Ikazia Ziekenhuis

Implementatie NHG-standaard chronische nier schade (CNS) Liedewei van Waes, kaderhuisarts HVZ, SGE Geert Smits, kaderhuisarts HVZ, Pozob

Topics in Chronic Disease. Chronische Nierschade en de huisarts

Medicatie Risico bij Nierschade. Nictiz symposium 15 november 2016 Chris Hagen nefroloog

Verder bordurend op bovenstaande. Je koos optie 2 en herhaalde de tensie en MDRD na 3 maand: MDRD nog steeds 50 ml/min; RR 140/85.

12/22/2010. Haagsenieren protocol. Haagsenieren protocol. Kant B: klaring. Kant A: albuminurie. Haagsenieren protocol Toelichting beleid

Benchmark Diabetes 2016 SEZ Zaanstreek-Waterland

Lithium bij ouderen, wat als de nierfunctie verslechtert?

Chronische Nierschade Van LTA naar NHG Standaard. Fysiologie / Epidemiologie. Beeld van nierschade / nierziekte

Chronische Nierschade Van LTA naar NHG Standaard. Wim de Grauw, huisarts Berghem Joy Lips / Michiel Bleeker - nefroloog

DIABETISCHE NEFROPATHIE

De nier en de rotonde. Googelen op rotondes in België. Wat gaat er mis bij diabetes? Nieren De nieren deel I. Nanno Kleefstra Henk Bilo

Samenvatting en adviezen uitgebreid

Tips en trics voor de nefrologie anno Dr. I.C. van Riemsdijk Drs. M.Wabbijn Internist-nefrologen

Nefroloog? Mooi vak, maar... Chronische nierinsufficientie: wie doet wat?

Leefregels en voorlichting bij chronische nierschade. Welkom bij workshop 3 leefregels en voorlichting bij chronische nierschade

Chronische nierschade A. van Tellingen. Smeerolie voor de poli 2015

Polyfarmacie bij ouderen

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen

Chronische Nierschade in Nederland

Nierfunctie: perindopril 174

INTERLINE CARDIOLOGIE 2014 februari 2014 ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Fries Wisselprotocol CVRM

Hartfalen en Nierfunctiestoornissen

DOELGROEPENONDERZOEK CHRONISCHE NIERSCHADE

Werkafspraken vervolgen van de nierfunctie:

Chronische nierschade (CNS)

REUMATOLOGIE achtergronden casusschetsen

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Microbiologie achtergronden casusschetsen

HARTFALEN achtergronden casusschetsen

CASE REPORT FORM. (1) Bronovo (2) MCH (3) Haga Ziekenhuis (4) LUMC (5) Maasstad zks (6) Lucas Andreas (7) St. Antonius Nieuwegein.

Nierfunctie: benazepril 186

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Huisarts en nieren. Dr Stein Bergiers 23 mei 2017

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Fries Wisselprotocol CVRM

MDRD: Diagnostiek en interpretatie

Nierfunctie in de oncologie. Diakonessenhuis

Hoofdstuk 2 De nierfunctie: glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)

LTA Chronische nierschade

Fries Wisselprotocol CVRM Auteurs: Wim Brunninkhuis, Martinus Fennema en Froukje Ubels, November 2014 Beheerder: Froukje Ubels

Astma/ COPD versie 2009 achtergronden casusschetsen

NOAC BEHANDELING EN BEGELEIDING. Stappenplan (uitgebreide versie) Stap Verantwoordelijk Opmerkingen. HA / Specialist

Glomerulaire hyperfiltratie. Maren Schütz - ANIOS

Chronische nierschade bij volwassenen

Nierinsufficiëntie: Van alles de helft?

Aan: Opleiders Inwendige Geneeskunde Regio Amsterdam II. Geachte collegae,

Bijwerkingen op de nier. Patricia van den Bemt Lareb Bijwerkingendag

Aanleiding tot het herzien van de werkafspraak Antistolzorg:

INTERLINE CARDIOLOGIE 2014 februari 2014

Disclosure belangen spreker

Vulling. Hoeveel water heeft een mens en waar zit het?

