Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw"

Transcriptie

1 Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Naam: Sjoerd Lensink ANR: Universiteit: Tilburg University Opleiding: Master Fiscale Economie (Accent Indirecte belastingen) Begeleider: Mr. dr. M.M.W.D. Merkx Tweede lezer: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Datum: 28 januari 2015

2 Inhoudsopgave Afkortingenlijst Inleiding Inleiding Probleemstelling Opbouw Het rechtskarakter en de rechtsgrondslag van de btw Het rechtskarakter van de btw De rechtsgrondslag van de btw Toetsingskader: Het neutraliteitsbeginsel Inleiding De interne en externe neutraliteit De inwendige en uitwendige neutraliteit De juridische en economische neutraliteit Het neutraliteitsbeginsel volgens het Hof van Justitie De economische neutraliteit in de jurisprudentie van het Hof van Justitie De juridische neutraliteit in de jurisprudentie van het Hof van Justitie Toetsingskader De aftrek van voorbelasting Inleiding Het onderscheid tussen de directe kosten en de algemene kosten Het pro rata gebaseerd op de omzetverhouding De overige pro rata s in de Btw-richtlijn De criteria voor de toerekening aan de directe en de algemene kosten De aftrek van voorbelasting met betrekking tot kosten gemaakt voor onbelastbare handelingen Samenvatting: De volgorde voor de bepaling van de aftrek van voorbelasting De vaste inrichting in de btw Inleiding De regels voor de plaats van dienst in het algemeen De zetel van bedrijfsuitoefening De vaste inrichting onder de regels voor de plaats van dienst De vaste inrichting in de jurisprudentie van het Hof van Justitie

3 5.4.2 De B2B-vaste inrichting De B2C-vaste inrichting De betrokken-vaste inrichting voor toepassing van de verleggingsregeling De vaste inrichting van waaruit handelingen worden verricht onder Richtlijn 2008/9/EG en de Dertiende Richtlijn De positie van de vaste inrichting ten opzichte van het hoofdhuis Het arrest Le Crédit Lyonnais afgezet tegen de juridische neutraliteit Inleiding Het arrest Le Crédit Lyonnais De interpretatie van het arrest Le Crédit Lyonnais De gevolgen van het arrest Le Crédit Lyonnais voor de praktijk Meerdere vaste inrichtingen gevestigd binnen één lidstaat De gevolgen voor de teruggaaf van btw volgens Richtlijn 2008/9/EG en de Dertiende Richtlijn De gevolgen voor een hoofdhuis zonder omzet De gevolgen voor het pro rata op basis van het werkelijke gebruik De gevolgen voor paragraaf 8 Mededeling Het arrest Le Crédit Lyonnais afgezet tegen het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het stelselbeginsel Probleemschetsing Toepassing van het stappenplan voor de bepaling van de aftrek van voorbelasting De aftrek van voorbelasting met betrekking tot algemene kosten gemaakt voor buitenlandse vaste inrichtingen: een gewogen gemiddelde van de betrokken pro rata s Het arrest Le Crédit Lyonnais afgezet tegen het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel Een ongelijke behandeling van ongelijke prestaties Een gelijke behandeling van ongelijke prestaties? Conclusie Literatuurlijst Jurisprudentieregister Publicaties

4 Afkortingenlijst Achtste Richtlijn Richtlijn 79/1072/EEG van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lidstaten inzake omzetbelasting Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen, PbEG 1979, L 331, blz. 11 e.v. (per 1 januari 2010 vervangen door Richtlijn 2008/9/EG) afl. aflevering AG Aktiengesellschaft (naamloze vennootschap) art. artikel(en) B2B business-to-business B2C business-to-consumer blz. bladzijde BNB Beslissingen in Belastingzaken. Nederlandse Belastingrechtspraak btw belasting over de toegevoegde waarde Btw-richtlijn Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PbEU 2006, L 347, blz. 1 e.v. (ter vervanging van de Zesde Richtlijn per 1 januari 2007) Btw-uitvoeringsverordening Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PbEU 2011, L 77, blz. 1 e.v. (ter vervanging van de Btw-verordening per 1 juli 2011) Btw-verordening Verordening 1777/2005 van de Raad van 17 oktober 2005 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PbEU 2005 L 288, blz. 1 e.v. (per 1 juli 2011 vervangen door de Btwuitvoeringsverordening) 4

5 Dertiende Richtlijn Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid- Staten inzake omzetbelasting Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, PbEG 1986, L 326, blz. 40 e.v. diss. dissertatie e.a. en andere(n) Eerste Richtlijn Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der LidStaten inzake omzetbelasting, PbEG 1967, nr. 71, blz e.v. (per 1 januari 2007 geïntegreerd met de Btw-richtlijn) EU Europese Unie e.v. en volgende excl. exclusief FED FED Fiscaal Weekblad HvJ Hof van Justitie van de Europese Unie / Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap HR Hoge Raad der Nederlanden jo. juncto nr. nummer NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht NTFRA Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht Artikelen N.V. naamloze vennootschap OESO / OECD Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling / Organisation for Economic Cooperation and Development p. pagina par. paragraaf Richtlijn 2008/8/EG Richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst, PbEG 2008, L 44, blz. 11 e.v. 5

6 Richtlijn 2008/9/EG Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn, PbEG 2008, L 44, blz. 23 e.v. (ter vervanging van de Achtste Richtlijn per 1 januari 2010) r.o. rechtsoverweging Stcrt. Staatscourant TFB Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht t/m tot en met Uitv. Besch. OB 1968 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 vgl. vergelijk V-N Vakstudie Nieuws VWEU Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Wet OB 1968 Wet op de omzetbelasting 1968 WFR Weekblad voor Fiscaal Recht Zesde Richtlijn Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, PbEG 1977, L 145, blz 1 e.v. (per 1 januari 2007 vervangen door de Btw-richtlijn) 6

