De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968?"

Transcriptie

1 Universiteit van Tilburg School of Economics and Management Fiscale economie Masterthesis: De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968? Een onderzoek naar de implementatie van artikel 18 onderdeel a Btw-richtlijn in de Wet OB

2 Naam: Studentnummer: Michelle Mutsaers s Opleiding: Fiscale economie, accent indirecte belastingen Examencommissie: prof.dr. H.W.M. van Kesteren mr.dr. G.J. van Norden Datum: 5 april

3 Voorwoord Toen ik startte met de opleiding Fiscale economie, leek het schrijven van de masterthesis nog mijlen ver weg. Na vier fantastische jaren van studie, kennis en ontwikkeling van mezelf op zowel persoonlijk als wetenschappelijk vlak, is nu het einde in zicht. Ik zie het schrijven van deze masterthesis dan ook als een mooi sluitstuk van mijn studententijd. Aan een aantal mensen ben ik dank verschuldigd die me hebben geholpen bij het schrijven van deze masterthesis. Een warm woord van dank gaat uit naar Gert-Jan, die ondanks zijn eigen drukke agenda mij altijd met raad en daad bijstond. Zonder zijn professionele hulp, aangename gesprekken maar bovenal kritische blik was deze masterthesis niet zo vlot tot stand gekomen. Speciale dank gaat uit naar mijn ouders, die mij de kans hebben geboden om verder te kunnen studeren. Zonder jullie onvoorwaardelijk vertrouwen, aanmoediging en luisterend oor had ik nooit hetgeen kunnen bereiken dat ik nu bereikt heb. Ik besef dat niet iedereen dit geluk heeft. Ook wil ik mijn zus, Evelien, bedanken voor de nodige borrels en plezierige etentjes. Tenslotte bedank ik ook al mijn vrienden voor de fijne ontspanningsmomenten en de leerrijke discussies. Was getekend, Michelle Mutsaers Amsterdam, 5 april

4 Inhoudsopgave Voorwoord 2 Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding Onderzoeksvraag Onderzoeksopzet 6 Hoofdstuk 2 Grondbeginselen voor de heffing van omzetbelasting Beknopt overzicht van de belangrijkste richtlijnen in de omzetbelasting Rechtskarakter van de omzetbelasting Indirecte wijze van heffen Neutraliteit Economische neutraliteit Juridische neutraliteit Cumulatie van omzetbelasting Mededingingsneutraliteit Het neutraliteitsbeginsel een afgeleide van het gelijkheidsbeginsel? Neutraliteit tussen belastingplichtigen Overlap van het neutraliteitsbeginsel met het rechtskarakter van de omzetbelasting Vrijstellingen in de omzetbelasting Tussenconclusie 16 Hoofdstuk 3 Ontstaansgeschiedenis van de integratieheffing De integratieheffing vanuit de Btw-richtlijn De integratieheffing vanuit Wet OB Rekenvoorbeeld Integratieheffing vindt geen toepassing Integratieheffing vindt toepassing Maatstaf van heffing Aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen Kostprijs van de goederen Heffingsmaatstaf een subjectief of objectief karakter? De integratieheffing en de gevolgen voor het aftrekrecht Tussenconclusie 29 Hoofdstuk 4 Toepassingsbereik van de integratieheffing Voorwaarden van de integratieheffing 31 3

5 4.2. Voor wie is de integratieheffing bedoeld Bestemmen voor bedrijfsdoeleinden Unit- en complextheorie Vervaardiging Functiewijziging is doorslaggevend Ook uiterlijke wijzigingen van belang Nieuwe invulling van het begrip vervaardiging? Verbouwing nog niet afgerond maar toch al sprake van nieuwbouw? In opdracht vervaardigen onder beschikking stelling van stoffen De casus waar het allemaal mee begonnen is Hof s-gravenhage: strijdigheid met de richtlijnbepaling Hoge Raad: prejudiciële vragen aan het HvJ Tussenconclusie 49 Hoofdstuk 5 Nadere analyse van de implementatie van de integratieheffing in de Wet OB De Nederlandse implementatie van de integratieheffing in de Wet OB In opdracht vervaardigen Grond ook een stof Het beperken van de integratieheffing voor zover betrekking hebbend op gebruikte 56 grond vs. de integratieheffing als correctiemechanisme van eerder in aftrek gebrachte btw 5.2 De integratieheffing getoetst aan het neutraliteitsbeginsel De doeltreffendheid van de integratieheffing nader bezien Tussenconclusie 64 Hoofdstuk 6 Slotbeschouwing 67 Literatuurlijst 70 Boeken 70 Artikelen 70 Overig 71 Jurisprudentielijst 72 Europese Hof van Justitie 72 Hoge Raad 73 Gerechtshoven 74 Rechtbanken 74 Besluiten/kamerstukken 75 4

6 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Een ondernemer die goederen gaat gebruiken voor vrijgestelde prestaties 1, kan de btw op die goederen niet in aftrek brengen. Daarom is het voor een vrijgestelde ondernemer vanuit btw optiek goedkoper om deze goederen in eigen beheer te vervaardigen in plaats van hetzelfde goed gebruiksklaar aan te schaffen van een derde. Er drukt dan immers geen btw op kostencomponenten die niet aan heffing van omzetbelasting zijn onderworpen (zoals loonkosten en de waarde van de grond indien deze zonder btw is aangeschaft), maar enkel op de materialen die zijn aangeschaft om het goed voort te brengen. Op deze wijze ontstaat er een concurrentievoordeel ten opzichte van diezelfde ondernemer die het goed kant-en-klaar betrekt van een derde. Daarnaast lopen normale fabrikanten het risico om uitgeschakeld te worden, doordat de doe-het-zelver goedkoper op de markt kan opereren. Dit vond de wetgever niet gewenst en aldus is de integratieheffing als bedoeld in artikel 3 lid 3 onderdeel b Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) in het leven geroepen, welke is gebaseerd op artikel 18 onderdeel a Btw-richtlijn 2. De systematiek van heffing is als volgt. Gedurende de vervaardiging van het goed is alle omzetbelasting die daarop betrekking heeft aftrekbaar. Zodra het goed voor vrijgestelde prestaties wordt bestemd vindt niet-aftrekbare heffing van omzetbelasting plaats over de waarde van het vervaardigde goed. Op deze wijze worden de kostencomponenten die in eerste instantie niet aan heffing van omzetbelasting waren onderworpen alsnog belast, waardoor uiteindelijk btw op het goed drukt alsof dit kant-en-klaar van een derde is betrokken. Hierdoor heeft de doe-het-zelver vanuit btw optiek geen concurrentievoordeel meer ten opzichte van diezelfde ondernemer die het goed gebruiksklaar van een derde betrekt. Artikel 3 lid 9 Wet OB 1968 bepaalt dat met vervaardigen gelijk wordt gesteld het in opdracht laten vervaardigen onder ter beschikking stelling van stoffen, waaronder grond is begrepen. Hof s- Gravenhage acht dit strijdig met artikel 18 onderdeel a Btw-richtlijn. In een tweetal latere zaken besliste rechtbank Breda 3 en hof s-hertogenbosch 4 echter het tegendeel. Volgens beide rechtsinstanties is de Nederlandse wettekst niet te royaal geredigeerd en is deze bepaling verenigbaar met de overeenkomstige richtlijnbepaling. De Hoge Raad lijkt te twijfelen en besluit prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie (hierna: HvJ) te stellen. 5 Kort samengevat is de vraag gesteld of het aanvaardbaar is dat door toepassing van de integratieheffing de grondwaarde meerdere malen in de 1 Zoals bedoeld in artikel 11 Wet OB Hof s-gravenhage 26 juni 2009, BK-08/00334, V-N 2009/ en Hof s-gravenhage 26 juni 2009, BK- 08/03322, V-N 2009/ Rechtbank Breda 23 februari 2010, AWB 08/4234, NTFR 2010/ Hof s-hertogenbosch 24 september 2010, nr. 09/00565, NTFR 09/ HR 13 mei 2011, nr. 09/03108, BNB 2011/196, V-N 2011/