RADIOLOGIE 2011 achtergronden casusschetsen

UROLOGIE achtergronden casusschetsen

Behandeling diabetes mellitus bij. gevorderde chronische nierschade

(N.B. Delen van dit verslag zijn overgenomen uit ons verslag van een lezing door dr. van den Wall Bake in 2006)

UROLOGIE casusschetsen

Diabetes Ketenzorg. Transmurale werkgroep diabetes

REUMATOLOGIE ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

NHG-Standaard Chronische nierschade

Landelijke Transmurale Afspraak Chronische nierschade

CAT: Plaatsbepaling van Cystatine C als Biomarker voor de Nierfunctie. Jolien Claessens Supervisor: Steven Pauwels , UZ Leuven

Wensen van apothekers rondom klinische labwaarden

Medicatieaanpassing bij gestoorde nierfunctie: vaker dan u denkt!

Preventieve zorg in de pre-dialyse de verpleegkundige rol

VUmc Basispresentatie

Transcriptie:

INTERLINE NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015 ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN Inleiding Leden werkgroep: Mevrouw H.P.E. (Hilde) Peters, internist-nefroloog De heer J. (Joan) Doornebal, internist-nefroloog Mevrouw M.P.E. (Ria) Couwenberg, huisarts De heer J.F.J. (Jaap) Morgenstern, huisarts De heer T.J. (Tiele) Jansen, huisarts Meekijkende apothekers: De heer C.J. (Cees) Boogerd, apotheek De Fenix De heer D.H. (Douwe) van der Meer, Klinische Farmacie Isala Bijlagen: Werkafspraak Nierfunctiestoornissen Werkafspraak Laboratorium (Anemie hoofdstuk)

Achtergronden casus 1 Vraag 1: Hoe betrouwbaar acht u de MDRD in dit geval? 1. Niet, de MDRD zal te hoog uitvallen, een overschatting van de nierfunctie. 2. Goed, de MDRD zal de nierfunctie wel goed weergeven. 3. Niet, de MDRD zal te laag uitvallen, een onderschatting van de nierfunctie. Juiste antwoord: 1: de werkelijke nierfunctie zal lager zijn door mindere spiermassa. De serum kreatinine concentratie is niet alleen afhankelijk van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR), maar wordt eveneens bepaald door de kreatinine productie. De kreatinine productie wordt bepaald door het dieet, evt. gebruik van kreatinine supplementen en de spiermassa (o.a. afhankelijk van ras, leeftijd en geslacht). Daarnaast wordt kreatinine niet alleen uitgescheiden door glomerulaire filtratie, maar eveneens door tubulaire secretie. De tubulaire secretie van kreatinine bedraagt bij een normale nierfunctie ca. 20% en kan bij een gestoorde nierfunctie oplopen tot maar liefst 50%! De serum kreatinine concentratie kan daarom sterk variëren en is als enige parameter geen betrouwbare schatting voor de nierfunctie. De MDRD / egfr wordt berekend op basis van het ras, de leeftijd, het geslacht en de serum kreatinine concentratie en uitgedrukt in ml/min/1,73 m 2. De MDRD-eGFR corrigeert bij een afname van de GFR bovendien voor de toenemende bijdrage van tubulaire kreatinine secretie. Patiënte heeft echter eveneens een onderbeensamputatie links en rechts ondergaan en heeft daarom een afwijkende spiermassa. De MDRD-eGFR zal in dit specifieke geval daarom leiden tot een overschatting van de werkelijke GFR. Vraag 2: Wat heeft een niet betrouwbare MDRD in uw beleid voor consequenties? 1. U houdt er rekening mee, maar geen verdere actie. 2. U doet nader onderzoek om de nierfunctie exacter te weten. 3. Anders. Bij antwoord 2 uitvragen welk onderzoek men dan doet. Bij behoefte om de nierfunctie exacter te weten kan het beste de Endogene Kreatinine Klaring (ECC) worden bepaald. Zie Werkafspraak. De ECC wordt bepaald m.b.v. een 24h urine collectie met bepaling van de kreatinineexcretie en wordt als volgt berekend: (700 x kreatinine excretie in mmol/24h) / serum kreatinine concentratie in μmol/l. Leerdoel 1: Serum kreatinine Bepaling nierfunctie: a. Kennis principe MDRD en ECC bepaling. b. Storende invloeden daarop. c. Gradering nierfunctiestoornis. Stelling 1: Dankzij de MDRD bepalingsmethode is het gewicht van patiënt niet meer van belang voor de uitslag. Onjuist