7 1 Inleiding 1.1 Inleiding Op 12 september 2013 heeft het Hof van Justitie het arrest Le Crédit Lyonnais gewezen. 1 Hierin heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een vennootschap, waarvan het hoofdhuis is gevestigd in een lidstaat, bij de berekening van haar pro rata recht op aftrek van voorbelasting niet de omzet van haar in andere lidstaten of derde landen gevestigde vaste inrichtingen in aanmerking mag nemen. Hierover ontstond twijfel, aangezien het Hof van Justitie in het arrest FCE Bank heeft geoordeeld dat een vaste inrichting afhankelijk is ten opzichte van het hoofdhuis en geen afzonderlijke belastingplichtige vormt voor de diensten verricht tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting. De vaste inrichtingen en het hoofdhuis vormen bij het verrichten van diensten tezamen één belastingplichtige voor de btw. 2 Voor de aftrek van voorbelasting dienen zij echter te worden beschouwd alsof zij afzonderlijke belastingplichtigen zijn. De regels omtrent de aftrek van voorbelasting staan vermeld in art. 167 tot en met 192 Btwrichtlijn. De aftrek van voorbelasting wordt bepaald door de aangekochte goederen en diensten waarop btw drukt toe te rekenen aan de uitgaande prestaties. Art. 168 Btw-richtlijn stelt dat een belastingplichtige gerechtigd is de voorbelasting af te trekken, voor zover de aangekochte goederen en diensten worden gebruikt voor belaste handelingen. Het artikel heeft betrekking op de zogenoemde directe kosten. Indien de aangekochte goederen en diensten zijn toe te rekenen aan belaste handelingen, komt de daarop drukkende btw voor aftrek in aanmerking. Indien de aangekochte goederen en diensten zijn toe te rekenen aan vrijgestelde handelingen, komt de daarop drukkende btw niet voor aftrek in aanmerking. Zijn de aangekochte goederen en diensten zowel toerekenbaar aan belaste handelingen, als aan vrijgestelde handelingen, dan bepalen art. 173 en 174 Btw-richtlijn dat de btw aftrekbaar is naar evenredigheid van de omzet behaald met belaste handelingen. Dit wordt de pro rata aftrek van voorbelasting genoemd. De pro rata aftrek van voorbelasting heeft betrekking op de zogenoemde algemene kosten. 1 HvJ 12 september 2013, zaak C-388/11, V-N 2013/48.15, NTFR 2013/2124 (Le Crédit Lyonnais). 2 HvJ 23 maart 2006, zaak C-210/04, V-N 2006/18.24, BNB 2006/184 (FCE Bank), r.o. 36, 37 en dictum. Diensten die worden verricht tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting zijn daarom onbelastbaar. Voor de levering van goederen tussen het hoofdhuis en een vaste inrichting is een fictie opgenomen in art. 17 lid 1 Btwrichtlijn. 7

8 Nu art. 173 lid 1 Btw-richtlijn mede voorschrijft dat het pro rata wordt bepaald voor het totaal van de door de belastingplichtige verrichte handelingen, ontstond de vraag of ook de omzet van in het buitenland gelegen vaste inrichtingen bij de berekening van het pro rata van het hoofdhuis dient te worden meegenomen. Een ondernemer kan zijn onderneming niet alleen via een dochtervennootschap exploiteren, maar hij kan er ook voor kiezen gebruik te maken van een bijkantoor. In fiscaal jargon wordt dit de vaste inrichting genoemd. Een vaste inrichting functioneert als onderdeel van de hoofdvestiging, dat ook wel het hoofdhuis of de zetel van bedrijfsuitoefening wordt genoemd. Het arrest Le Crédit Lyonnais spitste zich toe op de vraag of bij de bepaling van het pro rata recht op aftrek van voorbelasting van het hoofdhuis moest worden uitgegaan van de omzet van de onderneming als geheel, inclusief de vaste inrichtingen (het wereld-pro rata ), of slechts van de omzet van hoofdhuis zelf (het deel-pro rata ). Aangezien het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een hoofdhuis voor de berekening van haar pro rata niet de omzet van haar buitenlandse vaste inrichtingen in aanmerking mag nemen, kan worden geconcludeerd dat het Hof van Justitie de situatie van het deel-pro rata boven die van het wereld-pro rata verkoos. Het Hof van Justitie heeft daarmee naar mijn mening impliciet geoordeeld dat ook het pro rata van de buitenlandse vaste inrichting afzonderlijk dient te worden bepaald. 1.2 Probleemstelling De vraag die in het arrest Le Crédit Lyonnais besloten ligt, is hoe moet worden omgegaan met kosten die door het hoofdhuis worden gemaakt, maar geheel of gedeeltelijk toerekenbaar zijn aan één of meer buitenlandse vaste inrichtingen. Indien de buitenlandse vaste inrichtingen een hoger pro rata recht op aftrek van voorbelasting hebben dan het hoofdhuis, wordt de onderneming als geheel recht op aftrek van voorbelasting onthouden. In het geval van Le Crédit Lyonnais verrichtten de buitenlandse vaste inrichtingen financiële prestaties aan afnemers buiten de EU. Op grond van art. 169 onderdeel c Btw-richtlijn en art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB 1968 geven financiële prestaties verricht aan afnemers buiten de EU recht op aftrek van voorbelasting. Le Crédit Lyonnais kan recht op aftrek van voorbelasting worden onthouden, indien het voor deze prestaties algemene kosten maakt, maar daarbij het pro rata van het hoofdhuis dient toe te passen. In de procedure betoogde Le Crédit Lyonnais daarom ook dat het in aanmerking nemen van een deel-pro rata in strijd zou zijn met het neutraliteitsbeginsel. 3 Het Hof van Justitie verwierp dat betoog met de motivering dat niet aangetoond is dat een wereld-pro rata in alle gevallen een betere inachtneming van het 3 HvJ 12 september 2013, zaak C-388/11, V-N 2013/48.15, NTFR 2013/2124 (Le Crédit Lyonnais), r.o

9 neutraliteitsbeginsel zou zijn. Daarnaast is een wereld-pro rata in strijd met het territorialiteitsbeginsel, doordat de aftrek van voorbelasting van algemene kosten afhankelijk wordt van de omzet die wordt behaald door het buitenlandse hoofdhuis of vaste inrichtingen. Ten slotte oordeelt het Hof van Justitie dat afbreuk wordt gedaan aan de nuttige werking van de aftrekregeling en de beoordelingsbevoegdheid van lidstaten, indien het wereld-pro rata zou worden aanvaard. 4 Het neutraliteitsbeginsel vormt het fundament van de btw. Zij houdt in dat de heffing van btw geen invloed zou mogen hebben op de concurrentieverhoudingen tussen ondernemers. In de btw worden de gelijke concurrentieverhoudingen mede bewerkstelligd door een gelijke toepassing van de (pro rata) aftrekregeling. De gelijke concurrentieverhoudingen zijn op hun beurt vereist voor de totstandkoming van de interne markt. De probleemstelling die aan dit onderzoek ten grondslag ligt, luidt daarom: In hoeverre is de deelbenadering voor de berekening van het pro rata recht op aftrek van voorbelasting ten aanzien van vaste inrichtingen in de btw in overeenstemming met het neutraliteitsbeginsel? Deelvragen die uit de probleemstelling voortvloeien, zijn: - Welke vormen van neutraliteit zijn er en hoe onderscheiden zij zich van elkaar? - Hoe wordt het recht op aftrek van voorbelasting bepaald en wat is de volgorde voor de bepaling van de aftrek van voorbelasting? - Wat wordt onder een vaste inrichting in de btw verstaan en wat is de relatie tussen een hoofdhuis en haar vaste inrichtingen. - Hoe dient het recht op aftrek van voorbelasting te worden bepaald, indien een hoofdhuis algemene kosten maakt ten behoeve van de prestaties van zijn buitenlandse vaste inrichtingen? - Hoe verhoudt zich de uitkomst van het arrest Le Crédit Lyonnais zich ten opzichte van de exploitatie van een onderneming via een dochtervennootschap en zouden prestaties tussen een hoofdhuis en haar vaste inrichtingen niet beter belast kunnen worden? 1.3 Opbouw Het onderzoek ontwikkelt zich van algemeen tot bijzonder. In hoofdstuk 2 komen de algemene aspecten van de btw aan de orde. Hierin wordt ingegaan op het doel en de 4 HvJ 12 september 2013, zaak C-388/11, V-N 2013/48.15, NTFR 2013/2124 (Le Crédit Lyonnais), r.o. 37 t/m 39. 9

