Portfolio Optimalisatie: hoe in theorie geld te verdienen. Marieke Walenkamp



Vergelijkbare documenten
1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

Portfolio-optimalisatie

Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2

3.2 Vectoren and matrices

Verbanden en functies

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1]

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:

11.1 De parabool [1]

Uitwerkingen toets 8 juni 2011

3.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

Machten, exponenten en logaritmen

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 1 donderdag 23 december 2004,

De parabool en de cirkel raken elkaar in de oorsprong; bepaal ook de coördinaten van de overige snijpunten A 1 en A 2.

Cursus Statistiek Hoofdstuk 4. Statistiek voor Informatica Hoofdstuk 4: Verwachtingen. Definitie (Verwachting van discrete stochast) Voorbeeld (1)

Feedback proefexamen Statistiek I

FLIPIT 5. (a i,j + a j,i )d i d j = d j + 0 = e d. i<j

te vermenigvuldigen, waarbij N het aantal geslagen Nederlandse munten en B het aantal geslagen buitenlandse munten zijn. Het resultaat is de vector

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017

OEFENINGEN HOOFDSTUK 6

Selectietoets vrijdag 9 maart 2018

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

1 In deze opgave wordt vijftien maal telkens drie beweringen gedaan waarvan er één juist is. Kruis de juiste bewering aan. (2pt. per juist antwoord).

8.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3

1. Orthogonale Hyperbolen

10.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

Ruimtemeetkunde deel 1

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

opdrachten bij hoofdstuk 7 Lijnen cirkels als PDF

wiskunde B pilot vwo 2016-II

Sterrenkunde Praktikum 1 Fouten en fitten

Complexe eigenwaarden

( ) Hoofdstuk 4 Verloop van functies. 4.1 De grafiek van ( ) Spiegelen t.o.v. de x-as, y-as en de oorsprong

Combinatoriek groep 2

Eerste orde partiële differentiaalvergelijkingen

More points, lines, and planes

1 Eigenwaarden en eigenvectoren

1.1 Tweedegraadsvergelijkingen [1]

Universiteit Utrecht Departement Informatica

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Faculteit Wiskunde en Informatica

Bilineaire Vormen. Hoofdstuk 9

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

x = b 1 x 1 , b = x n b m i,j=1,1 en een vector [x j] n j=1 m n a i,j x j j=1 i=1

Algebra groep 2 & 3: Standaardtechnieken kwadratische functies

H. 8 Kwadratische vergelijking / kwadratische functie

Opgave 1 Bekijk de Uitleg, pagina 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is.

Uitwerkingen toets 18 maart 2011

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

UITWERKINGEN d. Eliminatie van a geeft d. Eliminatie van b,

Opgave 1 - Uitwerking

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 23 december 2014

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1)

Opgaven bij Numerieke Wiskunde I

Paragraaf 11.0 : Voorkennis

Het beheer van een elektriciteitsnet

Lineaire Algebra voor ST

Definitie van raaklijn aan cirkel: Stelling van raaklijn aan cirkel:

2. Waar of vals: Als een rechte a evenwijdig is met een vlak α en dat vlak staat loodrecht op een vlak β dan staat a loodrecht op β.

Bijzondere kettingbreuken

V Kegelsneden en Kwadratische Vormen in R. IV.0 Inleiding

11.0 Voorkennis V

Examen havo wiskunde B 2016-I (oefenexamen)

We zullen in deze les kijken hoe we netwerken kunnen analyseren, om bijvoorbeeld de volgende vragen te kunnen beantwoorden:

Combinatoriek groep 1

Het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen Wiskunde 2, 2DM60 College 2b

Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding

Deze week: Steekproefverdelingen. Statistiek voor Informatica Hoofdstuk 7: Steekproefverdelingen. Kwaliteit van schatter. Overzicht Schatten

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Je kunt al: -de centrummaten en spreidingsmaten gebruiken -een spreidingsdiagram gebruiken als grafische weergave van twee variabelen

HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE. 1. Inleiding

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Mengsel mix. Elieke van Sark en Liza Fredriks

Calculus I, 19/10/2015

Driehoeken. Enkele speciale topics. Arne Smeets. Trainingsweekend Februari 2008

Vandaag. Onderzoeksmethoden: Statistiek 2. Basisbegrippen. Theoretische kansverdelingen

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 3 november 2014

Kansrekening en stochastische processen 2DE18

14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1]

Wiskundige Technieken

Optimalisering en Complexiteit, College 11. Complementaire speling; duale Simplex methode. Han Hoogeveen, Utrecht University

Paragraaf 1.1 : Lineaire functies en Modulus

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Vierde huiswerkopdracht Lineaire algebra 1

K.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

3.1 Kwadratische functies[1]

wiskunde B havo 2019-I

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Rakende cirkels. We geven eerst wat basiseigenschappen over rakende cirkels en raaklijnen aan een cirkel.

Tentamen Kansrekening en Statistiek MST 14 januari 2016, uur

ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.

Chemische reacties. Henk Jonker en Tom Sniekers

Uitgewerkte oefeningen

Opgave 1: bewijs zelf op algebraïsche wijze dat de lengte van DE gelijk is aan de helft van de lengte van BC.

Transcriptie:

Portfolio Optimalisatie: hoe in theorie geld te verdienen Marieke Walenkamp 16 juni 2005

2

Inhoudsopgave Inleiding...5 Gebruikte Symbolen...7 1: Standaarddeviatie als risico...9 1.1 Efficient frontier...9 1.2 Voorbeelden van optimale portfolio s...12 1.3 Toepassing van de theorie...20 2: Het Telsermodel en een generalisatie...25 2.1 Het Telsermodel...25 2.2 Een generalisatie van het Telsermodel...27 2.3 Voorbeeld...28 3: Elliptische verdelingen en het Telsermodel...31 3.1 De elliptische verdeling...31 3.2 Voorbeelden van elliptische verdelingen...32 3.3 Het Telsermodel...34 3.4 Voorbeeld...37 Conclusie...39 Referenties...41 3

4

Inleiding In 1952 schreef de econoom Harry Markowitz een artikel dat het begin zou betekenen van de Moderne Portfolio Theorie (MPT). In de MPT gaat het om het bepalen van de optimale portfolio. We gaan ervan uit dat elke investeerder een zo hoog mogelijke opbrengst nastreeft, maar onder een begrensd, voor hem aanvaardbaar risico. De optimale portfolio voor een investeerder wordt dus bepaald door zijn persoonlijke afweging tussen risico en (verwachte) opbrengst. De vraag is hoe risico te definiëren. Een mogelijke definitie is: Hoe groter de afwijking in de opbrengst van de investering, hoe risicovoller deze investering is. Deze afwijking kan gemeten worden door de standaarddeviatie. Dus wanneer een investeerder deze definitie volgt, zal hij bij de keuze uit meerdere investeringen, kiezen voor de investering waarvan de opbrengst de kleinste standaarddeviatie heeft. In hoofdstuk 1 bepalen we een aantal optimale portfolio s, uitgaande van deze definitie van risico. Er zijn ook andere definities mogelijk. Een andere definitie betekent andere optimale portfolio s, zoals we in hoofdstuk 2 en 3 zullen zien. In hoofdstuk 2 wordt het zogenaamde Telsermodel geïntroduceerd, dat alleen afwijking naar beneden als risico beschouwt. In tegenstelling tot de analyse in hoofdstuk 1 is bij de berekeningen in dit model de kansverdeling van de aandeel-opbrengsten wel van belang. In hoofdstuk 2 gaan we ervan uit dat deze verdeling de normale verdeling is. In hoofdstuk 3 beperken we ons niet langer tot één verdeling, maar beschouwen we een klasse van verdelingen, de zogenaamde elliptische verdelingen. Per hoofdstuk probeer ik de besproken theorie nog duidelijker te maken door deze toe te passen op een voorbeeld. 5

6

Gebruikte symbolen Hieronder staat een lijst van symbolen die in mijn scriptie zonder toelichting geïntroduceerd worden. De overige gebruikte symbolen worden wel in de tekst toegelicht en heb ik daarom hier niet opgenomen. n = aantal aandelen C 0 = beginkapitaal in euro s C end = eindkapitaal in euro s R p = totale portfolio-opbrengst in euro s µ p = E(R p ) = verwachte portfolio-opbrengst in euro s σ 2 p = Var(R p ) = variantie van de portfolio-opbrengst r i = opbrengst van aandeel i per geïnvesteerde euro r 1 r 2 r =. r n µ i = E(r i ) = verwachte opbrengst van aandeel i per geïnvesteerde euro µ 1 µ 2 µ =. µ n σ ij = covariantie van de opbrengsten van aandeel i en aandeel j σ 11 σ 12 σ 1n. Σ = σ.. 21. = covariantiematrix σ n1 σ nn θ i = bedrag in euro s geïnvesteerd in aandeel i 7

8 θ 1 θ 2 θ =. 1 = θ n 1 1. 1 R f = totale opbrengst van het risico-vrije aandeel µ f = opbrengst van het risico-vrije aandeel per geïnvesteerde euro θ f = bedrag in euro s geïnvesteerd in het risico-vrije aandeel Vergelijkingen Voor bovenstaande symbolen gelden bovendien de onderstaande 5 vergelijkingen C end = C 0 + R p R p = n i=0 r iθ i = r T θ µ p = n i=0 µ iθ i = µ T θ σ 2 p = n i=0 n j=0 θ iθ j σ ij = θ T Σθ R f = µ f C 0

Hoofdstuk 1 Standaarddeviatie als risico In dit hoofdstuk wordt eerst de efficient frontier geïntroduceerd en vervolgens wordt een aantal optimale portfolio s berekend. Aan het eind van het hoofdstuk wordt de theorie met een voorbeeld in praktijk gebracht. We gaan het hele hoofdstuk uit van de eerder genoemde meting van risico door middel van standaarddeviatie. 1.1 Efficient frontier Een efficiënte portfolio is gedefineerd als de portfolio die, gegeven een bepaald risico (dus standaarddeviatie σ p ) de verwachte opbrengst µ p maximaliseert, of gegeven een verwachte opbrengst het risico minimaliseert. Het is duidelijk dat een investeerder altijd in een efficiënte portfolio zal investeren. De efficient frontier is de curve in de (σ p,µ p )-ruimte die precies alle efficiënte portfolio s aangeeft. We zullen de vergelijking van de efficient frontier bepalen. Het blijkt het handigst om hiertoe de verwachte portfolio-opbrenst te fixeren en het risico vervolgens te minimaliseren. De vergelijking van de efficient frontier is dus de oplossing van een minimaliseringsprobleem waarvan de doelfunctie de standaarddeviatie is, maar aangezien deze altijd positief is, kunnen we ook het kwadraat nemen als doelfunctie, dus de variantie σ 2 p. De te minimaliseren functie wordt dus σ 2 p oftewel θ T Σθ. Een covariantiematrix is altijd semi-positief definiet. Een aanname die we hier maken is dat de covariantiematrix Σ ook positief definiet is, zodat Σ dus inverteerbaar is. Er zijn 2 voorwaarden waaronder de minimalisatie plaatsvindt: zoals gezegd wordt de verwachte portfolio-opbrengst µ p gefixeerd. Omdat de portfolio-opbrengst gelijk is aan µ T θ, moet de gelijkheid µ T θ = µ p als voorwaarde opgenomen worden. We kunnen alleen het kapitaal dat we bezitten investeren. Dit kapitaal is C 0, dus er moet gelden 1 T θ = C 0 9

10 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO θ 1 θ 2 Voor de duidelijkheid: de componenten van θ = kunnen zowel positie-. ve als negatieve waarden aannemen. Als θ i > 0 betekent dit dat de investeerder een bedrag van θ i investeert in aandeel i en als θ i < 0 wordt er van hem geleend van aandeel i en ontvangt hij dus een bedrag van θ i voor dit aandeel. Om de vergelijking van de efficient frontier te bepalen moeten we dus het volgende minimaliseringsprobleem oplossen: { min θ T µ T } θ = µ p Σθ 1 T θ = C 0 Om dit probleem op te lossen bepalen we de Karush-Kuhn-Tucker-voorwaarden (KKT-voorwaarden). Dit geeft (incusief de toelaatbaarheid) het volgende stelsel vergelijkingen: θ n 2Σθ λ 1 1 λ 2 µ = 0 1 T θ = C 0 (1.1) µ T θ = µ p De oplossing van dit stelsel voor θ T Σθ is de oplossing van het minimaliseringsprobleem. We definiëren λ = 1 2 ( ) λ1, A = ( µ 1 ) ( ) µp en B =, zodat het stelsel λ 2 C 0 (1.1) te schrijven is als { Σθ = Aλ A T θ = B (1.2) Uit de eerste vergelijking van (1.2) volgt nu θ = Σ 1 Aλ. Deze uitdrukking invullen in de tweede vergelijking van (1.2) geeft A T θ = A T Σ 1 Aλ = B λ = (A T Σ 1 A) 1 B Omdat we aangenomen hebben dat Σ en dus ook Σ 1 positief definiet is, volgt dat A T Σ 1 A 0 en dus ook λ 0. We definiëren H = A T ΣA, zodat λ = H 1 B en θ T Σθ = θ T ΣΣ 1 Aλ = θ T Aλ = (A T θ) T H 1 B = B T H 1 B Aangezien H T = H, is H symmetrisch. H is dus van de vorm ( ) a b H = b c Omdat H = A T ΣA en A = ( µ 1 ), volgt dat de volgende gelijkheden gelden: a = µ T Σ 1 µ b = µ T Σ 1 1 = 1 T Σ 1 µ c = 1 T Σ 1 1 (1.3) ( ) c b We definiëren d = ac b 2, zodat H 1 = 1 d b a

1.1. EFFICIENT FRONTIER 11 µ P b c C 0 C 0 C σ P Figuur 1.1: Efficient frontier We tonen aan dat de waarden a, c en d altijd positief zijn. Voor het vervolg van de oplossing is dit namelijk een belangrijk gegeven: Σ is positief definiet, dus Σ 1 ook. Dus geldt x T Σ 1 x > 0 voor alle (N 1)- vectoren x, met x 0. Uit (1.3) volgt nu direct a > 0, c > 0. Maar (bµ a1) T Σ 1 (bµ a1) = bba abb abb + aac = a(ac b 2 ) = ad > 0. Hieruit volgt dat d > 0. ( ) ( ) ( ) We weten nu: V ar(r p ) = B T H 1 B = 1 c b µp µp C d 0 b a C 0 = 1 d (cµ2 p 2bC 0 µ p + ac0), 2 oftewel de efficient frontier wordt gegeven door: σ 2 p = 1 d (cµ2 p 2bC 0 µ p + ac 2 0) (1.4) We herschrijven formule (1.4): d = ac b 2 a = d c + b2 c σ2 p = 1 d (cµ2 p 2bC 0 µ p + d c C2 0 + b2 c C2 0) σ2 p 1/c = µ2 p 2bC 0µ/c+dC 2 0 /c2 +b 2 C 2 0 /c2 d/c = (µ p bc 0 /c) 2 + C 2 2 d/c0 2 0 σ2 p C0 2/c (µ p bc 0 /c) 2 = 1 dc0 2/c2 Aangezien a, c en d positief zijn, is dit in de (σ p, µ p )-ruimte de vergelijking van een hyperbool. Omdat σ p 0, beschouwen we alleen de rechterhelft van deze hyperbool. Het middelpunt van deze rechterhelft is ( C0 c, b c C 0). Ook beschouwen we alleen de bovenste helft, aangezien de portfolio s gelegen op de onderste helft van de hyperbool niet efficiënt zijn: met hetzelfde risico kan (op de bovenste helft) een portfolio met grotere opbrengst gevonden worden. De efficient frontier is dus van bovenstaande vorm.

12 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO Een investeerder kan dus, gegeven een µ p, het minimale risico berekenen, door de waarde µ p in te vullen in formule (1.4). De bij dit punt behorende θ geven we aan met θ EF. Er geldt θ EF = Σ 1 Aλ = Σ 1 AH 1 B = cµp bc0 d Σ 1 µ + ac0 bµp d Σ 1 1 = 1 d Σ 1 ((a1 bµ)c 0 + (cµ b1)µ p ) (1.5) θ EF geeft dus voor iedere µ p aan hoeveel in elk van de n aandelen geïnvesteerd moet worden om op de efficient frontier uit te komen. 1.2 Voorbeelden van optimale portfolio s We weten nu hoe alle efficiënte portfolio s eruit zien, dat wil zeggen alle portfolio s waarin een investeerder mogelijk zal investeren. Welke van deze efficiënte portfolio s de optimale portfolio is, dwz de portfolio waarin daadwerkelijk geïnvesteerd zal worden, hangt af van de doelstellingen van de investeerder. Verschillende doelstellingen betekenen verschillende optimale portfolio s. We zullen een aantal voorbeelden van optimale portfolio s bekijken. Minimale Variantie Portfolio Het is mogelijk dat een investeerder in de portfolio met minimaal risico wil investeren, onafhankelijk van de verwachte opbrengst van deze investering. Omdat hij altijd in een efficiënte portfolio zal investeren, zal hij de portfolio op de efficient frontier kiezen met minimale standaarddeviatie. Aangezien de efficient frontier altijd de bovenste helft is van de rechterhelft van een hyperbool met centrum ( C0 c, b c C 0), volgt direct dat σ mv = C0 c en µ mv = b c C 0, waarbij σ mv en µ mv het risico, respectievelijk de verwachte opbrengst van de minimale variantie portfolio is. De investering θ mv die hierbij hoort, vinden we door de gevonden µ mv in te vullen voor µ p in vergelijking (1.5). Dit geeft θ mv = 1 d Σ 1 ((a1 bµ)c 0 + (cµ b1) b c C 0) = 1 d Σ 1 (a1 bµ + bµ b2 c 1)C 0 = 1 d Σ 1 (a b2 c )1C 0 = 1 d Σ 1 ( ca b2 c )1C 0 = 1 d Σ 1 d c 1C 0 = Σ 1 1 C 0 c. Dus θ mv = Σ 1 1 C0 c. Tangency Portfolio Het kan ook zijn dat een investeerder wil investeren in de portfolio met de hoogste verwachte opbrengst per eenheid risico. Dan zal hij dus investeren in opbrengt de portfolio waarvoor de ratio standaardeviatie maximaal is. Deze ratio heet de Sharpe ratio. Grafisch gezien zoeken we het punt op de efficient frontier waar

1.2. VOORBEELDEN VAN OPTIMALE PORTFOLIO S 13 µ P a b C 0 tg a b C 0 σ P Figuur 1.2: Tangency Portfolio een lijn door de oorsprong de efficient frontier raakt, zoals te zien in bovenstaand figuur (1.2). Stel dat dit punt coördinaten (σ tg, µ tg ) heeft. Dit punt ligt op de efficient frontier, dus kunnen we σtg 2 in µ tg uitdrukken, door µ tg in formule (1.4) in te vullen. De inverse richtingscoëfficiënt van de raaklijn wordt dan σ tg 0 µ tg 0 = 1 d (cµ2 tg 2bC 0 µ tg + ac 2 0 ) µ tg (1.6) Deze inverse richtingscoëfficiënt is uiteraard ook gelijk aan σ tg µ tg = cµ tg bc 0 (1.7) d 1 d (cµ2 tg 2bC 0 µ tg + ac0 2) 1 d De uitdrukking in (1.7) is gelijk aan (cµ2 tg 2bC0µtg+aC2 0 )(cµtg bc0). d( 1 d (cµ2 tg 2bC0µtg+aC2 0 )) Hieruit volgt dat gelijkheid van de uitdrukkingen (1.6) en (1.7) geldt wanneer 1 cµ µ tg = tg bc 0 cµ 2 tg 2bC0µtg+aC2 0 µ tg (cµ tg bc 0 ) = cµ 2 tg 2bC 0 µ tg + ac 2 0 cµ 2 tg bc 0 µ tg = cµ 2 tg 2bC 0 µ tg + ac 2 0 bc 0 µ tg = ac 2 0 µ tg = a b C 0 Gelijkheid van de uitdrukkingen (1.6) en (1.7) geldt dus precies wanneer µ tg = a b C 0. σ tg vinden we nu door de gevonden µ tg in de vergelijking van de

14 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO efficient frontier, vergelijking (1.4), in te vullen. Dit geeft σ 2 tg = 1 d ( ca2 b 2 C0 2 2ab b C2 0 + ac0) 2 = a d C2 0( ca b 1) = a 2 d C2 0( ac b2 b ) = a 2 b C 2 2 0 en dus geldt σ tg = a b C 0. ( a b C 0, a b C 0) is dus het optimale punt voor de investeerder. De bijbehorende investering θ tg krijgen we door µ tg in vergelijking (1.5) in te vullen: θ tg = 1 d Σ 1 ((a1 bµ)c 0 + (cµ b1) a b C 0) = 1 d Σ 1 (a1 bµ + ac b µ a1)c 0 = 1 d Σ 1 µ( ac b b)c 0 = 1 d Σ 1 µ( ac b2 b )C 0 = Σ 1 µ C0 b. Dit betekent dus dat een investeerder die wil investeren in de portfolio met de grootste Sharpe ratio, investering θ tg = Σ 1 µ C0 b zal maken. Optimal Portfolio Bij deze derde mogelijke portfolio gaan we ervan uit dat het doel van een investeerder het maximaliseren van zijn utility function is. Deze wordt gegeven door u = E(C end ) 1 2 γv ar(c end). De nieuwe parameter γ is een maat voor hoe afkerig van risico een investeerder is. Hoe groter γ, hoe minder risico de investeerder bereid is te nemen. γ kan dus per investeerder verschillen, maar is in ieder geval positief: een negatieve γ zou betekenen dat de investeerder het risico opzoekt. De Optimal Portfolio is de portfolio met maximale utility function. Er geldt: u = E(C end ) 1 2 γv ar(c end) = E(C 0 + R p ) 1 2 γv ar(c 0 + R p ) = C 0 + µ p 1 2 γv ar(r p) = C 0 + µ T θ 1 2 γσ2 p = C 0 + µ T θ 1 2 γθt Σθ De maximalisatie van bovenstaande uitdrukking gebeurt weer onder de voorwaarde dat de investering gelijk is aan het beginkapitaal C 0. Het optimaliseringsprobleem wordt dus: } max {C 0 + µ T θ 12 γθt Σθ 1 T θ = C 0 Om dit probleem op te lossen bepalen we de KKT-voorwaarden. (inclusief de toelaatbaarheid) het volgende stelsel vergelijkingen: Dit geeft { µ γσθ λ1 = 0 1 T θ = C 0 (1.8) waarbij λ een constante is. Uit de eerste vergelijking van (1.8) volgt: θ = Σ 1 µ γ + λσ 1 1 γ (1.9) Wanneer we deze uitdrukking voor θ in de tweede vergelijking van (1.8) invullen, krijgen we: 1 T Σ 1 µ γ + 1T Σ 1 1λ γ = C 0 b γ + cλ γ = C 0 λ = γc 0 b c

1.2. VOORBEELDEN VAN OPTIMALE PORTFOLIO S 15 met b en c zoals eerder in dit hoofdstuk gedefinieerd. De voor deze portfolio optimale investering, θ opt, kunnen we nu berekenen door de gevonden uitdrukking voor λ in te vullen in vergelijking (1.9). Dit geeft θ opt = Σ 1 µ γ + Σ 1 1 γ ( γc 0 b c ) = Σ 1 µ γ + Σ 1 1( C 0 b/γ c ) We hebben gezien dat voor de Minimum Variance Portfolio en de Tangency Portfolio de optimale investeringen gegeven waren door θ mv = Σ 1 1 C0 c, respectievelijk θ tg = Σ 1 µ C 0 b, oftewel Σ 1 = c C 0 θ mv en Σ 1 µ = b C 0 θ tg. We zien dat geldt θ opt = b C θ 0γ tg + c C 0 ( C 0 b/γ c )θ mv = b C θ 0γ tg + (1 b C 0γ )θ mv Ook uit de bijbehorende waarden van µ opt en σ 2 opt blijkt het verband met de Minimum Variance en Tangency Portfolio: µ opt = µ T θ opt = µt Σ 1 µ γ = ac b2 cγ + b c C 0 = d cγ + µ mv + µ T Σ 1 1( C 0 b/γ c ) = a γ + b c (C 0 b γ ) σopt 2 = θoptσθ T opt = ac b2 +γ 2 C 2 0 cγ = d 2 cγ + σ 2 2 mv Wanneer een investeerder minimaal risico wil nemen, zal γ naar oneindig gaan. In dat geval geldt θ opt θ mv, µ opt µ mv en σopt 2 σmv, 2 oftewel de Optimal Portfolio zal bij benadering gelijk zijn aan de Minimum Variance Portfolio. Wanneer γ = en σ 2 opt ac b2 +(b 2 /C 2 0 )C2 0 c(b 2 /C 2 0 b C 0, zien we dat θ opt θ tg, µ opt = ac2 0 b 2 ac b2 c(b/c 0 ) + b c C 0 = a b C 0 = µ tg = σ 2 tg, oftewel de Optimal Portfolio zal bij benadering gelijk zijn aan de Tangency Portfolio. We concluderen dat zowel de Minimum Variance als de Tangency Portfolio slechts speciale gevallen van de Optimal Portfolio zijn. Grafisch gezien is de Optimal Portfolio het raakpunt van de efficient frontier met de utility curve. De utility curve is de curve die alle mogelijke combinaties van µ p en σ p geeft die in dezelfde utility u resulteren. Deze utility curve is gegeven door µ p = u C 0 + 1 2 γσ2 p, zoals simpel volgt uit herschrijven van de utility function. Hoe groter u, hoe hoger de curve komt te liggen. De hoogst mogelijke curve, dwz de curve met maximale utility, raakt de efficient frontier precies in de Optimal Portfolio, zoals we zien in figuur (1.3) Toevoeging van een risico-vrij aandeel We bekijken nu de situatie waarin een investeerder ook in een risico-vrij aandeel kan investeren. Voor dit risico-vrije aandeel x f geldt σ f = 0, dat wil zeggen dat de verwachte opbrengst ook de gerealiseerde opbrengst zal zijn. Verder is x f ongecorrelleerd met de overige, niet-risico-vrije aandelen x i. Een investeerder kan, net als bij de gewone aandelen, zowel investeren in, als lenen van een risicovrij aandeel. Lenen betekent dat θ f < 0 en investeren dat θ f > 0.

16 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO µ P opt Figuur 1.3: Optimal Portfolio σ P Capital Market Line en Market Portfolio De efficient frontier verandert wanneer een risico-vrij aandeel toegevoegd wordt. We zullen deze nieuwe efficient frontier, Capital Market Line (CML) geheten, berekenen. Wanneer we het vanaf nu over de efficient frontier hebben bedoelen we de oude efficient frontier. We zullen zien dat de CML een rechte lijn is, die de efficient frontier op precies één punt raakt. Er is een simpele intuïtieve verklaring voor het feit dat er precies één raakpunt is. Aangezien de mogelijkheid bestaat geheel niet te investeren in het risico-vrije aandeel en deze mogelijke portfolio zowel op de efficient frontier als de CML legt, hebben ze tenminste één gemeenschappelijk punt. Wanneer dit er twee zouden zijn, zou dit, vanwege de vorm van de efficient frontier betekenen dat de CML deels onder de efficient frontier zou uitkomen. Aangezien de CML alle efficiente portfolio s aangeeft is dit uiteraard niet mogelijk. We concluderen dat er precies één raakpunt is. Dit punt noemen we de Market Portfolio en is dus de unieke portfolio op de CML waarbij niets in het risico-vrije aandeel geïnvesteerd of geleend wordt, oftewel waarbij θ f = 0. We zullen nu de CML berekenen. In het nieuwe model gelden de volgende gelijkheden: σ 2 p = θ T Σθ, µ p = µ T θ + µ f θ f en 1 T θ + θ f = C 0. De CML geeft net als de efficient frontier precies de portfolio s aan met maximale opbrengst, gegeven een bepaalde variantie. Om de CML te bepalen, moeten we dus het volgende optimaliseringsprobleem oplossen: { max µ T θ + µ f θ f 1 T θ + θ f = C 0 σ 2 p = θ T Σθ }

1.2. VOORBEELDEN VAN OPTIMALE PORTFOLIO S 17 µ P CML a bµ f b cµ f C 0 m µ f s b cµ f C 0 σ P Figuur 1.4: Market Portfolio De KKT-voorwaarden voor dit probleem worden (inclusief de toelaatbaarheid) gegeven door het volgende stelsel: µ λ 1 1 2λ 2 Σθ = 0 µ f λ 1 = 0 1 T θ + θ f = C 0 σ 2 p = θ T Σθ (1.10) Uit de tweede vergelijking van dit stelsel volgt λ 1 = µ f. Dit invullen in de eerste vergelijking geeft µ µ f 1 2λ 2 Σθ = 0. Hieruit volgt θ = 1 2λ 2 Σ 1 (µ µ f 1) (1.11) Deze θ invullen in de derde en vierde vergelijking van stelsel (1.10) geeft de volgende vergelijkingen: θ f = C 0 1 2λ 2 1 T Σ 1 (µ µ f 1) = C 0 1 2λ 2 (1 T Σ 1 µ µ f 1 T Σ 1 1) = C 0 1 2λ 2 (b cµ f ) en σp 2 = θ T Σθ = 1 (µ µ 4λ 2 f 1) T Σ 1 (µ µ f 1) = 1 (cµ 2 2 4λ 2 f 2bµ f + a) 2 dus λ 2 2 cµ2 f 2bµ f +a 4σ oftewel λ p 2 2 = 1 2σ p cµ 2 f 2bµ f + a We definiëren s:= cµ 2 f 2bµ f + a, zodat dus λ 2 = s 2σ p. Nu geldt:

18 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO µ p = µ T θ + µ f θ f = 1 2λ 2 µ T Σ 1 (µ µ f 1) + µ f (C 0 1 2λ 2 (b cµ f )) = 1 2λ 2 (cµ 2 f 2bµ f + a) + µ f C 0 = σp s s2 + µ f C 0 = sσ p + µ f C 0 (1.12) De CML wordt dus gegeven door µ p = sσ p + µ f C 0 en is dus inderdaad een rechte lijn. De lijn snijdt de µ-as in het punt µ f C 0 en dat is dus de opbrengst wanneer alleen in het risico-vrije aandeel besteed wordt. In dat geval geldt namelijk θ = 0, dus σ 2 p = θ T Σθ = 0 en dus ook σ p = 0 en uit vergelijking (1.12) volgt dan µ p = µ f C 0. Wanneer we vergelijking (1.12) herschrijven tot σ p = µ p µ f C 0 s, kunnen we de Market Portfolio bepalen door deze vergelijking van de CML aan de vergelijking van de efficient frontier gelijk te stellen: σ p = µ p µ f C 0 1 s = d (cµ2 p 2bµ p C 0 + ac0 2 1 s 2 (µ 2 p 2µ p C 0 µ f + C 2 0µ 2 f ) = 1 d (cµ2 p 2bµ p C 0 + ac 2 0) En wanneer we beide kanten vermenigvuldigen met s 2 d is deze vergelijking gelijk aan onderstaande vergelijking. (cs 2 d)µ 2 p + ( 2bs 2 + 2dµ f )C 0 µ p + (as 2 dµ 2 f )C2 0 = 0 Voor de Discrimi- We bepalen de oplossing met behulp van de abc-formule. nant D geldt: D = ( 2bs 2 + 2dµ f ) 2 C 2 0 4(cs 2 d)(as 2 dµ 2 f )C2 0 = C 2 0(4b 2 s 4 8bds 2 µ f + 4d 2 µ 2 f 4acs4 + 4ads 2 4d 2 µ 2 f + 4cds2 µ 2 f ) = 4s 2 C 2 0( (ac b 2 )s 2 2bdµ f + cdµ 2 f + ad) = 4ds 2 C 2 0( s 2 2bµ f + cµ 2 f + a) = 4d2 s 2 C 2 0( s 2 + s 2 ) = 0 Omdat D=0 is er precies 1 oplossing, zoals we intuïtief al beredeneerd hadden. De abc-formule geeft nu: µ p = (2bs2 +2dµ f )C 0+ D 2cs 2 2d = (cµ f b)(bµ f a) (cµ f b) C 2 0 = a bµ f b cµ f C 0 = bs2 +dµ f cs 2 d C 0 = b(cµ2 f 2bµ f +a) (ac b 2 )µ f c(cµ 2 f 2bµ f +a) (ac b 2 ) C 0 We concluderen dat voor de Market Portfolio de verwachte opbrengst gelijk is aan µ m = a bµ f b cµ f C 0. De bijbehorende σ m bepalen we door µ m in de CMLvergelijking in te vullen: σ m = µ m µ f C 0 s = (a bµ f ) (b cµ f )µ f s(b cµ f ) C 0 = s b cµ f C 0.

1.2. VOORBEELDEN VAN OPTIMALE PORTFOLIO S 19 De Market Portfolio wordt dus gegeven door (σ m, µ m ) = ( b cµ f C 0, a bµ f b cµ f C 0 ). Deze σ m en µ m invullen in vergelijking (1.5) geeft de bijbehorende θ m : θ m = cµ m bc 0 Σ 1 µ d + ac 0 bµ m = 1 d d Σ 1 1 = c( a bµ f b cµ f C 0) bc 0 d c(a bµ f ) b(b cµ f ) b cµ f C 0 Σ 1 µ + 1 a(b cµ f ) b(a bµ f ) d b cµ f C 0 Σ 1 1 = 1 d ( ca bcµ f b 2 +bµ f b cµ f )C 0 Σ 1 µ + 1 d ( ab acµ f ab+b 2 µ f b cµ f )C 0 Σ 1 1 = 1 d ( ac b2 b cµ f )C 0 Σ 1 µ + 1 d ( (ac b2 )µ f b cµ f )C 0 Σ 1 1 = Σ 1 (µ µ f 1) C0 b cµ f Zie figuur (1.4) voor een grafische representatie s Σ 1 µ+ ac0 b( a bµ f b cµ C f 0) d Σ 1 1 Optimal Portfolio In de vorige paragraaf hebben we vergelijking (1.5) gebruikt om θ m te bepalen. Dit kon omdat het punt (θ m, µ m ) op de efficient frontier lag, omdat gold θ f = 0. Voor een willekeurig punt (σ p, µ p ) op de CML wordt de bijbehorende θ echter gegeven door vergelijking (1.11). Deze θ geven we aan met θ CML, zodat geldt: θ CML = 1 2λ 2 Σ 1 (µ µ f 1) = σ p Σ 1 (µ µ f 1) = (µ p µ f C 0 ) s Σ 1 (µ µ f 1) Wat direct opvalt, is dat θ CML en θ m slechts een van µ p afhankelijke factor schelen. Dit betekent dat elke portfolio op de CML een lineaire combinatie is van de Market Portfolio en het risico-vrije aandeel. Gebruikmakend van dit gegeven bepalen we de Optimal Portfolio wanneer een risico-vrij aandeel toegevoegd wordt. Stel dat een fractie Θ f van het kapitaal in het risico-vrije aandeel geïnvesteerd wordt en dus een fractie Θ m = 1 Θ f in de Market Portfolio. Dan geldt R p = Θ f R f +Θ m R m en V ar(r p ) = Θ 2 f V ar(r f )+Θ 2 mv ar(r m )+2Θ f Θ m Cov(R f, R m ) = Θ 2 mv ar(r m ) = Θ 2 mσ 2 m Het optimalisatieprobleem wordt nu: max { E(C 0 + R p ) 1 2 γv ar((c 0 + R p ) Θ f + Θ m = 1 } = max { C 0 + Θ f µ f + Θ m µ m 1 2 γθ2 mσ 2 m Θ f + Θ m = 1 } De KKT-voorwaarden van dit probleem zijn gegeven door het volgende stelsel vergelijkingen µ m γθ m σm 2 + λ = 0 µ f + λ = 0 (1.13) Θ f + Θ m = 1 Dus λ = µ f en dus kunnen we Θ m uit de eerste vergelijking van stelsel (1.13) bepalen: Θ = µm µ f γσ. We hebben eerder gezien dat de Market Portfolio gegeven m 2 s wordt door (σ m, µ m ) = ( b cµ f C 0, a bµ f b cµ f C 0 ), zodat dus

20 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO µ P s 2 γ + µ f C 0 opt µ f s γ σ P Figuur 1.5: Optimal Portfolio met risico-vrij aandeel µ m µ f = a bµ f b cµ f C 0 µ f = (a bµ f )C 0 µ f (b cµ f ) b cµ f en γσm 2 = γs2 C 2 0 (b cµ f ) = γc2 0 (cµ2 f 2bµ f +a) 2 (b cµ f ) 2 Dus Θ m = (b cµ f ) 2 C 0 (cµ 2 f 2bµ f +a) (b cµ f )γc 2 0 (cµ2 f 2bµ f +a) = b cµ f γc 0. Hieruit volgt Θ f = 1 b cµ f γc 0. Dus een investeerder die zijn utility function wil maximaliseren een bedrag van θ m,opt = Θ m σ m = b cµ f γc 0 C 0 b cµ f (Σ 1 cµ µ f 1) = 1 γ Σ 1 (µ µ f 1) in de niet-risico-vrije aandelen zal investeren en een bedrag van θ f,opt = Θ f C 0 = (1 b cµ f γc 0 )C 0 in het risico-vrije aandeel. Voor de bijbehorende µ opt geldt: µ opt = µ T θ m,opt + µ f θ f,opt = µ T 1 γ (Σ 1 µ µ f Σ 1 1) + µ f (C 0 b cµ f γ ) = 1 γ (cµ2 f 2bµ f + a) + µ f C 0 = 1 γ s2 + µ f C 0 Aangezien op de CML geldt µ opt = sσ opt + µ f C 0, volgt direct uit bovenstaande vergelijking σ opt = s γ. Zie figuur (1.5) voor een grafische representatie. 1.3 Toepassing van de theorie We hebben nu een paar mogelijke optimale portfolio s gezien, voorbeelden van portfolio s waarin een investeerder geïnteresseerd zou kunnen zijn. Ik zal nu met een voorbeeld de gevonden resultaten in praktijk toepassen. Stel dat we een beginkapitaal C 0 hebben dat we geheel willen investeren in

1.3. TOEPASSING VAN DE THEORIE 21 aandelen van de AEX-index. voor het gemak nemen we hier aan dat C 0 = 1, zodat de resultaten die we zullen krijgen de fracties van een willekeurig kapitaal aangeven die in elk van de aandelen geïnvesteerd moeten worden. Om tot een verstandige investering te komen heb ik de dagopbrengsten van de afgelopen 9 weken (44 beursdagen) van een aantal aandelen bekeken en 3 aandelen uitgekozen waarvan de opbrengsten gedurende die weken een opwaartse lijn vertoonden. Deze aandelen zijn Unilever, P&O Nedlloyd en Heijmans. Dit zijn 3 van de zogenaamde hoofdfondsen van de AEX-index. Voor de duidelijkheid vermeld ik nog dat de gegevens de periode van 21-03-2005 ( dag 1 ) tot en met 23-05-2005 ( dag 44 ) betreffen en dat we ervan uitgaan dat we morgen (dwz 24-05-2005) ons kapitaal willen investeren. Hoewel 44 dagopbrengsten per aandeel eigenlijk vrij weinig gegevens zijn om een goede analyse te maken, is het genoeg om ter illustratie van de theorie van dit hoofdstuk te dienen. Zoals gezegd weten we voor alledrie de aandelen de opbrengsten van de afgelopen 44 beursdagen. Dit betekent dat we ook per aandeel de verwachte opbrengst kunnen bepalen, want deze is het gemiddelde van de 44 dagopbrengsten. Deze verwachte opbrengsten geven we aan met µ 1, µ 2, en µ 3, waarbij aandeel 1 staat voor het aandeel Unilever, 2 voor P&O Nedlloyd en 3 voor Heijmans. Dit geeft het volgende resultaat: µ = µ 1 µ 2 µ 3 = 1.290 2.614 6.148 10 3 Het aandeel Heijmans heeft dus gedurende de afgelopen 9 weken gemiddeld het meest opgeleverd. De covariantie tussen de aandelen kunnen we als volgt berekenen: Zij µ ij de opbrengst van aandeel i op dag j (dus i=1,2,3 en j=1,2,...44). We bepalen de (1 44)-vector µ i = (µ i1, µ i2,..., µ i44 ) voor i=1,2,3, waarbij µ ij = µ ij µ i, dus in woorden: µ ij is gelijk aan de opbrengst van aandeel i op dag j min de gemiddelde opbrengst van aandeel i. Voor i,k=1,2,3 is de covariantie tussen aandeel i en aandeel k, σ ik, nu gelijk aan: σ ik = 1 44 < µ i, µ k >, waarbij <.,. > staat voor het nemen van het inproduct. Op deze manier vinden we onderstaande covariantiematrix Σ: Σ = 0.0475 0.0273 0.0130 0.0273 1.1595 0.1318 0.0130 0.1318 0.2959 10 3 Uit deze matrix volgt onder andere dat de variantie (en dus het risico) van aandeel 1 erg laag is in vergelijking met de overige 2 aandelen en de variantie van aandeel 2 juist erg hoog. Nu we µ en Σ bepaald hebben, kunnen we de waarden van a,b en c ook bepalen: a = µ T Σ 1 µ = 153.0697 10 3 b = 1 T Σ 1 µ = 42.5931 c = 1 T Σ 1 1 = 22.882 10 3 Nu bepalen we twee van de in dit hoofdstuk besproken portfolio s.

22 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO Minimale Variantie Portfolio De verwachte opbrengst van de Minimale Variantie Portfolio is gelijk aan De bijbehorende investering is µ mv = b c C 0 = b c 1.8614 10 3 θ mv = Σ 1 1 C 0 c = 0.8887 0.0047 0.1066 We zien dat het grootste deel van het kapitaal in Unilever gestoken wordt, wat te verwachten viel, aangezien de variantie van dit aandeel zoals we gezien hebben erg laag is. Tangency Portfolio De verwachte opbrengst van de Tangency Portfolio is gelijk aan µ tg = a b C 0 = a b 3.5938 10 3 Hierbij hoort de investering θ tg = Σ 1 µ C 0 b = 0.5166 0.0127 0.4707 Vergelijken we dit resultaat met het resultaat van de Minimale Variantie Portfolio, dan valt op dat nu een veel groter deel van het kapitaal in aandeel 3 gestoken wordt. Ook dit viel te verwachten, aangezien de Tangency Portfolio de verwachte opbrengst per eenheid risico maximaliseert en het feit dat aandeel 3 de hoogste verwachte opbrengst heeft nu dus wel meetelt. Vergelijking met de werkelijke opbrengsten Wanneer we achteraf de beursgegevens van 24-05-2005 vergelijken met bovenstaande berekeningen, blijkt dat de theorie niet altijd een goede voorspeller van de werkelijkheid is. De werkelijke opbrengsten van 24-05-2005 bleken gelijk te zijn aan: r = 9.1408 0.8993 11.9760 10 3 Als we in de Minimale Variantie Portfolio geïnvesteerd zouden hebben, zouden we een dagopbrengst hebben gehad van r T θ mv 6.8426 10 3. Dan zouden we dus verlies geleden hebben. Dit grote verschil met de verwachte portfolioopbrengst µ mv, is te wijten aan het feit dat het aandeel Unilever op 24-05 het veel slechter gedaan heeft dan te verwachten was naar aanleiding van de opbrengsten van de 9 weken ervoor: in die periode vinden we slechts 3 dagen waarop de opbrengst nog lager was. Als we in de Tangency Portfolio geïnvesteerd zouden hebben, zouden we een dagopbrengst hebben gehad van r T θ tg 0.9264 10 3. Het verschil tussen

1.3. TOEPASSING VAN DE THEORIE 23 gerealiseerde en verwachte portfolio-opbrengst, µ tg, is nu kleiner dan bij de Minimale Variantie Portfolio. Dit komt doordat de opbrengst van het aandeel Heijmans, die op 24-05 een stuk hoger uitgevallen is dan verwacht, het verlies op het aandeel Unilever nu deels compenseert. Uit dit voorbeeld wordt het duidelijk dat wanneer we zouden kijken naar de opbrengst van onze investering over meerdere dagen, de werkelijke gemiddelde dagopbrengsten waarschijnlijk beter overeen zullen komen met de voorspelde opbrengsten. Dit omdat dan onverwacht slechte dagen, zoals in het voorbeeld voor Unilever, de uitkomsten minder sterk zullen beïnvloeden.

24 HOOFDSTUK 1. STANDAARDDEVIATIE ALS RISICO

Hoofdstuk 2 Het Telsermodel en een generalisatie We zijn tot dusverre uitgegaan van de meting van risico door standaarddeviatie. Een raar gevolg van deze definitie is dat op deze manier ook de afwijking naar boven van de portfolio-opbrengst als risico en dus als ongewenst verschijnsel geïnterpreteerd wordt. Dit terwijl afwijking naar boven betekent dat de opbrengst hoger uitvalt dan verwacht. Om deze reden hebben verschillende personen modellen ontwikkeld waarin alleen afwijking naar beneden als risico geïnterpreteerd wordt. Eén van deze personen is de econoom Lester G. Telser. Zijn model, dat ik gemakshalve het Telsermodel zal noemen, zullen we in dit hoofdstuk bestuderen. Omdat in dit Telsermodel de portfolio-optimalisatie onder een vrij specifieke voorwaarde plaatsvindt, bekijken we ook een generalisatie van dit model. Tenslotte passen we weer de theorie toe op een voorbeeld. 2.1 Het Telsermodel Telser wil de verwachte waarde van het eindkapitaal van een investeerder, C end, maximaliseren, onder de voorwaarde dat de kans dat de investeerder al zijn geld verliest, hooguit een bepaalde waarde α is. Dit is dus de kans dat het eindkapitaal niet positief is. De waarde α wordt de shortfall probability genoemd en om deze reden noemen we de genoemde voorwaarde de shortfall-voorwaarde. De portfolio die onder deze shortfall-voorwaarde het eindkapitaal maximaliseert is dus voor Telser de optimale portfolio. In formule wordt de voorwaarde P (C end 0) α. Dit kunnen we herschrijven als P (C 0 + R p 0) α, oftewel P (R p C 0 ) α. De doelfunctie is E(C end ). Ook deze uitdrukking kunnen we herschrijven: E(C end ) = E(C 0 + R p ) = E(C 0 ) + E(R p ) = C 0 + µ p. Aangezien C 0 constant is, komt maximaliseren van E(C end ) dus neer op maximaliseren van µ p, dus kunnen we ook µ p als doelfunctie nemen. De maximalisatie gebeurt weer onder de noodzakelijke voorwaarden µ T θ = µ p en 1 T θ = C 0, zodat de Telser-optimale portfolio de oplossing van het volgende optimalisatieprobleem is: P (R p C 0 ) α max µ p 1 T θ = C 0 (2.1) µ p = µ T θ 25