Achtergronden casus 2 Casus 2a Vraag 1: Welk onderzoek zet u in? 1. Dipstick om een idee te krijgen over proteïnurie en erytrocyturie 2. Albumine concentratie in een portie urine 3. Albumine en kreatinine concentratie in een portie urine 4. Anders. 1. Dipstick: Onjuist. Met een stick meet je macro albuminurie en mis je micro albuminurie. Wel goed voor bepaling van erytrocyturie. 2. Albumine: Onjuist. De albumine concentratie kan variëren afhankelijk van de mate van verdunning van de urine. Het is beter om dit te relateren aan de kreatinine concentratie in de urine. 3. Juist. Zie boven. Vraag 2. Hoe interpreteert u deze uitslag? 1. Er is sprake van micro albuminurie (A2). 2. Er is sprake van persisterende micro albuminurie. 3. Er is sprake van macro albuminurie (A3). 1. Juist. Er is sprake van micro albuminurie. Zie Werkafspraak - Begrippen - Eiwit in urine. 2. Onjuist: micro albuminurie is persisterend als er na 3 maanden nog steeds sprake is van micro albuminurie. 3. Onjuist. Er is sprake van micro en niet van macro albuminurie. Micro-albuminurie: 2,5 tot 25 mg (mannen) / 3,5 tot 35 mg (vrouwen) albumine/mmol kreatinine in een willekeurige portie urine of 30 tot 300 mg albumine in 24-uurs urine. Macro-albuminurie: > 25 mg (mannen) / > 35 mg (vrouwen) albumine/mmol kreatinine in een willekeurige portie urine of > 300 mg albumine in 24-uurs urine. Proteïnurie: >0,5g eiwit per dag of >300mg albuminurie per dag (bij proteïnurie is 80% albumine) Vraag 3: Wat doet u in dit geval? 1. U zet verder onderzoek in naar de aanwezigheid van erytrocyturie en bepaalt het serum kreatinine. 2. U meet zijn bloeddruk en herhaalt de albumine/ kreatinine ratio in een portie urine over 3 maanden. 3. U verwijst patiënt. 4. Anders. 2. Juist.

Vraag 4. Hoe interpreteert u deze uitslag? 1. Er is sprake van micro albuminurie. 2. Er is sprake van macro albuminurie. 3. Er is sprake van proteïnurie. 2. Juist. Vraag 5: Wat doet u? 1. U start een ACE-remmer en verwijst patiënt door. 2. U meet zijn bloeddruk, onderzoekt het urine sediment, bepaalt een serum kreatinine en herhaalt het urine onderzoek binnen enkele dagen of weken. 3. Anders. Antwoord: 1. Onjuist. Er is sprake van macro albuminurie en waarschijnlijk is er een indicatie voor een ACEi, maar allereerst dient de bloeddruk gemeten te worden en verder onderzoek te worden gedaan (o.a. serum kreatinine). 2. Juist.

