Aftrek van voorbelasting:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aftrek van voorbelasting:"

Transcriptie

1 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR: Datum: Examinatoren: prof. mr. dr. G.J. van Norden mr. dr. M.M.W.D Merkx

2 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen... 4 Hoofdstuk 1. Inleiding Algemeen De probleemstelling Verantwoording van de opzet... 7 Hoofdstuk 2. Toetsingskader Inleiding Neutraliteit Neutraliteit en ondernemerschap Neutraliteit en aftrek van voorbelasting Conclusie...14 Hoofdstuk 3. Belastingplicht van houdstermaatschappijen Inleiding Belastingplicht in het algemeen Belastingplicht houdstermaatschappijen - toonaangevende jurisprudentie Moeien Bedrijfsmatig handelen in aandelen Rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk Conclusie...19 Hoofdstuk 4. Aftrek van voorbelasting Inleiding Vereisten voor het recht op aftrek van voorbelasting Belastbare handelingen Directe kosten Algemene kosten Onbelastbare handelingen Een eenvoudige toetsing Een meer omvattende toetsing Onlosmakelijke samenhang Conclusie...28 Hoofdstuk 5. Aftrek van voorbelasting: verkoop van aandelen door een houdstermaatschappij Inleiding Het SKF-arrest

3 5.3 Het X-arrest Huidige stand van zaken Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 3 augustus na het SKF-arrest Aftrek van voorbelasting na het X-arrest Toepassing van art. 37d van de Wet OB 1968 na het X-arrest Conclusie...37 Hoofdstuk 6. Toetsing aan het neutraliteitsbeginsel Inleiding Uitwendige neutraliteit Aandelenverkoop door een houdstermaatschappij welke niet wordt... verricht in de hoedanigheid van belastingplichtige De overdracht van activa en passiva in plaats van de aandelen Aandelenverkoop door een houdstermaatschappij die gepaard gaat met... de overdracht van activa Conclusie met betrekking tot de uitwendige neutraliteit Inwendige neutraliteit Conclusie...42 Hoofdstuk 7. Conclusie...44 Literatuurlijst...46 Jurisprudentielijst

4 Lijst met gebruikte afkortingen A-G Advocaat-Generaal art. Artikel BNB Beslissingen in Belastingzaken Nederlandse Belastingrechtspraak EU Europese Unie FED FED Fiscaal Weekblad HvJ Hof van Justitie van de Europese Unie 1 NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht p. Pagina( s) par. Paragraaf/paragrafen r.o. Rechtsoverweging t/m Tot en met Uitv. besch. OB 1968 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 V-N Vakstudie Nieuws Wet OB 1968 Wet op de omzetbelasting 1968 WFR Weekblad voor Fiscaal Recht 1 Waaronder ik mede versta het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. 4

5 Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Algemeen De afgelopen jaren is in btw-land veel te doen geweest over de positie van houdstermaatschappijen. Nog steeds is de btw-positie van houdstermaatschappijen niet volledig helder. Een houdstermaatschappij kan verschillende handelingen verrichten. Deze handelingen kunnen zoal bestaan uit het aankopen van aandelen, het houden van aandelen en het verkopen van aandelen. Ik richt me in deze thesis specifiek op de handeling bestaande uit de verkoop van aandelen. Stel nu dat een houdstermaatschappij kosten maakt voor de verkoop van aandelen. Een belangrijke vraag voor die houdstermaatschappij is de vraag of zij recht heeft op aftrek van voorbelasting ter zake van die kosten. Voor het antwoord is van belang of zij kwalificeert als ondernemer, zo volgt uit art. 15 van de Wet OB Daarnaast volgt uit art. 15 van de Wet OB 1968 dat slechts btw op aangekochte goederen en diensten die gebruikt worden voor belaste handelingen voor aftrek in aanmerking komt. Vandaar dat voor het recht op aftrek van voorbelasting van belang is of de verkoop van aandelen een belastbare (belaste of vrijgestelde) of wellicht een onbelastbare handeling 2 is. De afgelopen jaren is daarover nogal wat discussie ontstaan. Zo lijkt uit het BLP-arrest 3 van 6 april 1995 te volgen dat de verkoop van een als belastingplichtige 4 gehouden deelneming een van btw vrijgestelde prestatie 5 is. De verwijzende rechter ging er in die zaak vanuit dat de verkoop van aandelen een vrijgestelde prestatie is. De vraag of dat daadwerkelijk zo is werd echter niet aan het HvJ voorgelegd. 6 Er bestond daardoor ruimte voor de Hoge Raad om een eigen weg in te slaan. In 2003 en 2004 oordeelde de Hoge Raad namelijk dat de verkoop van een als belastingplichtige gehouden deelneming een onbelastbare handeling is. 7 Deze zienswijze werd door de Staatsecretaris van Financiën overgenomen in zijn beleidsbesluit van 3 augustus Na deze uitspraken is in de literatuur veel gediscussieerd over de vraag of dit wel in lijn was met de zienswijze van het HvJ. 9 In 2009 deed het Hof van Justitie uitspraak in de zaak AB SKF 10 waarin werd bepaald dat de verkoop van een als belastingplichtige gehouden deelneming een voor de btw vrijgestelde prestatie vormt. Tevens opende het HvJ in die uitspraak de deur om de verkoop van een als belastingplichtige gehouden deelneming aan te merken als de overgang van een algemeenheid van goederen. Blijkens art. 19 van de Btwrichtlijn 11 kunnen lidstaten ervoor kiezen de overgang van een algemeenheid van goederen aan te merken als een onbelastbare prestatie. Naar aanleiding van de uitspraak in de SKFzaak is de Hoge Raad teruggekomen op zijn eerdere opvatting dat de verkoop van aandelen een onbelastbare handeling is. In het arrest van 2 december 2011 oordeelde de Hoge raad namelijk dat de verkoop van een 30% aandelenbelang een vrijgestelde prestatie vormt Met een onbelastbare handeling bedoel ik een handeling die buiten de werking van de btw valt, ook wel een niet-economische activiteit genoemd. 3 HvJ 6 april 1995, nr. C-4/94 (BLP), V-N 1995/3030, Het begrip belastingplichtige in art. 9 van de Btw-richtlijn, staat gelijk aan het begrip ondernemer in art. 7 van de Nederlandse Wet OB 1968, zie HR 2 mei 1984, nr , BNB 1984/295. In gebruik beide begrippen dan ook door elkaar. 5 Het begrip 'prestatie' staat gelijk aan het begrip 'handeling', ik gebruik beide begrippen dan ook door elkaar. 6 Bomer & Van Kesteren 2003, par HR 14 maart 2003, nr , BNB 2003/197; HR 9 juli 2004, nr , BNB 2004/ Besluit Staatssecretaris van Financiën van 3 augustus 2004, nr. CPP M, V-N 2004/ Onder meer in: Bomer & Van Kesteren 2003; Van Kesteren HvJ 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/ Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november HR 2 december 2011, nr , BNB 2012/29. 5