10 rechtvaardiging van de btw. In hoofdstuk 3 komt het neutraliteitsbeginsel aan bod. Daarbij wordt het neutraliteitsbeginsel eerst in algemene zin behandeld en vervolgens wordt aan de hand van jurisprudentie dieper op het neutraliteitsbeginsel ingegaan. In hoofdstuk 4 wordt de aftrek van voorbelasting besproken. Hierbij worden de methoden besproken voor de bepaling van de aftrek van voorbelasting van directe en algemene kosten. Tevens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de aftrekbaarheid van btw op kosten gemaakt voor onbelastbare handelingen, aangezien diensten tussen een hoofdhuis en haar vaste inrichtingen ook onbelastbare handelingen zijn. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de vaste inrichting in de btw. De theorie die is besproken in hoofdstuk 2 t/m 5 zal in hoofdstuk 6 worden toegepast op het arrest Le Crédit Lyonnais. Daarbij zal eerst worden ingegaan op de feiten en de uitspraak van het arrest. Daarna zal worden ingegaan op mogelijke oplossingen voor de problematiek van het arrest Le Crédit Lyonnais. Het onderzoek wordt afgesloten met een conclusie in hoofdstuk 7. 10

11 2 Het rechtskarakter en de rechtsgrondslag van de btw 2.1 Het rechtskarakter van de btw Alvorens in te gaan op het neutraliteitsbeginsel, dient eerst het rechtskarakter van de btw te worden behandeld. Van Kesteren geeft aan dat met het rechtskarakter wordt gezocht naar de wil van de wetgever. De termen strekking en grondthema geven daarbij goed aan waar de essentie van het begrip rechtskarakter voor staat. 5 Het belang van het rechtskarakter is dat zij de leidraad van de wet vormt, zowel bij de opbouw als bij de uitleg van wettelijke bepalingen. 6 Het neutraliteitsbeginsel, het beginsel dat centraal staat in de toetsing van de deelbenadering, vloeit voort uit dit rechtskarakter. Over het rechtskarakter van de btw zijn de opvattingen verdeeld. Braun geeft hiervoor een drietal oorzaken. 7 In de eerste plaats heeft de Uniewetgever aan de btw geen duidelijk rechtskarakter gegeven. Dit komt doordat bij de invoering van de btw het rechtskarakter geen punt van discussie is geweest. De considerans van de Eerste Richtlijn vermeldt slechts dat de btw dient ter voorkoming van concurrentieverstoringen en bijdraagt aan het tot stand brengen van een interne markt. In de tweede plaats, ook al wordt het rechtskarakter van de btw gegeven, dan interpreteert men deze verschillend. Zo wordt in art. 1 lid 2 Btw-richtlijn de btw omschreven als een algemene verbruiksbelasting. Men kan echter ook concluderen dat het in de praktijk gaat om een bestedingsbelasting. Het verschil tussen een bestedingsbelasting en een verbruiksbelasting laat zich kenschetsen door het voorbeeld waarbij de consument na het kopen van een pak melk deze laat vallen. Onder een verbruiksbelasting zou de consument de btw kunnen terugkrijgen, onder een bestedingsbelasting niet. Nu de consument de btw in de praktijk niet terugkrijgt, kan de btw worden aangemerkt als een bestedingsbelasting. In de derde plaats bestaat onduidelijkheid over wat onder het begrip rechtskarakter moet worden verstaan. Zo kan men de stelling innemen dat het een gevolg is van de systematiek van de btw dat de consument de btw over het niet verbruikte pak melk niet terugkrijgt. Het zou onpraktisch zijn als de consument de btw terugvraagt bij de supermarkt en de supermarkt deze op haar beurt terugvraagt bij de belastingdienst (mits de btw door de supermarkt na het verkopen van het pak melk, maar voor het laten vallen, is afgedragen). Men komt dan op de vraag of de heffingswijze, de vorm, onderdeel uitmaakt van het rechtskarakter. Aangezien de 5 H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p K. Braun, Ontbreekt het de BTW aan rechtskarakter?, in: H. Mobach, L. Sillevis & G. van Westen (red.), Veranderend belastingklimaat (Nico de Vries-bundel), Arnhem: Gouda Quint 1995, p K. Braun, Ontbreekt het de BTW aan rechtskarakter?, in: H. Mobach, L. Sillevis & G. van Westen (red.), Veranderend belastingklimaat (Nico de Vries-bundel), Arnhem: Gouda Quint 1995, p

12 heffingswijze slechts van belang is voor de uitvoering van de wet, kan zij ondergeschikt worden geacht aan het rechtskarakter. 8 Van Kesteren stelt dat de definitie van het begrip rechtskarakter zich uitstrekt van de oorspronkelijke doelstelling van een wetgever tot aan het totaalbeeld dat wordt verkregen door alle bijzondere kenmerken van een wet te bezien. 9 De gebruikte methode is afhankelijk van de context waarin men het rechtskarakter wil gaan gebruiken, zoals de opbouw van de wet, de uitleg van wettelijke bepalingen en het ontwikkelingsstadium van een wet. Zijns inziens moet het begrip rechtskarakter synoniem worden geacht met de oorspronkelijke doelstelling van de wetgever en maakt de heffingswijze geen onderdeel uit van het rechtskarakter. Deze oorspronkelijke doelstelling dient als één van de hulpmiddelen bij de interpretatie van wettelijke bepalingen. 10 Met Van Kesteren ben ik het eens dat het rechtskarakter van een belastingwet de oorspronkelijke doelstelling van de wetgever inhoudt en dat de heffingswijze daar geen onderdeel van uitmaakt. Het rechtskarakter van de btw is daarmee het beste te omschrijven als een consumptie- of verbruiksbelasting. 11 Naar haar vorm zou de btw beter als een algemene indirecte bestedingsbelasting kunnen worden aangemerkt. De reden dat de btw als een indirecte belasting is vormgegeven, is gelegen in de doelmatigheid. Door voor de heffing aan te knopen bij de ondernemer, wordt het aantal belastingplichtigen beperkt. 12 Daarmee is het daadwerkelijke heffingssubject de ondernemer, terwijl het beoogde heffingssubject de consument is. 13 Daarnaast is de btw algemeen, omdat zij ziet op elke vorm van consumptie en niet alleen die van de kleinhandelsfase. Om de btw juridisch hanteerbaar te maken, wordt onder consumptie verstaan: de levering van goederen en diensten onder bezwarende titel binnen het grondgebied van een lidstaat door belastingplichtigen. 14 Het daadwerkelijk object vormt de besteding, terwijl het beoogde object de consumptie is K. Braun, Ontbreekt het de BTW aan rechtskarakter?, in: H. Mobach, L. Sillevis & G. van Westen (red.), Veranderend belastingklimaat (Nico de Vries-bundel), Arnhem: Gouda Quint 1995, p. 51, H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p. 57 en M.M.W.D. Merkx, De woon- en vestigingsplaats in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2011, p Vrij vertaald naar H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p. 57, H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p M.M.W.D. Merkx, De woon- en vestigingsplaats in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2011, p. 29 en K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2002, p H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss. Leiden), Arnhem: Gouda Quint 1994, p G.J. van Norden, Het concern in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2007, p H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil, Arnhem: Gouda Quint, 1994, p