Casus 2b Vraag 6. Waar laat u dit sediment bepalen? 1. Op de eigen praktijk. 2. Via het laboratorium. Uitvragen waar het om gaat, waar moet op gelet worden in het sediment? Zie Werkafspraak: Diagnostiek - Urinesediment: (dysmorfe) erytrocyten en/of celcilinders. Bepaalt verwijzing uroloog of nefroloog. Zal in de eigen praktijk over het algemeen niet herkend worden. Leerdoel 2: Urine Albuminurie: a. Indeling A1 t/m 3, proteïnurie, micro- en macro-albuminurie. b. Meetmethodes. Dipstick, kreatininebepaling ook van belang. Richtlijnen diagnostiek: Herhaling van belang i.v.m. wisselende beïnvloeding en vaststellen persisterende albuminurie na 3 maanden. Invloeden koortsende ziekte, urineweginfectie, hartfalen, ontregelde diabetes mellitus. c. Richtlijnen beleid: wanneer consultatie en verwijzing bij macro albuminurie. Betekenis urinesediment (Diagnostiek, lab) a. Wanneer en door wie laten onderzoeken b. Betekenis cilinders en dysmorfie. Stelling 2: 2a. Als de dipstick in mijn praktijk herhaaldelijk uitslaat bij eiwit is er sprake van microalbuminurie. Onjuist 2b. Een man van 70 jaar met een egfr > 60ml/min/1,73m 2, RR 124/73 en macro albuminurie, zou ik verwijzen. Juist

Achtergronden casus 3 Casus 3a Vraag 1: Geeft de nierfunctie u reden voor aanpassing van de medicatie? Acenocoumarol volgens trombosedienst Digoxine dag 1: 3 dd 0,125 mg, daarna 1 dd 0,0625 mg. Furosemide 1 dd 40 mg Metoprolol 1 dd 50 mg en zij gebruikt al Lisinopril 1 dd 10 mg Antwoord: Digoxine lage dosering geen probleem. Lasix dosering geen probleem, wel stoppen als oedeem weg is. Metoprolol primair niet combineren (staat ook op WA AF: eventueel) maar voor nierfunctie geen probleem. Lisinopril geen probleem. Casus 3b Vraag 2: U raadpleegt het Farmacotherapeutisch Kompas (FTK) en behandelt patiënte 1. Conform het advies (klaring >30 ml/min.) met trimethoprim 1 dd 300 mg. 2. Conform het advies (klaring 15-30 ml/min.) met trimethoprim 1 dd 300 mg gedurende 3 dagen gevolgd door 2 dd 100 mg. 3. Conform het advies (klaring <15 ml/min.) met trimethoprim 2 dd 100 mg. Voor de beantwoording van deze vraag kan op basis van de bij casus 1 besproken overwegingen geen gebruik worden gemaakt van de serum kreatinine concentratie en/of de MDRD-eGFR. Op basis van de vermelde kreatinine-excretie 3,6 mmol/24h is er sprake van een endogene kreatinine klaring 14 ml/min. Bij de interpretatie van de ECC dient er rekening meer gehouden te worden dat dit op basis van de toenemende tubulaire secretie van kreatinine bij een afname van de GFR leidt tot een (soms forse) overschatting van de werkelijke GFR. Optie 3 is daarom het juiste antwoord. Stel dat wel gebruik gemaakt zou worden van de MDRD-eGFR dan dient met zich in dat geval te realiseren dat patiënte een relatief sterk afwijkend lichaamsoppervlakte heeft (1,44 m2). In dat geval zou men uit moeten gaan van een klaring van 33 ml/min/1,73 m2 x (werkelijke lichaamsoppervlakte 1,44 / 1,73 m2) = 27 ml/min. Kortom, optie 1 is nog minder juist dan optie 2. Vraag 3: Wat doet u nu? 1. U stopt de lisinopril en trimethoprim en controleert de nierfunctie over enkele dagen tot max. 1 week. 2. U overlegt <48 uur telefonisch of d.m.v. teleconsultatie met de internist- nefroloog. 3. U verwijst patiënte voor poliklinische beoordeling internist (wachttijd ca. 2 weken). 4. U verwijst patiënte voor beoordeling interne geneeskunde-nefrologie naar de SEH.