7 heffing van omzetbelasting wordt betrokken. Het is nu wachten op antwoord van het HvJ of de Nederlandse interpretatie van de integratieheffing strijdig wordt bevonden met de Btw-richtlijn. 1.2 Onderzoeksvraag Het voorgaande heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre is de integratieheffing als bedoeld in artikel 3 lid 3 onderdeel b juncto artikel 3 lid 9 Wet OB 1968 strijdig met artikel 18 onderdeel a Btw-richtlijn en in hoeverre treft deze heffing zijn doel, mede gelet op de ratio van de integratieheffing en met inachtneming van het neutraliteitsbeginsel dat ten grondslag ligt aan de Btw-richtlijn? 1.3 Onderzoeksopzet Ter beantwoording van de onderzoeksvraag zal in hoofdstuk 2 allereerst aandacht worden besteed aan het rechtskarakter van de omzetbelasting en de grondbeginselen van de Btw-richtlijn. In hoofdstuk 3 zal vervolgens worden ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de integratieheffing in zowel de Btw-richtlijn als in de Wet OB De integratieheffing is van toepassing als is voldaan aan een drietal voorwaarden. Deze voorwaarden zullen in hoofdstuk 4 onder de loep worden genomen. In hoofdstuk 5 zal aan de hand van de voorgaande hoofdstukken onderzocht worden in hoeverre de Nederlandse integratieheffing strijdig is met de overeenkomstige richtlijnbepaling en zal de integratieheffing onder meer getoetst worden aan het neutraliteitsbeginsel. Ter afsluiting zal in hoofdstuk 6 hetgeen dat is beschreven worden samengevat in een slotbeschouwing. Tot slot zij opgemerkt dat de integratieheffing van toepassing is op zowel roerende als onroerende goederen. Omdat de aanleiding voor het schrijven van deze masterthesis is gevormd door prejudiciële vragen van de Hoge Raad over de integratieheffing ten aanzien van onroerende goederen, zal in deze masterthesis de integratieheffing ten aanzien van roerende goederen buiten beschouwing worden gelaten in. 6

8 Hoofdstuk 2 Grondbeginselen voor de heffing van omzetbelasting 2.1 Beknopt overzicht van de belangrijkste richtlijnen in de omzetbelasting In verband met de invoering van een gemeenschappelijk markt binnen de Europese Unie, is de omzetbelasting geharmoniseerd op Europees niveau. Op 11 april 1967 werd hiermee het startschot gegeven door invoering van de Eerste en Tweede Richtlijn 6. De Eerste Richtlijn legde aan alle lidstaten van de Europese Unie de verplichting op om hun omzetbelastingwetgeving te vervangen door een gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde. 7 In de Tweede Richtlijn werd in grote lijnen de structuur van het gemeenschappelijk stelsel uitgewerkt die de lidstaten in hun nationale wetgeving dienden te implementeren. Hierdoor heeft Nederland op 1 januari 1969 de Wet OB 1968 geïntroduceerd, die tot op de dag van vandaag nog steeds de basis vormt voor de heffing van omzetbelasting. In de loop der jaren is de Wet OB 1968 vele malen gewijzigd. De ingrijpendste wijzigingen hebben plaatsgevonden toen op 17 mei 1977 de Tweede Richtlijn werd vervangen door de Zesde Richtlijn 8. Deze Richtlijn gaf nadere regels omtrent het belastbare feit, de maatstaf van heffing en de vrijstellingen. 9 Door invoering van de Zesde Richtlijn werd de omzetbelastingwetgeving verder geharmoniseerd, waardoor de vrijheid van de lidstaten om tot een eigen uitwerking van de richtlijnbepalingen te komen sterk werd beperkt. 10 Derhalve was aanpassing van de Wet OB 1968 vereist. Tussentijds is de Zesde Richtlijn nog vele malen gewijzigd. 11 Al deze tussentijdse wijzigingen leidde tot onoverzichtelijkheid, waardoor het aanbeveling verdiende om de structuur en formulering van de Zesde Richtlijn te herschikken. Dit is gerealiseerd met invoering van de Btw-richtlijn die thans de basis vormt voor de Wet OB Omdat enkel de structuur en formulering is gewijzigd, zijn met invoering van de Btw-richtlijn dan ook geen materiële wijzigingen ten opzichte van de Zesde Richtlijn beoogd Rechtskarakter van omzetbelasting Artikel 2 Eerste Richtlijn omschrijft de omzetbelasting als een algemene verbruiksbelasting. Een 6 Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 en Tweede Richtlijn 67/228/EG van de Raad van 11 april Zoals bedoeld in artikel 1 Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april Zesde Richtlijn 77/388/EG van de Raad van 17 mei M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p Dit blijkt onder meer uit het feit dat er zelfs Twintigste Richtlijn 85/361/EEG van de Raad van 16 juli 1985 bestaat. 12 Btw-richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november Overweging 3 Considerans Btw-richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november

9 definitie wat hieronder moet worden verstaan ontbreekt. Hoewel er in de literatuur verschillende opvattingen bestaan over het rechtskarakter van de btw 14, sluit ik voor het toetsingskader van mijn onderzoek aan bij de omschrijving dat de omzetbelasting beoogt het consumptieve verbruik te belasten en dat doet door de besteding als maatstaf van die consumptie te hanteren. 15 Deze omschrijving doet recht aan het doel van een algemene verbruiksbelasting, omdat in beginsel alle bestedingen van de consument worden getroffen met omzetbelasting en niet slechts een beperkt aantal categorieën van goederen of diensten. 16 Door middel van de heffingssystematiek worden de bestedingen van de consument onderworpen aan heffing van omzetbelasting. De heffingssystematiek is als volgt. Een belastingplichtige is in principe over al zijn leveringen en diensten een bepaald percentage aan omzetbelasting verschuldigd. 17 Deze belasting brengt de presterende ondernemer in rekening bij de afnemende belastingplichtige. De afnemende belastingplichtige kan de in rekening gebrachte btw in aftrek mindering brengen op de door hem verschuldigde omzetbelasting. Hierdoor wordt per saldo de toegevoegde waarde belast. Dit systeem heeft tot gevolg dat uiteindelijk de omzetbelasting wordt opgebracht door de afnemer van de prestatie die geen recht op aftrek van voorbelasting heeft. Dit is in principe de particuliere consument, de eindverbruiker van de prestatie. 18 Ook het HvJ onderschrijft dat de omzetbelasting behoort te drukken bij de eindverbruiker. 19 Hij omschrijft de eindverbruiker als degene die belasting niet kan afwentelen op anderen aangezien er geen verdere transactie tegen een bepaalde prijs is Indirecte wijze van heffen De omzetbelasting is een indirecte belasting omdat heffing niet plaatsvindt bij de consument, maar bij de belastingplichtige die de goederen heeft geleverd of de diensten heeft verricht. 21 Het is dus de bedoeling dat de ondernemer de omzetbelasting doorberekend in zijn prijzen, zodat de omzetbelasting drukt bij de consument. 14 Zie bijvoorbeeld J. Reugebrink, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 1990, p. 6, die uitgaat van een bestedingenbelasting omdat het moment van heffing van omzetbelasting aanknoopt bij de besteding van de consument en niet bij het verbruik. Zie ook B.G. van Zadelhoff, Onroerende goederen en de belasting over de toegevoegde waarde, Deventer: FED 1992, p. 41 die uitgaat van een productiebelasting omdat bijvoorbeeld onroerende goederen enkel in de heffing van omzetbelasting worden betrokken nadat deze zijn vervaardigd. 15 M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p In arrest HvJ 17 september 1997, zaak C-347/95 (Fazenda Publica), V-N 1997/4245, r.o. 36 is beslist dat de omzetbelasting geen algemene verbruiksbelasting is als slechts op bepaalde producten omzetbelasting zou drukken. 17 Tenzij het een vrijgestelde prestatie betreft zoals bedoeld in artikel 11 Wet OB Overigens zij opgemerkt dat de omzetbelasting ook kan drukken bij de belastingplichtige die geen recht op aftrek van voorbelasting heeft wegens het verrichten van vrijgestelde prestaties. In 2.5 van deze masterthesis zal dit nader worden toegelicht. 19 HvJ 1 april 1982, zaak C-89/81 (Hong-Kong Trade Development Amsterdam), BNB 1982/311, jurispr. 1982, p. I HvJ 1 april 1982, zaak C-89/81 (Hong-Kong Trade Development Amsterdam), BNB 1982/311, jurispr. 1982, p. I-00139, r.o S.T.M. Beelen e.a., Cursus belastingrecht omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2011, p

10 Het voordeel van een dergelijke heffingssystematiek is de eenvoud die het met zich meebrengt. Niet elke consument hoeft apart aangifte van omzetbelasting te doen, maar slechts de ondernemer die aan alle consumenten tezamen heeft gepresteerd Neutraliteit In de Eerste en Tweede Richtlijn is de voornaamste doelstelling van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie 22 (hierna: VwEU) in herinnering gebracht. Dit betreft het realiseren van een gemeenschappelijke markt, waarin een gezonde mededinging bestaat waarvan de kenmerken vergelijkbaar zijn met een binnenlandse markt. 23 Voor invoering van de Eerste en Tweede Richtlijn heeft de Europese Commissie van een drietal subgroepen advies ingewonnen hoe deze doelstelling op het gebied van de omzetbelasting het best verwezenlijkt kon worden. 24 Uit dit advies bleek dat het harmoniseren van de omzetbelastingwetgeving hieraan een succesvolle bijdrage zou leveren. Dit advies en de voornaamste doelstelling is in artikel 93 VwEU tot uitdrukking gebracht. Dit artikel bepaalt dat regelgeving moet worden vastgesteld ter harmonisatie van onder andere de omzetbelastingwetgeving, voor zover noodzakelijk om de instelling en werking van een interne markt te bewerkstelligen waarbij concurrentieverstoringen worden voorkomen. 25 Om tot een dergelijke interne markt te komen, zijn neutrale mededingingsvoorwaarden noodzakelijk. In de Eerste en Tweede Richtlijn is dan ook het fundamentele beginsel verankerd dat ten grondslag ligt aan de heffing van omzetbelasting, namelijk het neutraliteitsbeginsel. Een neutrale btw moet leiden tot een gezonde mededinging waarin concurrentieverstoringen in zowel binnenlandse als buitenlandse verhoudingen zoveel mogelijk worden uitgeschakeld. 26 Op deze wijze worden neutrale mededingingsvoorwaarde gerealiseerd. Ook volgens het HvJ is het neutraliteitsbeginsel één van de grondbeginselen van het gemeenschappelijke btw-stelsel. 27 Dit beginsel fungeert voor het HvJ dan ook als één van de uitgangspunten bij het beantwoorden van prejudiciële vragen Voor inwerktreding van het Verdrag van Lissabon van 1 december 2009 was dit neergelegd in het EG- Verdrag. 23 G.J. van Norden, Het concern in de BTW, Deventer: Kluwer 2007, p ABC-rapport S.T.M. Beelen e.a., Cursus belastingrecht omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2011, p Considerans overweging 8 Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april HvJ 29 oktober 2009, zaak C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/56.15, r.o Zie bijvoorbeeld HvJ 22 februari 2001, zaak C-408/98 (Abbey National), V-N 2001/15.26, HvJ 8 februari 2007, zaak C-435/05 (Investrand), V-N 2007/12.19 en HvJ 29 oktober 2009, zaak C-174/08 (NCC Construction Danmark), V-N 2009/ Zie ook S.T.M. Beelen e.a., Cursus belastingrecht omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2011, p

11 Ondanks dat het neutraliteitsbeginsel gezien kan worden als één van de basisbeginselen bij de heffing van omzetbelasting, is er zowel in de Eerste Richtlijn als in de Tweede Richtlijn geen definitie van dit begrip gegeven. Eveneens is in de literatuur geen eenduidige invulling van de inhoud van dit begrip te onderkennen. Dit is te wijten aan het feit dat het HvJ in zijn rechtspraak verschillende betekenissen aan het neutraliteitsbeginsel toekent. Evenals Tuk 29 ben ik van mening dat het neutraliteitsbeginsel een relatief begrip is, waarvan de invulling afhankelijk is van de context waarin de neutraliteit wordt geplaatst. Het neutraliteitsbeginsel kan pas worden ingevuld zodra duidelijk is ten opzichte waarvan neutraliteit moet bestaan. Zodoende zijn meerdere uitleggingen van het neutraliteitsbeginsel mogelijk. In mijn ogen zijn een drietal aspecten van het neutraliteitsbeginsel te onderscheiden die de bestaansgrond vormt voor de integratieheffing, waardoor het aanbeveling verdient deze aspecten nader toe te lichten. Dit betreft de economische, juridische en mededingingsneutraliteit. In de volgende paragrafen zal ik deze aspecten nader toelichten Economische neutraliteit De heffing van omzetbelasting behoort niet van invloed (neutraal) te zijn bij de allocatie van productiemiddelen zoals kapitaal en arbeid. De verstoring van de welvaart moet door de heffing van omzetbelasting geminimaliseerd worden. Braun 30 merkt hierbij op dat de heffing van omzetbelasting altijd gevolgen zal hebben voor de economische neutraliteit, ook wanneer een uniform belastingtarief wordt geheven op alle goederen en diensten. Door de heffing van omzetbelasting zal de vraag bij een elastische vraagcurve sterker afnemen ten opzichte van de vraag bij een niet-elastische vraagcurve. Bij de vaststelling van belastingpercentages is de vraagcurve echter geen factor van betekenis. 31 Aldus leidt het hanteren van een uniform tarief op alle goederen en diensten niet tot een optimale allocatie van productiemiddelen, omdat in dat geval geen rekening wordt gehouden met de vraagelasticiteit van de goederen en diensten. 32 Daarnaast maken vrijstellingen, administratieve lasten en de mate waarin de omzetbelasting kan worden afgewenteld, absolute neutraliteit onmogelijk. 33 Van Kesteren 34 merkt mijn inziens dan ook terecht op dat de heffing van omzetbelasting nooit neutraal is en derhalve altijd invloed zal uitoefenen op de verschillende keuzes die in het economisch verkeer gemaakt worden. Economische neutraliteit kan dus nooit volledig worden bereikt en kan alleen bezien worden binnen bepaalde aangewezen verhoudingen. 29 C.P. Tuk, Wet op de omzetbelasting 1968, Deventer: Kluwer 1970, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW, Deventer: Kluwer 2002, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW, Deventer: Kluwer 2002, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW, Deventer: Kluwer 2002, p S.T.M. Beelen, Aftrek van btw als (belaste) omzet ontbreekt, Deventer: Kluwer 2009, p M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p

12 Juridische neutraliteit Juridische neutraliteit heeft betrekking op de rechtvaardigde verdeling van de belasting. 35 Hierbij is het dus van belang om het rechtskarakter van de omzetbelasting te kennen zodat kan worden vastgesteld wat een rechtvaardige verdeling is. Zoals reeds in dit hoofdstuk uiteen is gezet, beoogt de omzetbelasting de consumptie van goederen en diensten te belasten middels de daartoe gedane bestedingen. Volgens Reugebrink 36 vloeit uit dit rechtskarakter voort dat het voor een rechtvaardige verdeling van de belasting van belang is dat de omzetbelasting meetbaar is, zodat het gelijke gelijk kan worden behandeld en het ongelijke ongelijk. Dit is het geval als de omzetbelasting een vast percentage van de verkoopprijs omvat. 37 In de Eerste Richtlijn is deze vorm van juridische neutraliteit tot uitdrukking gebracht doordat is verwoord dat de omzetbelasting strikt evenredig aan de prijs van de goederen en diensten dient te zijn, ongeacht het aantal transacties dat heeft plaatsgevonden tijdens het productieproces. 38 Om te kunnen waarborgen dat de omzetbelasting strikt evenredig aan de prijs (en dus meetbaar) is, dient cumulatie van omzetbelasting zoveel mogelijk vermeden te worden. In de volgende paragraaf zal ik dit uiteen zetten Cumulatie van omzetbelasting Het voorkomen van cumulatie van omzetbelasting is van groot belang om belastingneutraliteit te kunnen realiseren. Dit vloeit onder meer voort uit rechtspraak van het HvJ, waarin hij heeft geoordeeld dat een dubbele heffing van omzetbelasting in strijd is met het beginsel van de belastingneutraliteit, dat inherent is aan het gemeenschappelijk stelsel van toegevoegde waarde. 39 Cumulatie van omzetbelasting kan ontstaan indien de belastingplichtige de door hem verschuldigde omzetbelasting niet in zijn geheel in aftrek kan brengen. De omzetbelasting gaat in dat geval immers deel uitmaken van de kostprijs van de goederen diensten, waardoor de omzetbelasting niet meer strikt evenredig aan de prijs is. Het aftrekmechanisme beoogd de zojuist beschreven cumulatie van omzetbelasting te voorkomen. In rechtsoverweging 19 van het arrest Rompelman 40 benadrukt het HvJ het verband tussen het cumulatieverbod en de aftrekregeling: 35 J. Reugebrink, Enkele beschouwingen over de neutraliteit van de omzetbelasting, Deventer: Kluwer 1965, p J. Reugebrink, Enkele beschouwingen over de neutraliteit van de omzetbelasting, Deventer: Kluwer 1965, p J. Kajus en B.J.M. Terra, A Guide to the European VAT Directives, Introduction to European VAT volume 1, IBFD 2011, p Artikel 2 Eerste Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april HvJ 25 juni 1997, zaak C-45/95 (Commissie vs. Italië), jurispr. 1997, p. I-3605, r.o HvJ 14 februari 1985, zaak C-268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o

13 De ( ) aftrekregeling heeft tot doel de ondernemer geheel te ontlasten van de in het kader van zijn economische activiteiten verschuldigde of voldane btw. Het stelsel van belasting over de toegevoegde waarde waarborgt derhalve een volstrekt neutrale fiscale belasting van alle economische activiteiten, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteiten mits die activiteiten op zich aan de heffing van BTW zijn onderworpen. Door het aftrekmechanisme wordt voorkomen dat de btw onderdeel uit gaat maken van de kostprijs van de ondernemer. Hierdoor is de omzetbelasting strikt evenredig aan de prijs zodra de consument het goed koopt, ongeacht het aantal transacties dat heeft plaatsgevonden. 41 Niet alleen het aftrekmechanisme, maar ook de subjectieve maatstaf van heffing tracht cumulatie van omzetbelasting te voorkomen. Om te verhinderen dat een belastingplichtige niet meer btw is verschuldigd dan dat zijn afnemer heeft betaald, sluit de maatstaf van heffing aan bij de prijs die de afnemer daadwerkelijk heeft betaald voor de verrichte leveringen en diensten. 42 Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld prijskortingen niet zijn begrepen in de heffingsmaatstaf. 43 Een subjectieve heffingsmaatstaf past binnen het rechtskarakter van de omzetbelasting als verbruiksbelasting. De daadwerkelijk in rekening gebrachte vergoeding vertegenwoordigt immers door het door de consument verteerde bedrag. 44 Ten slotte merk ik op dat het HvJ heeft geoordeeld dat cumulatie voorkomen moet worden ten aanzien van belastingen die hetzelfde karakter hebben als de omzetbelasting. Als de belasting een ander karakter heeft dan de omzetbelasting - bijvoorbeeld de overdrachtsbelasting - is het geoorloofd deze naast de omzetbelasting te heffen, zelfs als hierdoor cumulatie met de btw optreedt Mededingingsneutraliteit In Overweging 8 van de Considerans van de Eerste Richtlijn is verwoord dat het omzetbelastingstelsel moet leiden tot neutraliteit van de mededinging. Hieruit valt af te leiden dat - naast de economische en juridische neutraliteit - ook mededingingsneutraliteit een belangrijk uitgangspunt is dat ten grondslag ligt aan de heffing van omzetbelasting. De mededingingsneutraliteit waarborgt dat de heffing van omzetbelasting geen concurrentieverstoringen tussen verschillende ondernemers teweeg brengt. Mededingingsneutraliteit hangt nauw samen met juridische neutraliteit. Als de omzetbelasting strikt evenredig is aan de prijs ongeacht het aantal transacties dat heeft plaatsgevonden, maakt het voor 41 Hierbij merk ik op dat de omzetbelasting niet strikt evenredig aan de prijs is als de ondernemer niet (volledig) aftrekgerechtigd is doordat hij vrijgestelde prestaties verricht zoals bedoeld in artikel 11 Wet OB G.J. van Norden, Het concern in de BTW, Deventer: Kluwer 2007, p Zie ook artikel 8 lid 1 Wet OB 1968 waar is bepaald dat omzetbelasting wordt geheven over de in rekening gebrachte vergoeding van de verrichtte diensten en leveringen. 43 HvJ 24 oktober 1996, zaak C-317/94 (Elida Gibbs), V-N 1996/ C.P. Tuk, Wetgeving op de omzetbelasting: Fiscale hand en studieboeken, Deventer: Kluwer 1959, p HvJ 8 juli 1986, zaak C-73/85 (Hans-Dieter en Ute Kerrutt), jurispr. 1986, p. I-2119, r.o

14 de consument vanuit de omzetbelastingdruk niet uit of hij het goed van ondernemer A of van ondernemer B koopt. De omzetbelasting heeft in dat geval geen verstorende invloed op de concurrentieverhoudingen. 2.3 Het neutraliteitsbeginsel een afgeleide van het gelijkheidsbeginsel? Opvallend is dat ten aanzien van het neutraliteitsbeginsel telkens wordt terug gevallen op de vraag of gelijke gevallen gelijk behandeld worden. In dat verband is Van Doesum 46 mijn inziens geheel terecht van mening dat fiscale neutraliteit ook te benaderen is vanuit het gelijkheidsbeginsel. Het is immers vaste rechtspraak van het HvJ dat het neutraliteitsbeginsel de uitdrukking vormt van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de btw. 47 Hierbij dient de vraag zich aan of het neutraliteitsbeginsel als grondbeginsel voor de heffing van omzetbelasting het gelijkheidsbeginsel buiten spel heeft gezet. Het HvJ beantwoordt deze vraag ontkennend. Schending van fiscale neutraliteit kan slechts plaatsvinden tussen concurrerende handelaars die soortgelijke goederen of diensten aanbieden. 48 Indien handelaars geen concurrenten zijn, maar zich in andere opzichten in een vergelijkbare positie bevinden, vindt het algemene gelijkheidsbeginsel toepassing. 49 Een voorbeeld van toepassing van het algemene gelijkheidsbeginsel in de omzetbelasting is de uitspraak van hof Amsterdam met betrekking tot de berekening van de correctie privégebruik van de auto. 50 De berekening van de correctie dient in beginsel te geschieden middels Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: BUA). 51 De staatssecretaris van Financiën stond echter bij besluit een gunstigere correctie van het privégebruik van de auto toe, mits het voertuig kon worden aangemerkt als milieuvriendelijk. Kon de auto niet worden aangemerkt als milieuvriendelijk, was het BUA van toepassing. Het hof heeft beslist dat ontrecht onderscheid wordt gemaakt naar 46 A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW, Deventer: Kluwer 2009, p HvJ 8 juni 2006, zaak C-106/05 (L.U.P. GmbH), V-N 2006/33.17, r.o. 48. Zie hiervoor ook HvJ 27 april 2006, zaken C-444/04 en C-443/04 (Solleveld en Van den Hout van Eijnsbergen), V-N 2006/45.14, r.o. 35 en HvJ 10 juli 2008, zaak C-484/06 (Fiscale eenheid Koninklijke Ahold N.V.), BNB 2008/282, V-N 2008/41.23, r.o HvJ 23 oktober 2003, zaak C-109/02 (Commissie vs. Duitsland), jurispr. 2003, p. I-12691, r.o. 11 en HvJ 27 april 2006, zaken C-444/04 en C-443/04 (Solleveld en Van den Hout Van Eijnsbergen), V-N 2006/45.14, r.o HvJ 10 april 2008, zaak C-309/06 (Marks & Spencer), V-N 2008/21.22, r.o Hof Amsterdam 23 februari 2012, nr. 11/00539, NTFR 2012/ Hierbij merk ik op dat in de zaak HvJ 16 februari 2012, zaak C-594/10 (Van Laarhoven), V-N 2012/435 is beslist dat de forfaitaire correctie van het privégebruik van de auto als bedoeld in artikel 15 lid 1 Wet OB 1968 juncto artikel 15 lid 6 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: Uitv.Besch. OB 1968) in strijd is met de Btw-richtlijn indien deze berekening niet overeenkomt met het werkelijke privégebruik. Het HvJ heeft beslist dat de Hoge Raad dit moet onderzoeken. Hierbij merk ik op dat artikel 15 lid 6 Uitv.Besch. OB 1968 per 1 juli 2011 is vervallen, maar dat de uitspraak van het HvJ nog wel van belang kan zijn voor Besluit 20 december 2011, nr. BLKB2011/2560Mc, Stcrt. nr , V-N 2011/3140, waarin is bepaald dat de forfaitaire correctie van het privégebruik 2,7% bedraagt. 13

15 milieuvriendelijke en milieuonvriendelijke auto s, waardoor belanghebbende zich met succes op het gelijkheidsbeginsel had beroepen. 2.3 Neutraliteit tussen belastingplichtigen Met betrekking tot het neutraliteitsbeginsel als bijzondere vorm van het gelijkheidsbeginsel ben ik van mening dat de in dit hoofdstuk beschreven mededingingsneutraliteit meer ziet op neutraliteit tussen belastingplichtigen dan op het tegengaan van concurrentieverstoringen. Als vergelijkbare belastingplichtigen immers gelijk worden behandeld en verschillende belastingplichtige ongelijk, dan heeft de heffing van omzetbelasting geen verstorende werking op de concurrentieverhoudingen. Het voorkomen van concurrentieverstoringen mijn inziens meer een gevolg van een neutrale (en dus gelijke) behandeling van belastingplichtigen. Ook het HvJ legt het verband tussen het neutraliteitsbeginsel en gelijkheid tussen belastingplichtigen. In het arrest Verbond Nederlandse Ondernemingen 52 heeft het HvJ overwogen dat het belastingstelsel uitgaat van de gelijkheid van fiscale behandeling der ondernemingen. Ook in latere jurisprudentie benadrukt het HvJ dat het neutraliteitsbeginsel een gelijke behandeling van belastingplichtigen voor ogen staat. 53 Gelijkheid tussen belastingplichtigen komt onder andere tot uitdrukking in de rechtsvormneutraliteit op subjectniveau. 54 In tegenstelling tot de vennootschaps- en inkomstenbelasting maakt het voor de heffing van omzetbelasting namelijk geen verschil in welke rechtsvorm de onderneming wordt gedreven. Volgens Van Norden 55 correspondeert deze rechtsvormneutraliteit met het neutraliteitsbeginsel, omdat in een algemene verbruiksbelasting de aard van de handelingen centraal staat en niet de rechtsvorm van het subject. Bij de beoordeling of belastingplichtigen gelijk aan elkaar zijn, is het van belang de economische activiteiten in ogenschouw te nemen. Zonder economische activiteiten ontstaat immers geen belastingplicht voor de btw. 56 Steun voor dit standpunt ontleen ik aan het arrest Gregg & Gregg 57. In deze zaak overweegt het HvJ dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, voor de heffing van omzetbelasting hetzelfde behandeld moeten worden. 58 Hieruit vloeit mijn inziens voort dat belastingplichtigen slechts gelijk aan elkaar zijn indien zij dezelfde soort economische activiteiten verrichten. Neutraliteit tussen belastingplichtigen en neutraliteit tussen economische activiteiten zijn dus zeer nauw verweven met elkaar. 52 HvJ 1 februari 1977, zaak C-51/76 (Verbond Nederlandse Ondernemingen), BNB 1978/18, r.o HvJ 27 oktober 1993, zaak C-281/91 (Muys en De Winter), BNB 1994/95, V-N 1993/4006, r.o A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW, Deventer: Kluwer 2009, p. 33. Zie ook HvJ 7 september 1999, zaak C-216/97 (Gregg en Gregg), BNB 1999/395, V-N 1999/47.21, r.o G.J. van Norden, Het concern in de BTW, Deventer: Kluwer 2007, p. 2 en Zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 Btw-richtlijn, waarin is verwoord dat belastingplicht ontstaat indien economische activiteiten worden verricht. 57 HvJ 7 september 1999, zaak C-216/97 (Gregg en Gregg), BNB 1999/395, V-N 1999/ HvJ 7 september 1999, zaak C-216/97 (Gregg en Gregg), BNB 1999/395, V-N 1999/47.21, r.o

16 2.4 Overlap van het neutraliteitsbeginsel met het rechtskarakter van de omzetbelasting Het valt op dat de verschillende invullingen van het neutraliteitsbeginsel in sterke mate overlappen met het rechtskarakter van de omzetbelasting als algemene verbruiksbelasting die tot doel heeft het consumptief verbruik in de heffing te betrekken. Door het aftrekmechanisme in combinatie met de subjectieve heffingsmaatstaf wordt cumulatie van omzetbelasting binnen het productieproces voorkomen. Hierdoor is de omzetbelasting strikt evenredig aan de eindprijs. Op deze wijze wordt het consumptief verbruik belast en de neutraliteit gewaarborgd. Het rechtskarakter van de btw en het neutraliteitsbeginsel vertonen aldus sterke samenhang, aangezien het neutraliteitsbeginsel een uitleg is van de gevolgen die voortvloeien uit het rechtskarakter van de btw. In mijn ogen dient het neutraliteitsbeginsel als toetssteen voor het rechtskarakter van de btw. 2.5 Vrijstellingen in de omzetbelasting Een aantal leveringen en diensten is vrijgesteld van heffing van omzetbelasting. 59 Een vrijstelling heeft tot gevolg dat de onderliggende prestatie niet is belast, maar dat er ook geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat op kosten die zijn gemaakt om die vrijgestelde prestatie te verrichten. 60 De achterliggende gedachte van vrijstellingen in de omzetbelasting is dat het begrip belastingplichtige 61 een zeer ruim bereik heeft. 62 Door het opnemen van vrijstellingen in de wet wordt dit bereik beperkt zodat bepaalde prestaties niet aan heffing van omzetbelasting zijn onderworpen. Daarnaast heeft het algemene karakter van de btw tot gevolg dat er situaties zijn te onderkennen waarin heffing van omzetbelasting minder gewenst is. Dat is bijvoorbeeld het geval bij financiële prestaties die uit technisch en politiek-economisch oogpunt niet in een heffing van een verbruiksbelasting kunnen worden betrokken. 63 Daarnaast heeft een aantal vrijstellingen ook een sociaal karakter, bijvoorbeeld ten aanzien van sportorganisaties en verhuur van woningen. 64 Vrijstellingen doorbreken echter het neutraliteitbeginsel op meerdere vlakken. Ten eerste kan een vrijstelling midden in de schakel van het productieproces ertoe leiden dat door de heffing van omzetbelasting een kostprijsverhogend effect ontstaat. De vrijgestelde belastingplichtige kan de btw op de door hem ingekochte goederen en diensten niet (geheel) in aftrek brengen, waardoor de nietaftrekbare btw een kostenpost vormt die deel uitmaakt van zijn kostprijs. Hierdoor ontstaat cumulatie van omzetbelasting, dat zich niet verhoudt tot het neutraliteitsbeginsel. Ten tweede past een vrijstelling van omzetbelasting niet goed binnen de gedachte dat de btw de consumptie van goederen 59 Zoals bedoeld in artikel 11 Wet OB S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2011, p Zoals bedoeld in artikel 7 Wet OB S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2011, p M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Deventer: Kluwer 2010, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW, Deventer: Kluwer 2002, p. 225 en

17 en diensten tracht te belasten. Een vrijstelling zorgt er voor dat (een deel van) de omzetbelasting wordt gedragen door de belastingplichtige. Er zou meer recht aan het neutraliteitsbeginsel worden gedaan als vrijgestelde belastingplichtigen wel een recht op aftrek van voorbelasting zouden hebben op de kosten ter zake van de vrijgestelde prestaties. Hierdoor heeft de omzetbelasting binnen het productieproces geen kostprijsverhogend effect zodat de belasting uiteindelijk zal drukken bij de eindverbruiker van het goed dan wel de dienst. 2.6 Tussenconclusie In dit hoofdstuk is het rechtskarakter en het neutraliteitsbeginsel van de omzetbelasting uiteengezet. Beide begrippen zijn te beschouwen als interpretatiebronnen bij de uitleg van de Btw-richtlijn en vormen binnen deze masterthesis dan ook het toetsingskader voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. In hoofdstuk 4 zal de integratieheffing worden getoetst aan de in dit hoofdstuk uiteen gezette aspecten van het neutraliteitsbeginsel. Allereerst is het rechtskarakter en het neutraliteitsbeginsel van de omzetbelasting uiteengezet. Het rechtskarakter van de omzetbelasting is dat zij heeft te gelden als een algemene indirecte verbruiksbelasting die tot doel heeft het consumptief verbruik te belasten. Omzetbelasting hoort dus te drukken op de eindverbruiker en wordt geheven over - afgezien van vrijstellingen - alle soorten goederen en diensten onder bezwaarlijke titel. Het neutraliteitsbeginsel is de allesoverheersende rechtsgrond van de omzetbelasting. Met het neutraliteitsbeginsel wordt beoogd dat op soortgelijke goederen en diensten dezelfde omzetbelasting drukt, waardoor de concurrentieverhoudingen niet worden verstoord. Hierbij is het van belang dat cumulatie van omzetbelasting binnen het productieproces voorkomen wordt. Dit wordt gerealiseerd door middel van de aftrekregeling gecombineerd met de subjectieve maatstaf van heffing. Het neutraliteitsbeginsel dwingt er onder meer toe gelijkheid te creëren tussen belastingplichtigen en hun economische activiteiten. Hierdoor kan het neutraliteitsbeginsel worden beschouwd als een bijzondere vorm van het gelijkheidsbeginsel. Vrijstellingen maken een inbreuk op het neutraliteitsbeginsel. Ten slotte is gebleken dat het neutraliteitsbeginsel een uitleg is van de gevolgen die voortvloeien uit het rechtskarakter van de btw. Hierdoor kunnen beide begrippen niet los van elkaar worden gezien. 16

18 Hoofdstuk 3 Achtergrond van de integratieheffing 3.1 Ontstaansgeschiedenis van de integratieheffing in de Btw-richtlijn Hoewel de integratieheffing als zodanig niet expliciet is verwoord in de Europese Richtlijn, kent zij wel een vergelijkbare bepaling. In de Tweede Richtlijn 65 is de integratieheffing voor het eerst verwoord in de gedaante van een fictieve levering. Omzetbelasting wordt namelijk alleen geheven ter zake van leveringen en diensten die onder bezwarende titel geschieden. Dit houdt in dat een vergoeding tegenover de prestatie moet staan. 66 Als in eigen bedrijf goederen worden vervaardigd is er geen tegenprestatie waardoor een grondslag om omzetbelasting te heffen ontbreekt. Hierdoor wordt het zelf vervaardigen van goederen fictief aangemerkt als een levering onder bezwarende titel. Zodoende wordt gesproken van een fictieve levering. In het vervolg van deze masterthesis zal gesproken worden over een integratieheffing en wordt de fictieve levering hiervan als synoniem beschouwd. Artikel 5 lid 3 onderdeel b Tweede Richtlijn stelt met een levering onder bezwarende titel gelijk: Het voor bedrijfsdoeleinden in gebruik nemen van een goed door een belastingplichtige, dat door hemzelf of voor zijn rekening door een derde is vervaardigd of gewonnen Uit de toelichting 67 op artikel 5 lid 3 onderdeel b Tweede Richtlijn vloeit voort dat het doel van deze bepaling is om een ondernemer die een goed zelf vervaardigd in een fiscaal vergelijkbare positie te brengen met diezelfde ondernemer die een soortgelijk goed gebruiksklaar betrekt van een derde. 68 De integratieheffing voorkomt dat door vervaardiging van goederen in het eigen bedrijf slechts btw is verschuldigd over de gebruikte materialen en niet over kostencomponenten die in eerste instantie niet aan heffing van omzetbelasting zijn onderworpen. Een voorbeeld hiervan zijn loonkosten, verzekeringen en eventueel de aankoopkosten van de grond. 69 Indien er geen integratieheffing zou bestaan, zou de ondernemer die de goederen in eigen bedrijf vervaardigd vanuit btw optiek goedkoper uit zijn dan wanneer hij het goed kant-en-klaar van een derde aanschaft. Hoewel dit niet expliciet in de toelichting op artikel 5 lid 3 onderdeel b Tweede Richtlijn is verwoord, is in Nederland algemeen aanvaard dat de integratieheffing potentiële concurrentieverstoringen tracht te voorkomen, die anders zou ontstaan doordat een ondernemer die goederen zelf vervaardigd vanuit btw optiek goedkoper uit is ten aanzien van de ondernemer die het goed kant-en-klaar aanschaft van een derde. 70 Overigens heeft 65 Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967, waarin aan de lidstaten werd voorgeschreven om bepaalde bepalingen op te nemen in hun nationale regeling. 66 HvJ 3 maart 1994, zaak C-16/93 (Tolsma), BNB 1994/271, V-N 1994/ Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967, bijlage A, nr Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967, bijlage A, nr Als men grond aanschaft andere dan een bouwterrein zoals bedoeld in artikel 11 lid 4 Wet OB 1968, is die verkrijging niet onderworpen aan heffing van omzetbelasting, maar belast met overdrachtsbelasting. 70 Kamerstukken II, 1968/69, 9324, nr. 3, p

19 hof Amsterdam geoordeeld dat zich geen daadwerkelijke concurrentieverstoring voor hoeft te doen voor toepassing van de integratieheffing. 71 Indien een belastingplichtige voldoet aan de voorwaarden 72 die gelden voor de integratieheffing, wordt niet-aftrekbare omzetbelasting geheven. Hoewel je zou kunnen betogen dat de integratieheffing op deze manier zijn doel voorbij kan schieten omdat integratiebtw is verschuldigd terwijl zich misschien wel helemaal geen concurrentieverstoring voordoet, is deze uitspraak is mijn inziens bevredigend. De voorwaarden die zijn gebonden aan de integratieheffing vormen immers de toetssteen voor toepassing. Vanuit het beginsel van rechtszekerheid zou het mij dan ook bevreemden als de integratieheffing toepassing mist terwijl een belastingplichtige wel aan alle voorwaarden voldoet. Op 17 mei 1977 verviel de Tweede Richtlijn door invoering van de Zesde Richtlijn. 73 Artikel 5 lid 7 onderdeel a Zesde Richtlijn schreef voor dat lidstaten met een levering onder bezwarende titel gelijk kunnen stellen: Het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat in het kader van zijn bedrijf is vervaardigd, gebouwd, gewonnen, bewerkt, aangekocht of ingevoerd, indien het van een andere belastingplichtige betrekken van een dergelijk goed hem geen recht zou geven op volledige aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde Hierbij merk ik op dat artikel 5 lid 7 onderdeel a Zesde Richtlijn met invoering van de Btw-richtlijn 74 ongewijzigd is overgenomen in artikel 18 onderdeel a Btw-richtlijn. Opvallend is dat artikel 5 lid 7 onderdeel a Zesde Richtlijn anders is geformuleerd dan artikel 5 lid 3 onderdeel b Tweede Richtlijn. Ten eerste heeft de bepaling in de Zesde Richtlijn een facultatief karakter. Lidstaten zijn dus niet meer verplicht deze bepaling op te nemen in hun nationale wetgeving, hetgeen de Tweede Richtlijn nog wel verplichtte. Ten tweede spreekt de bepaling in de Tweede Richtlijn nog over het in gebruik nemen van een goed, terwijl de bepaling in de Zesde Richtlijn uit gaat van het bestemmen van een goed. Ten derde lijkt de bepaling in de Zesde Richtlijn op het eerste gezicht een ruimer bereik te hebben dan de bepaling in de Tweede Richtlijn doordat veel meer handelingen gelijk worden gesteld met een levering onder bezwarende titel. Zo vallen niet alleen in het eigen bedrijf vervaardigde of gewonnen goederen, maar ook goederen die zijn gebouwd, bewerkt, aangekocht of ingevoerd onder de bepaling. Ten vierde valt het op dat de bepaling in de Tweede Richtlijn uitdrukkelijk bepaalt dat ook goederen die door rekening van een derde zijn vervaardigd of gewonnen gelijk worden gesteld met een levering onder bezwarende titel, terwijl dit niet in de Zesde 71 Hof Amsterdam 15 juni 1994, nr. 93/3619, V-N 1994/ Hiervoor verwijs ik naar hoofdstuk 4 van deze masterthesis. 73 Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei Btw-richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november