6 Daarnaast heeft de Hoge Raad in dat arrest prejudiciële vragen aan het HvJ gesteld. 13 Met die prejudiciële vragen werd beoogd een antwoord te verkrijgen op de vraag of de verkoop van een 30% aandelenbelang een overgang van een algemeenheid van goederen vormt en daardoor als een onbelastbare prestatie is aan te merken. De omstandigheden waaronder dat mogelijk zou zijn konden namelijk niet uit het SKF-arrest worden afgeleid. Recentelijk heeft het HvJ in die zaak uitspraak gedaan. Het oordeel luidt dat de verkoop van een minderheidsbelang (30% aandelenbelang) sec geen overgang van een algemeenheid van goederen vormt en dus geen onbelastbare prestatie is. De verkoop van een minderheidsbelang is dus een vrijgestelde prestatie. Alhoewel het HvJ hier een duidelijk antwoord geeft roept deze uitspraak wel weer nieuwe vragen op. Het HvJ sluit namelijk niet uit dat de verkoop van aandelen in geen enkel geval gezien kan worden als de overgang van een algemeenheid van goederen. Daarnaast zal de Hoge Raad, nu duidelijk is dat de verkoop van een 30% aandelenbelang een vrijgestelde prestatie is, moeten oordelen over het recht op aftrek van voorbelasting. Een relevante vraag met betrekking tot het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van de kosten gemaakt voor de verkoop van de aandelen is de vraag of die kosten algemene kosten kunnen zijn. Over het onderwerp aftrek van voorbelasting ter zake van kosten gemaakt door een houdstermaatschappij voor de verkoop van aandelen is het laatste woord dus nog niet gezegd. 1.2 De probleemstelling De vraag die in mijn thesis centraal staat is de vraag in welke gevallen een houdstermaatschappij recht heeft op aftrek van voorbelasting bij de verkoop van aandelen. Het toetsingskader dat ik hierbij hanteer is het neutraliteitsbeginsel. Ik hanteer dat beginsel als toetsingskader omdat het neutraliteitsbeginsel een fundamenteel beginsel in de btw is. Uit een groot aantal arresten van het HvJ volgt dat het neutraliteitsbeginsel een cruciale rol speelt bij het recht op aftrek van voorbelasting. 14 Het systeem van aftrek van voorbelasting is namelijk een middel om de neutraliteit van de omzetbelasting te waarborgen. 15 Zo oordeelde het HvJ bijvoorbeeld in het Rompelman-arrest 16 dat voorbereidingshandelingen reeds tot de economische activiteiten van een belastingplichtige kunnen worden gerekend. Hierdoor kwam de voorbelasting ter zake van die voorbereidingshandelingen voor aftrek in aanmerking. Dat oordeel van het HvJ is gebaseerd op het neutraliteitsbeginsel dat inhoudt dat een ondernemer geen hinder mag ondervinden van de omzetbelasting. Het zou namelijk in strijd zijn met dat beginsel als een ondernemer met de voorbelasting ter zake van voorbereidingshandelingen blijft zitten omdat hij ten tijde van die handelingen op grond van de wet niet aangemerkt kan worden als ondernemer en dus geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. De probleemstelling luidt als volgt: In welke gevallen moet een houdstermaatschappij bezien vanuit het perspectief van het neutraliteitsbeginsel recht op aftrek van voorbelasting hebben bij de verkoop van aandelen? 13 HvJ 30 mei 2013, nr. C-651/11, (X) V-N 2013/ HvJ 29 april 2004, nr. C-137/02 (Faxworld), BNB 2004/286; HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/17.17; HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H), V-N 2005/15.8; HvJ 22 februari 2001, nr. C-408/98 (Abbey National I), V-N 2001/15.26; HvJ 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/313; HvJ 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/ Van Hilten & Van Kesteren 2010, p HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315. 6

7 1.3 Verantwoording van de opzet Zoals ik hiervoor al opmerkte blijkt uit art. 15 van de Wet OB 1968 dat voor het recht op aftrek van voorbelasting onder andere van belang is dat sprake is van ondernemerschap/belastingplicht. Voordat ik inga op de belastingplicht van houdstermaatschappijen en het recht op aftrek van voorbelasting richt ik mij in hoofdstuk 2 op het toetsingskader van mijn thesis, het neutraliteitsbeginsel. In dat hoofdstuk ga ik in op de verschillende in de literatuur genoemde vormen van neutraliteit. Daarnaast omschrijf ik hoe het neutraliteitsbeginsel in de praktijk uitpakt ten aanzien van het ondernemerschap en ten aanzien van het aftrekrecht. Vervolgens ga ik in hoofdstuk 3 in op de belastingplicht van houdstermaatschappijen. Allereerst bespreek ik kort de vereisten voor kwalificatie als belastingplichtige in de omzetbelasting. Vervolgens behandel ik aan de hand van jurisprudentie de belastingplicht van houdstermaatschappijen. Hierna komt in hoofdstuk 4 het systeem van aftrek van voorbelasting aan bod. In dit hoofdstuk bespreek ik de vereisten voor het recht op aftrek van voorbelasting. Daarnaast bespreek ik het aftrekrecht in het geval aangekochte goederen en diensten gebruikt worden voor belastbare (belaste of vrijgestelde) dan wel onbelastbare handelingen. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de term onlosmakelijke samenhang. Nadat in hoofdstuk 3 de belastingplicht van houdstermaatschappijen en in hoofdstuk 4 het systeem van aftrek van voorbelasting is besproken zullen deze twee onderwerpen in hoofdstuk 5 samengebracht worden. In dit hoofdstuk komt namelijk het recht op aftrek van voorbelasting aan de orde ter zake van kosten gemaakt door een als belastingplichtige kwalificerende houdstermaatschappij voor de verkoop van aandelen. Alvorens in te gaan op de huidige stand van zaken zet ik het SKF-arrest en het X-arrest uiteen. De bevindingen uit hoofdstuk 5 toets ik vervolgens in hoofdstuk 6 aan het neutraliteitsbeginsel. Tot slot zet ik in hoofdstuk 7, aan de hand van de conclusies uit voorgaande hoofdstukken, het antwoord op de probleemstelling uiteen. 7

8 Hoofdstuk 2. Toetsingskader 2.1 Inleiding Het neutraliteitsbeginsel geeft weer dat de omzetbelasting een neutrale belasting behoort te zijn. Bij toetsing aan het neutraliteitsbeginsel is de betekenis van het begrip 'neutraliteit' dus van belang. In de literatuur worden verschillende vormen van neutraliteit onderscheiden. Deze verschillende vormen bespreek ik in paragraaf 2.2. Om vervolgens een idee te krijgen van de reikwijdte van het neutraliteitsbeginsel omschrijf ik in paragraaf 2.3 aan de hand van de jurisprudentie van het HvJ hoe het neutraliteitsbeginsel in de praktijk uitpakt ten aanzien van het ondernemerschap. Daarnaast omschrijf ik in paragraaf 2.4 eveneens aan de hand van jurisprudentie van het HvJ hoe het neutraliteitsbeginsel in de praktijk uitpakt ten aanzien van het systeem van aftrek van voorbelasting. Ten slotte volgt in paragraaf 2.5 de conclusie. 2.2 Neutraliteit In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt in verschillende vormen van neutraliteit. Daaruit is af te leiden dat een enkele definitie van het begrip 'neutraliteit' niet bestaat. Een eerste onderscheid is te vinden in de oratie van Van Hilten. 17 Allereerst merkt Van Hilten op dat neutraliteit een relatief begrip is, inhoudende dat neutraliteit (van een belasting) slechts ziet op bepaalde verhoudingen. Aangezien de omzetbelasting verbruik van goederen en diensten door de consument wil treffen, ligt het voor de hand dat de omzetbelasting in verhouding tot niet-verbruikers (of anders gezegd ondernemers) neutraal moet zijn. Dit wil zeggen dat ondernemers geen last mogen ondervinden van de omzetbelasting. 18 Vervolgens onderscheidt Van Hilten twee vormen van neutraliteit: uitwendige neutraliteit en inwendige neutraliteit. Onder uitwendige neutraliteit wordt verstaan neutraliteit ten aanzien van nationale en internationale concurrentieverhoudingen tussen ondernemers. Dit houdt in dat de omzetbelasting geen invloed mag hebben op die concurrentieverhoudingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarin ondernemers die dezelfde handelingen verrichten voor de heffing van btw verschillend worden behandeld. 19 Onder inwendige neutraliteit wordt verstaan neutraliteit bij de ondernemer zelf. Dit houdt in dat de ondernemer zelf geen hinder mag ondervinden van de omzetbelasting. Daarbij valt te denken aan situaties waarin cumulatie van belasting dreigt te ontstaan doordat voorbelasting niet aftrekbaar is. 20 Een tweede onderscheid is te vinden in het proefschrift van Van Doesum. 21 Net zoals Van Hilten geeft Van Doesum aan dat het begrip 'neutraliteit' een relatief begrip is. 22 Hij onderscheidt drie verschillende vormen van neutraliteit: economische neutraliteit, juridische neutraliteit en externe neutraliteit. Economische neutraliteit houdt in dat belastingheffing geen invloed mag uitoefenen op het economisch handelen van ondernemers. De hoogte van de belastingheffing mag niet afhankelijk zijn van de lengte van de bedrijfskolom en in die bedrijfskolom mag geen cumulatie van belasting optreden. De belasting moet strikt evenredig zijn aan de prijs. In die zin wordt het neutraliteitsbeginsel opgevat als een verschijningsvorm van het evenredigheidsbeginsel. 23 De tweede vorm van neutraliteit, de juridische neutraliteit, houdt in dat vergelijkbare economische handelingen (leveringen van goederen/diensten) die verricht worden door 17 Van Hilten Van Hilten 2010, p Van Hilten 2010, p Van Hilten 2010, p Van Doesum Van Doesum 2009, p Van Doesum 2009, p. 31 en 32. 8

9 concurrerende ondernemers aan eenzelfde belastingdruk moeten worden onderworpen. In die zin is het neutraliteitsbeginsel een verschijningsvorm van het gelijkheidsbeginsel. 24 De laatste vorm van neutraliteit die Van Doesem in zijn proefschrift noemt, de externe neutraliteit, is als het ware een onderdeel van de juridische neutraliteit. Externe neutraliteit houdt namelijk in dat concurrentieverstoring tussen binnenlandse leveranciers en buitenlandse leveranciers moet worden voorkomen. 25 Een derde onderscheid is te vinden in het proefschrift van Swinkels. 26 Aan de hand van de jurisprudentie van het HvJ leidt Swinkels af dat het begrip 'neutraliteit' in vier verschillende vormen te onderscheiden is: neutraliteit en cumulatie van belasting, neutraliteit tussen belastingplichtigen, neutraliteit tussen eindverbruikers en neutraliteit tussen transacties. 27 Neutraliteit en cumulatie van belasting houdt in dat bij een ondernemer in de productie- en distributiefase geen cumulatie van belasting mag optreden. Dit wordt bereikt via het systeem van aftrek van voorbelasting. 28 Neutraliteit tussen belastingplichtigen komt erop neer dat er sprake moet zijn van een gelijke behandelingen tussen belastingplichtigen. 29 Swinkels geeft daarbij aan dat de neutraliteit tussen belastingplichtigen direct verband houdt met neutraliteit en cumulatie van belasting. Cumulatie van belasting kan de neutraliteit tussen belastingplichten namelijk aantasten. 30 Met neutraliteit tussen eindverbruikers wordt bedoeld dat alle eindverbruikers (consumenten) onderworpen moeten zijn aan dezelfde belastingdruk onafhankelijk van de wijze en de hoedanigheid waarin zij de goederen of diensten hebben betrokken. 31 En de laatste vorm van neutraliteit, neutraliteit tussen transacties, houdt allereerst in dat zowel legale als illegale transacties in de btw moeten worden betrokken, met uitzondering van strikt illegale transacties. 32 Daarnaast houdt neutraliteit tussen transacties in dat de juridische kwalificatie van de handeling irrelevant is. Als transacties hetzelfde economische effect hebben moeten zij voor de omzetbelasting gelijk worden behandeld. 33 Alhoewel deze drie auteurs op het eerste gezicht een verschillend onderscheid in vormen van neutraliteit maken komt het naar mijn mening voor een groot gedeelte op hetzelfde neer. Zo onderscheidt Swinkels in zijn proefschrift neutraliteit en cumulatie van belasting. Dit komt blijkens bovenstaande omschrijvingen op hetzelfde neer als de economische neutraliteit die Van Doesum in zijn proefschrift onderscheidt en de inwendige neutraliteit die Van Hilten in haar oratie onderscheidt. Waar Swinkels neutraliteit tussen belastingplichtigen onderscheidt, onderscheidt Van Doesem de juridische neutraliteit. Uit het bovenstaande omschrijvingen volgt echter dat ze daarmee ondanks het verschil in terminologie hetzelfde bedoelen. Daarnaast kan uit bovenstaande omschrijvingen worden afgeleid dat de door Van Doesem onderscheidde juridische- en externe neutraliteit op hetzelfde neerkomt als de door Van Hilten onderscheidde uitwendige neutraliteit. Om onduidelijkheid tegen te gaan ga ik bij de toetsing aan het neutraliteitsbeginsel uit van het door Van Hilten in haar oratie gemaakte onderscheid tussen inwendige en uitwendige neutraliteit. Daarbij wil ik wel opmerken dat dit onderscheid naar mijn mening geen zuiver onderscheid is. Indien een ondernemer namelijk hinder ondervindt van de omzetbelasting (aantasting van de inwendige neutraliteit) dan zal dit ook een negatieve invloed hebben op 24 Van Doesum 2009, p. 32 en Van Doesum 2009, p. 33 en Swinkels Swinkels 2001, p Swinkels 2001, p Swinkels 2001, p Swinkels 2001, p. 31 en Swinkels 2001, p Swinkels 2001, p Swinkels 2001, p

10 zijn concurrentieverhouding met andere ondernemers (aantasting van de uitwendige neutraliteit). 2.3 Neutraliteit en ondernemerschap Uit de wet/richtlijn volgt dat een van de vereisten voor ondernemerschap het verrichten van economische activiteiten is. Dit zijn conform art. 9 van de Btw-richtlijn alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. Ook de exploitatie van een (on)lichamelijke zaak om daar duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, wordt als economische activiteit aangemerkt. Een nadere omschrijving van het begrip economische activiteit en een omschrijving van de andere vereisten voor ondernemerschap ( ieder en zelfstandig ) komt in hoofdstuk 3 aan bod. Echter uit de jurisprudentie volgt dat niet alleen de wet/richtlijn maar ook het neutraliteitsbeginsel een rol speelt bij de vraag of er sprake is van ondernemerschap. Zo oordeelde het HvJ in het Rompelman-arrest 34 dat voorbereidingshandelingen (zoals de aankoop van bedrijfsmiddelen) reeds tot de economische activiteiten van een belastingplichtige kunnen worden gerekend. Het ondernemerschap vangt daarmee aan voordat er daadwerkelijk sprake is van de uitoefening van economische activiteiten. De onderbouwing van deze beslissing is gebaseerd op het neutraliteitsbeginsel. Als gevolg van dat beginsel mag een ondernemer geen hinder ondervinden van de omzetbelasting. Dat zal wel het geval zijn indien een ondernemer met de btw-kosten ter zake van voorbereidingshandelingen blijft zitten omdat hij ten tijde van de aankoop van goederen op grond van de wet niet aangemerkt kan worden als ondernemer en dus geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. In dat geval wordt een willekeurig onderscheid gemaakt tussen investeringsuitgaven voor en tijdens daadwerkelijk exploitatie van de aangekochte goederen. Vandaar dat als gevolg van het neutraliteitsbeginsel ondernemerschap wordt geacht aan te vangen vóór daadwerkelijke uitoefening van economische activiteiten. 35 In het arrest Inzo 36 gaat het HvJ nog een stapje verder. In dat arrest oordeelde het HvJ, met verwijzing naar de overwegingen in het Rompelman-arrest, dat zelfs een haalbaarheidsstudie om te bezien of een bepaalde voorgenomen activiteit wel rendabel is, gezien kan worden als een eerste ondernemershandeling. 37 Het latere besluit om toch af te zien van de activiteit omdat deze niet rendabel blijkt te zijn doet daaraan niet af. 38 Zelfs als voorbereidingshandelingen niet leiden tot daadwerkelijke uitoefening van economische activiteiten blijft de status van ondernemer ten aanzien van die voorbereidingshandelingen dus behouden. Uit het Rompelman-arrest volgt dat voor het aannemen van ondernemerschap niet vereist is dat de ter voorbereiding van een economische activiteit betrokken goederen onmiddellijk voor die economische activiteit gebruikt worden. In dat geval kan de belastingdienst wel verlangen dat met objectieve feiten en omstandigheden wordt aangetoond dat de voorbereidingshandelingen daadwerkelijk gericht zijn op een later uit te oefenen economische activiteit. 39 Uit het Lennartz-arrest volgt dat daarbij de aard van de goederen en het tijdsverloop tussen de verwerving en de aanwending voor economische doeleinden relevante factoren kunnen zijn HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/ HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (Inzo), V-N 1996/1396, HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (Inzo), V-N 1996/1396, 27, r.o. 16 t/m HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (Inzo), V-N 1996/1396, 27, r.o HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o HvJ 11 juli 1991, nr. C-97/90 (Lennartz), FED 1991/647, r.o