Er is sprake van een acute stijging van de serum kreatinine concentratie. Een prerenale component lijkt niet aannemelijk omdat de bloeddruk ongewijzigd is en er geen sprake van is van orthostatische hypotensie. Een postrenale oorzaak werd reeds uitgesloten door een echo-nieren. Meest waarschijnlijk is er sprake van een acute stijging van de serum kreatinine concentratie door remming van de tubulaire secretie van kreatinine. In dat geval is er sprake van een ONVERANDERDE GFR! Gezien er echter sprake is van een pre-existente ernstige chronisch nierinsufficiëntie met een acute stijging van de serum kreatinine concentratie en beperkt risico op een trimethoprim geïnduceerde tubulo-interstitiele nefritis (TIN) is optie 2 het meest juiste antwoord. Patiënte dient na consultatie ook verwezen te worden voor poliklinische beoordeling door de internist-nefroloog. Leerdoel 3: a. Relevante invloeden medicatie op nierfunctie. (Diagnostiek, anamnese) b. Medicatiebeleid bij nierfunctiestoornis (o.a. melding aan en van apotheek, ook rol vitamine D). Stelling 3: Trimethoprim remt de tubulaire secretie van kreatinine waardoor de serum-kreatininespiegel tijdelijk stijgt maar de nierfunctie niet verandert. Juist

Achtergronden casus 4 Vraag 1: Is hier sprake van een renale anemie? 1. Ja, deze waarde past goed bij een renale anemie 2. Nee, hiervoor is de nierfunctie nog te goed 3. Nee, een andere (hoofd)oorzaak is meer waarschijnlijk 4. Dat is op basis van deze uitslagen niet met zekerheid te zeggen Vraag 1: antwoord 1: ja Bij een egfr van 32 kan deze waarde, een normocytaire anemie, en reticulopenie passen bij een anemie door verminderde aanmaak van erytropoeitine, waardoor de aanmaak van erytrocyten verminderd. (Zie bijlage werkafspraak laboratorium waarop hoofdstuk anemie) Vraag 2: Wat is uw beleid? 1. Verwijzing naar de nefroloog 2. Consultatie nefroloog via telenefrologie of telefonisch 3. Geen actie, past bij deze nierfunctie en die is stabiel 4. Anders Antwoord: 2 is juist Er wordt behandeld met EPO bij een Hb rond de 6 of indien er symptomatologie is. Vraag 3: Doet u iets met deze afwijkende waarden en zo ja, wat? 1. Ja, u verwijst naar de polikliniek nefrologie 2. Ja, u consulteert een nefroloog via telenefrologie of telefonisch 3. Ja, u start een behandeling met vitamine D 4. Nee, dit behoeft geen actie, het past bij deze nierfunctie en die is stabiel, alleen follow up 5. Anders Advies is overleg, antwoord 2. Leerdoel 4: Metabole consequenties van een nierfunctiestoornis (Begrippen, Diagnostiek, lab). Anemie: wanneer is sprake van renale anemie en bij welke nierfunctie hieraan te denken? wat is nog normaal/acceptabel bij welke grens te verwijzen voor EPO/aanpassing? Hyperparathyreoidie/hypocalciemie: Bij welke nierfunctie denk je eraan? Evt: heeft aanvullend lab naar metabole complicaties zin bij egfr > 50? (advies nefroloog?) Bij welke waarde is er overleg/verwijzing/behandeling nodig? Wanneer vit. D te bepalen (en wanneer niet of nooit?) Welke behandeling wordt overwogen? Vitamine D Nefrologen bepalen vrijwel nooit een vitamine D. dit heeft voor de diagnose en behandeling geen zin. Rel. dure test. Behandeling met colecalciferol. Stelling 4: Een renale anemie en een ijzergebreksanemie zijn goed van elkaar te onderscheiden. Juist