20 Richtlijn is verwoord. Hierdoor dient de vraag zich aan of met de bepaling in de Zesde Richtlijn een ander toepassingsbereik is beoogd ten opzichte van de bepaling in de Tweede Richtlijn. Van Hilten 75 heeft de zojuist beschreven verschillen tussen de bepalingen in de Tweede en Zesde Richtlijn eveneens erkend. In haar conclusie constateert zij dat een toelichting op artikel 5 lid 7 onderdeel a in het voorstel voor een Zesde Richtlijn ontbreekt en dat ook uit andere gepubliceerde stukken met betrekking tot de totstandkoming van de Zesde Richtlijn niet valt af te leiden waarom de tekst ten opzichte van de Tweede Richtlijn is gewijzigd. 76 Hierdoor heeft de bepaling in de Zesde Richtlijn volgens haar geen andere strekking dan de bepaling in de Tweede Richtlijn. Anders zou dit op zijn minst moeten blijken uit de toelichting op een voorstel voor een Zesde Richtlijn danwel uit andere gepubliceerde stukken die verband houden met de totstandkoming van de Zesde Richtlijn. Ik onderschrijf deze redenering. Als een bepaling een andere strekking verkrijgt, lijkt het mij mede gelet op het rechtszekerheidsbeginsel - dat dit op zijn minst moet worden opgemerkt en toegelicht in de onderliggende stukken. Ik kan mij dus niet voorstellen dat de richtlijngever met de bepaling in de Zesde Richtlijn heeft willen afwijken van de Tweede Richtlijn. Afgezien van de tekstuele verschillen, hebben de betreffende bepalingen van de Tweede en Zesde Richtlijn mijn inziens dezelfde strekking. 3.2 Ontstaansgeschiedenis van de integratieheffing in de Nederlandse wet Voor invoering van de Wet OB 1968 werd in Nederland omzetbelasting geheven volgens het cumulatief cascadestelsel. Binnen dit stelsel werd in elke schakel van het productieproces belasting geheven, terwijl de belastingplichtige geen recht op aftrek van voorbelasting had. Hierdoor was het voordeliger om zo min mogelijk schakels in het productieproces te hebben aangezien op deze wijze de belastingdruk kon worden beperkt. Hierdoor hadden belastingplichtigen die producten zelf vervaardigden (en dus verticaal geconcentreerd waren), een belastingvoordeel ten opzichte van belastingplichtigen die grondstoffen van derden betrokken. Om deze reden kende Nederland reeds voor invoering van de Wet OB 1968 een integratieheffing over in eigen bedrijf voortgebrachte goederen. De destijds geldende integratieheffing was van toepassing op zowel btw-belast als btw-vrijgesteld presterende ondernemers omdat beiden geen recht op aftrek van voorbelasting hadden. 77 Met invoering van de Wet OB 1968 kregen btw-belast presterende ondernemers recht op aftrek van voorbelasting, waardoor zij werden verlost van de integratieheffing. Voor btw-vrijgesteld presterende ondernemers bleef deze heffing echter van toepassing. 75 Conclusie advocaat-generaal Van Hilten 13 mei 2010, nr. 09/03108, r.o. 2.7 t/m Conclusie advocaat-generaal Van Hilten 13 mei 2010, nr. 09/03108, r.o E.M. van Berkel en P.P.S.C. Tielemans, Hoe ver reikt de btw-integratieheffing?, Btw-brief 2011 nr. 6/7, p

21 Uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de integratieheffing een tweeledig doel dient. 78 Ten eerste het realiseren van een gelijke belastingdruk van een in het eigen bedrijf vervaardigd goed respectievelijk van een gebruiksklaar aangeschaft goed. 79 Ten tweede is opgemerkt dat indien de belastingdruk niet gelijk zou worden getrokken, de normale fabrikanten zouden worden uitgeschakeld omdat de doe-het-zelver goedkoper op de markt kan opereren. 80 Tot 1 januari 2007 was de integratieheffing verwoord in artikel 3 lid 1 onderdeel h Wet OB Per 1 januari 2007 is de bepaling in nagenoeg ongewijzigde vorm overgenomen in artikel 3 lid 3 onderdeel b juncto artikel 3 lid 9 Wet OB Artikel 3 lid 3 onderdeel b Wet OB 1968 luidt als volgt: Het door een ondernemer voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van in het eigen bedrijf vervaardigde goederen in de gevallen waarin, indien de goederen van een ondernemer zouden zijn betrokken, hij geen recht zou hebben op volledige aftrek van de op die goederen drukkende belasting Vervolgens is in artikel 3 lid 9 Wet OB 1968 bepaald dat de integratieheffing ook toepassing vindt indien het goed van een derde is betrokken: Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, worden met in het eigen bedrijf vervaardigde goederen gelijkgesteld goederen welke in opdracht zijn vervaardigd onder terbeschikkingstelling van stoffen, waaronder grond is begrepen. Van de toepassing van het derde lid, onderdeel b, worden uitgezonderd andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, vierde lid. Ten eerste valt het op dat de integratieheffing slechts speelt bij vervaardiging van het goed, terwijl de integratieheffing volgens de tekst van de Btw-richtlijn ook toepassing vindt indien het goed is gebouwd, gewonnen, bewerkt, aangekocht of ingevoerd. Hierdoor lijkt de Nederlandse wettekst een beperkter bereik te hebben dan de richtlijnbepaling. De vraag rijst of een lidstaat de bevoegdheid heeft om een richtlijnbepaling beperkt in haar nationale wetgeving te implementeren. Evenals Van Doesum 82 ben ik van mening dat uit rechtspraak van het HvJ 83 voortvloeit dat lidstaten ten aanzien van facultatieve bepalingen beschikken over een ruime beoordelingsmarge bij de invulling van facultatieve richtlijnbepalingen in de nationale wetgeving. Een facultatieve bepaling moet namelijk kunnen passen in de nationale btw wetgeving van een lidstaat, waardoor het gewenst kan zijn om een dergelijke 78 Zie in die zin ook de conclusie van advocaat-generaal Van Hilten 13 mei 2010, nr. 09/03108, r.o Kamerstukken II 1967/68, 9324, nr. 3, p. 30 en Kamerstukken II 2009/10, , nr. 10, p. 74 en Tot 1 januari 2007 werd in de bepaling gesproken over beschikken in plaats van bestemmen. In 4.3 zal dit nader worden toegelicht. 82 A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW, Deventer: Kluwer 2009, p HvJ 29 april 1999, zaak C-136/97 (Norbury Developments Ltd), V-N 1999/26.20, r.o. 19 en HvJ 29 april 2004, zaken C-487/01 en C-7/02 (Gemeente Leusden en Holin Groep), BNB 2004/260, V-N 2004/24.17, r.o

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de guldenssteekproef als controlemiddel van belastingautoriteiten met het neutraliteitsbeginsel in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscaal Recht

Masterscriptie Fiscaal Recht Masterscriptie Fiscaal Recht Accent Indirecte Belastingen Een scriptie over de integratieheffing en het recht op aftrek van voorbelasting: Wordt door de toepassing van de pro rata plus de doelstelling

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij?

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? Door: mr. A.M. Kruijer 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 De integratieheffing

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing:

De Nederlandse integratieheffing: De Nederlandse integratieheffing: ruimer toegepast dan toegestaan? Auteur: N. Cao Adres: Havikshorst 173, 1083 TS Amsterdam Telefoonnummer: 0681888113 Studentnummer: 6192661 Begeleider: mr. drs. N.G.H.

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Naam: Mark van Giersbergen ANR: 747703 Studierichting: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Examinatoren: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Mr. dr. A.J.

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 07/663 OB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 07/663 OB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. ECLI:NL:HR:2011:BM6699, Hoge Raad, 13-05-2011, 09/03108 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum Publicatie Hoge Raad 13-05-2011 13-05-2011 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BM6699

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein Grond versus Gebouw een toetsing op neutraal terrein Naam: Rob van Praat Studentnummer: 524828 E mailadres: rob@vanpraat.com Universiteit: Universiteit van Tilburg Faculteit: Economie en Bedrijfswetenschappen

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

Een bouwterrein in de zin van de BTW

Een bouwterrein in de zin van de BTW Een bouwterrein in de zin van de BTW Naam: Conny Peters Adres: Grote Loef 13 6581 JE Malden Telefoon: 06-49394131 Studie: Fiscaal Recht ARN: 987526 Datum: 13 september 2010 Examinator: mr. dr. A.J. van

Nadere informatie

De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit?

De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterthesis De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit? Een onderzoek naar de verhouding van de medische vrijstelling in

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO MEMO INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO AAN : VOLGERS BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : 30 JUNI 2011 1 Inleiding Het is al jaren onrustig ten aanzien van de btw-aftrekcorrectie voor het

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie Accent Indirecte Belastingen Een scriptie over de integratieheffing: is deze houdbaar in zijn huidige vorm, of is het tijd om deze heffing aan te passen of zelfs af te schaffen?

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Erasmus School of Economics

Erasmus School of Economics ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Het recht op aftrek van voorbelasting van een (juridische) entiteit bestaande uit een zetel van bedrijfsuitoefening en één of

Nadere informatie

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding Ontbreken van btw-aftrekrecht van gemeenten op de aanlegkosten van gemeenschapsvoorzieningen bij de uitvoering van bestemmingsplannen HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Hoge Raad der Nederla 'Entrée 1 8 MARS 2014 den ------1 Derde Kamer Nr. 09/02220 21 februari 2014 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

7.3 De Hoge Raad stelt nieuwe prejudiciële vragen Tussenconclusie 31 8 De alternatieve regelingen voor het BUA 31 8.

7.3 De Hoge Raad stelt nieuwe prejudiciële vragen Tussenconclusie 31 8 De alternatieve regelingen voor het BUA 31 8. De gevolgen van het X-Holding en Oracle Nederland BV arrest voor de door de Hoge Raad onverbindend verklaarde onderdelen van het BUA en de fictieve prestaties Tim Jansen 5673194 12 juli 2010 Fiscale Economie

Nadere informatie

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Master thesis Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Naam: Saskia Huizer ANR: s.750356 Studie: Fiscaal Recht Accent: Indirecte Belastingen Afstudeerdatum: 25 april 2012 Examencommissie: Prof. dr. H.W.M.

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Vouchers en de btw Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Naam: Cleo Frencken Studierichting: Fiscaal Recht met accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

Hoe objectief is objectief?

Hoe objectief is objectief? Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw en de OVB en de specifieke bepaling van samenloopvrijstelling Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg University Naam: Sheyda Zaker Studierichting:

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Probleemstelling Verantwoording van het onderzoek 6. Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7

Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Probleemstelling Verantwoording van het onderzoek 6. Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7 Het BUA en de Btw-richtlijn Laura Philippen S404458 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Probleemstelling 6 1.3 Verantwoording van het onderzoek 6 Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7

Nadere informatie

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Wordt er overeenkomstig het neutraliteitsbeginsel gehandeld? Door Laurens van Drie Nummer: 344531 Begeleider: Prof. dr. R.N.G. van der Paardt Inhoudsopgave

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,

Nadere informatie

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer:

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer: Bachelor thesis Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Naam: Michelle Stok Administratienummer: 885855 Studierichting: Fiscale Economie Datum: november 2012

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Vanaf 1 januari 2019 gelden nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen. De nieuwe regels volgen uit de Europese

Nadere informatie

Masterscriptie fiscale economie

Masterscriptie fiscale economie Nadruk verboden Masterscriptie fiscale economie De behandeling van onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 Moeten onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 anders worden behandeld,

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel Een beoordeling van de neutrale behandeling bij transacties met een vergoeding in natura. Student: Administratienummer: Faculteit: Studie: Meike Rijnders

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

Het leerstuk kosten voor gemene rekening

Het leerstuk kosten voor gemene rekening Het leerstuk kosten voor gemene rekening Naam: Imke van der HooftStudierichting: Fiscale economie Administratienummer: 465058 Maand en jaar: December 2011 Samenstelling examencommissie: W.J.C. De Bakker

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis. Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing

Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis. Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Faculteit der Economische Wetenschappen Master thesis Nadruk verboden Houdbaarheid en wenselijkheid van de integratieheffing Newien Gangadin Studentnummer 163054 Begeleider:

Nadere informatie

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Waarom heeft Nederland pas per 1 januari 2017 gekozen voor een richtlijnconforme

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek In zaak C-267/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MAZÁK van 11 september 2012 (1) Zaak C 299/11. Staatssecretaris van Financiën tegen Gemeente Vlaardingen

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MAZÁK van 11 september 2012 (1) Zaak C 299/11. Staatssecretaris van Financiën tegen Gemeente Vlaardingen CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MAZÁK van 11 september 2012 (1) Zaak C 299/11 Staatssecretaris van Financiën tegen Gemeente Vlaardingen (verzoek van de Hoge Raad der Nederlanden om een prejudiciële

Nadere informatie

Fusies en overnames in de btw

Fusies en overnames in de btw ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie Fusies en overnames in de btw Een onderzoek naar de behandeling van activa-passiva-transacties

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB.

De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB. Zegelsystemen, waardebonnen, e.d. 2320-3 1. Nationale regelingen De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB. Artikel

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * In zaak C-342/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen 01011100110 De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen G.W.M. Dekkers Studentnummer: 316419 Master Fiscaal recht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum:

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Inleiding

Hoorcollege 1: Inleiding Hoorcollege 1: Inleiding Datum: 9 november 2009 Studiestof: hoofdstuk 5 Drs. O.L. Mobach INLEIDING De omzetbelasting is vak dat altijd actueel is. In de Verenigde Staten is er op dit moment bijvoorbeeld

Nadere informatie

De btw-positie van holdingvennootschappen

De btw-positie van holdingvennootschappen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie De btw-positie van holdingvennootschappen Naam: A.H.J. (Arnout) Plattel Studentnummer: 436013

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Naam: Sjoerd Lensink ANR: 993380 Universiteit: Tilburg University Opleiding: Master Fiscale Economie (Accent

Nadere informatie

BTW. Academiejaar 2009-2010 samenvatting - Jeroen De Mets 1

BTW. Academiejaar 2009-2010 samenvatting - Jeroen De Mets 1 BTW 1. INLEIDING...2 A. DEFINITIE...2 B. OUD EN NIEUW STELSELSTELSEL...2 2. DE BTW-PLICHTIGE VAN RECHTSWEGE...2 3. DE TOEVALLIGE BTW-PLICHTIGE...3 4. DE BELASTBARE FEITEN...3 A. ALGEMEEN...3 B. OVERZICHT...4

Nadere informatie

Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf!

Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf! Tijdige aftrek van voorbelasting een hele opgaaf! Naam: P.W.G.M. Zwartkruis Studierichting: Fiscale economie Administratienummer: 364154 Afstudeerdatum: 28 augustus 2012 Examencommissie: Prof. Dr. H.W.M.

Nadere informatie

Lijst met gebruikte afkortingen

Lijst met gebruikte afkortingen Lijst met gebruikte afkortingen A-G Advocaat-Generaal art./artt. artikelnummer/artikelnummers BNB Beslissingen in belastingzaken / Nederlandse Belastingrechtspraak Btw Belasting toegevoegde waarde Btw-richtlijn

Nadere informatie

De btw-behandeling van grond onder de integratielevering

De btw-behandeling van grond onder de integratielevering De btw-behandeling van grond onder de integratielevering Wenselijk met het oog op de fiscale neutraliteit? Naam: R.F. Brouwer Adres: Telefoonnummer: Universiteit: Tilburg University Studierichting: Master

Nadere informatie

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?!

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Masterthesis Fiscale Economie Accent indirecte belastingen De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Auteur: H.J.R.M. Vesseur BSc ANR: S342096 Afstudeerrichting: Master Fiscale Economie,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan

Nadere informatie

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Masterscriptie Fiscaal recht Accent indirecte belastingen De btw-behandeling van niet marktconforme vergoedingen bij transacties tussen gelieerde partijen Naam: Vera van den Munckhof Studierichting: Administratienummer:

Nadere informatie

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST-

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- Tilburg 30/04/2014 J. van Huijstee Masterscriptie Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

De toepasbaarheid van subjectiviteit

De toepasbaarheid van subjectiviteit De toepasbaarheid van subjectiviteit - Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw - Masterthesis Fiscale Economie - Universiteit van Tilburg Naam: Studierichting: R.J. (Ronald) van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 * COMMISSIE / FRANKRIJK ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 * In zaak 50/87, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. F. Buhl, juridisch adviseur van de Commissie, als gemachtigde,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* In zaak C-378/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing

Nadere informatie

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd?

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? Master thesis Fiscaal recht, accent indirecte belastingen K.M.T. Helwegen (s247743) Afstudeerdatum: 18 juni 2013 Hoogleraar: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Begeleiders:

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit

Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit Naam : Q. Rizanaj Studie : Master Fiscaal Recht, Accent Indirecte Belastingen Administratienummer : S636383 Afstudeerdatum

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie