Het weetjesschrift. Naam:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het weetjesschrift. Naam:"

Transcriptie

1 Het weetjesschrift Naam: Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je nog! Uiteindelijk zal je eind groep 8 deze weetjes ongeveer moeten kennen en kunnen toepassen. Je kan dit schriftje gebruiken om iets op te zoeken als je iets niet of niet meer zeker weet. Voor in dit schriftje staat een inhoudsopgave, zo kan je makkelijk allerlei weetjes opzoeken. Het is handig om dit weetjesschrift altijd bij je te hebben, zodat je altijd dingen kan opzoeken en het weetjesschrift kan gebruiken! Dit kan zijn tijdens lessen op school, maar ook wanneer je thuis je huiswerk moet maken. Kom je toch nog sommen of opdrachten tegen die je niet begrijpt, dan mag je het natuurlijk altijd nog aan je meester of juf vragen! April 2008 Nadine ten Kate

2 Inhoudsopgave Rekenen Afronden blz. 4 Breuken blz. 5 t/m 10 - Hulpblad blz. 5 - Vereenvoudigen blz. 6 - Helen uit de breuk halen blz en van gelijknamige breuken blz en van ongelijknamige breuken blz. 8 - Vermenigvuldigen (x) met breuken blz. 9 - Delen (:) met breuken blz. 10 Cijferen blz. 11 t/m 14 - Optellen (+) blz Aftrekken (-) blz Vermenigvuldigen (x) blz Delen (:) blz De euro blz. 15 Gemiddelde blz. 16 Groter dan of kleiner dan? blz. 17 Het metriek stelsel (km, m, cm) blz Kommagetallen blz. 20 Priemgetallen blz. 21 Procenten blz Romeinse cijfers blz. 24 Rekenweetjes blz. 25 Tijd (jaar, maanden, weken) blz. 26 Tijd, digitale tijd blz. 27 Taal Afleiding en samenstelling blz. 28 Ontleden blz. 29 t/m 31 - De persoonsvorm blz Het onderwerp blz Het werkwoordelijk gezegde blz Het lijdend voorwerp blz Het meewerkend voorwerp blz. 31 Studerend lezen blz Tekstsoorten blz Leessignalen blz Alinea s blz Kernwoorden blz. 33 2

3 - Kernzin blz Samenvatting blz Titel, kop, tussenkop blz Inleiding, hoofdzaak, bijzaak blz Citaat blz Feit, objectief, subjectief blz Voorbeeld, conclusie, vergelijking, tegenstelling blz Letterlijk en figuurlijk blz Spreekwoorden en uitdrukkingen blz. 34 Spellingregels blz. 35 t/m 37 - Luisterwoorden blz Weet-woorden blz Leen-woorden blz Regel-woorden blz Afkortingen blz Meervoudsvormen blz Verkleinwoorden blz Samenstellingen blz Trappen van vergelijking blz Vergelijk-woorden blz Hoofdletters blz. 40 Taalweetjes blz Werkwoordspelling blz. 43 Woordsoorten blz Lidwoorden blz Zelfstandig naamwoord blz Bijvoeglijk naamwoord blz Werkwoord blz Voornaamwoorden blz Voegwoorden blz Voorzetsels blz Telwoorden blz Tussenwerpsel blz. 47 Overig Het maken van een werkstuk blz. 48 Huiswerktips & toetstips blz Leren studeren, hoe maak ik huiswerk? blz. 51 Woordjes leren: Hoe doe ik dat? blz

4 Afronden Sommige getallen eindigen niet precies op een rond getal. In zo n geval kan het nodig zijn om af te ronden. Bij afronden moet je met de volgende afspraken rekening houden: Afspraak 1: Wanneer je een getal op bijvoorbeeld 2 plaatsen achter de komma moet afronden, dan kijk je daarvoor naar het daaropvolgende cijfer (in dit geval dus het 3 e cijfer achter de komma). Afspraak 2: Is het cijfer een 5, 6, 7, 8 of 9, dan rond je af naar boven. Afspraak 3: Is het cijfer een 0, 1, 2, 3 of 4, dan rond je af naar beneden. Afronden naar boven Het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven, wordt er 1 meer. Afronden naar beneden Het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven, verandert niet en blijft dus gelijk! Voorbeeld: Het getal 3,773 moet ik op 1 plaats achter de komma afronden. Ik kijk dus naar het 2 e getal achter de komma (dat is 7). Een 7 betekent: afronden naar boven. Afronden naar boven betekent dat het laatste cijfer van het getal dat je gaat opschrijven er 1 meer wordt. Het antwoord is dus: 3,8. 4

5 Breuken 5

6 Breuken Vereenvoudigen Soms is het mogelijk om de noemer van een breuk kleiner of eenvoudiger te maken. Dit vereenvoudigen doen we met behulp van een schema. Ik kan vereenvoudigen wanneer ik BOVEN en ONDER de breukstreep door hetzelfde getal kan delen. Je blijft altijd proberen of je kan vereenvoudigen! Voorbeeld: : 2 De TELLER en de De NOEMER kan je delen door 2! : 2 6

7 Breuken Helen uit de breuk halen Wanneer de TELLER groter is dan de NOEMER, moet ik een hele uit de breuk halen! Een hele is een breuk waarbij de teller en de noemer gelijk zijn. Maar let op! = = = = = = = en van gelijknamige breuken Een gelijknamige breukensom is een som waarbij je te maken hebt met gelijke noemers. Het optellen en aftrekken van dit soort sommen is niet zo moeilijk. Je hoeft namelijk alleen maar met de tellers van de breuken te werken. Voorbeeld: = = Afspraak 1: De noemer verandert dus niet. Afspraak 2: Let wel op het eruit halen van de helen. Voorbeeld: = --- =

8 Breuken + en van ongelijknamige breuken Deze sommen vragen wat meer werk. Dat komt doordat de noemers van de breuken NIET gelijk zijn. Wij moeten ervoor gaan zorgen dat dat wel het geval wordt. We doen dat door de breuk gelijknamig te maken. Wanneer de noemers ongelijk zijn, mag ik NIET optellen of aftrekken. Voorbeeld: =??? 2 5 De noemers zijn ONGELIJK. Ik mag geen tellers bij elkaar doen. We gaan nu een noemer zoeken waarin de twee andere noemers passen. Het kan ook zijn dat het een noemer wordt, waarvan je er al 1 hebt. Wanneer je de twee noemers met elkaar vermenigvuldigt (keer), krijg je altijd een noemer waarin de andere twee passen. Bij de voorbeeldbreuk wordt de noemer dan een tiende. (5 x 2 = 10) Verander nu met een schema de twee breuken in breuken met de noemer tiende. Daarna kan je de breuken bij elkaar optellen. De breuken zijn dan gelijknamig. x x 5 x x 5 Dus: wordt ---- en --- wordt Nu kan ik bij elkaar op gaan tellen: = Het kan bij sommige sommen voorkomen, dat je het antwoord weer kan vereenvoudigen. 8

9 Breuken Vermenigvuldigen (x) met breuken A) Een breuk vermenigvuldigen met een heel getal 4 28 Vermenigvuldig het hele getal met de teller. De noemer 7 x --- = ---- verandert dus niet! Denk wel altijd aan het eruit halen van 8 8 de helen. Tot slot, als het kan ook nog vereenvoudigen = = B) Twee breuken met elkaar vermenigvuldigen Onthoud dat je breuken vermenigvuldigt door de tellers en de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. Voer altijd de volgende stappen uit: Stap 1: Wegstrepen (als dat kan tenminste!) Let op! Een teller gaat tegen een noemer. De teller en de noemer moeten door hetzelfde getal deelbaar zijn. 1 Voorbeeld: x --- = --- x --- = --- x Stap 2: Stap 3: Het vermenigvuldigen De tellers 1 x 2 = De noemers 8 x 3 = 24 Uitkomst vereenvoudigen Nu ga je de teller als noemer delen door hetzelfde getal =

10 Breuken Delen (:) met breuken A) Een breuk delen door een heel getal 24 4 Deel de teller door het hele getal. De noemer verandert ---- : 6 = --- dus NIET. Ook bij deze sommen moet je, als het nodig is, 7 7 de helen eruit halen en vereenvoudigen. B) Een breuk delen door een andere breuk Bij het delen van breuken moet je altijd aan de volgende regel denken: Delen is vermenigvuldigen met het omgekeerde. Voorbeeldsom: : --- =??? 4 8 Voer altijd de volgende stappen uit: Stap 1: Wissel hele getallen in je breuk in voor stukken = Stap 2: Keer de tweede breuk om. En : wordt x! : --- = ---- : --- = ---- x Stap 3: Stap 4: Stap 5: Stap 6: Wegstrepen (als dat kan tenminste)! Altijd een teller tegen een noemer. Beide moeten deelbaar zijn door hetzelfde getal! x --- = ---- x --- = ---- x Vermenigvuldigen.! De tellers met elkaar en de noemers met elkaar! x --- = Als het kan, de helen eruit halen = Als het kan, vereenvoudigen = (:2)

11 Cijferen Algemeen - Netjes werken voorkomt slordigheidfoutjes - Lijnen trek je met potlood en liniaal - Concentratie is bij cijferen heel erg belangrijk. Een klein rekenfoutje zorgt ervoor dat de hele som fout is. Optellen (+) - Bij optellen heb je eerst geleerd om de sommen te maken die nog niet over het tiental heengaan. Voorbeeld: 2+3= 5, 5+1=6, 7+2=9. - Daarna kwamen de sommen die over het tiental heen gingen. In dit geval kon je gaan splitsen: eerst het tiental volmaken en daarna de rest erbij. Voorbeeld: 8+6= 6 splitsen in 2 en 4, dan eerst 8+2=10, daarna 10+4=14. - Het is soms handig om dan een getallenlijn te gebruiken: Naar het cijferend optellen: - Bij de volgende stap moet je grotere getallen bij elkaar op gaan tellen, dit kan je op meerdere manieren doen. - Je kan de tientallen en de eenheden apart bij elkaar optellen: 14+23= 10+20=30, 4+3=7, 30+7=37 - Een andere manier is om bij het eerste getal de tientallen van het tweede getal op te tellen en daarna de eenheden: 14+23= 14+20=34, 34+3=37. - Worden de getallen nog groter, dan ga je ze onder elkaar zetten en dan ga je dus cijferend optellen. Cijferend optellen - Je leert eerst de lange manier van cijferend optellen. Deze gaat zo: Daarna leer je de verkorte vorm met het onthouden. Let daarbij op de volgende punten: 11

12 - Zorg ervoor dat de getallen goed onder elkaar staan. Dus de losse onder de losse en de tientallen onder de tientallen. - Vergeet de cijfers die je moet onthouden niet. - Soms is het handig om eerst de cijfers bij elkaar te tellen die mooi passen. Bijvoorbeeld om samen een tiental vol te maken (5+5 en 3+7) Aftrekken (-) - Zoals het optellen is opgebouwd, zo gaat het eigenlijk ook met aftrekken. - Je begint dus met kleine getallen: 8-5=3, 9-2=7, 3-1=2. - Daarna ga je weer over de tientalgrens. Je kan ook nu weer gaan splitsen. Voorbeeld: 13-7=(7 splitsen in 3 en 4), dus 13-3=10, 10-4=6. Naar cijferend aftrekken - Worden de getallen groter, dan worden er 2 manieren gebruikt. Deze lijken op de manieren bij het optellen, alleen moet je het nu aftrekken. Voorbeeld: 45-19= 45-10=35, 35-9 (splitsen in 5 en 4) = Ook hierbij kan je weer een getallenlijn gebruiken. - De volgende manier is het echte cijferend aftrekken. Cijferend aftrekken - Ook bij cijferend aftrekken leer je eerst de lange manier: Hierna ga je naar de verkorte manier. Hierbij moet je gaan onthouden. Zie hiervoor de volgende punten: - Ik moet lenen wanneer het bovenste cijfer kleiner is dan het cijfer dat eraf moet Pas op met de nullen. Wanneer er meerdere nullen naast elkaar staan en er moet geleend worden, dan wordt de laatste nul een tien en de rest wordt een negen. - Als ik leen, krijg ik er altijd 10 bij. - Wordt er bij mij geleend, dan raak ik er 1 kwijt. 12

13 Cijferend vermenigvuldigen (x) - Voor het cijferend vermenigvuldigen moet je heel goed de tafels kennen. - Voorbeeld: 6 x 12 = 6 x 10 = 60, 6 x 2 = 12, = We kunnen de getallen natuurlijk ook onder elkaar zetten. Daarmee kunnen we ook grotere getallen met elkaar vermenigvuldigen. - Uiteindelijk moet je dit ook op een hele korte manier doen. De cijfers moet je dan, net als bij optellen, onthouden. Voorbeelden: x 8 x (8 x 5) 40 (8 x 5) (8 x 30) 240 (8 x 30) (8 x 300) x 28 x (8 x 5) 40 (8 x 5) 240 (8 x 30) 240 (8 x 30) 100 (20 x 5) 2400 (8 x 300) (20 x 30) 100 (20 x 5) (20 x 30) (20 x 300) Cijferend delen (:) Als je de tafels (keersommen) hebt geleerd, is het voor sommige kinderen makkelijk om naar de deelsommen over te gaan. Deelsommen zijn namelijk omgekeerde keersommen. Als je weet dat 6 x 7 = 42, dan is het niet zo heel moeilijk meer om 42 : 6 of 42 : 7 op te lossen. Er zijn ook deelsommen met rest. Hieronder zie je een voorbeeld: 42 : 7 = 6 want 6 x 7 = : 7 = 6 rest 4 want 6 x 7 = 42, is weer 46. En dus ook: 56 : 6 = 9 rest 2 want 9 x 6 = 54, = : 8 = 4 rest 5 want 4 x 8 = 32, =

14 Het wordt nog iets moeilijker als de sommen boven de tafels uitkomen. Dan moet er namelijk eerst gesplitst worden. Voorbeelden: 98 : 8 = 96 splitsen in 80 (10 x 8) en : 8 = 10, 16 : 8 = 2, = 12. Dus je antwoord is : 3 = 57 splitsen in 30 (10 x 3) en : 3 = 10, 27 : 3 = 9, = 19. Dus je antwoord is : 4 = 92 splitsen in 40 (10 x 4), nog een keer 40 (10 x 4) en : 4 = 10, 40 : 4 = 10, 12 : 4 = 3, = 23. Dus je antwoord is 23. Nu zijn we vanzelf bij het cijferend delen aangekomen. We moeten alleen de getallen nu nog onder elkaar zetten. Voorbeelden: 945 : 35 = x x x x 0 27x 384 : 12 = x x x x 0 32x Je hebt natuurlijk ook nog deelsommen met een rest. Ook deze sommen kan je oplossen door ze onder elkaar te zetten, dus door cijferend delen : 12 = 312 rest x x x x x 4 312x 3748 : 12 = 312 rest x x x x x 14

15 De euro ( ) Welke munten kennen wij eigenlijk? Muntstuk Waarde Muntstuk Waarde 2,- 0,10 1,- 0,05 0,50 0,02 0,20 0,01 Verder kennen we ook de briefjes van 5,-, 10,-, 20,-, 50,-, 100,-, 200,-, 500,-. Let bij de geldsommen op de volgende afspraken: Afspraak 1: Gebruik bij geldsommen altijd het - teken en de komma. Afspraak 2: Let op dat er nooit meer dan 2 cijfers achter de komma staan. 15

16 Gemiddelde Als je het gemiddelde uit moet rekenen, moet je je aan 2 afspraken houden: Afspraak 1: Tel alles bij elkaar op. Afspraak 2: Deel het antwoord van afspraak 1 door het aantal getallen wat je bij afspraak 1 hebt opgeteld. Voorbeeld: Voor je geschiedenistoetsen krijg je cijfers. Aan het einde van het jaar wil de meester of juf weten wat jouw gemiddelde cijfer is voor geschiedenis. Dit zijn je gehaalde cijfers: Blok 4 7,5 Blok 5 8,0 Blok 6 6,5 Ik ga nu eerst de cijfers bij elkaar op tellen. (7,5 + 8,0 + 6,5 = 22) Dit antwoord ga ik delen door 3, omdat je 3 cijfers hebt gehaald. 22 : 3 = 7 rest 1 = ongeveer een 7,3 Je gemiddelde cijfer voor geschiedenis is een 7,3. 16

17 Groter dan of kleiner dan? > betekent: is groter dan < betekent: is kleiner dan = betekent: is gelijk aan > < = l< K van kleiner dan 17

18 Het metriek stelsel Lengtematen KM - HM - DAM - M - DM - CM - MM Min 0 of een komma 1 plaats naar links Plus 0 of een komma 1 plaats naar rechts Gewichten Je kan het metriek stelsel zien als een soort trap. Elke keer als je omhoog gaat op de trap (of naar links op een rechte lijn) gaat er een nul van het getal af of de komma schuift een plaats op naar links. Elke keer als je omlaag gaat op de trap (of naar rechts op een rechte lijn) komt er een nul bij het getal of de komma schuift een plaats op naar rechts. Deze trap geldt voor: lengtematen, gewichten en liters. 18

19 Wat gebeurt er nu als ik bezig ben met oppervlaktematen? Dan is iedere stap 2 nullen waard of moet de komma 2 plaatsen opgeschoven worden. En wat gebeurt er bij inhoudsmaten? Bij inhoudsmaten is iedere stap 3 nullen waard of moet de komma 3 plaatsen verschoven worden. Werk eerst altijd alle nullen weg, daarna mag je pas met de komma gaan schuiven! Omtrek Wanneer ik de omtrek van een figuur wil berekenen, dan wil ik weten welke afstand ik af moet leggen wanneer ik helemaal om het figuur heen loop. Ik meet dan alle afstanden van ieder recht stuk en tel deze afstanden bij elkaar op. Afspraak 1: Je berekent de omtrek als volgt: Lengte + breedte + lengte + breedte. Afspraak 2: Het antwoord geef ik altijd in lengtematen. Bijvoorbeeld: meter (m), centimeter (cm), kilometer (km) en andere lengtematen. Oppervlakte Wanneer ik de oppervlakte van een figuur wilt berekenen, moet ik kijken naar wat zich binnen de lijnen van een figuur bevindt. Bij onregelmatige figuren is het vaak moeilijk om precies aan te geven hoeveel de oppervlakte is. Er wordt dan vaak gewerkt met schatten. Afspraak 1: Je berekent de oppervlakte als volgt: Lengte x breedte. Afspraak 2: Het antwoord geef ik altijd in vierkante (meter, decimeter, centimeter en andere lengtematen). Afspraak 3: Dit vierkante geef ik aan door er een 2 bij te zetten (m², dm², cm², mm² en andere maten). 1 hectare = 1 vierkante hm (hm²) 1 are = 1 vierkante dam (dam²) 1 centiare = 1 vierkante m (m²) Inhoud Wanneer ik de inhoud moet berekenen, wil ik weten hoeveel ergens in kan of hoeveel ergens in zit. Bijvoorbeeld: Hoeveel water zit er in het zwembad? Afspraak 1: Inhoud bereken ik door: Lengte x breedte x hoogte Afspraak 2: Het antwoord geef ik aan met kubieke (meter, decimeter, centimeter en andere lengtematen). Afspraak 3: Dit kubieke geef ik aan door er een 3 bij te zetten (m³, dm³, cm³, mm³ en andere lengtematen). 1 liter = 1 kubieke decimeter (dm³) 19

20 Kommagetallen duizendtallen honderdtallen tientallen losse (eenheden) 3.462,738 tienden honderdsten duizendsten 0,123 = honderdrieëntwintig duizendsten 0,73 = drieënzeventig hondersten 0,5 = vijf tienden Afspraak 1: Links van de komma staan de hele getallen Afspraak 2: Rechts van de komma staan getallen kleiner dan 1 Afspraak 3: Wanneer je + of doet met kommagetallen, zorg er dan altijd voor dat de komma s onder elkaar staan. Afspraak 4: Je kunt kommagetallen ook als een breuk schrijven. Zie de kommagetallen en breuken hieronder: ,5 = ,25 = --- 0,75 = ,125 = --- 0,1 = ,2 = ---- =

21 Priemgetallen Priemgetallen zijn getallen die ALLEEN deelbaar zijn door het getal 1 en zichzelf! Het cijfer 1 hebben ze niet mee laten doen. Voorbeelden van priemgetallen zijn: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17. Maar ook hele grote getallen als: 10103, 22093, 33851, Het getal 10 is geen priemgetal, omdat je 10 ook kunt delen door 5 en 2. En priemgetallen zijn dus alleen maar getallen die deelbaar zijn door het getal 1 en zichzelf. Kijk maar eens of je zelf ook een priemgetal kunt vinden. 21

22 Procenten 100% is alles! 100% is 1 deel. 100 Als je een procentensom moet berekenen, is er altijd een manier die werkt: Neem altijd eerst 1 deel Dat doe je door het getal door 100 te delen. Delen door 100 betekent dat er 2 nullen van het getal afgaan. Als er geen nullen zijn, de komma twee plaatsen naar links verhuizen. Vermenigvuldig (x) dat antwoord met het percentage (%) wat je nodig hebt. Voorbeeld: 26% van = 100% van = % van = (37100 : 100=) % van = (26 x 371) = % van 631,- = 100% van 631,- = 631 1% van 631,- = (631 : 100 =) 6,31 26% van 631,- = (26 x 6,31) = 164,06. In sommige gevallen kun je de berekening in 1 keer doen. We spreken dan van een mooi percentage. Een voorbeeld hiervan is 50%. Je weet misschien wel dat 50% de helft van 100% is. Je kunt dus in dat geval ook de helft van het getal nemen. Andere mooie percentages zijn: Percentage Breuk Kommagetal 50% ,5 2 25% , % ,1 10 5% , % ,75 22

23 Percentages die je ook tegen kunt komen zijn: Percentage Breuk 1 12,5 % ,5 % ,5% ,5% Wanneer je deze percentages tegen komt voer je de volgende stappen uit: Kijk wat 100% is. Deel dit getal door 8. Je weet nu wat 1/8 deel is. Vermenigvuldig dit dan met de teller die bij de breuk hoort (dus x 3 als de breuk 3/8 is en x 5 als de breuk 5/8 is.) Voorbeeld 37,5% van 800,- is: 800,- = 100% 800,- : 8 = 1/8 deel van 800,- = 100,-. 100,- x 3 = 300,- (want 37,5% = 3/8 deel). Maak bij mooie percentages niet de fout dat je door het percentage deelt, maar door de noemer van de breuk die erbij hoort! Nog een paar van die mooie percentages zijn: Percentage Breuk 1 33,3 % ,6 % ,6 % % %

24 Romeinse cijfers De Romeinen gebruikten de volgende cijfers: Romeinse cijfers Nederlandse cijfers I 1 V 5 X 10 L 50 C 100 D 500 M 1000 Afspraak 1: Wanneer er meerdere cijfers in een Romeins getal voorkomen, moet je ze altijd lezen van groot naar klein. Begin dus altijd met cijfers van de grootste waarde. Afspraak 2: Een cijfer met een kleinere waarde dat vóór een cijfer met een grotere waarde staat, trek je ervan af! Bijvoorbeeld: CM = = 900. Staat het cijfer erachter, dan tel je het erbij op! Bijvoorbeeld: MC = = Afspraak 3: Wanneer een cijfer meer dan één keer voorkomt, tel je het aantal keren en de waarde ervan. Bijvoorbeeld MCCC = x 100 =

25 Rekenweetjes Om nooit meer te vergeten 1 dozijn = 12 stuks 1 gros = 12 dozijn 1 gros = 144 stuks Wat bedoelen ze ook alweer met De som? De uitkomst van een + (erbij)som Het verschil? Het product? Het quotiënt? De uitkomst van een (eraf)som De uitkomst van een x (keer)som De uitkomst van een : (deel)som 25

26 Tijd (jaar, maanden, weken..) 1 eeuw = 100 jaar 1 jaar = 12 maanden 1 jaar = 4 kwartalen 1 kwartaal = 3 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 365 dagen Een schrikkeljaar heeft 366 dagen. Één keer in de 4 jaar hebben we een schrikkeljaar. Februari heeft in een schrikkeljaar 29 dagen. Als je het jaartal kan delen door 4, dan is het een schrikkeljaar (zoals 2004, 2008, 2012, 2016 ) De namen van de maanden 1 e kwartaal Januari - 31 dagen Februari - 28 of 29 dagen Maart - 31 dagen 2 e kwartaal April - 30 dagen Mei - 31 dagen Juni - 30 dagen 3 e kwartaal Juli - 31 dagen Augustus - 31 dagen September - 30 dagen 4 e kwartaal Oktober - 31 dagen November - 30 dagen December - 31 dagen Wanneer je niet meer zeker weet uit hoeveel dagen een bepaalde maand bestaat, maak dan gebruik van je vuisten: Je begint bij januari. Op je knokkel 31 dagen, ertussen 30 dagen. Let op: februari heeft 28 of 29 dagen. 26

27 Tijd, digitale tijd Tijd 1 etmaal = 24 uur (= 1 dag) 1 uur = 60 minuten 1 uur = 4 kwartier 1 uur = 3600 seconden 1 kwartier = 15 minuten 1 minuut = 60 seconden De korte wijzer geeft altijd de uren aan. De lange wijzer geeft altijd de minuten aan. Digitale tijd De tijd kan ook worden aangegeven met cijfers. Als je de digitale tijd wilt weten, let dan op de volgende afspraken. Afspraak 1: De cijfer voor de dubbele punt (:) geven de uren aan. Dit kunnen de cijfers 0 t/m 24 zijn. Afspraak 2: De cijfer na de dubbele punt geven de minuten aan. Dit kunnen de cijfers 0 t/m 59 zijn. Afspraak 3: Van 00:00 (of 24:00) tot 12:00 is van middernacht tot 12 uur s middags. Afspraak 4: Van 12:00 tot 00:00 (of 24:00) is van s middags tot middernacht. Afspraak 5: Bij het lezen van een digitale tijd is het nodig om aan te geven of het 3 uur s nachts of s middags is. 3 uur s nachts = 03:00. 3 uur s middags = 15:00. Afspraak 6: Moet je een tijd lezen die groter is dan 12 uur, dan trek je er 12 uur af. Voorbeeld: 16:30 (16 12 = 4) is 4 uur + 30 minuten is dus: half 5 in de middag. 1 uur = 01:00 of 13:00 7 uur = 07:00 of 19:00 2 uur = 02:00 of 14:00 8 uur = 08:00 of 20:00 3 uur = 03:00 of 15:00 9 uur = 09:00 of 21:00 4 uur = 04:00 of 16:00 10 uur = 10:00 of 22:00 5 uur = 05:00 of 17:00 11 uur = 11:00 of 23:00 6 uur = 06:00 of 18:00 12 uur = 12:00 of 24:00 of 00:00 27

28 Afleiding en samenstelling Een afleiding is een woord dat van een ander woord gemaakt is. Er is dan iets voor (voorvoegsel) of achter (achtervoegsel) gezet. Voorbeeld: VRIEND VRIENDelijk VRIENDje bevriend Een samenstelling is een woord dat uit 2 of meer delen bestaat en waarvan ieder deel ook alleen een goed Nederlands woord is. Voorbeeld: Deurmat deur mat Vulpen vul pen Voetbal voet bal 28

29 Ontleden Zinnen bestaan uit delen, stukken. Soms telt een zinsdeel maar één woord, maar vaker is het een groepje woorden. Die woorden horen dan bij elkaar. Die zinsdelen moet je kunnen opsporen en een naam kunnen geven. Hoe dat in z n werk gaat, leer je op de volgende pagina s. De persoonsvorm De persoonsvorm in een zin is altijd een werkwoord. De persoonsvorm kan je op drie manieren vinden: 1. De vraagmanier: Als je een zin vragend maakt, komt de persoonsvorm aan het begin van de zin te staan. Deze manier werkt niet als de zin een vraagzin is. (Als de zin begint met een woord zoals wie, wat en wanneer). Op de vraag moet je ja of nee kunnen antwoorden. Voorbeeld: De hond sluipt door het bos. Sluipt de hond door het bos? De persoonsvorm is dus: sluipt. 2. De tijdmanier: Als je een zin van de tijd van nu in de tijd van toen zet (of andersom), verandert een woord, dat woord is de persoonsvorm. Voorbeeld: De hond sluipt door het bos. De hond sloop door het bos. De persoonsvorm is dus: sluipt. 3. De aantalmanier: Als je in plaats van met 1 persoon iets met meerdere personen doet, is het woord dat ook in de zin verandert, de persoonsvorm. Voorbeeld: De hond sluipt door het bos. De honden sluipen door het bos. De persoonsvorm is dus: sluipt. Maar let nog even op de volgende punten: De persoonsvorm (PV) komt altijd in iedere goede Nederlandse zin voor. De persoonsvorm is altijd een werkwoord of een doe-woord. De persoonsvorm is altijd één woord. De persoonsvorm vormt samen met het onderwerp de zinskern. 29

30 Het onderwerp Het onderwerp in een zin geeft vaak aan wie (of wat) iets doet. Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm. Het onderwerp kan je op twee manieren vinden: 1. De vraagmanier: Je vraagt: Wie (of wat) + persoonsvorm? Het antwoord wat je hierop krijgt, is het onderwerp. Voorbeeld: De oude man heeft een geruite zakdoek. Wie heeft? De oude man. Dus het onderwerp is: De oude man. 2. De aantalmanier: Je zoekt de persoonsvorm en verandert deze: - van enkelvoud naar meervoud (loop lopen) - of van meervoud naar enkelvoud (keken keek) Het woord dat moet mee veranderen (samen met de werkwoorden die erbij horen), is het onderwerp. Voorbeeld: De hond droomt over een heel groot bot. Persoonsvorm is: droomt. Droomt (enkelvoud) wordt dromen (meervoud). Dus de zin wordt: De honden dromen over een heel groot bot. De hond verandert in de honden, dus het onderwerp is: de hond. - Schrijf ook de kleine woordjes op, die horen er ook bij. - Samen met de persoonsvorm vormt het onderwerp de zinskern. Het werkwoordelijk gezegde Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel dat bestaat uit de persoonsvorm (PV) + alle andere vormen van een werkwoord in die zin. Het werkwoordelijk gezegde geeft aan wat er in de zin gebeurt. Soms staan er namelijk meerdere werkwoorden in een zin. Een van die doe-woorden is dus de persoonsvorm, dat weet je al. Om die andere woorden een plek te geven, is er het werkwoordelijk gezegde. Dus: Als er nog meer werkwoorden in de zin staan, horen die ook bij het werkwoordelijk gezegde. Maar als er geen andere werkwoorden in de zin staan, dan zijn de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde hetzelfde. Voorbeeld: De man heeft 6 uur gewerkt. Persoonsvorm = heeft Ww gezegde = heeft gewerkt. De vrouw loopt naar huis. Persoonsvorm = loopt Ww gezegde = loopt. Er zijn werkwoorden die je kunt splitsen: meegaan gaan mee, nadoen doen na. Die werkwoordstukjes zoals mee, na, aan, horen ook bij het ww gezegde. De woorden te en aan het horen soms ook bij een werkwoord: aan het spelen of te lachen. Als dat zo is, horen ze ook bij het ww gezegde. 30

31 Het lijdend voorwerp Een ander zinsdeel is het lijdend voorwerp. Het lijdend voorwerp in een zin vind je door het beantwoorden van de volgende vraag: Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? Voorbeeld: De ochtend voor de sportdag eet ik zeker zes broodjes. Ww gezegde = eet. Onderwerp = ik Vraag = Wat eet ik? Antwoord = zes broodjes. Zes broodjes is dus het lijdend voorwerp in de zin. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. Ook begint het lijdend voorwerp nooit met een voorzetsel. Het meewerkend voorwerp Het meewerkend voorwerp is weer een ander zinsdeel. Het meewerkend voorwerp in een zin vind je meestal door het beantwoorden van de volgende vraag: Aan (of voor) wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Controleer hierna of je het woordje aan of voor kunt toevoegen of weglaten. Voorbeeld: Hendrik stuurt zijn jarige vriendje een grappig smsje. Ww gezegde = stuurt. Onderwerp = Hendrik Lijdend voorwerp = een grappig smsje. Vraag: Aan wie stuurt Hendrik een grappig smsje? Antwoord: Aan zijn jarige vriendje. Zijn jarige vriendje is dan het meewerkend voorwerp. Extra controle: Kan ik het woordje aan of voor toevoegen (ergens voor plaatsen) of weglaten? Hendrik stuurt zijn jarige vriendje een grappig smsje. Hendrik stuurt aan zijn jarige vriendje een grappig smsje. De zin blijft een goede zin, dus het zinsdeel waar je aan voor hebt gezet is het meewerkend voorwerp: zijn jarige vriendje. 31

32 Studerend lezen Hoe ouder je wordt, hoe meer leesteksten je krijgt. Om je hiermee een beetje op weg te helpen, kun je onder dit hoofdstuk wat weetjes vinden, waardoor het makkelijker wordt om een tekst te lezen en te begrijpen. Tekstsoorten Er bestaan verschillende soorten teksten. Voordat je gaat lezen, is het goed om te weten wat voor een soort tekst het is. Fictie: Dit is een tekst die verzonnen is. Bijna alle kinderboeken zijn fictie. Non-fictie: Dit zijn teksten die echt gebeurd zijn. Het woordje non = niet. (Auto)biografie: Een biografie is een boek over het levensverhaal van iemand die echt heeft geleefd of nog leeft. Een autobiografie is door de hoofdpersoon zelf geschreven. Artikel: Een artikel is een kort verhaal over een bepaald onderwerp. In kranten en tijdschriften staan vaak artikelen. Column: Een column is een kort stukje tekst in een krant of een tijdschrift, waarin de auteur (een columnist) zijn mening geeft over gebeurtenissen die hij meemaakt. Meestal schrijft een columnist regelmatig (iedere dag of week) een column. Leessignalen In iedere tekst staan leessignalen. Deze helpen je bij het lezen. Ze zeggen: pas op! Hier staat een belangrijk woord, of hier begint een nieuw stukje van de tekst. Een aantal van die signalen zijn: Vetgedrukte woorden Cursief gedrukte woorden Vraagzinnen Alinea s Titel van de leestekst Witregels Tussenkopjes Eerste regel van de alinea. Alinea s Een tekst is vaak verdeeld in aparte stukjes, de alinea s. Die verschillende stukken hebben iets met elkaar te maken, ze staan in verband met elkaar. De ene vertelt bijvoorbeeld iets over vroeger, de andere alinea iets over nu. Soms herken je de alinea s heel gemakkelijk, omdat er een stukje overgeslagen is, de witregel. Een alinea kan je ook herkennen aan een laatste zin. Meestal stopt de laatste zin halverwege een regel. Een alinea gaat over een bepaald onderwerp. Zodra de tekst over gaat op een ander onderwerp, komt er een nieuwe alinea. Een alinea heeft dus altijd een eigen onderwerp, of een eigen titel of kernwoord. 32

33 Kernwoord In een tekst staan veel woorden. Veel van die woorden zijn niet eens belangrijk om een tekst te kunnen begrijpen. Lees dit maar eens: Maandag Theo Bakker bestelde witbrood taart. Er zijn woorden weggelaten in deze zin, maar toch kun je begrijpen wat er bedoeld wordt: Op maandag ging Theo naar de bakker en bestelde een witbrood en een taart. Kernwoorden zijn de belangrijkste woorden in een tekst. Ze kunnen niet weggelaten worden! Vaak zijn het zelfstandig naamwoorden of werkwoorden. Kernzin Een kernzin is een belangrijke zin in een tekst. Zonder de kernzin, begrijp je de tekst niet goed. In een alinea staat meestal een kernzin. Een grote tekst met meerdere alinea s heeft dus ook meer kernzinnen. Samenvatting Een samenvatting is een verkorte versie van een tekst. Alle kernzinnen en kernwoorden uit een tekst worden dan in verhaalvorm opgeschreven, zodat je een goed beeld krijgt van wat er in de tekst verteld wordt. Titel, kop, tussenkop Elke tekst heeft een titel. Het woord titel betekent dus eigenlijk: naam. Eigenlijk is de titel van een tekst dus de naam van de tekst. Een kop vertelt je waar het volgende stukje tekst (alinea) over gaat. Een tussenkop geeft aan dat er een apart stukje tekst komt over een bepaald onderwerp. Inleiding, hoofdzaak, bijzaak Een inleiding is een stuk tekst aan het begin van een grotere tekst. In een inleiding staat vaak in het kort waar de hele tekst over gaat. Zo heb je als lezer alvast een idee wat je te wachten staat als je gaat lezen. Een verhaal heeft belangrijke en minder belangrijke stukken. Elk verhaal of iedere tekst heeft een hoofdzaak. Dat is waar het om draait. De hoofdzaak is belangrijk. Het is de kern van het verhaal of de tekst. Ze noemen de hoofdzaak ook wel de rode draad. Rond de hoofdzaak van een verhaal of tekst, staan de bijzaken beschreven. Dat zijn stukjes tekst die minder belangrijk zijn. Bijzaken zijn bedoeld om een tekst te verduidelijken, of om een tekst plezieriger te maken. 33

34 Citaat Als er in een tekst een gedeelte uit een andere tekst of een uitspraak van iemand wordt aangehaald, dan noem je dat een citaat. Je kunt een citaat goed herkennen: Het staat tussen aanhalingstekens of het is schuin gedrukt. Feit, objectief en subjectief Een feit is iets dat vast staat. Het is zo. Objectief is een manier hoe je tegen dingen aankijkt. Als je objectief bent, heb je geen vooroordeel. Je bekijkt iets van alle kanten en je hebt er niet direct een mening of gevoel over. Als je subjectief bent, dan ben je bevooroordeeld. Je denkt dan in eerste instantie aan je eigen mening en gevoel. Voorbeeld, conclusie, vergelijking, tegenstelling Een voorbeeld maakt duidelijk wat er bedoeld wordt. Een conclusie zegt wat je van een (deel van) een tekst kunt leren. Een conclusie stelt iets vast. Een vergelijking laat verschillen of overeenkomsten zien. Een tegenstelling laat een duidelijk verschil zien. Letterlijk en figuurlijk Kas zit in de put. Je kunt deze zin op 2 manieren bekijken: Letterlijk: Wat je leest is echt. Je kunt het zien, horen, ruiken, voelen, proeven. Kas zit echt in de (een) put. Figuurlijk: Met een zin of een woord wordt iets anders bedoeld. In de put zitten betekent figuurlijk dat je je ongelukkig voelt. Spreekwoord en uitdrukking In de Nederlandse taal worden veel woorden en zinnen figuurlijk gebruikt. Een spreekwoord is een vaste zin met een figuurlijke betekenis. De appel valt niet ver van de boom Kinderen lijken vaak op hun ouders. Een uitdrukking (gezegde) is een vaste groep woorden met een figuurlijke betekenis. Een appeltje voor de dorst Je hebt iets als reserve. 34

35 Spellingregels Luisterwoorden De meeste Nederlandse woorden kan je foutloos schrijven, als je maar goed luistert naar de uitspraak. Er zijn wel lettercombinaties die anders worden geschreven dan dat je ze hoort: Je hoort: Je schrijft: Ir Eer Beer Or Oor Hoor Ur Eur Deur Aaj Aai Draai Ooj Ooi Hooi Oej Oei Boei Sg Sch School Luf Lf Zelf Lug Lg Belg Luk Lk Balk Lup Lp Help Ruf Rf Scherf Rug Rg Dwerg Ruk Rk Jurk Rum Rm Wurm Run Rn Urn Rup Rp Scherp Weet-woorden In het Nederlands kun je sommige klanken op twee manieren schrijven: ei - ij Leiden Lijden ou au Rouw Rauw g ch Lag Lach f v Fin Vin s z Kaarsen Laarzen Er is geen logische regel voor woorden met deze klanken. Je moet gewoon weten hoe je ze spelt. Door veel te lezen, kun je weet-woorden onthouden en dus goed spellen. Tips! * Soms helpt het om woorden met een ei/ij langer te maken. Als je het woord in meervoud zet en de klank verandert, dan schrijf je het woord met een ei. * Aan het eind van een woord, schrijf je nooit een v of z. * Woordjes met icht, echt, ucht, ocht en acht schrijf je altijd met de CH van zacht. BEHALVE: alle vormen van liggen, leggen en zeggen. 35

36 Leen-woorden De Nederlandse taal heeft veel woorden die eigenlijk van een andere taal afkomen. Je noemt deze woorden leen-woorden. De spelling van deze woorden kan soms moeilijk zijn: Engelse woorden game, t-shirt, buggy, hockeystick, computer Franse woorden mayonaise, aquarium, privé, scène. Tips! * eau spreek je uit als oo (cadeau = kaadoo) * é spreek je uit als ee (privé = prievee) * è spreek je uit als een korte e * th spreek je uit als t (thee = tee) * qua spreek je uit als kwa (aquarium = aakwaarium) * que spreek je uit als k (cheque = sjek) Regel-woorden Eind d als t Als je aan het eind van een zelfstandig naamwoord een t hoort, bedenk dan hoe het woord klinkt als je het in het meervoud schrijft. Hoor je een d, dan schrijf je het ook met een d. (honden, poten) Eind b als p Als je aan het eind van een zelfstandig naamwoord een p hoort, bedenk dan hoe het woord klinkt als je het in het meervoud schrijft. Hoor je een b, dan schrijf je het ook met een b. (webben) Woorden met s aan het begin De s komt uit het hele oude Nederlands. Het betekent des en dat betekent weer van de of in de. s Morgens betekent in de morgen. De combinatie s wordt nooit in hoofdletters geschreven. Het woord erna krijgt pas de hoofdletter: s Avonds wordt het vroeg donker. Afkortingen Bij een afkorting komt er één punt per afgekort woord: n.a.v. naar aanleiding van nl. namelijk d.m.v. door middel van Er zijn twee uitzonderingen: z.o.z. zie ommezijde (kijk aan de andere kant) Dhr. De heer Gebruik geen punten in afkortingen: Voor apparaten (tv, pc of cd-speler) en dingen die we heel vaak zeggen (wc). Voor maten en gewichten (cm, kg) Waarin hoofdletters voorkomen (BMW) Van een ding of een bedrijf/instelling (NS, gsm, bh, havo) TIP! Als je niet zeker bent van de goede manier van afkorten, schrijf dan de woorden voluit! 36

37 Meervoudsvormen Meervoud op en De meeste woorden schrijf je in het meervoud met en (mieren, banken) Meervoud met korte klank (verdubbelaar) Een woord dat in het enkelvoud eindigt op een korte klank en een medeklinker (bal, put, web, zit, top), schrijf je in het meervoud met een dubbelde medeklinker (ballen, putten, webben, zitten, toppen). Meervoud met een lange klank (klinkerdief) Een woord dat in het enkelvoud eindigt op een dubbelklank (lange klank) en een medeklinker (paal, been, pook, muur) schrijf je in het meervoud met een enkele klinker (palen, benen, poken, muren). Let op! Een woord dat in het enkelvoud op een s of f eindigt, schrijf je in het meervoud met een z of v. (roos - rozen, huis huizen, zeef zeven) Meervoud bij a, -i, -o en u Een woord dat in het enkelvoud eindigt op een a, -i, -o en u, schrijf je in het meervoud met een s (drama drama s, taxi taxi s, foto foto s, accu accu s). Meervoud bij ee, -é en e Een woord dat in het enkelvoud eindigt op een ee, -é of e schrijf je in het meervoud vaak met een vaste s. (dominee dominees, coupé coupés, horloge horloges). Bij sommige woorden op een ee verschrijft een e met een trema (ë) in het meervoud: zeeën, ideeën, trofeeën. Meervoud bij y Bij een woord dat in het enkelvoud eindigt op een y, kijk je eerst welke letter voor de y staat. Is dat een klinker (a, e, i, o of u), dan schrijf je in het meervoud een vaste s, anders schrijf je een s. (jockey jockeys, baby baby s). Meervoud bij Franse uitgang Woorden uit het Frans die eindigen op eau en ui, schrijf je in het meervoud met een vaste s. (bureau bureaus, etui etuis). Verkleinwoorden Van veel zelfstandige naamwoorden kan je verkleinvormen maken door er een uitgang achter te zetten : -je (huisje) -pje (boompje) -tje (teentje). Soms verandert de spelling als je er een verkleinwoord van maakt: koning koninkje, souvenir souveniertje, diner dineetje. Let op! Bij woorden die eindigen op een medeklinker plus a, -é, -o, -u, moet je de klinker verdubbelen. (opa opaatje, café cafeetje, auto autootje, paraplu parapluutje). Bij woorden die eindigen op een stomme e, vervalt de e in het verkleinwoord: Parachute parachuutje, machine machientje 37

38 Let op! Bij woorden die eindigen op ing (zonder klemtoon) valt de g weg: (woning woninkje, ketting kettinkje) Bij de meeste woorden die eindigen op een korte klinker met g, -r, -n, -l, verdubbelt de eindletter, meteen gevolgd door etje. (big biggetje, kar karretje, pen pennetje). Samenstellingen Een samenstelling is een woord dat bestaat uit meerdere zelfstandige naamwoorden die je ook los van elkaar kunt lezen. Aan elkaar (je schrijft een samenstelling altijd aan elkaar) Als het zelfstandige naamwoorden zijn: fietspomp Ook als ze uit een vreemde taal komen: parttime Als het eerste woord een naam is: Sinterklaasfeest Als het eerste en tweede woord bij elkaar horen: huisdeursleutel, fietspompslang. Streepje (Je zet een streepje als de samenstelling:) Heel lastig te lezen is: Jazz-zanger, auto-onderdeel Begint met een merk: Fanta-blikje Een afkorting bevat: tv-kijker, wc-bril Eindigt op een naam: kabinet-balkende Gelijkwaardige delen bevat: hink-stapsprong Een vaste woordgroep bevat: glas-in-loodraam Er een niveau wordt aangegeven (assistent-arts) Begint met ex(ex-roker), niet(niet-roker), oud(oud-voetballer), Sint (Sint- Nicolaas) TIP! Een getal dat je in letters wilt schrijven, moet je aan elkaar schrijven: driehondervierenzestig (364). Maar na het getal duizend volgt een spatie: Vierduizend drie (4003), vijfduizend vierendertig (5034). Trappen van vergelijking Een bijvoeglijk naamwoord verandert van vorm als je gaat vergelijken: Het kapsel van Peter is mooi, het kapsel van Kees is mooier, maar het kapsel van Alex is het mooist. Stellende trap Vergrotende trap (-er, meer) Overtreffende trap (-st, meest) Leuk Leuker Leukst Goed Beter Best Weinig Minder Minst Veel Meer Meest Graag Liever Liefst 38

39 Vergelijk-woorden Van sommige Nederlandse woorden weet je hoe je ze schrijft, door te vergelijken met andere woorden. Woorden eindigend op de stemzwakke e Woorden eindigend op lijk, - ig Woorden eindigend op isch(e) Woorden eindigend op heid Woorden eindigend op iaal, -ieel, -ueel. Woorden eindigend op air(e) Woorden eindigend op tie Woorden eindigend op age, -oge Woorden beginnend met be-, ge-, ver- Woorden beginnend met ont- Als een woord eindigt op e, waar geen klemtoon op valt, dan spreek je die uit als uh. Je schrijft echter een e. (zwakke, dikste, fraaiste) Als een woord eindigt op lijk of ig, dan spreek je dit uit met de klank uh. Je schrijft wel een ij of een i. (wonderlijk, vreselijk, gelukkig, grappig) Woorden die op isch(e) eindigen geven vaak aan hoe iets of iemand is. Het woord is meestal afgeleid van een zelfstandig naamwoord. (komisch komiek, tactisch tactiek, Aziatisch Azië) Woorden die op heid eindigen, geven een toestand aan. Het voorafgaande gedeelte is dan ook vaak een los te lezen (bij)woord: openheid, aardigheid, apartheid. Als een woord eindigt op iaal, -ieel, dan spreek je dit uit met de klank j erbij. Je schrijft geen j. (liniaal). Als een woord eindigt op ueel, dan spreek je dit uit met de klank w erbij. Maar je schrijft geen w. (individueel, actueel, intellectueel). Als bijvoegelijk naamwoord, schrijf je bij al deze woorden een e minder: individuele, actuele, intellectuele. Bij de combinatie ie, krijgt de e een trema (ë): officiële. Woorden die eindigen op air, komen oorspronkelijk uit het Frans. Je spreekt het uit als: - ér. Je schrijft: -air. (meubilair, ordinair, populair). Als een woord eindigt op tie, dan spreek je dit uit als sie. Je schrijft echter tie. (vakantie, actie). Bij woorden eindigend op age, -oge, die eigenlijk uit het Frans komen spreek je het laatste gedeelte uit als: aazje en oozje : (garage, etage, horloge) Maar bij woorden die gewoon uit Nederland komen, spreek je het laatste gedeelte uit zoals het er staat (lage, trage) Als een woord begint met be-, ge- of ver-, dan spreek je dit uit met de klank uh. Je schrijft wel een e. (behangen, gelukt, verhuizen). De letters ont- staan meestal voor een werkwoord. (onthouden, ontmoeten, ontdekken). 39

40 Hoofdletters Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin (1) en in namen (2). Ook het eerste woord van een directe rede (3) schrijf je met een hoofdletter. 1. Ik ga niet naar de brugklas zonder rugtas. 2. Mijn wiskundeleraar lijkt op George Bush. 3. Ali zei: Vergeet het man! Je gebruikt een hoofdletter ook: In aardrijkskundige namen en hun afleidingen: Spanje, Spaans, Rijn, Utrechtse, Nederlander In titels van boeken, films, toneelstukken. De griezels, Kruimeltje, Harry Potter en de vuurbeker. In woorden die als heilig gelden. God, Allah, Het is Zijn (Gods) wil. In feestdagen. Koninginnedag, Pasen, Pinksteren. 40

41 Taalweetjes In het taalonderwijs kom je af en toe kreten tegen waarvan je de betekenis moet weten. Daarom staan onder dit hoofdstuk wat van die kreten genoemd: Synoniemen zijn verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. Homoniemen zijn woorden die verschillende betekenissen kunnen hebben. Nog meer taalweetjes 1 Meerkeuzevragen gaan meestal over feiten. 2 Voor een goede alfabetische volgorde moet je ook letten op de 2 e, 3 e of volgende letter. Dat doe je wanneer de 1 e letters gelijk aan elkaar zijn. 3 Afkortingen bij een woord in het woordenboek geven veel informatie over het woord. De betekenis van afkortingen kan je voorin het woordenboek vinden of aan het begin van een nieuwe letter. 4 Een kopje geeft het belangrijkste uit een tekst aan. 5 Als het kan moet je proberen van 3 saaie, korte zinnen, één lange, levendige zin te maken. 6 Voor de persoonsvorm kan maar één zinsdeel staan. 7 Symbolen zijn gemakkelijk herkenbare tekens met een vaste betekenis. Het zijn eenvoudige tekeningen die iedereen snel kan begrijpen zonder woorden te gebruiken. 8 Lokkers zijn bedoeld om de aandacht te trekken. Lokkers zijn niet alleen tekeningen of foto s, maar ook krantenkoppen en onderschriften kunnen als lokker bedoeld zijn. 9 Een interview is een vraaggesprek. Goede vragen voor een interview zijn vragen waardoor je veel informatie krijgt. 10 Een fout wat je zegt is niet waar, maar je weet dat niet. Een leugen wat je zegt is niet waar en je weet zelf heel goed dat het niet waar is. Een feit wat je zegt is waar, je kunt het bewijzen. Een feit is vaak te controleren, een mening vaak niet. 11 Hoe verzamel je informatie? Informatie kun je uit een boek halen door eerst goed naar de plaatjes te kijken en te lezen wat erbij staat. Wat je niet weet, kun je aan iemand vragen die het wel goed weet, in plaats van het op te zoeken. Als je in een informatieve tekst niets nieuws of interessants kan vinden, kun je beter andere informatie gaan zoeken. Aantekeningen maken en plaatjes kopiëren of tekenen, hoort ook bij het maken van een werkstuk. 12 Lijdend voorwerp: weet je het nog? Vind je door. Sommige werkwoorden hebben een lijdend voorwerp bij zich staan. Bij het werkwoord zijn kan NOOIT een lijdend voorwerp staan! 13 Het Nederlands neemt veel woorden over uit andere talen. Deze woorden 41

42 noemen we leenwoorden. Voorbeelden: Goal, trottoir, t-shirt, cartoon. 14 Om een zin ontkennend te maken, kun je woorden gebruiken als: nee, niet, geen, niets, niemand, nergens, nooit. Het kan ook met voorvoegsels mis- en on- en het achtervoegsel loos. 15 Enkelvoud en meervoud: Enkelvoud is één. Meervoud is meerdere. 16 Je kunt op veel manieren communiceren. Iets schrijven is er één van. Om een goed verhaal, een recensie of een beschrijving op papier te kunnen zetten, volgen hieronder een paar hulpjes! Denk bij het schrijven van bijvoorbeeld een verslag altijd aan de 5 W s en de H: Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer, Hoe.. Schrijf in een verhaal het spannendste niet eerst. Als je eerst een klad-tekst schrijft, kun je nog verbeteringen aanbrengen. In een verhaal is een goede inleiding en een goed slot erg belangrijk. Een verhaal kun je op meer dan 1 manier vertellen. De ene versie is niet beter of slechter dan de andere, alleen anders. Bij een interview of vraaggesprek gaat het meestal om een hoofdvraag. Die hoef je niet in een tekst te zetten, het antwoord wel. In een tekst moet je de informatie ordenen, bijvoorbeeld door alles in alinea s te zetten. Een alinea moet tussen duim en wijsvinger passen. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel. Alinea s hebben iets met elkaar te maken. Bij het schrijven van een recensie volg je 3 stappen: 1. Eerst noem je wat je beoordeelt. 2. Dan noteer je wat je op te merken hebt. 3. Je schrijft de slotsom op. Zo n kritische beoordeling van bijvoorbeeld een boek of een film is bedoeld om eventuele kijkers of lezers nieuwsgierig te maken en te vertellen of die film of boek de moeite waard is. Bij het maken van een beschrijving noem je: grote en kleine dingen én eigenaardige en andere opvallende dingen. Samen maken deze dingen de beschrijving compleet. Bij een sketch voeren 2 vaak eigenaardige types een gek gesprek met elkaar. Het is een dialoog (tweegesprek) met een pointe (clou, of een grappig hoogtepunt). 42

43 Werkwoordspelling Als je aan werkwoordspelling gaat beginnen, werk dan volgens dit stappenplan: 1. Begin altijd met jezelf de vraag te stellen of het werkwoord de persoonsvorm is of niet. Is het antwoord NEE, dan is het werkwoord dat je moet schrijven of in woordenboekvorm (gebruik zo weinig mogelijk letters), of in deelwoordvorm (let op laatste letter als het gaat om een t-klank langer maken). 2. Is het antwoord ja dan moet je altijd eerst de ik-vorm opschrijven. De laatste letter van de ik-vorm is altijd erg belangrijk! 3. Nu ga je onderzoeken in welke tijd de zin geschreven is. Tegenwoordige tijd (tijd van nu) óf de Verleden tijd (tijd van toen) 4. Houd in de tegenwoordige tijd (tijd van nu) rekening met de volgende regels: Als ik in de zin staat, nooit een extra t. Als jij of je achter de persoonsvorm staat, ook geen extra t, behalve wanneer je het woordje je niet door jij kunt veranderen. (Slaapt je broer?) In alle andere gevallen waarin het onderwerp enkelvoud is, komt er wel een extra t achter de ik-vorm. Let op! In de tegenwoordige tijd (tijd van nu) komt er nooit een d achter de ikvorm. In het geval dat het onderwerp meervoud is, dan schrijf je de woordenboekvorm (het hele werkwoord). 5. En houd anders in de verleden tijd (tijd van toen) rekening met deze regels: Regelmatige werkwoorden: Bij deze groep komt er na de ik-vorm -te(n) of de(n). Dit hangt af van de laatste letter van de ik-vorm. Hiervoor bestaat er een trucje: Denk maar aan t kofschip of t ex-fokschaap. Let op de s en de f, want die kunnen vals zijn. Bijvoorbeeld: ik reis in het meervoud verandert de s in een z. In zo n geval hoort deze letter niet bij die van t kofschip (of t ex-fokschaap) en komt er de(n) achter. Staat er een andere letter als laatste van de ik-vorm, komt er altijd de(n) achter deze werkwoorden. Het is je waarschijnlijk al opgevallen dat er een n steeds tussen haakjes staat. Die n komt er alleen bij als er sprake is van meervoud. Onregelmatige werkwoorden: Bij deze groep werkwoorden verandert de klinker van het werkwoord als de tijd verandert. Voorbeeld: Ik scheld Ik schold. Wij schelden Wij scholden. Ik fluit Ik floot. Wij fluiten Wij floten. 43

Het weetjesschrift. Weetjesschrift Galamaschool

Het weetjesschrift. Weetjesschrift Galamaschool Het weetjesschrift Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je nog! Uiteindelijk

Nadere informatie

Voor in dit schriftje staat een inhoudsopgave, zo kan je makkelijk allerlei weetjes opzoeken.

Voor in dit schriftje staat een inhoudsopgave, zo kan je makkelijk allerlei weetjes opzoeken. Naam: Dit is het weetjesschrift. In dit schrift vind je heel veel weetjes over taal, rekenen en andere onderwerpen. Sommige weetjes zal je misschien al wel kennen en anderen leer je nog! Uiteindelijk zul

Nadere informatie

Leerstofaanbod groep 4

Leerstofaanbod groep 4 Leerstofaanbod groep 4 Rekenen Rekenen Methode: RekenZeker De lessen zijn onderverdeeld in een aantal domeinen: getallen, bewerkingen (optellen, aftrekken en tafels en meten van tijd en geld. Optellen

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Spelling

Visuele Leerlijn Spelling Visuele Leerlijn Spelling www.gynzy.com Versie: 15-08-2018 Begrippen Klanken & Letters Klank (begrip) Klinker of medeklinker (begrip) Korte of lange klank (begrip) Tweetekenklank (begrip) Lange-, korte-,

Nadere informatie

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8 Tipboekje Herman Jozefschool Groep 8 Inhoudsopgave Tips: Woordsoorten Werkwoorden, Lidwoorden,Zelfstandige naamwoorden en eigen namen Bijvoeglijke naamwoorden,voorzetsels,vragende voornaamwoorden Bezittelijke

Nadere informatie

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN

Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN OPTELLEN/AFTREKKEN Zet de getallen onder elkaar in je schrift eerst zelf proberen uit te rekenen bij aftrekken: denk om lenen bij optellen: denk om doorschuiven geen vergissingen? bij lang nadenken: rekenmachine

Nadere informatie

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. Mochten er aanvullingen zijn, kunt u altijd een e-mail sturen naar info@obs-delandweert.nl. ONTLEDEN Taalkundig ontleden. benoem de

Nadere informatie

1.Tijdsduur. maanden:

1.Tijdsduur. maanden: 1.Tijdsduur 1 etmaal = 24 uur 1 uur = 60 minuten 1 minuut = 60 seconden 1 uur = 3600 seconden 1 jaar = 12 maanden 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 365 (of 366 in schrikkeljaar) dagen 1 jaar = 4 kwartalen 1 kwartaal

Nadere informatie

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5

Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5 Tafelkaart: tafel 1, 2, 3, 4, 5 1 2 3 4 5 1x1= 1 1x2= 2 1x3= 3 1x4= 4 1x5= 5 2x1= 2 2x2= 4 2x3= 6 2x4= 8 2x5=10 3x1= 3 3x2= 6 3x3= 9 3x4=12 3x5=15 4x1= 4 4x2= 8 4x3=12 4x4=16 4x5=20 5x1= 5 5x2=10 5x3=15

Nadere informatie

De teller geeft hoeveel stukken er zijn en de noemer zegt wat de 5. naam is van die stukken: 6 taart geeft dus aan dat de taart in 6

De teller geeft hoeveel stukken er zijn en de noemer zegt wat de 5. naam is van die stukken: 6 taart geeft dus aan dat de taart in 6 Breuken Breuk betekent dat er iets gebroken is. Het is niet meer heel. Als je een meloen doormidden snijdt, is die niet meer heel, maar verdeeld in twee stukken. Eén zo n stuk is dan een halve meloen,

Nadere informatie

Overstapprogramma 6-7

Overstapprogramma 6-7 Overstapprogramma - Cijferend optellen 9 Verdeel het getal. Het getal 8 kun je verdelen in: duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden D H T E 8 D H T E 8 = 8 9 9 9 = = = = Zet de getallen goed onder

Nadere informatie

Rekentermen en tekens

Rekentermen en tekens Rekentermen en tekens Erbij de som is hetzelfde, is evenveel, is gelijk aan Eraf het verschil, korting is niet hetzelfde, is niet evenveel Keer het product kleiner dan, minder dan; wijst naar het kleinste

Nadere informatie

Kommagetallen. Twee stukjes is

Kommagetallen. Twee stukjes is Kommagetallen Een kommagetal is een getal dat niet heel is. Het is een breuk. Voor de komma staan de helen, achter de komma staat de breuk. De cijfers achter de komma staan voor de tienden, honderdsten,

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders,

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders, Lesbrief groep 5/6 Beste ouders, Het is al weer een tijdje geleden dat we een lesbrief aan jullie hebben gestuurd. Maar met de start op onze prachtige nieuwe school, ook gelijk maar een doorstart met de

Nadere informatie

Lees U laat uw kind de eerste set woorden van de week voorlezen. Deze woorden staan rechtsboven op iedere uitlegkaart.

Lees U laat uw kind de eerste set woorden van de week voorlezen. Deze woorden staan rechtsboven op iedere uitlegkaart. Snel aan de slag! Wat heeft u nodig? Het juiste Spelling in beeld-oefenboekje Een schriftje waar uw kind in kan werken Een pen waarmee uw kind prettig werkt Een markeerstift of een aantal kleurpotloden

Nadere informatie

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS

REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS REKENVAARDIGHEID BRUGKLAS Schooljaar 008/009 Inhoud Uitleg bij het boekje Weektaak voor e week: optellen en aftrekken Weektaak voor e week: vermenigvuldigen Weektaak voor e week: delen en de staartdeling

Nadere informatie

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord zelfstandig naamwoord Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. de man de kat de fiets lidwoord Het lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord. de het een samenstelling Een

Nadere informatie

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2

Strategiekaarten. Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Rekenen: een hele opgave, deel 2 Deze strategiekaarten horen bij de ThiemeMeulenhoff-uitgave (ISBN 978 90 557 4642 2): Joep van Vugt Anneke Wösten Handig optellen; tribunesom* Bij optellen van bijna ronde getallen zoals 39, 198, 2993,..

Nadere informatie

De waarde van een plaats in een getal.

De waarde van een plaats in een getal. Komma getallen. Toen je net op school leerde rekenen, wist je niet beter dan dat getallen heel waren. Dus een taart was een taart, een appel een appel en een peer een peer. Langzaam maar zeker werd dit

Nadere informatie

Overzicht AmbraSoft: Taalbende, Taal en Rekenen

Overzicht AmbraSoft: Taalbende, Taal en Rekenen Overzicht AmbraSoft: Taalbende, Taal en Rekenen AmbraSoft is een methode-onafhankelijk oefenplatform voor Taal en Rekenen. Voor gebruikers van de taalmethode De Taalbende van uitgeverij Plantyn bevat het

Nadere informatie

drs. W.M.F. Beuker, training en begeleiding in onderwijs

drs. W.M.F. Beuker, training en begeleiding in onderwijs Stadsdeel zuidoost Hoofdstuk 1 Spelling Luister-woorden Weet-woorden Leen-woorden Regel-woorden Afkortingen Meervoudsvormen Verkleinwoorden Samenstellingen Trappen van vergelijking Werkwoordspelling Vergelijk-woorden

Nadere informatie

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren Uren, Dagen, Maanden, Jaren,. Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren 1 minuut 60 seconden 1 uur 60 minuten 1 half uur 30 minuten 1 kwartier 15 minuten 1 dag (etmaal) 24 uren 1 week

Nadere informatie

Nieuws vanuit groep 4

Nieuws vanuit groep 4 Nieuws vanuit groep 4 De afgelopen weken zijn we druk bezig geweest met de winter. Tijdens de natuurlessen hebben we gesproken over verschillende weersoorten en de vorming van sneeuw en ijs. We hebben

Nadere informatie

schrijf je meestal ch, behalve bij ik lig, ik leg en ik zeg. Dan schrijf je ij. Dan schrijf je ij.

schrijf je meestal ch, behalve bij ik lig, ik leg en ik zeg. Dan schrijf je ij. Dan schrijf je ij. Groep 6 Spelling Thema 1 Op heterdaad betrapt ng (tong) ch (pech) ei (reis) ij (ijs) Hoor je de zingende /n/, dan schrijf je ng. Hoor je na een korte klank /g/, dan schrijf je meestal ch, behalve bij ik

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Reken zeker: leerlijn kommagetallen Reken zeker: leerlijn kommagetallen De gebruikelijke didactische aanpak bij Reken Zeker is dat we eerst uitleg geven, vervolgens de leerlingen flink laten oefenen (automatiseren) en daarna het geleerde

Nadere informatie

spiekboek De beste basis voor het rekenen

spiekboek De beste basis voor het rekenen spiekboek rekenen plus spiekboek De beste basis voor het rekenen groep 3 COLOFON DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 5 groep 5 & 6 3 Auteur: DiKiBO behandelt

Nadere informatie

Overzicht rekenstrategieën

Overzicht rekenstrategieën Overzicht rekenstrategieën Groep 3 erbij tot tien Groep 3 eraf tot tien Groep 4 erbij tot twintigt Groep 4 eraf tot twintigt Groep 4 erbij tot honderd Groep 4 eraf tot honderd Groep 4 en 5 tafels tot tien

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn kommagetallen

Reken zeker: leerlijn kommagetallen Reken zeker: leerlijn kommagetallen De gebruikelijke didactische aanpak bij Reken Zeker is dat we eerst uitleg geven, vervolgens de leerlingen flink laten oefenen (automatiseren) en daarna het geleerde

Nadere informatie

Onthoudboekje rekenen

Onthoudboekje rekenen Onthoudboekje rekenen Inhoud 1. Hoofdrekenen: natuurlijke getallen tot 100 000 Optellen (p. 4) Aftrekken (p. 4) Vermenigvuldigen (p. 5) Delen (p. 5) Deling met rest (p. 6) 2. Hoofdrekenen: kommagetallen

Nadere informatie

Deel 1. het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken

Deel 1. het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken Deel 1 78 & het complete zakboek voor groep 7 & 8 deel 1 hele getallen, kommagetallen en breuken 2 DIT IS HET DiKiBO-BOEK VAN TIP PAS OP 2 HOE? hoi, ik ben DiKiBO samen met mijn vrienden help ik jou bij

Nadere informatie

Overzicht categorieën Taal actief groep 7

Overzicht categorieën Taal actief groep 7 Overzicht categorieën Taal actief groep Introductie Onderstaand treft u in de eerste kolom het nummer van de categorie aan zoals die voorkomt in Taal actief, in de tweede kolom de omschrijving, in de derde

Nadere informatie

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5

Leerlijn Spreken & luisteren groep 5 Leerlijn Spreken & luisteren groep 5 Spreken (individueel / gesprekken voeren): Luisteren: Een monoloog houden in een kleine groep, duidelijk verwoorden wat ze bedoelen. Een gesprek (overleg) voeren in

Nadere informatie

Overzicht AmbraSoft: De Taalbende, Taal en Rekenen

Overzicht AmbraSoft: De Taalbende, Taal en Rekenen : De Taalbende, Taal en Rekenen AmbraSoft is een methode-onafhankelijk oefenplatform voor Taal en Rekenen. Voor gebruikers van de taalmethode De Taalbende van uitgeverij Plantyn bevat het platform ook

Nadere informatie

Het weetjesschrift. h e r s e n b r e k e r s. de Carrousel. Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads. Openbare Basisschool

Het weetjesschrift. h e r s e n b r e k e r s. de Carrousel. Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads. Openbare Basisschool Openbare Basisschool de Carrousel Baronstraat 11 6371 AR Landgraaf Tel: 045 5332700 Fax: 045 5332701 Postbus 30106 6370 KC Landgraaf Het weetjesschrift Het enige echte verzamelwerk van 1 e graads h e r

Nadere informatie

Taal We kunnen nu al echte verhalen schrijven. Daar zien we dan ook echte leuke verhalen van de kinderen.

Taal We kunnen nu al echte verhalen schrijven. Daar zien we dan ook echte leuke verhalen van de kinderen. Vierkantje 4 groep 4 Hallo, De tijd gaat snel, het is alweer voorjaarsvakantie. De komende weken tot de grote vakantie krijgen we nog schoolreis, sportdag etc. kortom voor we het weten zitten we alweer

Nadere informatie

Leerdoelen groep 8. Pluspunt rekenen

Leerdoelen groep 8. Pluspunt rekenen Leerdoelen groep 8 Pluspunt rekenen NB. De leerdoelen van deze rekenmethode bieden wij de kinderen aan middels Denken in Doelen. Dat betekent dat we niet exact de blokken van de methode volgen, maar dat

Nadere informatie

woorden met eer (heer) De /r/ is een plaagletter bij /eer/. volgwoord woorden met oor (oor) De /r/ is een plaagletter bij /oor/.

woorden met eer (heer) De /r/ is een plaagletter bij /eer/. volgwoord woorden met oor (oor) De /r/ is een plaagletter bij /oor/. Groep 5 Spelling Thema 1 Een plek om te werken De /f/ is de fietspompletter. Je hoort met f (fluit) /ffff/. De /v/ is van vlieg. Je hoort /vvvv/. met v (vis) woorden met aar (jaar) luisterwoord woorden

Nadere informatie

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12 Tytsjerksteradiel Rekenportfolio Naam: cm 2 1 5 7 + = 5 10 10 m 3 1 _ 12 X 5 1 + = 5 1 + Inhoudsopgave Voorwoord 3 Domein getallen 4 - Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen 5 - Breuken 6 - Rekenvolgorde

Nadere informatie

6 Breuken VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken

6 Breuken VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken Bestelnr. Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Breuken K-Publisher B.V. Prins Hendrikstraat NL- CS Bodegraven Telefoon +(0)- 0 Telefax +(0)- info@k-publisher.nl www.k-publisher.nl Breuken Breuk

Nadere informatie

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen

Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen Leerlijnen groep 7 Wereld in Getallen 1 2 REKENEN Boek 7a: Blok 1 - week 1 in geldcontext 2 x 2,95 = / 4 x 2,95 = Optellen en aftrekken tot 10.000 - ciferend; met 2 of 3 getallen 4232 + 3635 + 745 = 1600

Nadere informatie

Rekenen. Doelen in groep 7

Rekenen. Doelen in groep 7 Doelen in Rekenen Hieronder ziet u de doelen voor rekenen die in aan de orde komen. Deze doelen zijn verdeeld in: M: doelen die in de eerste helft van het jaar behandeld worden. E: doelen die in de tweede

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp

Nadere informatie

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders,

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders, Lesbrief groep 5/6 Beste ouders, We starten met rekenen, taal en spelling weer met een nieuw blok. Hier dus weer een lesbrief om u op de hoogte te houden over wat uw kind de komende tijd zal leren/oefenen.

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde

Nadere informatie

Leerdoelen groep 7. Pluspunt rekenen

Leerdoelen groep 7. Pluspunt rekenen Leerdoelen groep 7 Pluspunt rekenen NB. De leerdoelen van deze rekenmethode bieden wij de kinderen aan middels Denken in Doelen. Dat betekent dat we niet exact de blokken van de methode volgen, maar dat

Nadere informatie

5.327 703 x 15.981 3.728.900 + 3.744.881. 2.160 3.007 x 15.120 6.480.000 + 6.495.120. 2.160 3.007 x 15.120 00.000 0 00.000 6.480.000 + 6.495.

5.327 703 x 15.981 3.728.900 + 3.744.881. 2.160 3.007 x 15.120 6.480.000 + 6.495.120. 2.160 3.007 x 15.120 00.000 0 00.000 6.480.000 + 6.495. Bij vermenigvuldigen van twee grote getallen onder elkaar staan de rijen onder de streep elk voor een tussenstap. De eerste rij staat voor het vermenigvuldigen met het cijfer dat de eenheden van het onderste

Nadere informatie

Lesbrief 4 van groep 3, 4, 5

Lesbrief 4 van groep 3, 4, 5 Lesbrief 4 van groep 3, 4, 5 Groep 3 Lezen We zijn bezig met kern 9. Het thema is: Hoe kan dat? Het ankerverhaal gaat over Daan. Daan is een uitvinder. Als Tasja op bezoek komt, is hij net bezig met het

Nadere informatie

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN Verhoudingstabel Wat zijn verhoudingen Rekenen met de verhoudingstabel Kruisprodukten Wat zijn verhoudingen * * * 2 Aantal rollen 1 2 12 Aantal beschuiten 18

Nadere informatie

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar

Nadere informatie

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag De probleemstelling is eigenlijk het centrum waar het werkstuk om draait. Het is een precieze formulering van het onderwerp dat je onderzoekt. Omdat de probleemstelling

Nadere informatie

mollen -> de o wordt uitgesproken als o. Dit noemen wij een woord met een woord met een gesloten lettergreep: mol len.

mollen -> de o wordt uitgesproken als o. Dit noemen wij een woord met een woord met een gesloten lettergreep: mol len. Komende week starten wij alweer aan kern 11 van Veilig Leren Lezen. U zult zien dat er in deze kern veel terugkomt wat er in kern 10 is aangeboden. In deze kern staan de volgende onderwerpen (weer) centraal:

Nadere informatie

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep

spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep spiekboek rekenen beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep de o ra en a oor a 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar de

Nadere informatie

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13

2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13 REKENEN MET BREUKEN. De breuk. Opgaven. Optellen van breuken 6. Opgaven 8. Aftrekken van breuken 9.6 Opgaven 9.7 Vermenigvuldigen van breuken.8 Opgaven.9 Delen van breuken.0 Opgaven. Een deel van een deel.

Nadere informatie

wat is de som zie ik een instinker bij de antwoorden? het goede antwoord aan

wat is de som zie ik een instinker bij de antwoorden? het goede antwoord aan e it re st r st 1. ik lees de opgave 2. ik kijk naar het plaatje 3. wat is de som die schrijf ik op kladpapier 4. ik kijk naar de antwoorden, antwoorden die niet kunnen streep ik in mijn hoofd weg! 5.

Nadere informatie

Leerstofoverzicht groep 6

Leerstofoverzicht groep 6 Leerstofoverzicht groep 6 Getallen en relaties Basisbewerkingen Leerlijn Groep 6 Uitspraak, schrijfwijze, kenmerken getallen boven 10 000 in cijfers schrijven haakjesnotatie deler en deeltal breuknotatie

Nadere informatie

Inhoud kaartenbak groep 8

Inhoud kaartenbak groep 8 Inhoud kaartenbak groep 8 1 Getalbegrip 1.1 Ligging van getallen tussen duizendvouden 1.2 Plaatsen van getallen op de getallenlijn 1.3 Telrij t/m 100 000 1.4 Telrij t/m 100 000 1.5 Getallen splitsen en

Nadere informatie

namen steden landen Namen steden. werelddelen 61 Namen landen hoofdletter werelddelen. namen, N Namen inwoners van inwoners van landen

namen steden landen Namen steden. werelddelen 61 Namen landen hoofdletter werelddelen. namen, N Namen inwoners van inwoners van landen 61 regelwoord Amsterdam, Nederland, Nederlander, Amsterdamse, Nederlandse Woorden die beginnen met een hoofdletter: Namen van steden. Namen van landen of werelddelen. Namen van inwoners van landen. Namen

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik

Nadere informatie

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013

Breuken met letters WISNET-HBO. update juli 2013 Breuken met letters WISNET-HBO update juli 2013 De bedoeling van deze les is het repeteren met pen en papier van het werken met breuken. Steeds wordt bij gebruik van letters verondersteld dat de noemers

Nadere informatie

Leerstofaanbod groep 8

Leerstofaanbod groep 8 Leerstofaanbod groep 8 Methode: RekenZeker Rekenen Breuken vereenvoudigen Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken Vermenigvuldigen met breuken op twee manieren Vermenigvuldigen van samengestelde breuken

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

1.3 Rekenen met pijlen

1.3 Rekenen met pijlen 14 Getallen 1.3 Rekenen met pijlen 1.3.1 Het optellen van pijlen Jeweetnuwatdegetallenlijnisendat0nochpositiefnochnegatiefis. Wezullen nu een soort rekenen met pijlen gaan invoeren. We spreken af dat bij

Nadere informatie

Afspraken hoofdrekenen eerste tot zesde leerjaar

Afspraken hoofdrekenen eerste tot zesde leerjaar 24/04/2013 Afspraken hoofdrekenen eerste tot zesde leerjaar Sint-Ursula-Instituut Rekenprocedures eerste leerjaar Rekenen, hoe doe ik dat? 1. E + E = E 2 + 5 = 7 Ik heb er 2. Er komen er 5 bij. Dat is

Nadere informatie

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen 1.1 Eigen kennis 1.1.1 Kinderen kunnen hun eigen kennis activeren, m.a.w. ze kunnen aangeven wat ze over een bepaald onderwerp al weten en welke ervaringen ze er

Nadere informatie

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv Inhoud 1 Spelling 5 1 geschiedenis van de nederlandse spelling in vogelvlucht 11 2 spellingregels 13 Klinkers en medeklinkers 13 Spelling van werkwoorden 14 D De stam van een werkwoord 14 D Tegenwoordige

Nadere informatie

Reken zeker: leerlijn breuken

Reken zeker: leerlijn breuken Reken zeker: leerlijn breuken B = breuk H = hele HB = hele plus breuk (1 1/4) Blauwe tekst is theorie uit het leerlingenboek. De breuknotatie in Reken zeker is - anders dan in deze handout - met horizontale

Nadere informatie

Optellen van twee getallen onder de 10

Optellen van twee getallen onder de 10 Splitsen tot 0 uit het hoofd 2 Optellen 2 7 6 2 5 3 4 Splitsen tot 20 3 2 8 7 2 6 3 5 4 4 4 3 2 2 9 8 2 7 3 6 4 5 5 4 2 3 0 9 2 8 3 7 4 6 5 5 6 5 2 4 3 3 Bij een aantal iets erbij doen heet optellen. Je

Nadere informatie

Procenten 75% 33% 10% 50% 40% 25% 50% 100%

Procenten 75% 33% 10% 50% 40% 25% 50% 100% Procenten 50% 75% 25% 100% 10% 40% 50% 33% Uitleg procenten & Hoofdstuk 1A: hele procenten Uitleg : Procent betekent: 1/100 deel Bij procentrekenen werken we met HOEVEELHEDEN Bij een hoeveelheid van iets

Nadere informatie

Breuken. Tel.: Website:

Breuken. Tel.: Website: Breuken Leer- en oefenboek Versie - april 08 Auteur en uitgever: Klaas van der Veen Tel.: 00-700 E-mail: info@ info@meesterklaas.nl Website: www. www.meesterklaas.nl Inhoud Wat is een breuk Wat is groter:

Nadere informatie

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2.

Kennis van de telrij De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2. Rekenrijk doelen groep 1 en 2 De kinderen kunnen tellen en terugtellen tot 10 met sprongen van 1 en van 2. Aantallen kunnen tellen De kinderen kunnen kleine aantallen tellen. De kinderen kunnen eenvoudige

Nadere informatie

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders,

Lesbrief groep 5/6. Beste ouders, Lesbrief groep 5/6 Beste ouders, De vakantie is weer voorbij en we gaan nu het laatste deel van het schooljaar in. Een periode waarin we bezig gaan met de laatste blokken van rekenen, taal en spelling.

Nadere informatie

Rekenfolder o.b.s. Henri Dunant groep 7

Rekenfolder o.b.s. Henri Dunant groep 7 Extra informatie blok 1 Rekenfolder o.b.s. Henri Dunant groep 7 Bij getallen en bewerkingen verkennen de kinderen in dit blok o.a. de getallen tot 100.000 met behulp van de getallenlijn. Verder komen er

Nadere informatie

Afspraak 31 weetwoord. Afspraak 30 regelwoord. liniaal, actueel. thermometer. Afspraak 32a weetwoord. Afspraak 32b weetwoord. team.

Afspraak 31 weetwoord. Afspraak 30 regelwoord. liniaal, actueel. thermometer. Afspraak 32a weetwoord. Afspraak 32b weetwoord. team. Afspraak 30 regelwoord liniaal, actueel je een j of een w, maar die schrijf je niet Afspraak 31 weetwoord thermometer je een t, maar je schrijft th Afspraak 32a weetwoord team Leenwoorden uit het Engels

Nadere informatie

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling Werkstuk schrijven DPS Communicatie Werkblad: werkwoordspelling On line, korte, doelgerichte cursussen. Aan de slag wanneer het u uitkomt. Via Skype contact met een ervaren docent. Makkelijker was het

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort

je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort Groep 4 Spelling Thema 1 Een nieuw huis aan het begin (klas) aan het eind (tent) met st aan het eind (kist) met ts aan het eind (muts) aan het begin en aan het eind (krant) Thema 2 Wat word jij later?

Nadere informatie

Proefwerken juni 2017

Proefwerken juni 2017 Proefwerken juni 2017 Donderdag 15 juni Bewerkingen & toepassingen Luisteren & taalsystematiek* Vrijdag 16 juni Begrijpend lezen * Getallenkennis & toepassingen Maandag 19 juni Dinsdag 20 juni Spelling

Nadere informatie

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter. 70 blok 5 les 23 C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 60 981 540 C 2 Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen 1F Grammaticale kennis: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. 1E Grammaticale kennis: meewerkend voorwerp. 2E Grammaticale kennis: bijwoordelijke

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen

Nadere informatie

SAMENVATTING BASIS & KADER

SAMENVATTING BASIS & KADER SAMENVATTING BASIS & KADER Afronden Hoe je moet afronden hangt af van de situatie. Geldbedragen rond je meestal af op twee decimalen, 15,375 wordt 15,38. Grote getallen rondje meestal af op duizendtallen,

Nadere informatie

schrijf je meestal ch, behalve bij hij ligt, hij legt en hij zegt. Hoor je /ie/ aan het eind van een klankgroep, dan schrijf je i. Dan schrijf je ij.

schrijf je meestal ch, behalve bij hij ligt, hij legt en hij zegt. Hoor je /ie/ aan het eind van een klankgroep, dan schrijf je i. Dan schrijf je ij. Groep 7 Spelling Thema 1 Het landje van ons woorden met ng (tong) woorden met cht (lucht) woorden met i die klinkt als ie (liter) Hoor je de zingende /n/, dan schrijf je ng. Hoor je na een korte klank

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2)

Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2) Samenvatting Nederlands Cursus spellen (hoofdstuk 1 + 2) Samenvatting door een scholier 1020 woorden 25 september 2011 7,3 13 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands CURSUS SPELLEN Werkwoordspelling

Nadere informatie

Nummer 21 29 januari 2015

Nummer 21 29 januari 2015 Datum Activiteit Datum Activiteit Nummer 21 29 januari 2015 29-01 Groep 8: Adviesgesprekken 13-02 Afsluiting Duif s In 30-01 Duif s In 3 17 en 19-2 Groep 3: Rapportgesprekken 06-02 Duif s In 4 18-2 Rapport

Nadere informatie

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9 INHOUD Inleiding 7 Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9 Les 1 Stap voor stap op weg naar minder spellingfouten 11 1.1 Juist spellen is... 11 1.2 Stappenplan goed spellen 13 1.3 Hardnekkige spellingproblemen

Nadere informatie

Dyslexiebehandeling. Informatiepakket leerkracht:

Dyslexiebehandeling. Informatiepakket leerkracht: Dyslexiebehandeling Informatiepakket leerkracht: - Werkwijze bij Onderwijszorg Nederland (ONL) - Klankenschema - Stappenplan - Kopie overzichts-steunkaart - Uitleg losse steunkaarten - Uitleg steunkaart

Nadere informatie

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen Groep 7(eerste helft) Getalbegrip - Telrij tot en met 1 000 000 - Uitspraak en schrijfwijze van de getallen (800 000 en 0,8 miljoen) - De opbouw en positiewaarde

Nadere informatie

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep

spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep spiekboek rekenen bereid je goed voor op de entreetoets van het Cito groep 3 COLOFON DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 7 groep 5 & 6 (een uittreksel van DiKiBO

Nadere informatie

handelingswijzer rekenen

handelingswijzer rekenen handelingswijzer rekenen Naslagwerk Voor leerlingen en ouders HANDELINGSWIJZER REKENEN INHOUD HANDELINGSWIJZER REKENEN... 1 1 INHOUD... 1 HOOFDBEWERKINGEN... 2 OPTELLEN... 3 AFTREKKEN... 3 VERMENIGVULDIGEN...

Nadere informatie

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands.

Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is een programma voor het leren van de belangrijkste spellingregels van het Nederlands. Doelgroep Gevarieerde Spelling Gevarieerde Spelling is bedoeld voor leerlingen

Nadere informatie

2.2 Ongelijknamige breuken en vereenvoudigde breuken 22. 2.3.1 Gemengde getallen optellen en aftrekken 26. 2.5 Van breuken naar decimale getallen 28

2.2 Ongelijknamige breuken en vereenvoudigde breuken 22. 2.3.1 Gemengde getallen optellen en aftrekken 26. 2.5 Van breuken naar decimale getallen 28 Breuken Samenvatting Als je hele getallen deelt, kunnen er breuken ontstaan. Een breuk is een deel van iets. Je hebt iets in gelijke delen verdeeld. Wanneer je een kwart van een pizza hebt, dan heb je

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12

Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting Nederlands NL Spelling 1 t/m 12 Samenvatting door een scholier 1040 woorden 26 februari 2014 4,5 16 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands 1 Leestekens Punt Aan het eind van

Nadere informatie

spiekboek rekenen spiekboek rekenen plus beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep LEERHULP.NL

spiekboek rekenen spiekboek rekenen plus beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep LEERHULP.NL spiekboek rekenen spiekboek rekenen plus beter rekenen op de entreetoets van het Cito groep 3 COLOFON DiKiBO presenteert het spiekboek complete reken-zakboek rekenen voor groep voor 6 groep 5 & 6 3 Auteur:

Nadere informatie

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links:

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links: Cijferend optellen t/m 1000 Voor u ligt de verkorte leerlijn cijferend optellen groep 5 van Reken zeker. Deze verkorte leerlijn is bedoeld voor de leerlingen die nieuw instromen in groep 6 en voor de leerlingen

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau A, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de

Nadere informatie

instapkaarten spelling

instapkaarten spelling instapkaarten inhoud instapkaarten Spelling thema 1 les 1 cat. 5a 1 thema 1 les 3 cat. 5b 2 thema 1 les 5 cat. 6a,b 3 thema 1 les 7 cat. 6c 4 thema 1 les 9 cat. 7a,b 5 thema 1 les 11 cat. 7c 6 thema 1

Nadere informatie

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010 1 Bijlage: Vergelijking taalbeschouwelijke termen leerplannen basisonderwijs en secundair onderwijs In deze lijst vindt u in de linkerkolom een overzicht van de taalbeschouwelijke termen uit het leerplan

Nadere informatie

Groep 6. Uitleg voor ouders (en kinderen) over de manieren waarop rekenen in groep 6 aan bod komt. Don Boscoschool groep 6 juf Kitty

Groep 6. Uitleg voor ouders (en kinderen) over de manieren waarop rekenen in groep 6 aan bod komt. Don Boscoschool groep 6 juf Kitty Groep 6 Uitleg voor ouders (en kinderen) over de manieren waarop rekenen in groep 6 aan bod komt. Getalbegrip Ging het in groep 5 om de hele getallen tot 1000, nu wordt de getallenwereld uitgebreid. Naast

Nadere informatie