11 Stel nu dat aangetoond wordt dat de voorbereidingshandelingen daadwerkelijk gericht zijn op een later uit te oefenen economische activiteit maar het betrokken goed eerst uitsluitend voor privédoeleinden en later pas uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. In dat geval ontstaat de vraag of die situatie belet dat de voorbereidingshandelingen reeds tot de economische activiteit van een belastingplichtige kunnen worden gerekend. Uit het VOF X- arrest 41 is af te leiden dat die situatie geen beletsel vormt voor het aanmerken van voorbereidingshandelingen als economische activiteiten van een belastingplichtige. De onderbouwing van deze beslissing is ook weer gebaseerd op het neutraliteitsbeginsel. Indien de voorbereidingshandelingen in die situatie namelijk niet aangemerkt zouden worden als economische activiteiten van een belastingplichtige dan zou er geen recht op aftrek van voorbelasting bestaan terwijl het betrokken goed later wel uitsluitend voor economische activiteiten gebruikt wordt. In dat geval wordt een ondernemer niet volledige ontlast van de voorbelasting ter zake van het betrokken goed en kan cumulatie van belasting ontstaan, hetgeen in strijd is met het neutraliteitsbeginsel. 42 Vanwege dat beginsel wordt, ook in de situatie waarin betrokken goederen eerst uitsluitend voor privédoeleinden en later pas uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, ondernemerschap geacht aan te vangen vóór daadwerkelijke uitoefening van economische activiteiten. In voorgaande arresten heeft degene die de voorbereidingshandelingen verricht en daarvoor als ondernemer wordt aangemerkt telkens de intentie om zelf economische activiteiten te gaan verrichten. Er zijn echter ook arresten verschenen waarin dat niet het geval is maar waarin degene die de voorbereidingshandelingen verricht toch wordt aangemerkt als ondernemer. Zo oordeelde het HvJ in het Faxworld-arrest 43 dat een Vorgründungsgesellschaft die zelf niet de intentie heeft om economische activiteiten te verrichten (dat gaat de AG namelijk doen) toch aangemerkt kan worden als ondernemer. De reden hiervoor werd gevonden in het Rompelman-arrest. 44 In het Rompelman-arrest is bepaald dat als gevolg van het neutraliteitsbeginsel ondernemerschap geacht wordt aanwezig te zijn bij het verrichten van voorbereidingshandelingen met het oog op het verrichten van economische activiteiten. Het HvJ oordeelt vervolgens dat voor die vaststelling van ondernemerschap de identiteit van degene die de economische activiteit uiteindelijk gaat verrichten niet relevant is. 45 Een ander arrest dat ziet op voorbereidingshandelingen door een persoon die niet de intentie heeft om zelf economische activiteiten te gaan verrichten is het Kopalnia-arrest. 46 In dat arrest oordeelde het HvJ dat toekomstige vennoten die voorbereidingshandelingen verrichten met het oog op het verrichten van economische activiteiten maar niet de intentie hebben om zelf die economische activiteiten te verrichten toch aangemerkt kunnen worden als ondernemer. Als onderbouwing hiervoor word ook verwezen naar het Rompelman-arrest en dus indirect verwezen naar het neutraliteitsbeginsel. 47 Genoemde arresten gaan over het begin van het ondernemerschap. Er is echter ook jurisprudentie over het einde van het ondernemerschap. Het Fini H-arrest 48 gaat over een persoon die zijn economische activiteit staakte maar wel huur en bijkomende kosten moest blijven betalen ter zake van de ruimte die hij huurde voor die voormalige activiteit. De huurovereenkomst bevatte namelijk een beding op grond waarvan de huur niet kon worden opgezegd gedurende de in de overeenkomst genoemde looptijd. Het HvJ oordeelde dat ondernemerschap blijft bestaan tot het moment dat de laatste handeling is afgewikkeld, ook 41 HvJ 19 juli 2012, nr. C-334/10 (VOF X), BNB 2012/ HvJ 19 juli 2012, nr. C-334/10 (VOF X), BNB 2012/271, r.o. 32 en HvJ 29 april 2004, nr. C-137/02 (Faxworld), BNB 2004/ HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/ HvJ 29 april 2004, nr. C-137/02 (Faxworld), BNB 2004/286, r.o. 26 t/m HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/ HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/17.17, r.o. 29 t/m HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H), V-N 2005/

12 al is de economische activiteit al gestaakt. Een andere uitleg zou in strijd zijn met het neutraliteitsbeginsel aangezien de ondernemer dan blijft zitten met de voorbelasting ter zake van de huur en bijkomende kosten terwijl deze wel rechtstreeks samenhangen met de economische activiteit. 49 Uit voorgaande arresten volgt naar mijn mening dat het HvJ in een aantal gevallen waarin toepassing van de wet/richtlijn tot een onredelijke uitkomst leidt, een uitweg zoekt en vindt in het neutraliteitsbeginsel. Als gevolg van dat beginsel wordt het ondernemersbegrip in die gevallen ruim uitgelegd. Uit de literatuur volgt dat meerdere auteurs tot die conclusie komen. Zo bespreekt Sanders in een artikel 50 het Kopalnia-arrest. Hij geeft aan dat in de situatie zoals aan de orde in het Kopalnia-arrest strikte uitleg en toepassing van de aftrekregels leidt tot een onevenwichtig resultaat. Vandaar dat het ondernemersbegrip in dat arrest door het HvJ ruim wordt uitgelegd. Het HvJ gebruikt daarbij als redenering het neutraliteitsbeginsel dat eist dat btw voor een ondernemer geen kostenpost vormt. Uit het proefschrift van Swinkels 51 is ook af te leiden dat het ondernemersbegrip als gevolg van het neutraliteitsbeginsel ruim moet worden uitgelegd. Swinkels concludeert namelijk dat het neutraliteitsbeginsel een algemene toepassing van de belasting vereist. Alleen op die manier kan volgens hem voorkomen worden dat cumulatie van belasting optreedt doordat belasting blijft hangen bij personen die prestaties hebben betrokken voor niet-consumptieve doeleinden. Vervolgens geeft Swinkels aan dat dit betekent dat het begrip belastingplichtige een ruime werkingssfeer moet hebben Neutraliteit en aftrek van voorbelasting Het systeem van aftrek van voorbelasting is een middel om de neutraliteit van de omzetbelasting te waarborgen. 53 Dat systeem zorgt er namelijk voor dat bij een ondernemer geen btw blijft drukken. Een ondernemer heeft echter pas recht op aftrek van voorbelasting als de aangekochte goederen en diensten gebruikt worden voor belaste handelingen, zo volgt uit art. 15 van de Wet OB 1968 en art. 168 van de Btw-richtlijn. Uit de jurisprudentie volgt echter dat naast de wet/richtlijn het neutraliteitsbeginsel ook invloed heeft op het recht op aftrek van voorbelasting. Bij de bespreking van de hierop betrekking hebbende arresten behandel ik enkel de vraag of een recht op aftrek van voorbelasting bestaat. De vraag naar de omvang van het aftrekrecht (volledige of gedeeltelijke aftrek) behandel ik in hoofdstuk 4. Allereerst ga ik te rade bij het Abbey National-arrest. 54 In dat arrest was sprake van een overgang van een algemeenheid van goederen, namelijk de overdracht van een verhuurde onroerende zaak door een verzekeringsmaatschappij. Indien een lidstaat gebruik maakt van de mogelijkheid in art. 19 dan wel art. 29 van de Btw-richtlijn dan wordt die overdracht geacht geen levering van goederen en diensten te zijn en dus een onbelastbare handeling te vormen. 55 Op grond van de wet/richtlijn bestaat er dan geen recht op aftrek van voorbelasting aangezien de kosten die voor die overdracht gemaakt zijn niet toerekenbaar zijn aan een belaste prestatie. Volgens het HvJ is dit echter in strijd met neutraliteitsbeginsel dat inhoudt dat een ondernemer geen hinder mag ondervinden van de omzetbelasting. Het niet verlenen van aftrek zou neerkomen op een willekeurig onderscheid tussen uitgaven ten behoeve van de onderneming voor en tijdens de daadwerkelijke exploitatie van die onderneming, en uitgaven die zijn gedaan om die exploitatie te beëindigen. Het HvJ oordeelde dan ook dat er 49 HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H), V-N 2005/15.8, r.o. 24 en Sanders Swinkels Swinkels 2001, p Van Hilten & Van Kesteren 2010, p HvJ 22 februari 2001, nr. C-408/98 (Abbey National I), V-N 2001/ In Nederland art. 37d Wet OB

13 in dit geval toch een recht op aftrek van voorbelasting bestaat waarbij het aftrekrecht moet worden beoordeeld op basis van de handelingen die de overdrager voorafgaand aan de overdracht heeft verricht. 56 In het arrest Faxworld 57 was tevens sprake van een overgang van een algemeenheid van goederen in de zin van art. 19 van de Btw-richtlijn. Dat arrest betrof een situatie waarin een Vorgründungsgesellschaft als enige activiteit voorbereidende handelingen verrichtte voor de oprichting van een AG. Zij betaalde btw over die handelingen en na enige tijd droeg zij haar onderneming over aan de AG. De overdrager verrichtte zelf, in tegenstelling tot in het Abbey National-arrest, geen belaste handelingen. Uit het Abbey National-arrest zou je dan kunnen afleiden dat er geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Het HvJ oordeelde echter dat als gevolg van de specifieke omstandigheden zoals die zich voordoen en vanwege het neutraliteitsbeginsel de Vorgründungsgesellschaft ondanks de niet-belastbare overdracht van de onderneming toch recht heeft op aftrek van voorbelasting. De overdrager (de Vorgründungsgesellschaft) mag in dat geval de economische handelingen van de overnemer (de AG) in aanmerking nemen om de btw af te trekken. 58 Een andere uitlegging zou er namelijk voor zorgen dat er toch btw blijft drukken op de uit te oefenen economische activiteiten. De redenering dat als gevolg van het neutraliteitsbeginsel een belastingplichtige van wie het enige statutaire doel erin bestaat de economische activiteit van een andere belastingplichtige voor te bereiden en die zelf geen enkele belastbare handeling heeft verricht, recht heeft op aftrek van voorbelasting werd ook gebruikt in het Kopalnia-arrest. 59 De situatie in het Kopalnia-arrest was echter niet geheel gelijk aan de situatie zoals in het Faxworld-arrest. In het Kopalnia-arrest was er namelijk geen sprake van een overgang van een algemeenheid van goederen door een vennootschap maar van een inbreng door natuurlijke personen. Die inbreng was op grond van Pools recht een vrijgestelde handeling. Vandaar dat de belastingplichtigen, de toekomstige vennoten, geen recht op aftrek van voorbelasting hadden. Het HvJ oordeelde dan ook dat in die situatie het recht op aftrek van voorbelasting ter verzekering van de neutraliteit moet worden toegekend aan de vennootschap. 60 Daarnaast oordeelde het HvJ dat formele eisen met betrekking tot het recht op aftrek van voorbelasting (zoals factureringsregels) hieraan geen afbreuk doen. 61 Ook in het Kretztechnik-arrest 62 kwam het HvJ met het oog op het neutraliteitsbeginsel ondanks het feit dat kosten gemaakt waren voor een onbelastbare prestatie, namelijk de uitgifte van aandelen, tot een recht op aftrek van voorbelasting. Daarbij was de specifieke omstandigheid dat Kretztechnik met de uitgifte van aandelen haar kapitaal ten behoeve van haar algemene economische activiteit beoogde te versterken van doorslaggevend belang. 63 Het laatste arrest dat ik in het kader van dit hoofdstuk bespreek is het SKF-arrest. 64 Dit arrest is van groot belang voor mijn thesis aangezien in dat arrest onder andere de vraag aan de orde kwam of er een recht op aftrek van voorbelasting bestaat met betrekking tot kosten gemaakt voor de als vrijgestelde handeling kwalificerende verkoop van aandelen. Op grond van de wet/richtlijn bestaat er namelijk geen recht op aftrek van voorbelasting ter zake van 56 HvJ 22 februari 2001, nr. C-408/98 (Abbey National I), V-N 2001/15.26, r.o HvJ 29 april 2004, C-137/02 (Faxworld), BNB 2004/ HvJ 29 april 2004, C-137/02 (Faxworld), BNB 2004/286, r.o. 41 en HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/ HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/17.17, r.o. 33 t/m HvJ 1 maart 2012, nr. C-280/10 (Kopalnia), V-N 2012/17.17, r.o HvJ 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/ HvJ 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/313, r.o. 34 t/m HvJ 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/

14 kosten gemaakt voor een vrijgestelde prestatie. Een uitzondering hierop vormt de vrijgestelde aandelenverkoop aan een buiten de EU gevestigde afnemer. 65 Allereerst geeft het HvJ in het SKF-arrest aan dat het HvJ meerdere malen voorbelasting aftrekbaar heeft geacht ter zake van onbelastbare handelingen. 66 Het HvJ oordeelt vervolgens dat wanneer het recht op aftrek van voorbelasting wordt geweigerd ter zake van kosten voor een vrijgestelde aandelenverkoop en bij een onbelastbare aandelenverkoop wel een recht op aftrek van voorbelasting bestaat, objectief soortgelijke handelingen, die met elkaar concurreren, in strijd met het neutraliteitsbeginsel fiscaal verschillend worden behandeld. 67 De voorbelasting ter zake van kosten voor een vrijgestelde aandelenverkoop moet dus aftrekbaar zijn met inachtneming van dezelfde voorwaarden 68 als bij een onbelastbare aandelenverkoop. De hiervoor besproken arresten Abbey National, Faxworld en SKF worden ook genoemd in een artikel van Sanders. 69 Met die arresten toont hij aan dat in gevallen waarin de aftrekregels niet leiden tot een bevredigende oplossing voorbelasting toerekenbaar aan vrijgestelde of onbelastbare prestaties als gevolg van het neutraliteitsbeginsel toch voor aftrek in aanmerking komt. Sanders concludeert dan ook dat het aftrekrecht in theorie harde criteria kent maar dat de toepassing als gevolg van het neutraliteitsbeginsel soepel blijkt te zijn. Daarnaast concludeert hij dat in de toepassing van het neutraliteitsbeginsel ter zake van het aftrekrecht geen consistente, logische lijn te vinden is. 70 Van Doesum heeft in zijn presentatie tijdens het congres 'De doorwerking van algemene rechtsbeginsel in de btw' gehouden op 4 december 2012 te Bunnik ook aangegeven dat het recht op aftrek van voorbelasting ruim moet worden uitgelegd. Daarnaast concludeerde hij aan de hand van een aantal arresten dat de grenzen van het aftrekrecht moeilijk voorspelbaar en nog lang niet helder zijn, maar dat wel gesteld kan worden dat de lidstaten de werkingsfeer van het aftrekrecht zelf niet mogen verruimen. 71 Met het oog op de hiervoor besproken arresten kan ik niet anders dan concluderen dat het HvJ de afgelopen jaren de grens van het aftrekrecht via het neutraliteitsbeginsel heeft verruimd. Met Sanders ben ik het eens dat daarbij geen sprake is van een consistente, logische lijn. Hierdoor zijn de grenzen van het aftrekrecht moeilijk voorspelbaar en nog lang niet helder, zoals Van Doesem ook wel concludeert. 2.5 Conclusie De afgelopen jaren heeft het HvJ de grens van het aftrekrecht via het neutraliteitsbeginsel verruimd. Als gevolg van dat beginsel wordt het ondernemersbegrip en het systeem van aftrek van voorbelasting namelijk ruimer uitgelegd dan in de wet/richtlijn. In de toepassing van het neutraliteitsbeginsel ter zake van het aftrekrecht is echter geen consistente, logische lijn te vinden waardoor de grenzen van het aftrekrecht moeilijk voorspelbaar zijn. 65 Zie art. 15 lid 2 sub c juncto art. 11 lid 1 sub i onderdeel 2 van de Wet OB Onder andere in: HvJ 22 februari 2001, nr. C-408/98 (Abbey National I), V-N 2001/15.26; HvJ 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/ HvJ 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/56.13.r.o. 66 t/m Met dezelfde voorwaarden bedoel ik dat de kosten moeten kwalificeren als algemene kosten. Het gaat in dit hoofdstuk echter te ver om hier dieper op in te gaan. Dit komt aan bod in hoofdstuk Sanders Dit volgt uit de zin: "Boven de hoofden van de verwijzende rechters scheert een sympathiek ogend btwverschijnsel in de hoedanigheid van een ongeleid projectiel." 71 Pieterse 2013, par

15 Hoofdstuk 3. Belastingplicht van houdstermaatschappijen 3.1 Inleiding Voor het recht op aftrek van voorbelasting is van belang dat sprake is van belastingplicht/ondernemerschap. Vandaar dat ik in paragraaf 3.2 in ga op de vereisten voor kwalificatie als belastingplichtige in de omzetbelasting. Deze paragraaf schetst kort het algemene kader van de belastingplicht. In paragraaf 3.3 ga ik vervolgens meer specifiek in op de belastingplicht van houdstermaatschappijen. Dit doe ik aan de hand van jurisprudentie van het HvJ. Ten slotte volgt in paragraaf 3.4 de conclusie. 3.2 Belastingplicht in het algemeen Volgens art. 9 van de Btw-richtlijn wordt als belastingplichtige beschouwd "een ieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit". In de Wet OB 1968 is het begrip 'belastingplichtige' niet te vinden maar gebruikt men het begrip 'ondernemer'. Onder het begrip 'ondernemer' wordt blijkens art. 7 van de Wet OB 1968 verstaan "ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent". Als gevolg van het bindend karakter van de Btw-richtlijn moet ondanks het verschil in terminologie ervan worden uitgegaan dat beide begrippen gelijk zijn aan elkaar. Dit volgt expliciet uit het arrest van de Hoge Raad van 2 mei Om als belastingplichtige in de omzetbelasting te kunnen worden aangemerkt moet voldaan zijn aan drie vereisten, zo volgt uit de Btw-richtlijn en de Wet OB Het eerste vereiste wordt aangeduid met het begrip 'ieder'. Onder het begrip 'ieder' verstaan we natuurlijke personen en rechtspersonen, maar ook samenwerkingsverbanden zoals maatschappen, vennootschappen onder firma en verenigingen. 73 Daarbij is niet vereist dat die natuurlijke personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden de Nederlandse nationaliteit hebben of in het binnenland zijn gevestigd. Het tweede vereiste wordt aangeduid met het begrip 'zelfstandig'. Een omschrijving van dat vereiste is te vinden in art. 10 van de Btw-richtlijn. Daaruit volgt dat loontrekkenden en andere personen van de belastingheffing worden uitgesloten, "voor zover zij met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan óf enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeidsen bezoldingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever". De eis van zelfstandigheid sluit diegene die ondergeschikt zijn dus uit van belastingplicht. Het derde vereiste wordt in de wet OB 1968 aangeduid met het begrip 'bedrijf'. In de Wet OB 1968 is echter geen algemene omschrijving van dat begrip te vinden. Wel kan uit art. 7 lid 2 van de Wet OB 1968 worden opgemaakt dat waar in de wet gesproken wordt van bedrijf daaronder mede wordt verstaat de uitoefening van een beroep en de exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Voor een nadere invulling van het begrip 'bedrijf' moet gekeken worden naar hetgeen de Btw-richtlijn en de jurisprudentie van het Hof van Justitie daaromtrent bepalen. 74 In art. 9 van de Btw-richtlijn wordt niet gesproken van het begrip 'bedrijf' maar van het begrip 'economische activiteit'. In het eerste lid van dat artikel is aangegeven wat daaronder wordt verstaan: "alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen". Wil er daadwerkelijk sprake zijn van een economische activiteit dan moet die activiteit, blijkens de 72 HR 2 mei 1984, nr , BNB 1984/ Van Hilten & Van Kesteren 2010, p Van Hilten & Van Kesteren 2010, p

16 jurisprudentie, plaatsvinden tegen een bedongen vergoeding. Uit het Hong Kong-arrest 75 volgt namelijk dat gestreefd moet worden naar opbrengst. Die opbrengst moet niet alleen zijn beoogd of verwacht maar moet ook zijn bedongen, zo volgt uit het Tolsma-arrest 76. Naast de voorwaarden uit de jurisprudentie dat sprake moet zijn van het presteren tegen een bedongen vergoeding dient met regelmaat te worden gepresteerd. Dit is af te leiden uit het feit dat in art. 12 van de Btw-richtlijn is opgenomen dat lidstaten ervoor kunnen kiezen nietbelastingplichtigen die incidentele handelingen verrichten toch aan te merken als belastingplichtige. 3.3 Belastingplicht houdstermaatschappijen - toonaangevende jurisprudentie Het verrichten van economische activiteiten is een van de vereisten voor kwalificatie als belastingplichtige in de omzetbelasting. De vraag of een bepaalde handeling aangemerkt kan worden als een economische activiteit speelt onder meer bij houdstermaatschappijen. Zo zijn er verschillende arresten verschenen over de vraag of handelingen bestaande uit het aankopen, houden en verkopen van aandelen door een houdstermaatschappij aangemerkt kunnen worden als economische activiteit. Het startpunt van die arresten is het Polysar-arrest. 77 In dat arrest kwam het HvJ tot het oordeel dat het enkele houden van aandelen door een houdstermaatschappij en het verkrijgen van dividenden daaruit niet tot een economische activiteit, en dus niet tot belastingplicht leidt. De reden hiervoor was dat het houden van aandelen in een dochtervennootschap als zodanig niet is aan te merken als de exploitatie van een zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Het dividend, de opbrengst uit aandelen, vloeit namelijk voort uit het loutere eigendom van de aandelen en niet uit een activiteit die met het eigendom wordt ondernomen, ook wel exploitatie genoemd. 78 Het HvJ heeft echter niet beoogd elke houdstermaatschappij buiten de belastingplicht te houden. Houdsteractiviteiten bestaande uit het aankopen, houden en verkopen van aandelen kunnen namelijk in een drietal situaties wel worden aangemerkt als het verrichten van economische activiteiten. Die drietal situaties bestaan uit het moeien in het beleid van de dochtervennootschap, het bedrijfsmatig handelen in aandelen en de handelingen inzake aandelen als het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit. 79 Braakman en Van Kesteren zijn van mening dat deze opsomming uitputtend is omdat het HvJ eerder nog sprak van handelingen die 'met name' in de genoemde situaties een economische activiteit konden vormen terwijl dit in latere jurisprudentie achterwege bleef. 80 In de volgende paragrafen komen de drie situaties uitgebreid aan bod Moeien Uit het Polysar-arrest volgt dat het aankopen en houden van aandelen wel is aan te merken als een economische activiteit indien een houdstermaatschappij zich direct of indirect moeit in het beheer van haar dochtervennootschap. 81 Wat het HvJ in dat arrest met het woord 'moeien' bedoelt is tot op de dag van vandaag niet geheel duidelijk aangezien zij zich hierover (nog) niet expliciet heeft uitgelaten. In de 75 HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong), BNB 1982/ HvJ 3 maart 1994, nr. C-16/93 (Tolsma), BNB 1994/ HvJ 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar), FED 1991/ HvJ 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar), FED 1991/633, r.o HvJ 6 februari 1997, nr. C-80/95 (Harnas& Helm), BNB 1997/386, r.o Braakman & Van Kesteren 1998, par HvJ 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar), FED 1991/633, r.o

17 literatuur wordt 'moeien' omschreven als beleidsbepalende activiteiten van de aandeelhouder of het verrichten van managementdiensten. 82 Na het Polysar-arrest ontstond in de literatuur een discussie over de vraag of een houdstermaatschappij belastingplichtig is enkel op grond van het feit dat zij zich moeit in het beheer van haar dochtervennootschap. Het HvJ had in het Polysar-arrest namelijk niets gezegd over het tegen vergoeding moeien in het beheer van de dochtervennootschap. Nieuwenhuizen kan zich niet voorstellen dat het HvJ, indien moeien tegen vergoeding een vereiste zou zijn, dit achterwege zou laten te vermelden. Hij is van mening dat voor het moeien geen vergoeding behoeft te worden verkregen. 83 Echter in een eerder gewezen arrest, het Hong Kong-arrest 84, oordeelde het HvJ dat een persoon die om niet (zonder vergoeding) prestaties verricht geen belastingplichtige is. Swinkels is van mening dat dit arrest de ondergrens voor het begrip belastingplichtige vormt en dat deze grens niet door het Polysar-arrest wordt achterhaald. 85 Een paar jaar later werd het Floridienne/Berginvest-arrest 86 gewezen. In dat arrest oordeelde het HvJ dat dividenden niet gezien kunnen worden als vergoeding voor het 'moeien'. De reden hiervoor was dat tussen het dividend en een dienst geen rechtstreeks en verband kan bestaan dat noodzakelijk is om het dividend als tegenprestatie van een dienst te kunnen aanmerken. Het bedrag van het dividend is namelijk gedeeltelijk afhankelijk van het resultaat van een boekjaar van een vennootschap en het recht op dividend hangt enkel af van het houden van aandelen. 87 Daarnaast is uit het Foridienne/Berginvest arrest af te leiden dat het aankopen en houden van aandelen toch aangemerkt kan worden als economische activiteit indien voor het 'moeien' door een houdstermaatschappij in het beheer van een dochtervennootschap geen vergoeding wordt gevraagd maar het moeien wel gepaard gaat met handelingen die aan de btw zijn onderworpen. 88 Het HvJ bevestigt dit in het Welthgrove-arrest 89 en in het Cibo Participations-arrest 90. Handelingen zijn echter pas aan de btw onderworpen indien zij worden verricht tegen een vergoeding, zo volgt uit het hiervoor aangehaalde Hong Kongarrest. 91 De handelingen die gepaard gaan met het 'moeien' moeten dus tegen vergoeding worden verricht. Dit roept de vraag op of het 'moeien' daarnaast zelf ook tegen vergoeding moet worden verricht. Van Norden stelt dat dit niet noodzakelijk is. 92 Ik ben het met hem eens aangezien een dergelijke eis niet volgt uit de besproken arresten. Het HvJ geeft in het Floridienne/Berginvest-arrest 93 en het Cibo Participations-arrest 94 tevens voorbeelden van handelingen die aan de btw zijn onderworpen en die gepaard kunnen gaan met het 'moeien'. Zo noemt zij administratieve, boekhoudkundige, informatica, financiële, commerciële en technische diensten die ten behoeve van de dochtervennootschap worden verricht. Uit de hiervoor besproken arresten volgt naar mijn mening dat er twee gevallen zijn waarin het aankopen en houden van aandelen gezien kan worden als een economische activiteit in verband met 'moeien'. Allereerst indien een houdstermaatschappij zich tegen vergoeding moeit in het beheer van haar dochtervennootschap. Ten tweede indien een 82 Wessels Nieuwenhuizen HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong), BNB 1982/ Swinkels 2001, p HvJ 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/Berginvest), V-N 2000/ HvJ 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/Berginvest), V-N 2000/53.17, r.o. 20 t/m HvJ 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/Berginvest), V-N 2000/53.17, r.o. 18 en HvJ 12 juli 2001, nr. C-102/00 (Welthgrove), BNB 2002/182, r.o. 15 t/m HvJ 27 september 2001, nr. C-16/00 (Cibo Participations), V-N 2001/55.7, r.o. 20 t/m HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong), BNB 1982/ Van Norden 2007, p HvJ 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/Berginvest), V-N 2000/53.17, r.o HvJ 27 september 2001, nr. C-16/00 (Cibo Participations), V-N 2001/55.7, r.o

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit.

Nadere informatie

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Zitten het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad op dezelfde lijn? Naam: Anne Bommeljé Plaats: Rotterdam Opleiding:

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen.

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Master Thesis Fiscale Economie De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Naam: Jessica van de Velde ANR: 581066 Datum: 23-08-2017 Opleiding: Instituut:

Nadere informatie

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN?

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? Naam Petra de Waal Adres Albert Schweitzerstraat 15 Postcode en woonplaats 6836 LA Arnhem Telefoonnummer 06 4251 6878 e-mail adres p.dewaal@uvt.nl Universiteit

Nadere informatie

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten?

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? BACHELOR THESIS Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? Naam: Anr: Studierichting: Datum: Begeleider:

Nadere informatie

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Een onsamenhangend geheel!? Naam: Jelle Schijvenaars Anr.: 13 57 83 Vak: Masterscriptie 2013-2014 Opleiding: Accent: Instelling:

Nadere informatie

Master Fiscale Economie

Master Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De verkoop van aandelen en art. 19 Btw-richtlijn Naam: B.M.M. Lamers ANR: 935720 Opleiding: Master Fiscale Economie Accent: Indirecte Belastingen Faculteit: School of Economics

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte?

De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte? De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte? Door: J.I. (Joanna) Rossa MSc 2012/2013 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN 2012 DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN De scheidslijn tussen economische en nieteconomische activiteiten Tilburg University Naam: Tim Winkelhuis Studierichting: Fiscale Economie ANR: S206001

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013 Bachelor Thesis De niet-ondernemer in de fiscale eenheid Naam : Jurgen van de Meerendonk Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 183273 Datum : december 2013 Examencommissie : W.J.C. de

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * KRETZTECHNIK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * In zaak C-465/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Unabhängige Finanzsenat,

Nadere informatie

ECONOMISCHE ACTIVITEIT:

ECONOMISCHE ACTIVITEIT: ECONOMISCHE ACTIVITEIT: DE EXPLOITATIE VAN EEN (ON)LICHAMELIJKE ZAAK OM ER DUURZAAM OPBRENGST UIT TE VERKRIJGEN Door: Mr. drs. J.R. Vollering 2013/2014 1 INHOUDSOPGAVE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN...

Nadere informatie

Op zoek naar de sleutel

Op zoek naar de sleutel Op zoek naar de sleutel Naam: Adres: J.A.G. van Dam Lupinestraat 28, 6641 AW Beuningen Telefoonnummer: 06-51385532 E-mail: Studierichting: J.A.G.vanDam@uvt.nl Fiscaal recht Administratienummer: 897942

Nadere informatie

Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht?

Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht? Fiscale Economie Wanneer bestaat de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting voor een ondernemer die prestaties om niet verricht? Naam Y.E.J. Tillmanns SNR 1264789 Datum Mei 2017 Begeleider Tweede beoordelaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 * ARREST VAN 29. 4. 2004 ZAAK C-137/02 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 * In zaak C-137/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * INVESTRAND ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * In zaak 0435/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting Bachelor thesis fiscale economie Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting J.J.P. Hukkelhoven 370804 onder begeleiding van: D. Euser MSc tweede corrector: mr. dr. G.J. van

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Een ruimere algemeenheid

Een ruimere algemeenheid Bachelor thesis Een ruimere algemeenheid Naam Imke Kuunders Adres Oude Molen 14 5757 AZ Liessel Telefoonnummer 0650983558 Studierichting Fiscale Economie Administratienummer 129392 Datum mei 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Hoe objectief is objectief?

Hoe objectief is objectief? Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw en de OVB en de specifieke bepaling van samenloopvrijstelling Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg University Naam: Sheyda Zaker Studierichting:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Moeiende holdings en de heffing van btw

Moeiende holdings en de heffing van btw Moeiende holdings en de heffing van btw Het houden van aandelen als economische activiteit Naam: K.H. (Kai) van Herpen ANR: 694413 Afstudeerdatum: 28 september 2016 Faculteit: Tilburg Law School Departement:

Nadere informatie

een fiscale eenheid btw.

een fiscale eenheid btw. De nietbelastingplichtige in een fiscale eenheid btw. Naam: Studierichting: T.E.C. Rütze Master Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen S178571 ANR: Afstudeerdatum: 24 augustus 2016 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Wat is de invloed van de subsidie voor het recht op aftrek van voorbelasting? Bachelorscriptie Door: Jelle Middelweerd Studentnummer: 400475 Begeleider:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 3 maart 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 3 maart 2005 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 3 maart 2005 * In zaak C-32/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Højesteret (Denemarken) bij beslissing

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie

Bachelor Thesis Fiscale Economie Bachelor Thesis Fiscale Economie Heeft een belastingplichtige recht op aftrek van de voorbelasting die hij heeft voldaan over de verwerving van investeringsgoederen die bestemd zijn voor gratis gebruik

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector In hoeverre dient, gelet op het fiscale neutraliteitsbeginsel, het aangaan van een samenwerking binnen de (semi)publieke sector te leiden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

UNIVERSITEIT VAN TILBURG

UNIVERSITEIT VAN TILBURG UNIVERSITEIT VAN TILBURG Modernisering van de vrijstelling voor betalingsverkeer Onderzoek naar de reikwijdte en toepassing van de vrijstelling ten behoeve van het moderne betalingsverkeer Naam: A.W. Groeneweg

Nadere informatie

Aftrek van btw ten aanzien van de verwerving, houden en de verkoop van aandelen

Aftrek van btw ten aanzien van de verwerving, houden en de verkoop van aandelen Aftrek van btw ten aanzien van de verwerving, houden en de verkoop van aandelen Door: mr. P.H. van Zanten, Post-Master Indirecte Belastingen, 2015/2016 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Afkortingenlijst...

Nadere informatie

Wie is de afnemer voor de btw?

Wie is de afnemer voor de btw? Wie is de afnemer voor de btw? By: mr. N.M. Brueker, Post-Master indirecte belastingen, 2016-2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst met gebruikte afkortingen... 2 1. Inleiding... 3 2. De systematiek

Nadere informatie

De zaak MVM: het houden van aandelen als economische activiteit. P. Joosten ; N. Tetteroo

De zaak MVM: het houden van aandelen als economische activiteit. P. Joosten ; N. Tetteroo De zaak MVM: het houden van aandelen als economische activiteit P. Joosten ; N. Tetteroo P. Joosten MSc en drs. N. Tetteroo 1 Artikelen De zaak MVM: het houden van aandelen als economische activiteit Op

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Door: Petra Pleunis MSc 2011/ 2012 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen Blz 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Blz 4

Nadere informatie

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten?

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? - Op zoek naar heldere criteria voor de aftrek van voorbelasting. Door: Sjoerd Harbers 2010 / 2011

Nadere informatie

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt?

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? Door: Mw. drs. S. van de Snepscheut 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk 2 De aftrek van voorbelasting Blz. 3 2.1 Nederlandse wetgeving

Nadere informatie

BTW heffing bij een (inter-)nationale overgang van een onderneming via aandelenoverdracht?

BTW heffing bij een (inter-)nationale overgang van een onderneming via aandelenoverdracht? B T W H e f f i n g O v e r d r a c h t O n d e r n e m i n g Vi a a a n d e l e n N e e n m i t s,,,,,,,, Masterscriptie Fiscaal Recht BTW heffing bij een (inter-)nationale overgang van een onderneming

Nadere informatie

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding Ontbreken van btw-aftrekrecht van gemeenten op de aanlegkosten van gemeenschapsvoorzieningen bij de uitvoering van bestemmingsplannen HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut

Nadere informatie

Verkoop van een deelneming: een prestatie voor de btw?

Verkoop van een deelneming: een prestatie voor de btw? Verkoop van een deelneming: een prestatie voor de btw? Naam: Kevin van Maasdam Telefoonnummer: 06-53747772 Adres: Anjelierstraat 31 4461 PP Goes Universiteit: Universiteit van Tilburg Opleiding: Fiscale

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Deze informatie gaat over de btw-heffing bij publiek-private samenwerking. In deze informatie worden de btw-regels uitgelegd,

Nadere informatie

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht?

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht? De niet-economisch handelende belastingplichtige Wat is zijn aftrekrecht? Door: Myrthe (M.M.) Hinskens LL.M 2010/2011 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 4 1.1 Probleemstelling

Nadere informatie

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid De btw-fiscale eenheid was in 2013 een actueel onderwerp in de jurisprudentie. In dit artikel gaan wij in op de ruimere toepassing die naar onze opvatting het gevolg is van de recentelijk gewezen jurisprudentie.

Nadere informatie

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen.

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Naam : G. Hoogenraad Studierichting : Bachelor fiscale economie Administratienummer : 875620 Datum : December 2013 Examencommissie

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Kluwer Online Research BtwBrief, Over de grenzen van de belastingplicht

Kluwer Online Research BtwBrief, Over de grenzen van de belastingplicht BtwBrief, Over de grenzen van de belastingplicht Auteur: Jan Sanders Binnen de heffing van btw bestaan veel vragen over het aftrekrecht. Dat is niet verwonderlijk. De aftrek is het kloppend hart van dit

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR:

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: Bachelor Thesis De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: 450182 Begeleider: W. J. C. de Bakker Examencommissie: A.J. van Doesum ~ 1 ~ Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * CIBO PARTICIPATIONS ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * In zaak C-16/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het tribunal administratif te Rijsel (Frankrijk),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

RB bijeenkomst Btw actualiteiten RB bijeenkomst Btw actualiteiten Annette Pol-Habing 8 februari 2016 Hengelo Btw-actualiteiten Ondernemerschap Holdingvennootschap Aftrek van voorbelasting Afnemer van de prestatie Leegstand Privé gebruik

Nadere informatie

Ondernemerschap door voorbereiding

Ondernemerschap door voorbereiding Ondernemerschap door voorbereiding Een onderzoek naar de invloed van duurzame voorbereidende handelingen op het btw-ondernemerschap ingeval van incidentele prestaties Door: Jeroen de Jong 2011/ 2012 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding Bob Appels ANR: 238248 Recht op aftrek van voorbelasting Is aftrek van voorbelasting, drukkende op aangeschafte investeringsgoederen toegestaan indien deze goederen direct bedoeld zijn voor gratis gebruik

Nadere informatie

Kluwer Online Research

Kluwer Online Research Weekblad voor Fiscaal Recht Afnemer in de btw: wie is het? Auteur: Mevr. mr. dr. M.M.W.D. Merkx[1] Op 2 december 2011 wees de Hoge Raad een belangrijk arrest over de bewijslastverdeling betreffende het

Nadere informatie

De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw?

De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw? De Skandia-zaak: Hoofdhuis en vaste inrichting samen in de fiscale eenheid btw? Een onderzoek naar de mogelijkheden om een grensoverschrijdend hoofdhuis of vaste inrichting op te nemen in de fiscale eenheid

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. STIX-HACKL ZAAK C-16/00 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart 2001 1 I Inleiding 1. In de onderhavige zaak vraagt het Tribunal administratif te Rijsel het Hof

Nadere informatie

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU 1 2 Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in 2013. De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU richtlijnen, met nogal dwingende instructies. De stroom

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Door: R.J.M.C. Lantman MSc 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 2 Hoofdstuk 2 Definitie niet-economische activiteiten 4 Hoofdstuk 3

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek In zaak C-267/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

Nadere informatie

Over aandelen en btw en btw over aandelen

Over aandelen en btw en btw over aandelen Over aandelen en btw en btw over aandelen Een analyse van HvJ EG 29 oktober 2009, SKF, C29/08 Jan Sanders >>Ahead of Tax 2010 HvJ EG 29 oktober 2009, SKF, C-29/08 casus SKF is moeiende houdster beheer,

Nadere informatie

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel Een beoordeling van de neutrale behandeling bij transacties met een vergoeding in natura. Student: Administratienummer: Faculteit: Studie: Meike Rijnders

Nadere informatie

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw Bachelorthesis De afnemer van de prestatie voor de btw Naam: Luuk Wagenaars Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 989677 Datum: Juni 2013 Examencommissie: Mr. dr. M.M.W.D. Merkx, Mr. E.G.

Nadere informatie

Reikwijdte art. 37d Wet OB De overgang van algemeenheid van goederen en diensten

Reikwijdte art. 37d Wet OB De overgang van algemeenheid van goederen en diensten Bachelor Thesis Universiteit van Tilburg Reikwijdte art. 37d Wet OB De overgang van algemeenheid van goederen en diensten In hoeverre is de invulling die de Hoge Raad aan art 37d Wet op de Omzetbelasting

Nadere informatie

Utrecht 21 april 2015

Utrecht 21 april 2015 Utrecht 21 april 2015 ONDERWERPEN Algemene inleiding BTW verschuldigd over subsidies? Invloed van subsidies op de aftrek van BTW KARAKTER VAN DE BTW Belast het verbruik door consument / eindverbruiker

Nadere informatie

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer:

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer: Bachelor thesis Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Naam: Michelle Stok Administratienummer: 885855 Studierichting: Fiscale Economie Datum: november 2012

Nadere informatie

Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding

Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding Wordt het recht op aftrek toegestaan van btw kosten voor activiteiten die gratis worden verricht door een ondernemer als die ondernemer voor het overige

Nadere informatie

Hoofdhuis & vaste inrichting

Hoofdhuis & vaste inrichting Tilburg University Masterscriptie Fiscale Economie Hoofdhuis & vaste inrichting Schizofrenie in de btw Naam: T.S. (Tim) Winkelhuis BSc Studentnummer: 206001 Opleiding: Master Fiscale Economie Tilburg University

Nadere informatie

Fusies en overnames in de btw

Fusies en overnames in de btw ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie Fusies en overnames in de btw Een onderzoek naar de behandeling van activa-passiva-transacties

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Vanaf 1 januari 2019 gelden nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen. De nieuwe regels volgen uit de Europese

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering VRAAG 1 Intracommunautaire levering Op grond van art. 12, lid 2, onderdeel a, 2 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 is voor de toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen vereist

Nadere informatie

Gevolgen wijziging aftrekbeperking artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 Toegespitst op (deels) gesubsidieerde instellingen

Gevolgen wijziging aftrekbeperking artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 Toegespitst op (deels) gesubsidieerde instellingen Gevolgen wijziging aftrekbeperking artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 Toegespitst op (deels) gesubsidieerde instellingen Elise Braas Studentnummer: 0563390 President Steynstraat 12 1091 NC

Nadere informatie

Groene visie over de holdingresolutie

Groene visie over de holdingresolutie Groene visie over de holdingresolutie Door: J.D. Gomez 2011/2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding en probleemstelling 3 Hoofdstuk 2 Belastingplicht holdingmaatschappijen 5 2.1 Belastingplicht in de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/07/2015

Datum van inontvangstneming : 14/07/2015 Datum van inontvangstneming : 14/07/2015 Vertaling C-263/15-1 Datum van indiening: 3 juni 2015 Verwijzende rechter: Zaak C-263/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Kúria (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing:

Nadere informatie

Wetswijziging medische vrijstelling

Wetswijziging medische vrijstelling Wetswijziging medische vrijstelling Naam: Gaspard Schyns ANR: 727494 Begeleidster: Esther Bakker Instituut: Faculteit der Economie en Management, Universiteit van Tilburg Datum: 18 april 2013 Afkortingenlijst

Nadere informatie

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Master thesis Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Naam: Saskia Huizer ANR: s.750356 Studie: Fiscaal Recht Accent: Indirecte Belastingen Afstudeerdatum: 25 april 2012 Examencommissie: Prof. dr. H.W.M.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web Downloaded via the EU tax law app / web @import url(./../../../../css/generic.css); EUR-Lex - 61991C0020 - NL Belangrijke juridische mededeling 61991C0020 Conclusie van advocaat-generaal Jacobs van 27

Nadere informatie

De toepassing van artikel 31 Wet OB bij vastgoedtransacties

De toepassing van artikel 31 Wet OB bij vastgoedtransacties De toepassing van artikel 31 Wet OB bij vastgoedtransacties Door: drs. P.W.C. Hoezen januari 2007 Inleiding 2 1. De quasi-ondernemer. 4 1.1.De Zesde Richtlijn. 4 1.2.De Wet OB. 4 1.3.Doel en strekking.

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

FCE Bank gecréditeerd?

FCE Bank gecréditeerd? FCE Bank gecréditeerd? Is de manier waarop het recht op aftrek plaatsvindt bij concerns in lijn met het neutraliteitsbeginsel? Masterscriptie Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Naam: Dave de Roij

Nadere informatie

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Handelsregister 1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Op grond van art. 5 aanhef en sub a Handelsregisterwet 2007 wordt een onderneming die in Nederland is gevestigd en die toebehoort

Nadere informatie

Kluwer Online Research. Weekblad voor Fiscaal Recht De onlosmakelijke samenhang tussen kosten en belastbare handelingen

Kluwer Online Research. Weekblad voor Fiscaal Recht De onlosmakelijke samenhang tussen kosten en belastbare handelingen Weekblad voor Fiscaal Recht De onlosmakelijke samenhang tussen kosten en belastbare handelingen Auteur: Mr. dr. A.J. van Doesum en prof. dr. H.W.M. van Kesteren[1] De onlosmakelijke samenhang tussen kosten

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie