Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen

Vergelijkbare documenten
Lineaire algebra I (wiskundigen)

Vierde huiswerkopdracht Lineaire algebra 1

Lineaire Algebra C 2WF09

Lineaire Algebra C 2WF09

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.

Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00

Vectorruimten en deelruimten

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

I.3 Functies. I.3.2 Voorbeeld. De afbeeldingen f: R R, x x 2 en g: R R, x x 2 zijn dus gelijk, ook al zijn ze gegeven door verschillende formules.

Lineaire algebra I (wiskundigen)

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen)

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)

ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2.

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I. 1. Theorie

Lineaire Algebra voor ST

1.1 Oefen opgaven. Opgave Van de lineaire afbeelding A : R 3 R 3 is gegeven dat 6 2, 5 4, A 1 1 = A = Bepaal de matrix van A.

3 De duale vectorruimte

Stelsels Vergelijkingen

Lineaire Algebra voor W 2Y650

Functievergelijkingen

Enkele valkuilen om te vermijden

Dualiteit. Raymond van Bommel. 6 april 2010

3 De duale vectorruimte

Lineaire Algebra C 2WF09

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

Lineaire afbeeldingen

Hoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen

Unitaire en Hermitese transformaties

Lineaire Algebra voor ST

Uitwerkingen Tentamen Wat is Wiskunde (WISB101) Donderdag 10 november 2016, 9:00-12:00

Hints en antwoorden bij de vragen van de cursus Lineaire Algebra en Meetkunde

Jordan normaalvorm. Hoofdstuk 7

Aanvullingen bij Hoofdstuk 6

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 2 dinsdag 3 april 2007,

Lineaire Algebra en Vectorcalculus 2DN60 College 5.a Basis en dimensie

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Ter Leering ende Vermaeck

EERSTE DEELTENTAMEN ANALYSE C

FLIPIT 5. (a i,j + a j,i )d i d j = d j + 0 = e d. i<j

UITWERKINGEN 1 2 C : 2 =

College WisCKI. Albert Visser. 5 december, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Lijn, Vlak, etc.

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid

a) Bepaal punten a l en b m zó dat de lijn door a en b parallel is met n.

Lineaire Algebra voor ST

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A

Vectormeetkunde in R 3

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN MEETKUNDE I

Optelling en scalaire vermenigvuldiging zijn weer plaatsgewijs gedefinieerd, bijvoorbeeld: 7 (x 1, x 2, x 3,...)

Tentamen Lineaire Algebra B

More points, lines, and planes

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A, met uitwerkingen

Tentamen Lineaire Algebra UITWERKINGEN

Geadjungeerde en normaliteit

Inwendig product, lengte en orthogonaliteit

Coördinatiseringen. Definitie 1. Stel dat B = {b 1,..., b n } een basis is van een vectorruimte V en dat v V. iedere vector v V :

Bilineaire Vormen. Hoofdstuk 9

Projectieve Meetkunde

4 Positieve en niet-negatieve lineaire algebra

Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2

Vincent van der Noort Scoop vult de gaten in onze kennis... Het gevoel van eigenwaarden van David J. Griffith

Samenvatting Lineaire Algebra, periode 4

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.

College WisCKI. Albert Visser. 28 november, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Lijn, Vlak, etc.

College WisCKI. Albert Visser. 21 november, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Vectorruimte

Uitwerking 1 Uitwerkingen eerste deeltentamen Lineaire Algebra (WISB121) 3 november 2009

CTB1002 deel 1 - Lineaire algebra 1

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2

College WisCKI. Albert Visser. 17 oktober, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Equivalentierelaties.

Tentamen lineaire algebra voor BWI maandag 15 december 2008, uur.

Inwendig product, lengte en orthogonaliteit in R n

Tentamen Topologie, Najaar 2011

PROEFEXAMEN LINEAIRE ALGEBRA dinsdag 22 november 2016

Overview. Goniometrie. Goniometrie. Loodrechte Deelruimten. Vergelijkingen en Loodrechte Projecties

(b) Formuleer het verband tussen f en U(P, f), en tussen f en L(P, f). Bewijs de eerste. (c) Geef de definitie van Riemann integreerbaarheid van f.

Wiskundige beweringen en hun bewijzen

Eerste deeltentamen Lineaire Algebra A. De opgaven

Vectorruimten met inproduct

Ruimtemeetkunde deel 1

Supplement Verzamelingenleer. A.J.M. van Engelen en K. P. Hart

Opgaven Inleiding Analyse

Voortgezette Lineaire Algebra. Prof. dr. J. van Mill Dr. F. van Schagen

Aanvullingen bij Hoofdstuk 8

Overzicht Fourier-theorie

De Dekpuntstelling van Brouwer

1 Rekenen in eindige precisie

Uitwerking Proeftentamen Lineaire Algebra 1, najaar y y = 2x. P x. L(P ) y = x. 2/3 1/3 en L wordt t.o.v de standaardbasis gegeven door

College WisCKI. Albert Visser. 16 januari, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Loodrechte Projectie

Combinatoriek groep 2

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie

De Grassmann-variëteit

Lineaire Algebra voor ST

Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding

Matrices en Stelsel Lineaire Vergelijkingen

Examen G0U13 - Bewijzen en Redeneren,

D. M. van Diemen. Homotopie en Hopf. Bachelorscriptie, 7 juni Scriptiebegeleider: dr. B. de Smit. Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden

Transcriptie:

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 en opmerkingen November 10, 2009 Opgave 1 Gegeven een vectorruimte V met deelruimtes U 1 en U 2. Als er geldt dim U 1 = 7, dimu 2 = 9, en dim(u 1 U 2 ) = 4, wat is dan het grootste getal d waarvoor zeker geldt dimv d? Volgens stelling 6.22 geldt dim(u 1 + U 2 ) + dim(u 1 U 2 ) = dimu 1 + dimu 2, waaruit we afleiden dat dim(u 1 + U 2 ) = 12. Omdat U 1 + U 2 een lineaire deelruimte van V is, geldt dim V 12. Anderzijds kunnen we een voorbeeld construeren waarbij dimv = 12: neem V = R 12 en laat e 1, e 2,..., e 12 de standaardbasisvectoren in R 12 zijn. Kies nu U 1 = L(e 1, e 2,...,e 7 ) en U 2 = L(e 4, e 5,...,e 12 ). Dan geldt U 1 U 2 = L(e 4, e 5, e 6, e 7 ) (ga na waarom; er geldt niet in het algemeen dat L(S 1 ) L(S 2 ) = L(S 1 S 2 ) voor verzamelingen S 1, S 2 V ). Er is nu voldaan aan de voorwaarden dim U 1 = 7, dimu 2 = 9, en dim(u 1 U 2 ) = 4. We concluderen dat de grootste d waarvoor geldt dimv d gelijk is aan 12. (1A) Als je het vermoeden hebt dat de grootste d waarvoor geldt dimv d gelijk is aan 12, dan moet je twee dingen bewijzen. Ten eerste dat dim V 12 en ten tweede dat er V, U 1 en U 2 zijn die aan alle voorwaarden voldoen en waarvoor bovendien geldt dimv = 12. Dit tweede deel is door veel mensen vergeten. (1B) In de opgaven zijn geen bases voor de vectorruimte en de deelruimtes gegeven. Je mag dus niet zomaar een basis gebruiken. Je kunt wel zelf een basis voor de ruimtes introduceren, 1

maar als je dat willekeurig doet, hoeft niet te gelden dat de bases voor U 1 en U 2 overlappen. Het is goed mogelijk dat de bases van U 1 en U 2 geen enkel element gemeen hebben, terwijl U 1 U 2 toch dimensie groter dan 0 heeft. Neem als kleiner voorbeeld bijvoorbeeld V = R 2, U 1 = L((1, 0), (0, 1)) en U 2 = L((1, 1)). De basis ((1, 0), (0, 1)) voor U 1 heeft een lege doorsnede met de basis ((1, 1)) voor U 2, maar toch is de dimensie van U 1 U 2 gelijk aan 1. (1C) Dimensies zijn geen onderdelen van een vectorruimte. De dimensie van een vectorruimte is een eigenschap van die vectorruimte. Je kunt hier dus niet zeggen dat V twaalf dimensies heeft. En zo ook kun je niet praten over overlappende dimensies van U 1 en U 2. Opgave 2 Zij V een vectorruimte. Laat zien dat er geldt dimv = dan en slechts dan als er een oneindige rij van lineair onafhankelijke vectoren v 1, v 2, v 3... in V bestaat. Stel eerst dat dim V =. Volgens definitie 6.16 betekent dat dat V geen eindige basis heeft. We construeren nu een oneindige rij van lineair onafhankelijke vectoren. Kies eerst v 1 V willekeurig, maar ongelijk aan 0. We weten dat (v 1 ) geen basis is voor V, want dan zou dimv = 1. Dus L(v 1 ) V. We kunnen dus een v 2 V \L(v 1 ) vinden en deze is lineair onafhankelijk van v 1. In het algemeen kiezen we de n + 1-ste vector v n+1 van onze rij als een vector van V \L(v 1,...,v n ). Zo n vector bestaat altijd, want (v 1, v 2,...,v n ) kan geen basis van V zijn (dan zou immers dimv = n) en L(v 1,...,v n ) spant dus niet heel V op. Verder is v n+1 geen lineaire combinatie van v 1,...,v n en dus linear onafhankelijk van (v 1,...,v n ). Op deze manier construeren we een oneindige rij van lineair onafhankelijke vectoren. Stel nu andersom dat we een oneindige rij lineair onafhankelijke vectoren v 1, v 2,... in V gegeven hebben. We bewijzen uit het ongerijmde dat dimv =, dus stel dat de dimensie van V eindig is, zeg gelijk aan n. Volgens stelling 6.14 moeten de vectoren v 1, v 2,...,v n+1 nu lineair afhankelijk zijn; tegenspraak. (2A) Dat er een oneindige rij lineair onafhankelijke vectoren in V bestaat, wil nog niet zeggen dat er geen eindige rij lineair onafhankelijke vectoren in V bestaat. Elk eindig stuk van de oneindige rij is immers zelf een eindige rij lineair onafhankelijke vectoren. (2B) Definitie 6.16 zegt niet dat een vectorruimte V met dim V een oneindige basis heeft. Sterker nog, we hebben het woord basis alleen gedefinieerd voor eindige rijtjes. We kunnen dus helemaal niet praten over een oneindige basis; dat hebben we niet gedefinieerd. (2C) Een vectorruimte met eindige dimensie n heeft een basis bestaande uit precies n vectoren. Maar je mag dit resultaat niet zomaar toepassen op een vectorruimte met oneindige dimensie. Daarvan hebben we helemaal niet iets dergelijks bewezen. Zie ook (2B). (2D) Stelling 6.14 geldt voor (eindige) getallen m en n. Je kunt niet zomaar m = invullen.

Je kunt natuurlijk wel van een oneindige rij vectoren een eindig stukje nemen en daarop stelling 6.14 toepassen. Opgave 3 Zij U een lineaire deelruimte van R n en (v 1,...,v k ) een basis voor U. Definieer de afbeelding T : R n R k door T(x) = ( x, v 1, x, v 2,..., x, v k ). a) Laat zien dat T een lineaire afbeelding is. b) Laat zien dat de kern van T gelijk is aan U. c) Laat zien dat de beperking T U : U R k injectief is. d) Bewijs dat T U een isomorfisme is. e) Bewijs dat dim U + dimu = n. f) Bewijs dat U een complementaire ruimte van U in R n is. a) Laat x, y R n en λ R. Vanwege de eigenschappen van het inproduct geldt en T(x + y) = ( x + y, v 1, x + y, v 2,..., x + y, v k ) = ( x, v 1 + y, v 1, x, v 2 + y, v 2,..., y, v k + x, v k ) = ( x, v 1, x, v 2,..., x, v k ) + ( y, v 1, y, v 2,..., y, v k ) = T(x) + T(y) T(λx) = ( λx, v 1, λx, v 2,..., λx, v k ) = (λ x, v 1, λ x, v 2,...,λ x, v k ) = λ ( x, v 1, x, v 2,..., x, v k ) = λt(x). Dit bewijst dat T een lineaire afbeelding is. b) De kern van T zijn de vectoren x R n waarvoor geldt T(x) = 0, oftewel x, v i = 0 voor 1 i k. Omdat (v 1, v 2,...,v k ) een basis voor U is, zijn er voor elke u U scalairen λ 1,...,λ k zodanig dat u = λ 1 v 1 +... + λ n v n en dus x, u = λ 1 x, v 1 +... + λ n x, v n voor alle x. Hieruit volgt dat er geldt x, v i = 0 voor 1 i k dan en slechts dan als er geldt x, u = 0 voor alle u U. Dus geldt kert = U.

c) De kern van T U is de doorsnede van U en kert = U, dus geldt kert U = U U = {0}. Met lemma 8.5 volgt hieruit dat T U injectief is. d) Volgens stelling 8.13 is dim kert U +rk T U = dimu. We weten dat dim kert U = 0 en dim U = k, dus rk T U = k. Maar ook het codomein van de afbeelding heeft dimensie k, dus T U is surjectief. Omdat hij ook al injectief was, is het een isomorfisme. e) We passen opnieuw stelling 8.13 toe, maar nu op T: er geldt dim kert +rk T = dim R n. We weten al dat T U surjectief is, dus ook T is surjectief, dus rk T = k. Dus dim kert = n k, waaruit volgt dimu + dimu = k + (n k) = n. f) Er geldt U U = {0}, dus uit dim(u U ) + dim(u + U ) = dimu + dimu = k + (n k) = n volgt dim(u +U ) = n en dus U +U = R n. Dus U is een complementaire deelruimte van U in R n. Opgave 4 Zij V en W vectorruimtes over een lichaam F met dim V = dim W = n. Zij f : V W een lineaire afbeelding. Laat zien dat de volgende uitspraken equivalent zijn: a) De afbeelding f is een isomorfisme. b) De afbeelding f is injectief. c) De afbeelding f is surjectief. Een isomorfisme is een lineaire afbeelding die bijectief is, dus (a) (b) en (a) (c), en uit (b) en (c) samen volgt (a). Het is dus voldoende om nog te bewijzen dat (b) (c). Volgens stelling 8.13 geldt dim kerf + rk f = dimv. Verder is f injectief dan en slechts dan als kerf = {0}, oftewel dan en slechts dan als dim kerf = 0. En f is surjectief dan en slechts dan als im f = W, oftewel dan en slechts dan als rk f = dimw = n. Verder merken we op dat dimv = n, dus volgens bovenstaande formule is dim kerf = 0 dan en slechts dan als rk f = n. Kortom, f is injectief dan en slechts dan als f surjectief is. Dit bewijst (b) (c). (4A) Bij deze opgave moet je bewijzen dat drie uitspraken equivalent zijn. Dat die drie uitspraken met (a), (b) en (c) aangegeven zijn, betekent niet dat dit een opgave met drie onderdelen (a), (b) en (c) is. Je moet bewijzen dat (a) waar is dan en slechts dan als (b) waar

is, en dat (a) waar is dan en slechts dan als (c) waar is, en dat (b) waar is dan en slechts dan als (c) waar is. Oftewel, (a) (b), (a) (c) en (b) (c). Je hoeft niet noodzakelijk al deze pijltjes (zes stuks) te bewijzen, want sommige volgen uit andere. Het is bijvoorbeeld voldoende om (a) (b) (c) te bewijzen. Of (a) (b) (c) (a). Let op: als je aanneemt dat uitspraak (a) waar is en daaruit uitspraak (b) afleidt, dan heb je nog niet (a) (b) bewezen, maar slechts (a) (b). Dit is vaak fout gedaan. (4B) Bij een injectieve functie is elk element in het codomein het beeld van hoogstens één element in het domein. Als het domein en het codomein eindig zijn en precies evenveel elementen bevatten, dan volgt hieruit dat elk element in het codomein het beeld is van precies één element in het domein. De functie is dan dus ook surjectief. Dit argument kun je niet toepassen op vectorruimtes. Een vectorruimte met dimensie n bevat over het algemeen niet n elementen, maar oneindig veel. Bij oneindige verzamelingen gaan dit soort telargumentjes (die wel werken bij eindige verzamelingen) mis. Toch bewijs je met deze opgave dat er wel een analogon van dit argument is, namelijk dat als twee vectorruimtes dezelfde dimensie hebben, dan is elke lineaire afbeelding ertussen injectief dan en slechts dan als die surjectief is. Opgave 5 Stel U en U zijn complementaire deelruimtes van een vectorruimte V. Dan definiëren we de projectie π: V V van V langs U op U door π(v) = u, waarbij u U en u U zodanig zijn dat v = u + u. [Opmerking: Als V = R n en U = U, dan noemen we π de orthogonale projectie van V op U.] a) Laat zien dat π goed gedefinieerd is. b) Laat zien dat π lineair is. c) Laat zien dat geldt π π = π. a) Volgens lemma 6.25 bestaan er voor elke v V unieke u U, u U zodat v = u + u. Aan elk element v in het domein wordt door π dus op een unieke manier π(v) = u toegekend. Dus π is goed gedefinieerd. b) Laat v 1 en v 2 willekeurige elementen van V zijn. We kiezen u 1, u 2 U en u 1, u 2 U zodat v 1 = u 1 + u 1 en v 2 = u 2 + u 2. Dan geldt π(v 1) = u 1 en π(v 2 ) = u 2. Verder geldt u 1 + u 2 U en u 1 + u 2 U, dus π(v 1 + v 2 ) = π((u 1 + u 2 ) + (u 1 + u 2)) = u 1 + u 2 = π(v 1 ) + π(v 2 ). Zij nu λ een willekeurige scalar. Dan geldt λu 1 U en λu 1 U, dus Dit bewijs dat π lineair is. π(λv 1 ) = π(λu 1 + λu 1) = λu 1 = λπ(v 1 ).

c) Zij v V willekeurig en schrijf v = u + u met u U en u U. Dan geldt π(v) = u. Omdat u = u + 0 met u U en 0 U, geldt verder π(u) = u. Dus π π = π. (π π)(v) = π(π(v)) = π(u) = u = π(v). (5A) Als A en B verzamelingen zijn en we willen een afbeelding f : A B definiëren, dan moeten we voor elk element a A een element b B aanwijzen; als we alleen maar een beschrijving van b geven, dan moet er wel een b zijn die aan die beschrijving voldoet en bovendien moet die beschrijving het element b ook uniek vastleggen. Anders weten we nog niet welk element we bedoelen en is de functie f niet goed gedefinieerd. Een voorbeeld van een slechte definitie: Zij f : R 0 R de functie gedefinieerd door f(x) = y met y R zodanig dat y 2 = x. Dit is een slechte definitie, want geldt er nu f(1) = 1 of f(1) = 1? Het probleem is dat de beschrijving van y het element y niet eenduidig vast legt. Ook moet je nog checken dat er uberhaupt wel een element y is dat aan de eisen voldoet, maar dat is in dit geval wel in orde, want elk niet-negatief reëel getal heeft een wortel. In het geval van de opgave moet je dus laten zien dat er bij elke v V (elk element in het domein) een unieke u U is zodat v te schrijven is als v = u + u voor een zekere u U. (5B) Vergeet niet de variabelen te introduceren die je gebruikt. Natuurlijk is het bij deze opgave logisch dat v, v 1 en v 2 elementen uit V zijn en dat u en u staan voor de elementen uit U respectievelijk U die opgeteld gelijk aan v zijn, maar je moet het toch definiëren. Voor hetzelfde geld had je de variabelen v en v geïntroduceerd en dan was het ineens niet meer duidelijk geweest waar u voor staat. (5C) Het feit dat zowel π als π π als domein en codomein V hebben, is niet voldoende om te laten zien dat π π = π. Er kunnen heel veel afbeeldingen van V naar V bestaan en die zijn niet allemaal gelijk. Om te bewijzen dat π π = π, moet je laten zien dat voor alle v V geldt: (π π)(v) = π(v).