Het weetjesschrift. h e r s e n b r e k e r s. de Carrousel. Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads. Openbare Basisschool

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het weetjesschrift. h e r s e n b r e k e r s. de Carrousel. Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads. Openbare Basisschool"

Transcriptie

1 Openbare Basisschool de Carrousel Baronstraat AR Landgraaf Tel: Fax: Postbus KC Landgraaf Het weetjesschrift Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads h e r s e n b r e k e r s

2 - 1 - Inhoudsopgave Blz. 2 Voorwoord Blz. 3 Afronden Blz. 4 t/m 8 Breuken 4 Vereenvoudigen 5 Helen eruit halen 5 + en van gelijknamige breuken 6 + en van ongelijknamige breuken 7 X met breuken 8 : met breuken Blz Cijferhulpjes Blz. 11 Meneer van Dalen wacht op antwoord Blz. 12 De Euro ( ) Blz. 13 Groter dan of kleiner dan? Blz. 14 Kommagetallen Blz. 15 Fijn om te weten Blz Het metriek stelsel Blz Omtrek, oppervlakte, inhoud Blz. 20 Priemgetallen Blz. 21 Romeinse cijfers Blz. 22 Tijd, digitale tijd Blz. 23 Rekenweetjes Blz. 24 Afleiding en samenstelling Blz. 25 t/m 28 Ontleden Blz. 29/30 Het maken van een werktuk Blz. 31 t/m 34 Taalweetjes Blz. 35/36 Studerend Lezen Blz. 37/38 Woordbenoemen Blz. 39 t/m 41 Werkwoordspelling Blz. 42 t/m 45 Spelling niet-werkwoorden Blz. 46 Leren studeren, hoe maak ik huiswerk. Blz. 47 Procenten Blz. 48 Nog meer over procenten

3 - 2 - Voorwoord Je bent nu in het bezit van het zogenaamde weetjesschrift. In dit boekje vind je een aantal wetenswaardigheden met betrekking tot rekenen, taal, lezen en enkele andere vakken. Deze weetjes zul je uiteindelijk (in februari groep 8) moeten kennen en kunnen toepassen. Een aantal zul je waarschijnlijk al onder de knie hebben. Daarbij heb je dit boekje dan ook niet nodig. Bij andere onderdelen die nog niet of nauwelijks aan bod geweest zijn of waarbij je het niet meer zeker weet, kun je wel van dit weetjesschrift gebruik maken. Je kunt dit schriftje dus zien als een soort naslagwerk, dat je alleen dan gebruikt wanneer je iets niet of niet zeker meer weet. Voor in dit boekje vind je de inhoudsopgave, altijd gemakkelijk wanneer je iets moet opzoeken. Maak er dan ook gebruik van!!! Tot slot raden wij je met klem aan om dit boekje altijd bij de hand te hebben! Zorg dat je er gebruik van kunt maken tijdens de lessen op school, maar ook wanneer je thuis je huiswerk moet maken. Neem het schriftje dus iedere dag mee naar school en daarna weer mee naar huis. Kom je er - ondanks dit boekje - nog niet uit, vraag dan je meester om extra uitleg. Veel succes met je (huis)werk!!!

4 - 3 - Afronden We breien er een eind aan Sommige getallen eindigen niet precies op een rond getal. In zo n geval kan het nodig zijn om af te ronden. Bij dit afronden moet je met de volgende afspraken rekening houden: Afspraak 1: Afspraak 2: Afspraak 3: Afspraak 4: Afspraak 5: Wanneer je een getal op bijvoorbeeld 2 plaatsen achter de komma moet afronden, dan kijk je daarvoor naar het daaropvolgende cijfer (in dit geval dus het derde cijfer achter de komma). Is het cijfer een 5, 6, 7, 8 of 9 dan rond je af naar boven. Is het cijfer een 0, 1, 2, 3 of 4 dan rond je af naar beneden. Afronden naar boven betekent dat het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven er 1 meer wordt. Afronden naar beneden betekent dat het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven niet verandert en dus gelijk blijft! Bijvoorbeeld: Het getal 3,773 moet ik op 1 plaats achter de komma afronden. Ik kijk dus naar het tweede getal achter de komma (en dat is een 7)! Een 7 betekent: afronden naar boven! Afronden naar boven betekent dat het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven er 1 meer wordt. Het getal wordt dus: 3,8

5 - 4 - Breuken 1 4 A. Vereenvoudigen Soms is het mogelijk om de noemer van een breuk kleiner of eenvoudiger te maken. Dit vereenvoudigen doen we met behulp van het schema. Ik kan vereenvoudigen wanneer ik BOVEN en ONDER de breukstreep door hetzelfde getal kan delen!!! Vereenvoudigen is verplicht. Met andere woorden: je blijft altijd proberen of het kan! Bijvoorbeeld: :2 2 1 Zowel de TELLER als de 8 4 noemer zijn deelbaar door 2!!! :2

6 - 5 - B. HELEN uit de breuk halen Ook dit is verplicht. Wanneer de TELLER groter is dan de NOEMER, moet ik een hele uit de breuk halen! Een hele is een breuk waarbij de teller en de noemer gelijk zijn!!! 1= 1= 1= 1= Maar: = 1 = 1 = 1 Optellen en aftrekken bij breuken A. Gelijknamige breuken Een gelijknamige breukensom is een som waarbij je te maken hebt met gelijke noemers. Het optellen en aftrekken van dit soort sommen is niet zo moeilijk! Je hoeft namelijk alleen maar met de tellers te werken. Bijvoorbeeld: + = + = Afspraak 1: Afspraak 2: De noemer verandert dus niet! Let wel op het eruit halen van de helen!!! Bijvoorbeeld: + = = 1

7 - 6 - B. Ongelijknamige breuken Deze sommen vragen wat meer werk. Dat komt doordat de noemers van de breuken NIET gelijk zijn. Wij moeten ervoor gaan zorgen dat dat wel het geval wordt. We doen dat d.m.v. GELIJKNAMIG MAKEN. Onthoud dus: Wanneer de noemers ongelijk zijn, mag ik NIET optellen of aftrekken!!! De noemers zijn ONGELIJK. Ik mag Bijvoorbeeld: + =??? geen tellers bij elkaar doen. We gaan nu een noemer zoeken waarin de twee andere noemers passen. Dat kan ook één van de noemers zijn die je al hebt!!! Bij deze som lukt dat niet. Wanneer je de twee noemers met elkaar VERMENIGVULDIGT, krijg je altijd een noemer waarin de andere twee passen. In dit geval vind je de noemer: Tiende (5 x 2 = 10) Verander nu met het schema de twee breuken in breuken met de noemer tiende! Daarna optellen. x5 x = x5 x2

8 - 7 - Vermenigvuldigen met breuken A. Een breuk met een heel getal 7 x = Vermenigvuldig het hele getal met de teller. De noemer verandert dus NIET! Denk wel altijd aan het eruit halen van de helen. Tot slot als dat kan ook nog vereenvoudigen. = 3 Bij de voorbeeldsom kun je 3 vereenvoudigen tot 3 (teller en noemer delen door 4) B. Twee breuken met elkaar vermenigvuldigen Onthoud dat je breuken vermenigvuldigt door zowel de tellers als de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. Voer altijd de volgende stappen uit: Stap 1: Wegstrepen (als dat kan tenminste)! Let op! Een teller tegen een noemer. Zowel de teller als de noemer moeten door hetzelfde getal deelbaar zijn (eigenlijk vereenvoudig je dus). 1 Bijvoorbeeld: x = x = x 3 Stap 2: Het vermenigvuldigen: De tellers 1 x 2 = De noemers 8 x 3 = Stap 3: Uitkomst vereenvoudigen! Zowel teller als noemer delen door hetzelfde getal! = (:2)

9 - 8 - Delen met breuken A. Een breuk delen door een heel getal : 6 = Deel de teller door het hele getal. De noemer verandert dus NIET! Ook bij deze sommen indien nodig de helen eruit halen en vereenvoudigen!!! B. Een breuk delen door een andere breuk Onthoud dat je breuken deelt aan de hand van de volgende regel: DELEN IS VERMENIGVULDIGEN MET HET OMGEKEERDE Voer altijd de volgende stappen uit: Stap 1: Wissel hele getallen in je breuk in voor stukken. 3 = Stap 2: Keer de tweede breuk om!!! En : wordt x!!! 3 : = : = x Stap 3: Stap 4: Wegstrepen (als dat kan tenminste)! Let op! Altijd een teller tegen een noemer. Beide moeten deelbaar zijn door hetzelfde getal. 2 3 : = x = 1 Vermenigvuldigen! Let op! De tellers met elkaar en de noemers met elkaar! 3 : = : = x = x = Stap 5: Indien mogelijk de helen eruit halen = 4 Stap 6: Indien mogelijk vereenvoudigen 4 = 4 (:2)

10 - 9 - Cijferhulpjes Algemeen: - Netjes werken voorkomt slordigheidsfoutjes. - Lijnen trek je met potlood en liniaal - Concentratie is bij cijferen erg belangrijk. Een klein rekenfoutje zorgt ervoor dat de hele som fout is. A. Cijferend optellen Zorg ervoor dat alle getallen goed onder elkaar staan (losse onder de losse, tientallen onder de tientallen enz.). Vergeet de cijfers die je moet onthouden niet! Soms is het handig om eerst die cijfers bij elkaar te tellen die mooi passen, die samen een tiental vol maken (bijvoorbeeld 5+5, 7+3) B. Cijferend aftrekken Ik moet lenen wanneer het bovenste cijfer kleiner is dan het cijfer dat eraf moet: Pas op met 0 posities. Wanneer er bij meerdere naast elkaar staande nullen geleend moet worden, wordt de laatste nul een tien en de rest een negen! Als ik leen, krijg ik er altijd 10 bij! Wordt er bij mij geleend, dan raak ik er 1 kwijt!

11 C. Cijferend vermenigvuldigen Ken de tafels!!! Denk aan het onthouden!!! Denk bij het eindschema aan het doorstrepen en opschrijven van de nul(len) Cijferend X met decimale getallen is precies hetzelfde als een X som zonder kommagetallen. Wel aan het einde van de som de komma op de juiste plek zetten! Die plek vind je door het aantal plaatsen achter de komma te tellen. Doe dit bij beide getallen, tel samen en dan weet je hoeveel cijfers je achter de komma in je antwoord moet hebben!!! 3,07 20, , D. Cijferend delen Ken de tafels!!! Gebruik de schatmethode door mooie, ronde getallen te zoeken die in de buurt liggen (tafels!!!). Bijvoorbeeld: 2376:57= 2400:60= Voordelen: - Je hebt een stok achter de deur bij het antwoord - Je weet hoe groot je beginstap ongeveer moet zijn Ken je de volgende nog?? Eerst : dan X, dan en dan aanhalen Kun je aanhalen, dan weer van vooraf aan. Kun je niet meer aanhalen, dan is de som klaar. Als je na het werk een uitkomst krijgt die groter is dan de deler, dan weet je dat er iets fout moet zijn! Bij het werken met komma s in de getallen moet je er altijd voor zorgen dat de komma in de deler (VOOR de schuine streep) weggewerkt wordt. Op het moment dat je in zo n som de komma in het deelgetal (tussen de schuine strepen) tegenkomt, schrijf je de komma ook in het antwoord!!! 3,72/57,3\ 372/5730\

12 Ezelsbruggetje M(eneer) = machtsverheffen V(an) = vermenigvuldigen x D(alen) = delen : W(acht) = worteltrekken O(p) = optellen + A(ntwoord) = aftrekken - Wanneer je in een opgave meerdere verschillende handelingen moet doen, maak je gebruik van Meneer Van Dalen Wacht Op Antwoord. Let op!!! Wanneer er haakjes in de som staan, altijd eerst de som tussen de haakjes uitrekenen. Om nooit te vergeten!!! 1 dozijn = 12 stuks 1 gros = 12 dozijn 1 gros = 144 stuks

13 De Euro Welke munten kennen wij eigenlijk? Muntstuk Waarde Muntstuk Waarde 2,- 0,10 1,- 0,05 0,50 0,02 0,20 0,01 Verder kennen we de briefjes van 5,- 10,- 20,- 50,- 100,- 200,- 500 Let bij geldsommen op de volgende afspraken: Afspraak 1: Gebruik bij geldsommen altijd het - teken en de, (komma) Afspraak 2: Let op dat er nooit meer dan 2 cijfers achter de komma staan

14 Groter dan of kleiner dan > betekent: is groter dan < betekent: is kleiner dan = betekent: is gelijk aan > < = < K van kleiner dan

15 Kommagetallen 3.462,738 0,123 = Honderddrieëntwintig duizendsten 0,73 = Drieënzeventig honderdsten 0,5 = Vijf tienden Afspraak 1: Links van de komma staan de hele getallen Afspraak 2: Rechts van de komma staan getallen kleiner dan 1 Afspraak 3: Wanneer je + of doet met kommagetallen, zorg er dan altijd voor dat de komma s onder elkaar staan! Afspraak 4: Je kunt kommagetallen ook als een breuk schrijven! 0,5 = ½ 0,125 = 1/8 0,25 = ¼ 0,1 = 1/10 0,75 = ¾ 0,2 = 2/10 =1/5

16 Fijn om te weten jaar = 12 maanden 1 jaar = 4 kwartaal 1 kwartaal is 3 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 365 dagen Een schrikkeljaar is 366 dagen (één keer in de vier jaar heeft februari 29 dagen; het jaartal moet te delen zijn door 4!) De namen van de 12 maanden Januari 31 dagen Februari dagen 1 e kwartaal Maart 31 dagen April 30 dagen Mei 31 dagen 2 e kwartaal Juni 30 dagen Juli 31 dagen Augustus 31 dagen 3 e kwartaal September 30 dagen Oktober 31 dagen November 30 dagen 4 e kwartaal December 31 dagen Wanneer je niet meer zeker weet uit hoeveel dagen een bepaalde maand bestaat, maak dan gebruik van je vuisten: Óp een knokkel 31 dagen, ertussen 30 dagen. Let op: februari heeft 28 of 29 dagen

17 Het metriek stelsel km hm dam m + 0 of komma 1 plaats naar rechts dm - 0 of komma 1 plaats naar links cm mm Afspraak 1: Afspraak 2: Afspraak 3: Afspraak 4: Afspraak 5: Deze trap geldt voor: lengtematen, gewichten en liters Wat gebeurt er nu wanneer ik met oppervlaktematen bezig ben? Dan is iedere stap 2 nullen waard of moet de komma 2 plaatsen verschoven worden. En wat gebeurt er bij inhoudsmaten? Je raadt het al, dan is iedere stap 3 nullen waard of moet de komma 3 plaatsen verschoven worden. Altijd eerst nullen wegwerken, daarna pas met de komma schuiven. 1 dm3 = 1 liter Afspraak 6: 1 ha = 1 hm 2 1 a = 1 dam 2 1 ca = 1 m 2

18 En verder Omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte m = meter Lengte Breedte Breedte Lengte Oppervlakte = lengte X breedte m 2 = vierkante meter Lengte Breedte Inhoud = lengte X breedte X hoogte m 3 = kubieke meters Hoogte Lengte Breedte?

19 Omtrek, oppervlakte, inhoud Omtrek Wanneer ik de omtrek van een figuur wil berekenen, dan wil ik weten welke afstand ik af moet leggen wanneer ik helemaal om het figuur heen loop. Ik meet dan alle afstanden van ieder recht stuk en tel deze afstanden bij elkaar op. Afspraak 1: Het antwoord geef ik altijd in lengtematen. Bijvoorbeeld: meter (m), centimeter (cm), kilometer (km), enz. Afspraak 2: Soms heeft zo n figuur een mooie vorm met gelijke zijden. Bijvoorbeeld: een rechthoek ( ). Bij een rechthoek bereken je de omtrek door: 2 X de lengte + 2 X de breedte (of: lengte + breedte + lengte + breedte)!!! Afspraak 3: Een nóg mooier figuur is het vierkant ( ). Deze heeft 4 gelijke zijden. Wanneer je dus de lengte van een zijde weet, weet je genoeg. Bereken de omtrek van een vierkant door: 4 X de lengte Oppervlakte Wanneer ik de oppervlakte van een figuur wil berekenen, moet ik kijken naar wat zich binnen de lijnen van het figuur bevindt. Bij onregelmatige figuren is het vaak moeilijk om precies aan te geven hoeveel de oppervlakte is. Er wordt dan vaak gewerkt met schatten. Afspraak 1: Afspraak 2: Afspraak 3: Bij mooie figuren zoals bijvoorbeeld rechthoeken bereken je de oppervlakte door: lengte X breedte. Het antwoord geef ik altijd in vierkante (meter, decimeter, centimeter enz.). Dit vierkante geef ik aan door er een 2 bij te zetten (m 2, dm 2, cm 2, mm 2, enz.) Let op!!! 1 HECTARE = 1 vierkante hm (hm 2 ) 1 ARE = 1 vierkante dam (dam 2 ) 1 CENTIARE = 1 vierkante m (m 2 )

20 Inhoud Wanneer ik de inhoud moet berekenen, wil ik weten hoeveel ergens in kan of hoeveel ergens in zit. Bijvoorbeeld: Hoeveel water zit er in dat zwembad? Afspraak 1: Afspraak 2: Afspraak 3: Let op!!! Inhoud bereken ik door: lengte X breedte X hoogte. Het antwoord geef ik aan met kubieke (meter, decimeter, centimeter enz.). Dit kubieke geef ik aan door er een 3 bij te zetten (m 3, dm 3, cm 3, mm 3, enz.) 1 liter is hetzelfde als 1 kubieke dm 1 LITER = 1 kubieke decimeter (dm 3 )

21 Priemgetallen Dit zijn getallen die alleen deelbaar zijn door het getal 1 en zichzelf!!! 17 is een priemgetal, omdat je 17 alleen kunt delen door 1 en door 17. Het getal 1 zelf is geen priemgetal.

22 Romeinse cijfers De Romeinen gebruikten de volgende cijfers: I = 1 V = 5 X = 10 L = 50 C = 100 D = 500 M = 1000 Afspraak 1: Afspraak 2: Afspraak 3: Wanneer er meerdere cijfers in een Romeins getal voorkomen, moet je ze altijd lezen van groot naar klein. Begin dus altijd met het cijfer met de grootste waarde. Een cijfer met een kleinere waarde dat VÓÓR een cijfer met een grotere waarde staat, TREK JE ERAF! Bijvoorbeeld: CM = = 900 Staat het cijfer ERACHTER, dan TEL je de waarde ERBIJ OP! Bijvoorbeeld: MC = = 1100 Wanneer een cijfer meer dan één keer voorkomt, tel je het aantal keren en de waarde ervan. Bijvoorbeeld: MCCC = x 100 = 1300

23 Tijd 1 etmaal = 24 uur (dag en een nacht) 1 uur = 60 minuten, 4 kwartier of 3600 seconden 1 kwartier = 15 minuten 1 minuut = 60 seconden De KORTE WIJZER geeft altijd de UREN aan. De LANGE WIJZER geeft altijd de MINUTEN aan. Digitale tijd Zoals je weet, kan de tijd ook aangegeven worden met cijfers. Let hierbij op de volgende afspraken: Afspraak 1: De cijfers VOOR de dubbele punt (:) geven de UREN aan. Dit kunnen de cijfers 0 t/m 23 zijn. Afspraak 2: De cijfers NA de dubbele punt geven de MINUTEN aan. Dit kunnen de cijfers 0 t/m 59 zijn. Afspraak 3: Van 0:00 tot 12:00 is van middernacht tot 12 uur s middags. Afspraak 4: Van 12:00 tot 0:00 is van s middags tot middernacht. Afspraak 5: Bij het lezen van een digitale tijd is het nodig om aan te geven of het 3 uur s nachts of s middags is!!! 3 uur s nachts wordt aangegeven met: 3:00 3 uur s middags wordt aangegeven met: 15:00 Afspraak 6: Moet je een tijd lezen die groter is dan 12 uur, trek er dan voor het gemak 12 uren van af! Bijvoorbeeld: 16:30 (16 12 = 4) is 4 uur + 30 minuten s middags, ofwel half vijf.

24 Rekenweetjes Wat bedoelen ze ook alweer met de SOM? het VERSCHIL? het PRODUKT? het QUOTIËNT? De uitkomst van een + of ERBIJsom De uitkomst van een of ERAFsom De uitkomst van een X of KEERsom De uitkomst van een : of DEELsom

25 Afleiding en Samenstelling Een a f l e i d i n g is een woord dat van een ander woord gemaakt is. Er is dan iets voor ( voorvoegsel ) of achter (achtervoegsel ) gezet. Bv: V R I E N D VRIENDelijk VRIENDje bevriend Een s a m e n s t e l l i n g is een woord dat uit 2 of meer delen bestaat en waarvan ieder deel ook alleen een goed nederlands woord is. Bv: deurmat deur mat Vulpen vul pen Voetbal voet bal

26 Ontleden Zinnen bestaan uit delen, stukken. Die ZINSDELEN moet je kunnen opsporen en een naam kunnen geven. Hoe dat in z n werk gaat leer je op de volgende pagina s. a) de persoonsvorm!!! Kun je op drie manieren herkennen. 1) De VRAAGPROEF Als je een zin vragend maakt komt de PV aan het begin van de zin te staan. Deze manier werkt niet als de zin een VRAAGZIN is. ( Als de zin begint met een woordje zoals WIE>>WAT>>WANNEER enz. 2) De TIJDPROEF. Als je een zin van de T.T in de V.T. zet verandert een woord, dat woord is de PV. 3) De GETALSPROEF.Als je in plaats van met 1 persoon iets met meerdere personen doet is het woord dat dan ook in de zin verandert de PV. Voorbeeld bij 1: De hond sluipt door het bos. Sluipt de hond door het bos? Voorbeeld bij 2: De hond sluipt door het bos De hond sloop door het bos. Voorbeeld bij 3: De hond sluipt door het bos. De honden sluipen door het bos. En dan nog even dit: ***De P.V komt in iedere goede nederlandse zin voor. ***De P.V. is altijd een WERKWOORD of doe-woord. ***De P.V is altijd 1 woord. ***De P.V vormt samen met het onderwerp de ZINSKERN

27 b) HET O N D E R W E R P Kun je vinden door jezelf de volgende vraag te stellen Diegene (datgene) die (dat) Persoonsvorm. Het antwoord dat je op die vraag krijgt is het onderwerp!!!! Voorbeeld: De man met die rode neus heeft een geruite zakdoek. P.v= HEEFT ( vraag, tijd of getalproef) Vraag: Diegene die heeft? Antwoord: De man met die rode neus. Let op: ***schrijf ook de kleine woordjes op, die horen er ook bij. ***samen met de P.V vormt het onderwerp de ZINSKERN. c) HET werkwoordelijk GEZEGDE Soms staan er in een zin meerdere werkwoorden. Een van die doewoorden is de P.V, dat weten we al. Om die andere werkwoorden ook een plek te geven is er het werkw. Gezegde. Het gezegde bestaat altijd uit de P.V Als er nog meer werkwoorden in de zin staan, horen die ook bij het werkw. Gezegde. Zijn er geen andere werkw. in de zin, dan is de P.V. en het Werkw.Gezegde hetzelfde. VOORBEELD De man loopt naar huis De man heeft 6 uur gewerkt. P.V= loopt P.V=heeft W.Gezegde=loopt W.Gezegde=heeft gewerkt

28 d) BEPALING VAN H O E DANIGHEID Je vindt dit zinsdeel door: *jezelf de HOE vraag te stellen. *maak weer gebruik van de zinskern. Voorbeeld: De man liep strompelend naar de brievenbus. Vraag: Hoe liep de man? Antwoord: strompelend. Het hoe-deel is dus: strompelend e) DE BEPALING VAN WAAROM Je vindt dit zinsdeel door: *jezelf de WAAROM vraag te stellen. *ook nu weer de zinskern ( pv + onderwerp) inzetten. *het waarom-deel begint heel vaak met het woordje OMDAT. Voorbeeld: De man liep strompelend omdat hij zich pijn gedaan had. Vraag: Waarom liep de man strompelend? Antwoord: Omdat hij zich pijn gedaan had. HET MEEWERKEND VOORWERP Het meest onbekende, maar toch. Ook dit zinsdeel kun je vinden door: *gebruik te maken van de woordjes AAN en VOOR. kijk in een zin voor welk zinsdeel de woordjes AAN of VOOR weggelaten of ervoor geplaatst kunnen worden. Voorbeeld: Hij geeft Piet een koekje. Hij geeft AAN Piet een koekje. Piet= meewerkend voorwerp Voorbeeld: Moeder koopt V O O R haar dochter een spijkerbroek. Moeder koopt haar dochter een spijkerbroek. Haar dochter= meewerkend voorwerp.

29 En dan nog even dit. ALGEMEEN!!!!! *Wanneer je een zin moet gaan ontleden,..begin dan eerst de zin te knippen, in stukken te verdelen...zoek dan altijd eerst 1: de PERSOONSVORM, dan 2: het ONDERWERP, dan 3: het WERKWOORDELIJK GEZEGDE. ****In een goede nederlandse zin komen 1,2 en 3 altijd voor..kijk daarna welke zinsdelen nog geen naam hebben en zorg ervoor dat ze de naam die bij ze past, krijgen!!! Kies daarbij uit: 4: lijdend voorwerp 5: meewerkend voorwerp 6: bepaling van tijd 7: bepaling van plaats 8: bepaling van hoedanigheid 9: Bepaling van waarom..let op!! ***4 t/m 9 hoeven niet perse in iedere zin voor te komen. ***4 t/m 9 kan vaker dan 1 keer in dezelfde zin staan. Tot zover het ontleden op de basisschool. In het voortgezet onderwijs Krijg je nog meer ontleedweetjes over je uitgestrooid. Verheug je er maar vast op!!!! GOED KUNNEN ONTLEDEN IS ERG BELANGRIJK, OOK IN DE VREEMDE TALEN KRIJG JE ER VEEL MEE VAN DOEN!!!!!

30 Het maken van een werkstuk In 4 stappen Stap 1: kies een onderwerp dat: ** je interesse heeft **waar je graag meer over wilt weten Stap 2: Verzamel materialen. **Waar??..in de BIEB,..documentatiecentrum,..uit je eigen hoofd,..computer ( kennisnet, internet etc. )..musea,..bij een deskundige,..door informatiepakket aan te vragen dmv. een telefoontje of t schrijven van een brief **Welke?.. geschreven tekst,..plaatjes,.. foto s,..voorwerpen,..tekeningen,..krantenknipsels,..videofilms etc. Stap 3: Sorteer de materialen **Hoe??..In de eerste plaats alles lezen..maak daarna een plan..ordening aanbrengen in de veelvoud van materiaal. Doe dat als volgt: **zet de materialen per onderdeel (hoofdstuk) bij elkaar **over welke onderdelen van mijn onderwerp ga ik het hebben? **zoek plaatjes, illustraties bij de gekozen tekst.

31 Stap 4: Het uitschrijven van je werkstuk Nu je je keuze gemaakt hebt, kan het op papier zetten beginnen. Hierbij mag je gebruik maken van een tekstverwerker, maar een goed verzorgd handschrift is ook niet lelijk. Hou wel rekening met de volgende werkafspraken. **Zorg voor een goede opbouw van je werkstuk...begin met een VOORBLAD...dan een INHOUDSOPGAVE..vervolgens de INLEIDING..dan een aantal HOOFDSTUKKEN..en je eindigt met een SLOTWOORD **Let op S P E L L I N G **Zorg dat je werkstuk er aangekleed uitziet (plaatjes, tekeningen ) **Werk eerst in het KLAD, daarna in het NET uitwerken. **Wanneer je samen aan een werkstuk werkt, GOEDE AFSPRAKEN maken!!!! **Zorg dat je TIJDIG aan je werkstuk begint. **Zorg voor werk in de klas tijdens het werkstukuurtje!!! **En dan tot slot Schrijf nooit zomaar een stuk tekst uit een boek over, schrijf altijd in je eigen woorden op wat je gelezen hebt. Eerst een stuk lezen, dan daarna in je eigen woorden daar een samenvatting van maken!!

32 Taalweetjes. In het taalonderwijs kom je allerhande kreten tegen waarvan je de betekenis moet kennen. In dit deel van het weetjesschrift staan er een aantal bij elkaar gezet. S Y N O N I E M E N zijn: verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. H O M O N I E M E N zijn: woorden die verschillende betekenissen kunnen hebben Om dit te oefenen even een synoniemenpuzzeltje Gebruik de letters uit het woord T O N E E L S P E L om woorden te vormen die de onderstaande betekenis hebben. Op de stip achter de eerste letter, die al voorgedaan is, moet EEN letter uit het woord toneelspel worden ingevuld. Meer letters invullen dan er stippen zijn mag dus niet. T.. = VAT L.. = LES P = VACHT E =NUTTIGEN S. =KEI S.. =KIER L. =VOORJAAR P... =GELD P = KAT P = VEERBOOT L. =TAILLE L.. =VERWONDING

33 Taalweetjes op een rijtje gezet. 01 MEERKEUZEVRAGEN gaan meestal over F E I T E N. 02 Voor een goede ALFABETISCHE VOLGORDE moet je ook letten op de 2 e, 3 e of volgende letter. Dat doe je wanneer de 1 e letter(s) gelijk aan elkaar zijn. 03 AFKORTINGEN bij een woord in het WOORDENBOEK geven veel informatie over het woord. De betekenis van die AFKORTINGEN kun je voorin het woordenboek vinden of aan het begin van een nieuwe letter. 04 Een KOPJE geeft het belangrijkste uit een tekst aan. 05 Als het kan moet je proberen van 3 saaie, korte zinnen EEN lange, levendige zin te maken. 06 Als je een zin in stukken verdeelt, moet je ZO WEINIG MOGELIJK keren knippen. 07 Voor de persoonsvorm kan maar EEN ZINSDEEL staan. 08 SYMBOLEN zijn gemakkelijk herkenbare tekens met een vaste betekenis. Het zijn eenvoudige tekeningen die iedereen snel kan begrijpen zonder dat je woorden gebruikt. 09 LOKKERS zijn bedoeld om de aandacht te trekken. Lokkers zijn niet alleen tekeningen of foto s, Ook krantenkoppen en onderschriften kunnen als lokker bedoeld zijn. 10 Een INTERVIEW is een vraaggesprek. Goede vragen voor een interview zijn vragen waardoor je veel INFORMATIE krijgt. 11 Een FOUT: wat je zegt is niet waar,maar je weet dat niet. Een LEUGEN: wat je zegt is niet waar en je weet zelf heel goed dat het niet waar is. Een FEIT: wat je zegt is waar, je kunt het bewijzen. Een FEIT is vaak te controleren, een MENING daarentegen vaak niet. 12 Hoe verzamel je INFORMATIE??? **info kun je uit een boek halen door eerst goed naar de illustraties te kijken en dan te lezen wat erbij staat. **Wat je niet weet kun je aan iemand vragen die het goed weet, in plaats van het op te zoeken.

34 **Als er in een informatieve tekst niets nieuws of interessants te vinden is, kun je beter andere informatie gaan zoeken. **aantekeningen maken en plaatjes kopiëren of tekenen hoort ook bij het maken van een werkstuk. 13. LIJDEND VOORWERP, weet je het nog?? Vind je door. ( zie ontleden!!)..sommige werkwoorden hebben een lijdend voorwerp bij zich...bij het werkwoord ZIJN kan NOOIT een lijdend voorwerp staan!! 14. Het Nederlands neemt veel woorden over uit andere talen. Deze woorden noemen we L E E N W O O R D E N. Voorbeelden: goal, trottoir, t-shirt, cartoon. 15. Om een zin ONTKENNEND te maken kun je woorden gebruiken als: nee, niet, geen, niets, niemand,nergens, nooit. Het kan ook met de VOORVOEGSELS mis-, en on- en het ACHTERVOEGSEL loos. 16. ENKELVOUD en MEERVOUD We weten allemaal wel wat dat is. Maar wist je ook dat enkelvoud niet altijd: èèn is!!!!!! In een uitlegtekst kan de slang betekenen: alle slangen. 17 Je kunt op veel manieren COMMUNICEREN. Iets te schrijven is er een van!! Om een goed verhaal, een recensie of een beschrijving op papier te kunnen zetten volgen hieronder een aantal hulpjes!!!! **Denk bij het schrijven van b.v een verslag altijd aan de 5 W s en de H. (Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer, Hoe) **Schrijf in een VERHAAL het spannendste niet het eerst. **Als je eerst een klad-tekst schrijft, kun je nog verbeteringen aanbrengen. **In een verhaal is een goede Inleiding en een goed Slot erg belangrijk. **Een Verhaal kun je op meer dan 1 manier vertellen. De ene versie is dan niet beter of slechter dan de andere, alleen anders. **Een INTERVIEW of VRAAGGESPREK gaat het meestal om EEN HOOFDVRAAG. Die hoef je niet in de tekst te zetten, het Antwoord wel!! **In een TEKST moet je de informatie ordenen, b.v door in ALINEA S te zetten.

35 Zo n alinea moet tussen duim en wijsvinger passen...zo n Alinea begint altijd op een nieuwe regel...alinea s hebben iets met elkaar te maken. b.v: een vrouw heeft haar been gebroken ( alinea 1 ) In de volgende alinea lees je dan hoe dat gekomen is. ( oorzaak en gevolg ) **Bij het schrijven van een RECENSIE volg je 3 stappen. 1. allereerst noem je wat je beoordeelt 2. dan noteer je wat je op te merken hebt 3. schrijf je de slotsom op. Zo n kritische beoordeling van b.v een boek of een film is bedoeld om eventuele kijkers of lezers nieuwsgierig te maken en te vertellen of die film of boek de moeite waard is. **Bij het maken van een beschrijving noem je: grote en kleine dingen, eigenaardige en andere opvallende dingen. Samen maken deze dingen de beschrijving compleet!!! Bij een SKETCH voeren 2 vaak eigenaardige pleet. Types een eigenaardig gesprek met elkaar. Het is een dialoog ( tweegesprek ) met een POINTE.. ( clou, of een grappig hoogtepunt )

36 Studerend lezen In groep 8 kom je veelvuldig in contact met leesteksten. Om hier wegwijs in te worden heb je gereedschap nodig, anders zie je door de bomen het bos niet meer. Een aantal van die hulpjes kun je in dit gedeelte van het weetjesschrift terugvinden. a) In iedere tekst staan LEESSIGNALEN, die je helpen bij het lezen. Ze zeggen: Pas op! Hier staat een belangrijk woord, of hier begint een nieuw stukje van de tekst enz. Een aantal van die signalen zijn: *vetgedrukte woorden *Cursief gedrukte woorden *vraagzinnen *alinea s *titel van het leesstuk *witregels *tussenkopjes *eerste regel van de alinea Die leessignalen heb je nodig om de tekst goed te kunnen begrijpen. Ze vertellen je 3 belangrijke dingen: 1) Wat het belangrijkste woord van de tekst is ( kernwoord ) 2) Wat alinea s met elkaar te maken hebben ( alineaverband ) 3) Waar de tekst over gaat ( kernzin/hoofdgedachte b) Alinea s.. Een tekst is vaak verdeeld in aparte stukjes, de alinea s. Die verschillende stukken hebben iets met elkaar te maken, ze staan in verband met elkaar. De ene vertelt b.v iets over vroeger, de andere over nu. Soms herken je die alinea s heel gemakkelijk, omdat er een stukje overgeslagen is, de WITREGEL!!! Met een PIJLENSCHEMA kun je laten zien dat alinea s iets met elkaar te doen hebben. Zo n schema maak je zo: **omcirkel een woord. **trek pijlen naar plaatsen die bij dat woord passen!!!! Ook Alinea s kun je in de INLEIDING-KERN-SLOT verdelen

37 c) Een andere hulp bij dit moeilijke werk is het maken van een STUDIEKAART Dat doe je in drie stappen 1. Je zoekt het voornaamste woord. We noemen dit het KERNWOORD. Zo n woord moet iets betekenen, woordjes zoals de, het, in, door enz. kunnen geen kernwoord zijn. 2. Dan maak je een vraag met dat woord. Die kun je vaak vinden door naar het begin van elke alinea te kijken. 3. Tot slot geef je antwoord op die vraag. d) En dan nog even dit. ** In een KERNZIN kun je precies lezen waar de tekst of alinea over gaat. **In de KERNZIN staat meestal de HOOFDGEDACHTE van de tekst. **TUSSENKOPJES vertellen vaak waar de volgende alinea over gaat. **In GRAFIEKEN is getekend hoe groot of hoeveel iets is. **Kom je een tekst tegen met VEEL VOORBEELDEN....onthoud een voorbeeld uit de tekst..bedenk zelf een nieuw voorbeeld. Al het bovenstaande heb je in groep 7 van de basisschool Geleerd. In groep 8 wordt dat herhaald en komen er nog een paar hulpjes bij. **De INHOUDSOPGAVE, die belangrijke info geeft over waar een grote tekst over gaat. Door de inhoudsopgave goed te lezen kun je voorspellen waar een hoofdstuk over gaat. **Een tekst lijkt soms een vertelling. Die verteller vertelt niet in het wilde weg, maar er loopt meestal EEN RODE DRAAD door het verhaal. Die RODE DRAAD zorgt ervoor dat de lezer/verteller niet verdwaalt. Door voorbeelden die erg interessant zijn loop je de kans de Boodschap kwijt te raken. De rode draad helpt je dan weer op de goede weg terug. **Een EENZIJDIGE TEKST is een tekst waarin alleen maar positieve of alleen maar negatieve dingen worden verteld. Probeer dat zelf te voorkomen wanneer je zelf een verhaal schrijft.

38 Woordbenoemen Zoals je inmiddels weet kun je ieder woordje in de nederlandse taal in een groep zetten, een eigen naam geven. Hieronder vind je de belangrijkste groepen. A) LIDWOORDEN Om te beginnen een klein gemakkelijk groepje. Er zijn maar drie lidwoorden en wel de, het, een. B) PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN Dit zijn korte woordjes die in de plaats van personen staan. Er zijn er heel wat, o.a: ik, jij, hij, wij, zij, jullie enz. C) VOORZETSELS Vrijwel allemaal kleine woordjes zoals in, op, naar, uit, na, achter, Voor, met, tussen, onder, over enz. We noemen ze ook wel KASTWOORDEN en deze naam heeft te maken Met het ezelsbruggetje dat je kunt gebruiken. Als zo n woordje bij de kast past is de kans groot dat je met een voorzetsel te maken hebt. D) WERKWOORDEN We noemen deze groep woorden ook wel DOEWOORDEN. De meeste van deze woorden laten zien wat iemand DOET of wat er GEBEURT. b.v: Kleine broer duwde tegen de lamp. Nu zal ik je een sprookje vertellen. De prins moet terugkomen met een toverappel. **Werkwoorden kunnen in allerlei vorm voorkomen. We noemen er een paar...als PV in de Tegenwoordige en Verleden tijd..als PV van 2 woorden, t samengestelde werkwoord. ( b.v terugkomen)..als koppelwerkwoord, (ZIJN, WORDEN, BLIJVEN ) -- met een koppelwerkwoord en een zelfstandig naamwoord ( zie E ) kun je vragen of vertellen wat mensen, dieren of dingen zijn, worden blijven. -- Zinnen met een koppelwerkwoord kun je niet ontleden in een zin met met een werkwoordelijk gezegde, maar er zit dan altijd een naamwoordelijk gezegde in.

39 Koppelwerkwoorden koppelen het ONDERWERP van een zin aan een bijvoeglijk naamwoord ( zie f) of aan een zelfstandig naamwoord ( zie e) -- Met koppelwerkwoorden maak je dus een ander soort zin dan met gewone werkwoorden. Bv: De koning was ziek. Een magiër is een tovenaar...de ondersteepte en vetgedrukte onderdelen zijn het naamwoordelijk gezegde...was en is zijn de persoonsvormen. Je ziet dus dat ook de vormen die van de werkwoorden ZIJN, WORDEN en BLIJVEN gemaakt kunnen worden koppelwerkwoorden zijn. E) ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN Er zijn bij deze groep woorden 2 hulpjes. **het is de naam van een dier, ding of mens. **je kunt er vaak een lidwoord voor zetten. F) BIJVOEGLIJK NAAMWOORD Deze groep vind je vaak voor, maar altijd in de buurt van een zelfstandig naamwoord ( zie e). bv: het grote kind. Grote is in dit voorbeeld een bijvoeglijk naamwoord omdat het iets vertelt over een zelfstandig naamwoord!!!! G) VOEGWOORDEN Dit zijn woordjes die net als bij het voegen van een stenen muur ervoor zorgen dat twee zinnen aan elkaar geplakt worden. Denk hierbij aan woordjes zoals: maar, en, of, want enz. H) BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN Dit zijn woordjes die je vertellen dat iets van jou of van een ander is, in jouw of iemands anders bezit is. Bv: Dat is MIJN boek. Het is ONS idee. Het is HAAR fiets. Het was JOUW schuld. I) AANWIJZEND VOORNAAMWOORD Dit zijn woordjes waarmee iets aangewezen wordt. Bv: DIT is een mooi voorleesboek. Het is DAT verhaal dat het spannendst is enz.

40 Spelling je moet er heel wat voor kunnen!!!! A) De spelling van de WERKWOORDEN

41 Om je te helpen wat afspraken over hoe je het schema moet gebruiken. 1) Begin altijd met jezelf de vraag te stellen of het werkwoord PERSOONSVORM is of niet. ( vraag- tijd- of getalsproef) Is het antwoord NEE dan is het werkwoord dat je moet schrijven of: woordenboekvorm ( gebruik zo weinig mogelijk letters!!!) of: deelwoordvorm ( let op laatste letter als het om een t-klank gaat.. LANGER MAKEN!!!) 2) Is het antwoord JA dan moet je altijd eerst de IK-VORM van het te schrijven werkwoord opschrijven. (De laatste letter van die ik-vorm is erg belangrijk!!) 3) Nu ga je onderzoeken in welke tijd de zin geschreven is Kiezen uit: Tegenwoordige tijd.. NU-tijd (T.T) Verleden tijd.. TOEN-tijd (V.T) 4) Hou in de T.T rekening met de volgende regels. **Als IK in de zin staat, nooit een extra t **Als jij of je achter de PV staat, ook geen extra t, behalve wanneer je het woordje je NIET door jij kunt vervangen. Dan moet je wel een extra t schrijven. Bv: slaap/.. je broer? Slaap?.. jij broer? Dat is geen goede nederlandse zin. Dus.. slaap/t je broer? **In alle andere gevallen waarin het onderwerp ENKELVOUD is, komt er wel een extra t achter de ik-vorm. LET OP!!!! In de T.T komt er nooit een D achter de ikvorm. **In het geval dat het onderwerp MEERVOUD is, schrijf je de woordenboekvorm ( Hele Werkwoord )

42 Tot slot de VERLEDEN TIJD.. a) De regelmatige werkwoorden. b) De onregelmatige werkwoorden. A) Bij deze groep komt er na de ik-vorm te(n) of de(n). Dit hangt af van de laatste letter van de ik-vorm. Is dat de T K o F S CH i P dan komt er TE(N) achter...let op de s en de f, want die kunnen vals zijn. b.v Ik reis, laatste letter een s. Deze is vals, want in het MV verandert de s in een z! In zo n geval hoort deze letter niet bij die van t k O f s c h I p en komt er DE(N) achter. Staat er een andere letter als laatste van de ik-vorm komt er altijd DE(N) achter deze werkwoorden..het is je waarschijnlijk al opgevallen dat er een N tussen haakjes staat. Die n komt er alleen bij als er sprake van MEERVOUD is. De MEERVOUDS n dus B) En dan de ON-regelmatige nog Bij deze groep werkwoorden verandert de klinker van het werkwoord als de TIJD verandert. BV: ik scheld schold wij schelden wij scholden Ik fluit floot wij fluiten.wij floten. Om het overzicht compleet te maken DE GEBIEDENDE WIJS Wanneer iemand op een erg strenge manier tegen je praat, noemen we dat Wanneer dit gebeurt schrijf je Geen extra T achter de Ik-vorm gebieden. Bv: Maak/ dat je wegkomt. Loop/ naar huis!! Enz. Behalve deze werkwoorden zijn er veel andere woorden, de niet-werkwoorden die goed geschreven moeten worden. Over deze op de volgende bladzijdes.

43 SPELLING een aantal regels die je moet kennen om goed en zonder fouten te kunnen schrijven.. Regel 1 De eeuw-ieuw klank Regel 2 De aai-ooi-oei klank Regel 3 De NG NK klank Regel 4 De heerlijk klank Regel 5 De aardig klank Regel 6 De T/D klank Regel 7 De tekendief zie klaverblad. Regel 8 De dubbelzetter zie Klaverblad!!! Letten op: De U die je niet hoort!! Voorbeeld: leeuw- nieuw Letten op: De I die je als J hoort!! Voorbeeld: knoei, hooi, graai. Letten op: Ik schrijf alleen de NK Klank als ik de K kan horen!! In alle andere gevallen de NG schrijven. Voorbeeld: koning maar koninkje Letten op: De IJ die je hoort als U Je hoort een U, maar je schrijft IJ Voorbeeld: HeerlIJK, feestelijk Letten op: De IG die je als UG hoort, je hoort UG, maar je schrijft IG!! Voorbeeld: moedig, aardig. Letten op: schrijven van de laatste letter. Je hoort geen verschil tussen een T of D. Dat verandert wanneer je het woord langer maakt. Gebruik de verlengingsregel dus altijd!!! Voorbeeld: paard want paarden PooT want poten. Letten op: Als je aan het eind van een klankgroep een LANGE KLANK ( AA-OO-UU-EE) hoort, is de tekendief de baas. Je schrijft dan een enkel teken, geen verdubbelaar dus!! Voorbeeld: la ken Te ken Letten op: Als je aan het eind van een klankgroep hoort, is de dubbelzetter de baas. Na zo n korte klank schrijf je altijd een dubbele, twee keer dus.. Voorbeeld: pa-kken sto-ffen

44 Regel 9 De F-V// S-Z Regel 10 Regel 11 Regel 12 Regel 13 Regel 14 Regel 15 Regel 16 VakanTIE HorloGe CHef Klinker aan het eind.. De s aan het eind.. SnelhEID, leeftijd Liggen, leggen, zeggen. Letten op: Aan het eind van een nederlands woord kan NOOIT een V of een Z staan Voorbeeld: gra-zen maar gras Letten op: Je hoort SIE, maar je schrijft TIE!!! Voorbeeld: notatie, functie Letten op: Je hoort ZJE, maar je schrijft GE!!!! Voorbeeld: garage, bagage Letten op : Je hoort SJE maar je schrijft CH!! Voorbeeld: Chips, Chocola Letten op: Hoor je aan het eind van een woord een klinker, dan schrijf je die klank alleen bij de EE zoals je het hoort, dubbel dus!! Bij de andere klinkers een enkele. Voorbeeld: zee, pygmee, dictee Maar: ParaplU, AmerikA, rondo, taxi Letten op: Als je aan het eind van een woord na een klinker nog een S hoort, schrijf je die bij een EEklank eraan vast, na een andere klinker met s!!! Voorbeeld: paraplu s, pinda s, Taxi s, radio s MAAR: dictees!!! Letten op: Je hoort GEEN verschil twee Ei/IJ klanken die we kennen. Wanneer echter de klank in het meervoud verandert, weet je dat je de kippe-ei moet schrijven. Voorbeeld: SnelhEID- snelheden LeeftIJD- LeeftIJden Letten op: woordjes met icht, echt, ucht, ocht en acht schrijf je altijd met de CH van zacht. Behalve alle vormen van liggen, leggen en zeggen!!

45 Regel 17 Regel 18 Regel 19 De tussen s De tussen -en Hoofdletters Letten op: Wanneer je in een samenstelling een S hoort, schrijf je die s ook! Let vooral op woordjes waarbij het 1e stukje op een s eindigt, of het 2e stukje met een s begint!! Je schrijft er dan namelijk TWEE. Voorbeeld: bakkersroom MeisjeSStem Wanneer het 1e woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat: *in het Enkelvoud op e eindigt en alleen een Mv heeft op EN *in het Enkelvoud NIET op e eindigt en een Mv heeft op EN.. Voorbeeld: *getuigenverklaring ( Mv van getuige kan alleen getuigen zijn ) *hoogtevrees *aspergesoep, (Mv van asperge=asperges) *hondenhok, * bessensap (Mv= honden, bessen ) *Rijsterbrij, *rodekool (rijst heeft geen meervoud ) (rood is geen zelfst. Naamw ) Dan zijn er ook nog eens ongeveer 100 woordjes die tegen de regel zondigen. Je vindt ze in de lijsterbij. Letten op: Behalve aan t begin van een zin gebruiken we ook een hoofdletter bij eigennamen. b.v de naam van een land, namen van mensen, automerken enz. Bij een afleiding van een eigennaamgebruiken we GEEN hoofdletter. Voorbeeld: Jan, Volvo, Noor- Wegen, maar: noorse, noors

46 Regel 20 Regel 21 voorkeurspelling De EN na EE of IE Letten op: In de spelling van 1954 bestond een voorkeurspelling en een toegelaten spelling. Nu is er nog maar EEN erkende manier om woorden te schrijven. Er is gekozen voor de VOOR- KEURSPELLING. Voorbeeld: consequent, apotheek exemplaar. En niet: konsekwent, apoteek eksemplaar. Letten op: De KLEMTOON!!! Ligt de nadruk op de EE of IE klank, dan komt er EN achter. Ligt de klemtoon opeen ander deel van het woord, dan komt er na de IE alleen een N!!! Let ook op de TREMA!!! Komt altijd op de laatste e!! Voorbeeld: KnIE= knieën Zee = zeeën Maar: kolonie = koloniën Ps: Het trema tussen delen van een samenstelling bestaat niet meer. Woorden zoals zeeëgel, zoëven en naäpen worden nu zo geschreven: Zee-egel, zo-even, na-apen!! Tot zover een opsomming van die spellingregels waar jullie het meest mee te maken zullen krijgen. Er zijn er nog meer en op de hierboven gestelde regels bestaan ook nog eens uitzonderingen. Daar val ik jullie verder niet mee lastig, want het is al moeilijk genoeg!!!

47 Leren studeren Als je dit Weetjesschrift onder ogen krijgt, zit je in een van de hoogste groepen van basisschool de Carrousel. In welke klas je ook zit, je krijgt te maken met HUISWERK.. Aan de ene kant is dat spannend, maar het kan ook best moeilijk zijn. Want, hoe moet dat nu eigenlijk, leren??? Natuurlijk moet je goed opletten in de les en je werk doen in de klas, maar wat dan? In deze laatste bijdrage van dit schriftje vind je informatie op een rijtje gezet over hoe je het huiswerk aan kunt pakken: *over je agenda *over WAAR en WANNEER je je huiswerk doet, *over hoe je geheugen werkt, hoe je woordjes en langere teksten leert. Kortom, een verzameling waardevolle en handige tips!! Doe er wat mee. 1. Schrijf je huiswerk altijd in je agenda. 2. Zorg dat je altijd precies weet wat je moet doen. ( Ook als je ziek geweest bent.bel een klasgenoot!!) 3. Zorg dat je in de goede stemming bent voor je huiswerk. 4. Vraag op tijd hulp als je moeite hebt met het werk. 5. Doe het minst leuke vak het eerst. 6. Wissel de vakken af. 7. Begin met een leervak. 8. Ga ergens zitten waar je je kunt concentreren. 9. Leg alleen spullen op je bureau die je ook echt nodig hebt. 10.Werk zoveel mogelijk op een vaste tijd en vaste werkplek. 11.Maak een tijdschema als je veel bezigheden buiten school hebt. 12.Neem na elk vak 10 minuten pauze.

48 Procenten.. Onthoud: **100% is alles ***1% is 1/100 deel ****Als je een procentensom moet berekenen is er een manier die altijd werkt!!..neem altijd eerst 1/100 deel...dat doe je door door 100 te delen...delen door 100 betekent dat er 2 nullen van het getal afgaan, of: als er geen nullen zijn, de komma twee plaatsen naar links kan verhuizen!!..vermenigvuldig de uitkomst met het percentage dat je nodig hebt. VOORBEELD.. 26 % van = 1% = x 371 = of: 26% van 631 = 1% = 6,31 26 x 6,31 = 164,06 **** In sommige gevallen kun je de berekening in 1 keer in orde maken, we spreken dan van een mooi percentage. Een voorbeeld hiervan is 50%. Je weet vast wel dat 50% de helft van 100% is. Je kunt dus in dat geval ook de helft het getal nemen. Andere mooie percentages zijn: Percentage breuk kommagetal 50% ½ 0,5 25% ¼ 0,25 10% 1/10 0,1 5% 1/20 0,05 75% ¾ 0,75 20% 1/5 0,2 enz. Voorbeeld: 25% van 2000 = ¼ deel van : 4 = 500

49 Percentages die je ook tegen kunt komen zijn: 12 ½ % = ⅛ deel!!! 37 ½% = ⅜ deel!!! 62 ½% = ⅝ deel!!! 87 ½% =⅞ deel!!! Wanneer je een van deze percentages tegenkomt voer je de volgende stappen uit: 1) Kijk wat 100% is. 2) Deel dit getal door 8 3) Je weet nu wat ⅛ deel is. 4) Vermenigvuldig dit dan met de teller die bij de breuk hoort. Biivoorbeeld: 37 ½ % van 800,- = 1) 800- = 100% 2) 800- : 8 = 3) ⅛ deel van 800- = 100 4) 100 x 3 = 300 ( want 37 ½ % = ⅜ deel!! ) Maak bij mooie percentages dus niet de fout dat je door het percentage deelt, maar door de noemer van de breuk die erbij hoort!!!! B.v: 20 % van 1600= DEEL 1600 NIET DOOR 20, MAAR DOOR 5, want 20% is 1/5 deel en niet 1/20 deel!!!!! Nog meer van die percentages zijn: 33 1/3 % = 1/3 deel 11 1/9 % = 1/9 deel 66 2/3 % = 2/3 deel En ook: 16 2/3 % = 1/6 deel 45 % = 9/20 deel 14 2/7 % = 1/7 deel 70 % = 7/10 deel etc.

Het weetjesschrift. Weetjesschrift Galamaschool

Het weetjesschrift. Weetjesschrift Galamaschool Het weetjesschrift Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je nog! Uiteindelijk

Nadere informatie

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN OPTELLEN/AFTREKKEN Zet de getallen onder elkaar in je schrift eerst zelf proberen uit te rekenen bij aftrekken: denk om lenen bij optellen: denk om doorschuiven geen vergissingen? bij lang nadenken: rekenmachine

Nadere informatie

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. Mochten er aanvullingen zijn, kunt u altijd een e-mail sturen naar info@obs-delandweert.nl. ONTLEDEN Taalkundig ontleden. benoem de

Nadere informatie

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8 Tipboekje Herman Jozefschool Groep 8 Inhoudsopgave Tips: Woordsoorten Werkwoorden, Lidwoorden,Zelfstandige naamwoorden en eigen namen Bijvoeglijke naamwoorden,voorzetsels,vragende voornaamwoorden Bezittelijke

Nadere informatie

Het weetjesschrift. Naam:

Het weetjesschrift. Naam: Het weetjesschrift Naam: Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je

Nadere informatie

1.Tijdsduur. maanden:

1.Tijdsduur. maanden: 1.Tijdsduur 1 etmaal = 24 uur 1 uur = 60 minuten 1 minuut = 60 seconden 1 uur = 3600 seconden 1 jaar = 12 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 365 (of 366 in schrikkeljaar) dagen 1 jaar = 4 kwartalen 1 kwartaal

Nadere informatie

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12 Tytsjerksteradiel Rekenportfolio Naam: cm 2 1 5 7 + = 5 10 10 m 3 1 _ 12 X 5 1 + = 5 1 + Inhoudsopgave Voorwoord 3 Domein getallen 4 - Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen 5 - Breuken 6 - Rekenvolgorde

Nadere informatie

Onthoudboekje rekenen

Onthoudboekje rekenen Onthoudboekje rekenen Inhoud 1. Hoofdrekenen: natuurlijke getallen tot 100 000 Optellen (p. 4) Aftrekken (p. 4) Vermenigvuldigen (p. 5) Delen (p. 5) Deling met rest (p. 6) 2. Hoofdrekenen: kommagetallen

Nadere informatie

De teller geeft hoeveel stukken er zijn en de noemer zegt wat de 5. naam is van die stukken: 6 taart geeft dus aan dat de taart in 6

De teller geeft hoeveel stukken er zijn en de noemer zegt wat de 5. naam is van die stukken: 6 taart geeft dus aan dat de taart in 6 Breuken Breuk betekent dat er iets gebroken is. Het is niet meer heel. Als je een meloen doormidden snijdt, is die niet meer heel, maar verdeeld in twee stukken. Eén zo n stuk is dan een halve meloen,

Nadere informatie

Rekentermen en tekens

Rekentermen en tekens Rekentermen en tekens Erbij de som is hetzelfde, is evenveel, is gelijk aan Eraf het verschil, korting is niet hetzelfde, is niet evenveel Keer het product kleiner dan, minder dan; wijst naar het kleinste

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Reken zeker: leerlijn kommagetallen Reken zeker: leerlijn kommagetallen De gebruikelijke didactische aanpak bij Reken Zeker is dat we eerst uitleg geven, vervolgens de leerlingen flink laten oefenen (automatiseren) en daarna het geleerde

Nadere informatie

Overstapprogramma 6-7

Overstapprogramma 6-7 Overstapprogramma - Cijferend optellen 9 Verdeel het getal. Het getal 8 kun je verdelen in: duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden D H T E 8 D H T E 8 = 8 9 9 9 = = = = Zet de getallen goed onder

Nadere informatie

Kommagetallen. Twee stukjes is

Kommagetallen. Twee stukjes is Kommagetallen Een kommagetal is een getal dat niet heel is. Het is een breuk. Voor de komma staan de helen, achter de komma staat de breuk. De cijfers achter de komma staan voor de tienden, honderdsten,

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Reken zeker: leerlijn kommagetallen Reken zeker: leerlijn kommagetallen De gebruikelijke didactische aanpak bij Reken Zeker is dat we eerst uitleg geven, vervolgens de leerlingen flink laten oefenen (automatiseren) en daarna het geleerde

Nadere informatie

2.2 Ongelijknamige breuken en vereenvoudigde breuken 22. 2.3.1 Gemengde getallen optellen en aftrekken 26. 2.5 Van breuken naar decimale getallen 28

2.2 Ongelijknamige breuken en vereenvoudigde breuken 22. 2.3.1 Gemengde getallen optellen en aftrekken 26. 2.5 Van breuken naar decimale getallen 28 Breuken Samenvatting Als je hele getallen deelt, kunnen er breuken ontstaan. Een breuk is een deel van iets. Je hebt iets in gelijke delen verdeeld. Wanneer je een kwart van een pizza hebt, dan heb je

Nadere informatie

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders,

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders, Lesbrief groep 5/6 Beste ouders, Het is al weer een tijdje geleden dat we een lesbrief aan jullie hebben gestuurd. Maar met de start op onze prachtige nieuwe school, ook gelijk maar een doorstart met de

Nadere informatie

1.3 Rekenen met pijlen

1.3 Rekenen met pijlen 14 Getallen 1.3 Rekenen met pijlen 1.3.1 Het optellen van pijlen Jeweetnuwatdegetallenlijnisendat0nochpositiefnochnegatiefis. Wezullen nu een soort rekenen met pijlen gaan invoeren. We spreken af dat bij

Nadere informatie

handelingswijzer rekenen

handelingswijzer rekenen handelingswijzer rekenen Naslagwerk Voor leerlingen en ouders HANDELINGSWIJZER REKENEN INHOUD HANDELINGSWIJZER REKENEN... 1 1 INHOUD... 1 HOOFDBEWERKINGEN... 2 OPTELLEN... 3 AFTREKKEN... 3 VERMENIGVULDIGEN...

Nadere informatie

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2 Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Joep van Vugt Anneke Wösten Handig optellen; tribunesom* Bij optellen van bijna ronde getallen zoals 39, 198, 2993,..

Nadere informatie

Leerstofaanbod groep 4

Leerstofaanbod groep 4 Leerstofaanbod groep 4 Rekenen Rekenen Methode: RekenZeker De lessen zijn onderverdeeld in een aantal domeinen: getallen, bewerkingen (optellen, aftrekken en tafels en meten van tijd en geld. Optellen

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen

Nadere informatie

6 Breuken VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken

6 Breuken VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken Bestelnr. Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken K-Publisher B.V. Prins Hendrikstraat NL- CS Bodegraven Telefoon +(0)- 0 Telefax +(0)- info@k-publisher.nl www.k-publisher.nl Breuken Breuk

Nadere informatie

Leerstofoverzicht groep 6

Leerstofoverzicht groep 6 Leerstofoverzicht groep 6 Getallen en relaties Basisbewerkingen Leerlijn Groep 6 Uitspraak, schrijfwijze, kenmerken getallen boven 10 000 in cijfers schrijven haakjesnotatie deler en deeltal breuknotatie

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn breuken

Reken zeker: leerlijn breuken Reken zeker: leerlijn breuken B = breuk H = hele HB = hele plus breuk (1 1/4) Blauwe tekst is theorie uit het leerlingenboek. De breuknotatie in Reken zeker is - anders dan in deze handout - met horizontale

Nadere informatie

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS Schooljaar 008/009 Inhoud Uitleg bij het boekje Weektaak voor e week: optellen en aftrekken Weektaak voor e week: vermenigvuldigen Weektaak voor e week: delen en de staartdeling

Nadere informatie

Deel 1. het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken

Deel 1. het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken Deel 1 78 & het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken 2 DIT IS HET DiKiBO-BOEK VAN TIP PAS OP 2 HOE? hoi, ik ben DiKiBO samen met mijn vrienden help ik jou bij

Nadere informatie

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord zelfstandig naamwoord Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. de man de kat de fiets lidwoord Het lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord. de het een samenstelling Een

Nadere informatie

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen 1 2 REKENEN Boek 7a: Blok 1 - week 1 in geldcontext 2 x 2,95 = / 4 x 2,95 = Optellen en aftrekken tot 10.000 - ciferend; met 2 of 3 getallen 4232 + 3635 + 745 = 1600

Nadere informatie

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren Uren, Dagen, Maanden, Jaren,. Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren 1 minuut 60 seconden 1 uur 60 minuten 1 half uur 30 minuten 1 kwartier 15 minuten 1 dag (etmaal) 24 uren 1 week

Nadere informatie

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen 1.1 Eigen kennis 1.1.1 Kinderen kunnen hun eigen kennis activeren, m.a.w. ze kunnen aangeven wat ze over een bepaald onderwerp al weten en welke ervaringen ze er

Nadere informatie

Leerlijnen groep 8 Wereld in Getallen

Leerlijnen groep 8 Wereld in Getallen Leerlijnen groep 8 Wereld in Getallen 1 2 3 4 REKENEN Boek 8a: Blok 1 - week 1 Oriëntatie - uitspreken en schrijven van getallen rond 1 miljoen - introductie miljard - helen uit een breuk halen 5/4 = -

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5 Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5 1 2 3 4 5 1x1= 1 1x2= 2 1x3= 3 1x4= 4 1x5= 5 2x1= 2 2x2= 4 2x3= 6 2x4= 8 2x5=10 3x1= 3 3x2= 6 3x3= 9 3x4=12 3x5=15 4x1= 4 4x2= 8 4x3=12 4x4=16 4x5=20 5x1= 5 5x2=10 5x3=15

Nadere informatie

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk

Nadere informatie

Leerdoelen groep 7. Pluspunt rekenen

Leerdoelen groep 7. Pluspunt rekenen Leerdoelen groep 7 Pluspunt rekenen NB. De leerdoelen van deze rekenmethode bieden wij de kinderen aan middels Denken in Doelen. Dat betekent dat we niet exact de blokken van de methode volgen, maar dat

Nadere informatie

Breuken. Tel.: Website:

Breuken. Tel.: Website: Breuken Leer- en oefenboek Versie - april 08 Auteur en uitgever: Klaas van der Veen Tel.: 00-700 E-mail: info@ info@meesterklaas.nl Website: www. www.meesterklaas.nl Inhoud Wat is een breuk Wat is groter:

Nadere informatie

Voor in dit schriftje staat een inhoudsopgave, zo kan je makkelijk allerlei weetjes opzoeken.

Voor in dit schriftje staat een inhoudsopgave, zo kan je makkelijk allerlei weetjes opzoeken. Naam: Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je nog! Uiteindelijk zul

Nadere informatie

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar

Nadere informatie

Procenten 75% 33% 10% 50% 40% 25% 50% 100%

Procenten 75% 33% 10% 50% 40% 25% 50% 100% Procenten 50% 75% 25% 100% 10% 40% 50% 33% Uitleg procenten & Hoofdstuk 1A: hele procenten Uitleg : Procent betekent: 1/100 deel Bij procentrekenen werken we met HOEVEELHEDEN Bij een hoeveelheid van iets

Nadere informatie

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13 REKENEN MET BREUKEN. De breuk. Opgaven. Optellen van breuken 6. Opgaven 8. Aftrekken van breuken 9.6 Opgaven 9.7 Vermenigvuldigen van breuken.8 Opgaven.9 Delen van breuken.0 Opgaven. Een deel van een deel.

Nadere informatie

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN Verhoudingstabel Wat zijn verhoudingen Rekenen met de verhoudingstabel Kruisprodukten Wat zijn verhoudingen * * * 2 Aantal rollen 1 2 12 Aantal beschuiten 18

Nadere informatie

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links:

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links: Cijferend optellen t/m 1000 Voor u ligt de verkorte leerlijn cijferend optellen groep 5 van Reken zeker. Deze verkorte leerlijn is bedoeld voor de leerlingen die nieuw instromen in groep 6 en voor de leerlingen

Nadere informatie

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep de o ra en a oor a 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar de

Nadere informatie

Uitwerking toets rekenvaardigheid. Opgave 1 a. 7125,98 + 698,99 = Tip: Bij kommagetallen is het eenvoudiger om aan geld te denken.

Uitwerking toets rekenvaardigheid. Opgave 1 a. 7125,98 + 698,99 = Tip: Bij kommagetallen is het eenvoudiger om aan geld te denken. Uitwerking toets rekenvaardigheid Opgave a. 725,98 + 698,99 = Tip: Bij kommagetallen is het eenvoudiger om aan geld te denken. 725,98 + 698,99 = 725,98 + 700,0= 7824,97 Denk eraan ik doe er teveel bij

Nadere informatie

wat is de som zie ik een instinker bij de antwoorden? het goede antwoord aan

wat is de som zie ik een instinker bij de antwoorden? het goede antwoord aan e it re st r st 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar de antwoorden, antwoorden die niet kunnen streep ik in mijn hoofd weg! 5.

Nadere informatie

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 2009 c Swier Garst - RGO Middelharnis 2 Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

Lesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4. Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen

Lesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4. Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen Week Blok Bijwerkboek 0 Les Rekenboek Lessen 0 0, 0 0, 0, keer 0, 0,, flesjes 0,, 0, 0 0 plankjes stukjes 0 0 Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen

Nadere informatie

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep 3 COLOFON DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 7 groep 5 & 6 (een uittreksel van DiKiBO

Nadere informatie

SAMENVATTING BASIS & KADER

SAMENVATTING BASIS & KADER SAMENVATTING BASIS & KADER Afronden Hoe je moet afronden hangt af van de situatie. Geldbedragen rond je meestal af op twee decimalen, 15,375 wordt 15,38. Grote getallen rondje meestal af op duizendtallen,

Nadere informatie

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Zwijsen jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Waar staat deze paddenstoel ongeveer? Teken op de kaart. Welke afstand of welke route fietsen de kinderen? naam route afstand Janna

Nadere informatie

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk

Nadere informatie

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen ( 15 x 3 = 45

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (  15 x 3 = 45 15 x 3 = 45 2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 is een product. 15 en 3 zijn de factoren van het product. 15 : 3 = 5 15 : 3 is een

Nadere informatie

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter. 70 blok 5 les 23 C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 60 981 540 C 2 Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Nadere informatie

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013 Breuken met letters WISNET-HBO update juli 2013 De bedoeling van deze les is het repeteren met pen en papier van het werken met breuken. Steeds wordt bij gebruik van letters verondersteld dat de noemers

Nadere informatie

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen Groep 7(eerste helft) Getalbegrip - Telrij tot en met 1 000 000 - Uitspraak en schrijfwijze van de getallen (800 000 en 0,8 miljoen) - De opbouw en positiewaarde

Nadere informatie

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100 Breuken 8 teller breukstreep 9 noemer Breukvorm - kommagetal 0,6 6 / 10 0,36 36 / 100 0,05 5 /100 2,02 2 gehelen en 2 / 100 Breuken en gehelen 1) Hoeveel keer gaat de noemer in de teller? 2) Hoeveel is

Nadere informatie

kilometer hectometer decameter meter decimeter centimeter milimeter km hm dam m dm cm mm

kilometer hectometer decameter meter decimeter centimeter milimeter km hm dam m dm cm mm Op een plattegrond van een stad, maar ook op de landkaart van Nederland worden allerlei wegen kleiner afgebeeld. Omdat je niet de werkelijke maten op papier kunt zetten, maak je gebruik van een schaal.

Nadere informatie

De laatste loodjes...

De laatste loodjes... De laatste loodjes... Hieronder vindt je een uittreksel van alles dat we met rekenen hebben geoefend. En nog een paar herhaalsommetjes. Om als laatste nog even door te lezen om te zien of je alles nog

Nadere informatie

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Zwijsen jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Waar staat deze paddenstoel ongeveer? Teken op de kaart. Welke afstand of welke route fietsen de kinderen? naam route afstand Janna

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Spelling

Visuele Leerlijn Spelling Visuele Leerlijn Spelling www.gynzy.com Versie: 15-08-2018 Begrippen Klanken & Letters Klank (begrip) Klinker of medeklinker (begrip) Korte of lange klank (begrip) Tweetekenklank (begrip) Lange-, korte-,

Nadere informatie

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2.

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2. Rekenrijk doelen groep 1 en 2 De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2. Aantallen kunnen tellen De kinderen kunnen kleine aantallen tellen. De kinderen kunnen eenvoudige

Nadere informatie

1. Optellen en aftrekken

1. Optellen en aftrekken 1. Optellen en aftrekken Om breuken op te tellen of af te trekken maak je de breuken gelijknamig. Gelijknamig maken wil zeggen dat je zorgt voor 'gelijke noemers': Om de breuken met 'derden' en 'vijfden'

Nadere informatie

1. poes Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort.

1. poes Luisterweg Ik luister goed naar het woord, Dan schrijf ik het zoals het hoort. 1. poes 2. draak 3. muts 4. wolk Duo betekent twee De /u/ doet dus niet mee 5. krant 6. schaap Hoor je na een s een /g/? Dan schrijf je ch en nooit een g! 7. feest / vier Ik verdeel het woord in klankgroepen.

Nadere informatie

5.327 703 x 15.981 3.728.900 + 3.744.881. 2.160 3.007 x 15.120 6.480.000 + 6.495.120. 2.160 3.007 x 15.120 00.000 0 00.000 6.480.000 + 6.495.

5.327 703 x 15.981 3.728.900 + 3.744.881. 2.160 3.007 x 15.120 6.480.000 + 6.495.120. 2.160 3.007 x 15.120 00.000 0 00.000 6.480.000 + 6.495. Bij vermenigvuldigen van twee grote getallen onder elkaar staan de rijen onder de streep elk voor een tussenstap. De eerste rij staat voor het vermenigvuldigen met het cijfer dat de eenheden van het onderste

Nadere informatie

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud Het Metriek Stelsel Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud lengte in meter afkorting naam hoeveel meter 1 km kilometer 1 000 1 hm hectometer 100 1 dam decameter 10 1 m meter 1 1 dm decimeter 0,1 1 cm

Nadere informatie

1.1 Rekenen met letters [1]

1.1 Rekenen met letters [1] 1.1 Rekenen met letters [1] Voorbeeld 1: Een kaars heeft een lengte van 30 centimeter. Per uur brand er 6 centimeter van de kaars op. Hieruit volgt de volgende woordformule: Lengte in cm = -6 aantal branduren

Nadere informatie

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag Basisvaardigheden algebra Willem van Ravenstein 2012 Den Haag 1. Variabelen Rekenenis het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken

Nadere informatie

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef). 2. Persoonsvorm pv Wat is de persoonsvorm? Daar draait in een zin eigenlijk alles om. De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Hoe kun je de persoonsvorm vinden? - De zin in een andere tijd zetten (tijdproef).

Nadere informatie

Memoriseren: Een getal is deelbaar door 10 als het laatste cijfer een 0 is. Of: Een getal is deelbaar door 10 als het eindigt op 0.

Memoriseren: Een getal is deelbaar door 10 als het laatste cijfer een 0 is. Of: Een getal is deelbaar door 10 als het eindigt op 0. REKENEN VIJFDE KLAS en/of ZESDE KLAS Luc Cielen 1. REGELS VAN DEELBAARHEID. Luc Cielen: Regels van deelbaarheid, grootste gemene deler en kleinste gemeen veelvoud 1 Deelbaarheid door 10, 100, 1000. Door

Nadere informatie

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010 November 2010 Wat kunnen we allemaal meten? Wat kunnen we allemaal meten? 1. Lengte / breedte / hoogte / omtrek / oppervlakte / inhoud en volume 2. Tijd 3. Gewicht 4. Geld 5. Temperatuur Wij gaan ons

Nadere informatie

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5 Leerlijn Spreken & luisteren groep 5 Spreken (individueel / gesprekken voeren): Luisteren: Een monoloog houden in een kleine groep, duidelijk verwoorden wat ze bedoelen. Een gesprek (overleg) voeren in

Nadere informatie

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 = 45

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 = 45 15 x 3 = 45 2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 is een product. 15 en 3 zijn de factoren van het product. 15 : 3 = 5 15 : 3 is een

Nadere informatie

TOELICHTING METRIEK STELSEL

TOELICHTING METRIEK STELSEL TOELICHTING METRIEK STELSEL 2 3 642_rv_wb_metriek_stelsel_bw.indd 2 8-03-3 23: liter ml 00 4 5 6 642_rv_wb_metriek_stelsel_bw.indd 3 8-03-3 23: Rekenvlinder Metriek stelsel Toelichting Uitgeverij Zwijsen

Nadere informatie

Het metriek stelsel. Grootheden en eenheden.

Het metriek stelsel. Grootheden en eenheden. Het metriek stelsel. Metriek komt van meten. Bij het metriek stelsel gaat het om maten, zoals lengte, breedte, hoogte, maar ook om gewicht of inhoud. Er zijn verschillende maten die je moet kennen en die

Nadere informatie

RekenWijzer, uitwerkingen hoofdstuk 2 Gebroken getallen

RekenWijzer, uitwerkingen hoofdstuk 2 Gebroken getallen Uitwerkingen 2. Kennismaken met breuken 2.. Deel van geheel Opdracht B 8 deel. ( deel + 8 deel). Opdracht 2 C 5 deel Opdracht C Driehoek C past in driehoek A. Aangezien driehoek A deel is van de tekening,

Nadere informatie

Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 26 februari 2014 vincent jonker & monica wijers

Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 26 februari 2014 vincent jonker & monica wijers Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 26 februari 2014 vincent jonker & monica wijers Krant Programma 1. Terugblik en huiswerk 2. Kommagetallen 3. Meten 4. Huiswerk Deel 1 HUISWERK Huiswerk Neem een

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

spiekboek De beste basis voor het rekenen

spiekboek De beste basis voor het rekenen spiekboek rekenen plus spiekboek De beste basis voor het rekenen groep 3 COLOFON DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 5 groep 5 & 6 3 Auteur: DiKiBO behandelt

Nadere informatie

Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 4 februari 2015 vincent jonker & monica wijers

Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 4 februari 2015 vincent jonker & monica wijers Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 4 februari 2015 vincent jonker & monica wijers Krant Programma 1. Terugblik en huiswerk 2. Kommagetallen 3. Meten 4. Huiswerk Deel 1 HUISWERK Huiswerk Neem een

Nadere informatie

Deel C. Breuken. vermenigvuldigen en delen

Deel C. Breuken. vermenigvuldigen en delen Deel C Breuken vermenigvuldigen en delen - 0 Sprongen op de getallenlijn. De sprongen op de getallenlijn zijn even groot. Schrijf passende breuken of helen bij de deelstreepjes. 0 Welk eindpunt wordt bereikt

Nadere informatie

Inhoud kaartenbak groep 8

Inhoud kaartenbak groep 8 Inhoud kaartenbak groep 8 1 Getalbegrip 1.1 Ligging van getallen tussen duizendvouden 1.2 Plaatsen van getallen op de getallenlijn 1.3 Telrij t/m 100 000 1.4 Telrij t/m 100 000 1.5 Getallen splitsen en

Nadere informatie

Opdracht 2.1 a t/m c. Er zijn veel mogelijkheden. De vorm hoeft dus niet gelijk te zijn om toch een vierkant van dezelfde grootte te krijgen.

Opdracht 2.1 a t/m c. Er zijn veel mogelijkheden. De vorm hoeft dus niet gelijk te zijn om toch een vierkant van dezelfde grootte te krijgen. Uitwerkingen hoofdstuk Gebroken getallen. Kennismaken met breuken.. Deel van geheel Opdracht. a t/m c. Er zijn veel mogelijkheden. De vorm hoeft dus niet gelijk te zijn om toch een vierkant van dezelfde

Nadere informatie

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2. Werkwoordspelling op maat Werkwoordspelling op maat besteedt aandacht aan het hele algoritme van de spelling van regelmatige werkwoorden en ook aan de verleden tijd van onregelmatige werkwoorden. Doelgroepen

Nadere informatie

Rekenen. Doelen in groep 7

Rekenen. Doelen in groep 7 Doelen in Rekenen Hieronder ziet u de doelen voor rekenen die in aan de orde komen. Deze doelen zijn verdeeld in: M: doelen die in de eerste helft van het jaar behandeld worden. E: doelen die in de tweede

Nadere informatie

Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige

Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige Meten is weten Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk Leer- Meten en is oefenboek weten Bloemlezing metriek uit stelsel 36 bladzijden voor ISBN: een 978-90-821249-1-0 eerste indruk Auteur

Nadere informatie

Proefwerken juni 2017

Proefwerken juni 2017 Proefwerken juni 2017 Donderdag 15 juni Bewerkingen & toepassingen Luisteren & taalsystematiek* Vrijdag 16 juni Begrijpend lezen * Getallenkennis & toepassingen Maandag 19 juni Dinsdag 20 juni Spelling

Nadere informatie

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands.

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Doelgroep Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is bedoeld voor leerlingen

Nadere informatie

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben.

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben. Leerroute 3 Jaargroep: 8 GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben. Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen kunnen hebben. (hoeveelheidsgetal,

Nadere informatie

Willem van Ravenstein

Willem van Ravenstein Willem van Ravenstein 1. Variabelen Rekenen is het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken je de bewerkingen machtsverheffen en worteltrekken.

Nadere informatie

Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel breuken

Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel breuken Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel breuken De omschreven begrippen worden expliciet genoemd in de Kennisbasis. De begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen. Breuk Een breuk is een getal

Nadere informatie

Domeinbeschrijving rekenen

Domeinbeschrijving rekenen Domeinbeschrijving rekenen Discussiestuk ten dienste van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Rekenen en Taal auteur: Jan van de Craats 11 december 2007 Inleiding Dit document bevat een beschrijving van

Nadere informatie

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 1) Haakjes wegwerken 2) Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts 3) Optellen en aftrekken van links naar rechts Schrijf ALLE stappen ONDER

Nadere informatie

Getallen en breuken. 1 Doel: helen in breuken verdelen en helen uit de breuk halen. Herhalen

Getallen en breuken. 1 Doel: helen in breuken verdelen en helen uit de breuk halen. Herhalen Getallen en breuken Basisstof structuur van de getallen tot 000 000 breuken Lesdoelen De leerlingen kunnen: helen in breuken verdelen en helen uit de breuk halen; helen en breuken verdelen; getallen op

Nadere informatie

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden. Ontleden Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden. Bij het redekundig ontleden verdeel je de zin in zinsdelen en geef je elk zinsdeel een redekundige naam. Deze zinsdelen

Nadere informatie

WEEK 47 (21 nov-25 nov)

WEEK 47 (21 nov-25 nov) WEEK 47 (21 nov-25 nov) Met taal zijn we dit blok bezig geweest met zinnen ontleden. Zo leren we wat ieder zinsdeel betekent. Bovendien kun je zinsdelen dan gemakkelijk in een andere volgorde zetten. Gezegde

Nadere informatie

Het Breukenboekje. Alles over breuken

Het Breukenboekje. Alles over breuken Het Breukenboekje Alles over breuken breuken breukentaal tekening getal een hele 1 een halve een kwart een achtste ½ of ½ ¼ of ¼ ⅛ of ⅛ 3 breuken breukentaal tekening getal een vijfde ⅕ of ⅕ een tiende

Nadere informatie

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep SPECIMEN

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep SPECIMEN spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep deora en a oor a 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar

Nadere informatie

Wij willen u vragen niet vooruit te gaan werken/oefenen. Er kan dan verwarring ontstaan bij het kind. Wij willen dit graag voorkomen!

Wij willen u vragen niet vooruit te gaan werken/oefenen. Er kan dan verwarring ontstaan bij het kind. Wij willen dit graag voorkomen! In dit document kunt u lezen wat de kinderen leren in elke kern. In de eerste zes kernen zal dit voornamelijk ingaan op het aanleren van woorden en letters. In de laatste kernen komt het lezen al wat meer

Nadere informatie

Tafels bloemlezing. Inhoud 1

Tafels bloemlezing.   Inhoud 1 Tafels bloemlezing Leer- en oefenboek 49 bladzijden. Hier zie je de hele pdf, waarin veel geschrapt is, maar waarin je een prima indruk krijgt hoe deze methode is opgebouwd. Dit is een methode die niet

Nadere informatie