13 2.2 De rechtsgrondslag van de btw Nu is behandeld waarvoor de btw is bedoeld, is de vervolgvraag waarom zij wordt geheven. Met de rechtsgrondslag wordt een juridische en normatieve rechtvaardiging bedoeld om een belasting te mogen heffen. 16 De invoering van de omzetbelasting laat zich voornamelijk verklaren vanuit de coherentie van het belastingsysteem. In 1934 is in Nederland een omzetbelasting ingevoerd als aanvulling op de inkomstenbelasting, omdat een verdere verhoging de inkomstenbelasting niet mogelijk bleek. 17 Waar de inkomstenbelasting de inkomende geldstroom belast, belast de omzetbelasting de uitgaande geldstroom. 18 Naast de cohesie van het belastingsysteem, kan ook als rechtvaardiging worden genoemd dat de btw als indirecte belasting eenvoudiger kan worden geheven dan de directe belastingen. De eindprijs wordt in de regel inclusief btw vermeld, waardoor de consument weinig voelt van de heffing van btw. Dit zogenoemde beginsel van de minste pijn vormt echter geen rechtsgrondslag voor de heffing van de btw, maar is eerder een hulpmiddel voor de heffingswijze. 19 Ook het budgettaire argument kan niet als rechtsgrondslag worden gehanteerd. Zij vormt een verklaring voor de btw en geen normatieve rechtvaardiging. De opbrengst van de btw is overigens aanzienlijk. In 2013 bedroeg zij voor Nederland miljoen, wat neerkomt op 29,7% van de totale belastingopbrengsten. 20 De btw vormt een aantrekkelijke belasting vanwege haar grote bereik en relatief pijnloze heffing. Met name in tijden van crisis en oorlog wordt de hulp van de btw ingeroepen. 21 Wellicht zorgt ook het algemene karakter ervoor dat een overheid zich bij een btw-verhoging minder hoeft te mengen in rechtvaardigheidsdiscussies en op minder politieke weerstand stuit in vergelijking met een verhoging van de directe belastingen. Nu de btw zich vooral laat verklaren als tegenhanger van de inkomstenbelasting, is de vraag of het draagkrachtbeginsel als rechtvaardiging voor de btw kan dienen. De gedachte van het 16 Het begrip rechtsgrondslag dient te worden onderscheiden van het begrip rechtsgrond. Met de rechtsgrond wordt de wettelijke basis van een belastingwet bedoeld. In het geval van de btw is dat art. 1 Wet OB 1968 jo. art. 104 Grondwet. Zie G.J. van Norden, Het concern in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2007, p , alsmede J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, 7 e druk, Deventer: Kluwer 2011, p. 22, voetnoot G.J. van Norden, Het concern in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2007, p. 22 en de aldaar aangehaalde bron: A.J. van Doesum, De geschiedenis van de omzetbelasting in Nederland , (deel 1), fiskaal 1998, nr. 8, blz K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2002, p Vgl. I.J.F.A. van Vijfeijken, Cursus Belastingrecht Schenk- en Erfbelasting, Deventer: Kluwer (online), par C.c. 20 Zie: De totale belastingopbrengst in 2013 bedroeg miljoen. De loon- en inkomstenbelasting maakten hiervan met miljoen 31,2% deel uit en de vennootschapsbelasting met miljoen 8,8%. 21 B. Terra & J. Kajus, A guide to the European VAT Directives, Volume 1, Introduction to European VAT, Amsterdam: IBFD 2008, p

14 draagkrachtbeginsel als rechtsgrondslag van de btw is dat de besteding door consumenten duidt op de aanwezigheid van draagkracht. Volgens Van Norden kan het draagkrachtbeginsel niet als rechtsgrondslag van de btw worden gezien. 22 Zo houdt de btw geen rekening met persoonlijke omstandigheden. Daarnaast vormt consumptie een minder zuivere graadmeter voor draagkracht dan inkomen. Braun meent daarentegen dat het draagkrachtbeginsel met al zijn onvolkomenheden het enige beginsel is waarop de btw kan worden gegrondvest. 23 Daar waar de inkomstenbelasting een belasting naar draagkracht is, is de btw volgens Braun een belasting van draagkracht. Met Braun ben ik van mening dat de rechtsgrondslag van de btw, die als tegenhanger van de inkomstenbelasting wordt geheven, is gelegen in het draagkrachtbeginsel. Hoewel de btw in vergelijking met een inkomstenbelasting op minder verfijnde wijze uitvoering kan geven aan de draagkrachtgedachte, maakt zij er evenwel deel van uit. De btw is onderdeel van een belastingsysteem dat in zijn geheel een heffing naar draagkracht nastreeft. Los van de inkomstenbelasting bestaat voor de btw geen ander argument dan de grote opbrengst die zij genereert en de relatieve eenvoud waarmee die kan worden verkregen. Hoewel er kan worden getwijfeld aan de juridische rechtvaardiging van de btw, bestaan er economisch gezien geen bezwaren. Zo ontmoedigt een consumptiebelasting sparen en investeren niet. Dit in tegenstelling tot een inkomstenbelasting. Ook beïnvloedt de btw de optimale allocatie van productiemiddelen niet. 24 Laatstgenoemde aspect maakt onderdeel uit van het neutraliteitsbeginsel, dat in het volgende hoofdstuk wordt besproken. 22 G.J. van Norden, Het concern in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2007, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2002, p Europese Commissie, A retrospective evaluation of elements of the EU VAT system, Final report (2011), TAXUD/2010/DE/328. FWC no. TAXUD/2010/CC/104, p

15 3 Toetsingskader: Het neutraliteitsbeginsel 3.1 Inleiding In paragraaf 2.1 is het rechtskarakter van de btw besproken. Daarin is geconcludeerd dat het rechtskarakter van de btw is te omschrijven als een consumptiebelasting. De btw dient ertoe de consument in zijn consumptie te belasten. Het neutraliteitsbeginsel vloeit voort uit dit rechtskarakter. Zij houdt in dat de heffing van btw geen invloed mag hebben op de concurrentieverhoudingen tussen ondernemers. 25 Het productieproces dient niet te worden verstoord en de ondernemer dient niet, of in gelijke mate als zijn concurrenten, de lasten van de btw te ondervinden. 26 Dit impliceert eveneens dat het voor de afnemer voor de btw niet dient uit te maken van welke ondernemer hij de goederen of diensten afneemt. Bij het gebruik van het begrip neutraliteitsbeginsel dient te worden bedacht dat het neutraliteitsbeginsel als zodanig niet bestaat. Het neutraliteitsbeginsel neemt verschillende verschijningsvormen aan, afhankelijk van de context waarin het wordt geplaatst. 27 Zo kunnen de interne en externe neutraliteit worden onderscheiden, indien men spreekt over de concurrentieverhoudingen tussen ondernemers binnen en buiten een lidstaat (paragraaf 3.2). De inwendige en uitwendige neutraliteit kunnen worden onderscheiden in gevallen waarbij de ondernemer zelf hinder ondervindt van de heffing van btw (paragraaf 3.3). Voorts worden de juridische en economische neutraliteit onderscheiden (paragraaf 3.4). De juridische neutraliteit is onder te verdelen in een neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel en in een neutraliteit als uitdrukking van het stelselbeginsel. De economische neutraliteit houdt in dat de heffing van btw geen invloed dient te hebben op de optimale allocatie van productiemiddelen. Er zal blijken dat de verschillende neutraliteiten elkaar soms deels overlappen. Nadat is ingegaan op de verschillende verschijningsvormen, wordt gekeken naar hoe het Hof van Justitie het neutraliteitsbeginsel uitwerkt in zijn jurisprudentie (paragraaf 3.5). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van het toetsingskader (paragraaf 3.6). 25 S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht Omzetbelasting, Deventer: Kluwer (online), par D. 26 A.H.R.M. Denie, De overheid in de omzetbelasting (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1987, p Aldus ook M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p. 9 en M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, 12 e druk, Deventer: Kluwer 2010, p

16 3.2 De interne en externe neutraliteit Bij een uiteenzetting van het neutraliteitsbeginsel van de btw ontkomt men niet aan de bespreking van de interne en de externe neutraliteit. Zij zien op de concurrentieneutraliteit binnen elke lidstaat en ten opzichte van het buitenland. De interne neutraliteit houdt in dat binnen elk land op soortgelijke goederen en diensten dezelfde belastingdruk rust, ongeacht de lengte van de productie- en distributieketen. De externe neutraliteit houdt in dat in het internationale handelsverkeer de hoogte van de belastingdruk op de goederen bekend zal zijn, zodat een nauwkeurige compensatie van deze druk kan worden bewerkstelligd. 28 De interne en externe neutraliteit zijn vereist voor de totstandkoming van de interne markt. Zij laten zich het beste toelichten aan de hand van het cumulatieve cascadestelsel. Onder het cascadestelsel werd op elke schakel van de bedrijfskolom een klein percentage niet-aftrekbare omzetbelasting geheven, waardoor de belasting cumuleerde. 29 De totale omzetbelasting die drukte op de consumentenprijs was niet te bepalen. Dit leverde een viertal bezwaren op. 30 Allereerst was het vaststellen van de teruggaaf bij uitvoer moeilijk en oncontroleerbaar. Ten tweede stimuleerde het cascadestelsel een verkorting van het aantal schakels in de productieketen (ook wel verticale integratie genoemd). Ten derde belemmerde het cascadestelsel het vrije verkeer van goederen, aangezien grenscontroles nodig waren. Ten vierde liepen de omzetbelastingsystemen van de zes landen die destijds waren aangesloten bij de EEG (België, Nederland, Luxemburg, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Italië) zover uiteen, dat zij afbreuk deden aan de internationale handel binnen de Gemeenschap. Frankrijk was de enige lidstaat dat een omzetbelastingsysteem had dat wel beantwoordde aan de interne en externe neutraliteit, namelijk de btw. Naar Frans voorbeeld werd in Nederland op 1 januari 1969 de btw ingevoerd ter vervanging van het cumulatieve cascadestelsel. De fiscale grenscontroles bleven onder de btw vooralsnog wel bestaan. In 1993 werden de fysieke fiscale grenscontroles afgeschaft en zijn de intracommunautaire transacties geïntroduceerd. De interne en externe neutraliteit houden in dat het voor de afnemer niet uit dient te maken van welke ondernemer hij zijn goederen of diensten afneemt. De interne neutraliteit ziet toe 28 De interne en externe neutraliteit worden vermeld in de achtste overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn en de zevende overweging van de considerans van de Btw-richtlijn ter vervanging daarvan. Daarnaast is de externe neutraliteit gecodificeerd in art. 110 en 111 VWEU. Zie voorts S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht Omzetbelasting, Deventer: Kluwer (online), par D en M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht Omzetbelasting, Deventer: Kluwer (online), par D en B. 30 S.T.M. Beelen e.a., Cursus Belastingrecht Omzetbelasting, Deventer: Kluwer (online), par C. 16

17 op de algemeenheid en gelijkheid van btw op de binnenlandse afzetmarkt. Dit wordt bewerkstelligd door de aftrek van voorbelasting. De externe neutraliteit ziet toe op het btwvrij bereiken van goederen op buitenlandse afzetmarkten, zodat de btw geen invloed heeft op de concurrentiepositie van belastingplichtigen en als gevolg daarvan de concurrentiepositie van lidstaten. Voorbeelden van de waarborging van de externe neutraliteit zijn het nultarief bij intracommunautaire leveringen, het nultarief bij uitvoer en de afstandverkopenregeling. 3.3 De inwendige en uitwendige neutraliteit In de literatuur wordt tevens de inwendige en uitwendige neutraliteit onderscheiden. Met de inwendige neutraliteit worden situaties bedoeld waarin de ondernemer zelf hinder ondervindt of dreigt te ondervinden van de btw. 31 De ondernemer dient zo min mogelijk te merken van een consumptiebelasting. Daaronder valt, naast het voorkomen van cumulatie van btw door de aftrek van voorbelasting, ook het moeten voorfinancieren van btw en de administratieve lasten die zijn gekoppeld aan de uitvoering van de btw. Met de uitwendige neutraliteit wordt de concurrentieverhouding tussen ondernemers bedoeld. De ene ondernemer mag niet anders worden behandeld dan de andere ondernemer die dezelfde prestatie verricht en als er al een bijzondere behandeling wordt geïntroduceerd, dan moet die aan de prestatie worden gekoppeld en niet aan de ondernemer zelf De juridische en economische neutraliteit Van groter belang is het onderscheid tussen de juridische en de economische neutraliteit. De juridische neutraliteit houdt in dat de btw meetbaar dient te zijn, zodat wat gelijk is ook gelijk kan worden belast. 33 Zij is vergelijkbaar met de interne en externe neutraliteit. Onder het cumulatieve cascadestelsel kon de juridische neutraliteit niet worden bereikt. De juridische neutraliteit is mijns inziens tweeledig. Enerzijds omvat zij de concurrentieneutraliteit, waarbij gelijke prestaties gelijk dienen te worden belast. In deze zin fungeert het neutraliteitsbeginsel als een uitdrukking van het algemene gelijkheidsbeginsel. 34 Zij is vergelijkbaar met de uitwendige neutraliteit. Anderzijds dient de btw meetbaar te zijn en vereist de juridische 31 M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, 12 e druk, Deventer: Kluwer 2010, p. 13, alsmede M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, 12 e druk, Deventer: Kluwer 2010, p. 14, alsmede M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p M.E. van Hilten & H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, 12 e druk, Deventer: Kluwer 2010, p A.H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de btw (diss. Maastricht), Deventer: Kluwer 2012, p en 386, alsmede A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2009, p

18 neutraliteit dat de btw strikt evenredig is aan de prijs, ongeacht de oorsprong van het goed of de lengte van de productie- of distributieketen. Dit beginsel is verwoord in art. 1 lid 2 Btwrichtlijn en staat bekend als het (prijs)evenredigheidsbeginsel 35 of het stelselbeginsel 36. Het recht op aftrek van voorbelasting is daarbij essentieel, omdat het recht op aftrek bewerkstelligt dat de btw evenredig is aan de prijs, ongeacht het aantal transacties en de lengte van de keten. 37 Het recht op aftrek van voorbelasting spoelt het systeem schoon en maakt dat de btw een belasting wordt over de toegevoegde waarde van de ondernemer. De juridische neutraliteit vloeit voor uit het rechtskarakter van de btw, omdat de prijsevenredigheid en de daaruit voortvloeiende concurrentieneutraliteit vereist zijn om de consument zuiver in zijn consumptie te kunnen belasten. De economische neutraliteit houdt in dat de heffing van btw geen invloed dient te hebben op de optimale allocatie van productiemiddelen. 38 De economische neutraliteit is mijns inziens vergelijkbaar met de inwendige neutraliteit, welke inhoudt dat de ondernemer zelf zo min mogelijk dient te merken van een consumptiebelasting. De economische neutraliteit ziet op het afwentelingsvraagstuk voor ondernemers, zodat de btw geen bedrijfsbelasting wordt, maar een consumptiebelasting. Door de aftrek van voorbelasting heeft de ondernemer geen prikkel om zijn investeringsbeslissing aan te passen als gevolg van de heffing van btw. In verscheidene arresten vermeldt het Hof van Justitie 39 : De aftrek van voorbelasting ontlast de ondernemer geheel van de in het kader van al zijn economische activiteiten verschuldigde of betaalde btw. Het communautaire btw-stelsel waarborgt derhalve een volstrekt neutrale belasting van alle economische activiteiten, ongeacht het oogmerk of het resultaten van die 35 A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2009, p. 32. Van Doesum geeft daarbij in voetnoot 16 aan dat het hier bedoelde evenredigheidsbeginsel moet worden onderscheiden van het evenredigheidsbeginsel of proportionaliteitsbeginsel dat wordt gebruikt om de geschiktheid en de noodzakelijkheid van een regel te toetsen. In die zin fungeert het evenredigheidsbeginsel als een algemeen beginsel van behoorlijke wetgeving. 36 A.H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de btw (diss. Maastricht), Deventer: Kluwer 2012, p. 44 en A.H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de btw (diss. Maastricht), Deventer: Kluwer 2012, p Overigens is het voor de concurrentieneutraliteit niet vereist dat deze verloopt via de aftrek van voorbelasting. Men zou de concurrentieneutraliteit ook kunnen waarborgen door de voorbelasting te laten toenemen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de integratieheffing van art. 3 lid 3 onderdeel b en art. 4 lid 3 Wet OB 1968 (analoog art. 18 onderdeel a en art. 27 Btw-richtlijn). Zie hiervoor A.H.R.M. Denie, De overheid in de omzetbelasting (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1987, p K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 2002, p. 17, A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2009, p. 31 en B. Terra & J. Kajus, A guide to the European VAT Directives, Volume 1, Introduction to European VAT, Amsterdam: IBFD 2008, p Zie bijvoorbeeld: HvJ 14 februari 1985, zaak 268/83, Jur. 1985, blz. 655, BNB 1985/315 (Rompelman), r.o. 19, HvJ 15 januari 1998, zaak C-37/95, V-N 1998/29.14 (Ghent Coal Terminal), r.o. 15 en HvJ 13 maart 2008, zaak C-437/06, V-N 2008/14.20 (Securenta), r.o

19 activiteiten, mits die activiteiten aan de heffing van btw zijn onderworpen. De economische neutraliteit vloeit voort uit het rechtskarakter van de btw, omdat door de aftrek van voorbelasting de btw niet op de ondernemer drukt, maar op de consument, die geen recht op aftrek van voorbelasting heeft. 40 De juridische neutraliteit staat ten dienste van de economische neutraliteit. Als niet aan de prijsevenredigheid en de concurrentieneutraliteit wordt voldaan, zal de optimale allocatie van productiemiddelen zonder meer verstoord raken. 3.5 Het neutraliteitsbeginsel volgens het Hof van Justitie In de voorgaande paragrafen is het neutraliteitsbeginsel besproken, zoals dat in de literatuur naar voren komt. Evenzeer van belang voor de beantwoording van de probleemstelling is hoe het Hof van Justitie het neutraliteitsbeginsel in zijn jurisprudentie gestalte geeft. In deze paragraaf staat daarom het neutraliteitsbeginsel volgens het Hof van Justitie centraal. Het Hof van Justitie hanteert voor het neutraliteitsbeginsel slechts één term, waardoor onduidelijk is vanuit welk opzicht de neutraliteit wordt bezien. In de jurisprudentie komt de fiscale neutraliteit in drie gedaanten voor. 41 Allereerst in de vorm van de concurrentieneutraliteit, waarbij het neutraliteitsbeginsel een uitdrukking is van het algemene gelijkheidsbeginsel. 42 Ten tweede in het kader van het wegnemen van de voorbelasting bij de ondernemer. Hierbij functioneert het neutraliteitsbeginsel als een uitdrukking van het stelselbeginsel. Ten derde als een verbod van dubbele heffing. Deze laatste categorie heeft betrekking op arresten waarbij de ondernemer geen recht heeft op aftrek van voorbelasting, maar wel btw in rekening dient te brengen. Deze laatste categorie blijft in dit onderzoek verder onbesproken. Bij de bespreking wordt eerst bezien hoe het Hof van Justitie de economische neutraliteit interpreteert (paragraaf 3.5.1). Daarna wordt de juridische neutraliteit besproken. De 40 A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2009, p. 38 en A.H.R.M. Denie, De overheid in de omzetbelasting (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1987, p Zie ook M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p Bomer merkt op dat het Hof van Justitie in HvJ 29 oktober 2009, zaak C-174/08, V-N 2009/56.14, NTFR 2009/2422 (NCC Construction Danmark A/S), r.o. 42, heeft aangegeven dat het gelijkheidsbeginsel een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht is (behordende bij het primaire unierecht) en een grondwettelijk karakter heeft, terwijl dat bij de fiscale neutraliteit niet het geval is. De fiscale neutraliteit zou voor haar wettelijke werking dienen te worden uitgewerkt in een besluit van afgeleid gemeenschapsrecht. Dit is de Btwrichtlijn als secundair unierecht. Volgens Bomer is dit niet het geval, aangezien de fiscale neutraliteit een uitdrukking is van ditzelfde gelijkheidsbeginsel en door het Hof van Justitie ook als zodanig wordt erkend. Een verdere codificatie van de fiscale neutraliteit als uitdrukking van het algemene gelijkheidsbeginsel zou inconsequent zijn. Zie A.H. Bomer, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de btw (diss. Maastricht), Deventer: Kluwer 2012, p

20 juridische neutraliteit komt terug bij arresten over de vrijstellingen en het recht op aftrek van voorbelasting (paragraaf 3.5.2) De economische neutraliteit in de jurisprudentie van het Hof van Justitie Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat het neutraliteitsbeginsel niet zo ver gaat dat de heffing van btw geen invloed zou mogen hebben op de investeringsbeslissing van de ondernemer. 43 In de zaak BLP ging het om een houdstervennootschap die haar aandelen in een dochtervennootschap verkocht. BLP betoogde dat zij wel aftrek van voorbelasting zou hebben gekregen als zij in plaats van de aandelenverkoop een banklening had afgesloten. Het Hof van Justitie verwierp dat betoog met de motivering dat een ondernemer zich bij zijn keuze tussen vrijgestelde en belaste handelingen kan laten leiden door een reeks van factoren, waaronder fiscale overwegingen in verband met het btw-stelsel. 44 In Cantor Fitzgerald voegt het Hof van Justitie daaraan toe dat een belastingplichtige die de keuze heeft tussen vrijgestelde en belastbare 45 handelingen, zijn beslissing in zijn eigen belang moet nemen. Het beginsel van fiscale neutraliteit houdt niet in dat een belastingplichtige die de keuze tussen twee handelingen heeft, er één kan kiezen en de gevolgen van de andere kan laten gelden. 46 Waar het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het stelselbeginsel ervoor dient te zorgen dat de investeringsbeslissing van de ondernemer niet wordt beïnvloed en zodoende de optimale allocatie van productiemiddelen niet wordt verstoord, vereist het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel dat een eenmaal gemaakt onderscheid voor de btw ook ongelijk wordt behandeld. Inherent aan de uitsluiting van het recht op aftrek van voorbelasting, wordt bij vrijgestelde prestaties de investeringsbeslissing van de ondernemer wel beïnvloedt, terwijl dit bij belaste prestaties niet het geval is. 47 Wel heeft de belastingplichtige het recht, met uitzondering van misbruiksituaties, zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft. Wanneer hij kan 43 HvJ 6 april 1995, zaak C-4/94, V-N 1995, blz. 3030, FED 1995/495 (BLP), r.o. 26 en HvJ 9 oktober 2001, zaak C-108/99, V-N 2001/58.20, NTFR 2001/1488 (Cantor Fitzgerald), r.o. 33. Aldus ook M.M.W.D. Merkx, De woon- en vestigingsplaats in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2011, p HvJ 6 april 1995, zaak C-4/94, V-N 1995, blz. 3030, FED 1995/495 (BLP), r.o Het Hof van Justitie hanteert in zijn jurisprudentie ten onrechte de term belastbare handelingen waar belaste handelingen wordt bedoeld. Daarmee suggereert het Hof van Justitie dat vrijgestelde handelingen geen belastbare handelingen zouden zijn. Economisch gezien zijn vrijgestelde handelingen hetzelfde als onbelastbare handelingen, doch juridisch zijn vrijgestelde handelingen wel degelijk onderworpen aan de btw. Aldus ook A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss. Tilburg), Deventer: Kluwer 2009, p en HvJ 9 oktober 2001, zaak C-108/99, V-N 2001/58.20, NTFR 2001/1488 (Cantor Fitzgerald), r.o Aldus ook Advocaat-Generaal Jacobs in de conclusie van HvJ 2 juni 2005, zaak C-378/02, V-N 2005/30.17, BNB 2007/220, NTFR 2005/896 (Waterschap Zeeuws Vlaanderen), r.o. 38, alsmede r.o. 43 van het arrest zelf. 20

21 kiezen tussen twee transacties, verplicht de Btw-richtlijn hem niet de transactie te kiezen waarvoor de hoogste btw is verschuldigd De juridische neutraliteit in de jurisprudentie van het Hof van Justitie De juridische neutraliteit is onder te verdelen in het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel en het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het stelselbeginsel, zie paragraaf 3.4. In de jurisprudentie van het Hof van Justitie gaat hiervan een verschillende werking uit, afhankelijk van het onderwerp binnen de btw. Indien het Hof van Justitie een geschil over de uitleg van vrijstellingen behandelt, valt op dat een uitbreidende werking uitgaat van het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel. 49 Deze uitbreidende werking wordt begrensd door het beginsel dat vrijstellingen strikt naar de bewoordingen dienen te worden uitgelegd. Volgens het Hof van Justitie dienen vrijstellingen strikt naar de bewoordingen te worden uitgelegd, aangezien zij een afwijking zijn van het algemene beginsel dat omzetbelasting wordt geheven over elke dienst die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht. 50 In het arrest Deutsche Bank geeft het Hof van Justitie aan dat de fiscale neutraliteit (als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel) de werkingssfeer van een vrijstelling niet kan uitbreiden, omdat zij geen beginsel is van primair recht 51 waaraan de geldigheid van een vrijstelling kan worden getoetst, maar een uitleggingsbeginsel dat tezamen moet worden toegepast met het beginsel dat vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd. 52 Zodoende wordt bij de uitleg van vrijstellingen de uitbreidende werking die uitgaat van het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van gelijkheidsbeginsel begrensd door het beginsel van de strikte uitlegging. Bij de uitleg van de aftrek van voorbelasting werkt het neutraliteitsbeginsel anders. Het Hof van Justitie heeft herhaaldelijk verklaard dat de aftrekregeling tot doel heeft de ondernemer geheel te ontlasten van het in het kader van al zijn economische activiteiten verschuldigde of 48 HvJ 21 februari 2006, zaak C-255/02, V-N 2006/13.20, BNB 2006/170, NTFR 2006/359 (Halifax), r.o. 73 en HvJ 22 december 2010, zaak C-277/09, V-N 2011/8.19, NTFR 2011/82 (RBS Deutschland), r.o Zie ook M.E. van Hilten, Over de neutraliteit van de omzetbelasting en het hellend vlak van de uitzonderingen (oratie Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2010, p , L.J.A. Pieterse, De doorwerking van algemene rechtsbeginselen in de BTW (verslag van het congres), WFR 2013, afl. 6987, p , met betrekking tot de presentatie van Van Doesum in paragraaf 2 en J. Wessels, Toepassing van het leerstuk van fiscale neutraliteit in de btw, TFB 2012, nr. 05, par Voor het eerst aangehaald in HvJ 15 juni 1985, zaak 348/87, Jur. 1989, blz (SUFA), r.o. 13. Zie ook M.E. van Hilten, Vrijstellingen: hoe eng is strikt?, WFR 2009, afl. 6832, p , par Hieraan kan worden getwijfeld, aangezien het hier gaat om de fiscale neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel, welke een algemeen beginsel van het gemeenschapsrecht is en een grondwettelijk karakter heeft. Zie voetnoot HvJ 19 juli 2012, zaak C-44/11, V-N 2012/42.15 (Deutsche Bank), r.o

Erasmus School of Economics

Erasmus School of Economics ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Het recht op aftrek van voorbelasting van een (juridische) entiteit bestaande uit een zetel van bedrijfsuitoefening en één of

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Masterscriptie Fiscaal recht Accent indirecte belastingen De btw-behandeling van niet marktconforme vergoedingen bij transacties tussen gelieerde partijen Naam: Vera van den Munckhof Studierichting: Administratienummer:

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?!

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Masterthesis Fiscale Economie Accent indirecte belastingen De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Auteur: H.J.R.M. Vesseur BSc ANR: S342096 Afstudeerrichting: Master Fiscale Economie,

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld?

Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Hoe moet het pro rata aftrekrecht in een concern met een hoofdhuis en één of meerdere vaste inrichtingen worden vastgesteld? Door: Sam Williams 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

De toekomst van belastingheffing?

De toekomst van belastingheffing? Master thesis De toekomst van belastingheffing? De nieuwe plaats van dienstregels voor elektronisch, omroep en telecommunicatie diensten vanaf 2015 Naam: J.H.L. Verhiel Bsc ANR: 458280 Opleiding: Master

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * 1. Het onderhavige prejudiciële verzoek betreft het recht op teruggaaf van BTW krachtens artikel 17 van de Zesde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Tilburg University Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Een pro rata berekening op basis van de wereldomzet wenselijk? Masterscriptie Fiscale

Nadere informatie

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen 01011100110 De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen G.W.M. Dekkers Studentnummer: 316419 Master Fiscaal recht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum:

Nadere informatie

Definitie(s) van de term vaste inrichting

Definitie(s) van de term vaste inrichting Definitie(s) van de term vaste inrichting EEN VERRUIMING IN DE HERSCHIKTE UITVOERINGSVERORDENING? IS DIT WENSELIJK? Masterthesis Fiscale Economie Naam Adres Marjolein van den Berg LLM Picushof 192, 5613

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B.

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. De behandeling van elektronische diensten in de btw Yentl Delahaije ANR: 674951 Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. Cornielje Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Probleemstelling

Nadere informatie

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de guldenssteekproef als controlemiddel van belastingautoriteiten met het neutraliteitsbeginsel in

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

Hoofdhuis & vaste inrichting

Hoofdhuis & vaste inrichting Tilburg University Masterscriptie Fiscale Economie Hoofdhuis & vaste inrichting Schizofrenie in de btw Naam: T.S. (Tim) Winkelhuis BSc Studentnummer: 206001 Opleiding: Master Fiscale Economie Tilburg University

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector In hoeverre dient, gelet op het fiscale neutraliteitsbeginsel, het aangaan van een samenwerking binnen de (semi)publieke sector te leiden

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw

De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw De vaste inrichting en de plaats van dienst in de btw Biedt de Uitvoeringsverordening een oplossing tegen dubbele (non) heffing? Masterthesis Fiscale Economie Naam: E.J.M. Rood Studie: Fiscale Economie

Nadere informatie

FCE Bank gecréditeerd?

FCE Bank gecréditeerd? FCE Bank gecréditeerd? Is de manier waarop het recht op aftrek plaatsvindt bij concerns in lijn met het neutraliteitsbeginsel? Masterscriptie Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Naam: Dave de Roij

Nadere informatie

De btw-positie van holdingvennootschappen

De btw-positie van holdingvennootschappen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie De btw-positie van holdingvennootschappen Naam: A.H.J. (Arnout) Plattel Studentnummer: 436013

Nadere informatie

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding?

Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid: een driehoeksverhouding? Een btw-onderzoek naar de relatie tussen een hoofdhuis, vaste inrichting en fiscale eenheid. Naam: L.A.M. van Zwienen Studie: Master

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Doorbelasten van kosten

Doorbelasten van kosten Doorbelasten van kosten - Wat zijn de btw-gevolgen? - Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht (Accent Indirecte Belastingen) Naam : M.H. (Marisa) Hut Studentnummer : 50 97 99 Datum verdediging

Nadere informatie

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST-

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- Tilburg 30/04/2014 J. van Huijstee Masterscriptie Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscaal Recht

Masterscriptie Fiscaal Recht Masterscriptie Fiscaal Recht Accent Indirecte Belastingen Een scriptie over de integratieheffing en het recht op aftrek van voorbelasting: Wordt door de toepassing van de pro rata plus de doelstelling

Nadere informatie

Fusies en overnames in de btw

Fusies en overnames in de btw ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie Fusies en overnames in de btw Een onderzoek naar de behandeling van activa-passiva-transacties

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein Grond versus Gebouw een toetsing op neutraal terrein Naam: Rob van Praat Studentnummer: 524828 E mailadres: rob@vanpraat.com Universiteit: Universiteit van Tilburg Faculteit: Economie en Bedrijfswetenschappen

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968?

De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968? Universiteit van Tilburg School of Economics and Management Fiscale economie Masterthesis: De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968? Een onderzoek naar de implementatie van artikel 18 onderdeel

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Inleiding

Hoorcollege 1: Inleiding Hoorcollege 1: Inleiding Datum: 9 november 2009 Studiestof: hoofdstuk 5 Drs. O.L. Mobach INLEIDING De omzetbelasting is vak dat altijd actueel is. In de Verenigde Staten is er op dit moment bijvoorbeeld

Nadere informatie

Masterscriptie fiscale economie

Masterscriptie fiscale economie Nadruk verboden Masterscriptie fiscale economie De behandeling van onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 Moeten onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 anders worden behandeld,

Nadere informatie

Een bouwterrein in de zin van de BTW

Een bouwterrein in de zin van de BTW Een bouwterrein in de zin van de BTW Naam: Conny Peters Adres: Grote Loef 13 6581 JE Malden Telefoon: 06-49394131 Studie: Fiscaal Recht ARN: 987526 Datum: 13 september 2010 Examinator: mr. dr. A.J. van

Nadere informatie

Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht, Accent Indirecte Belastingen

Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht, Accent Indirecte Belastingen Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht, Accent Indirecte Belastingen Btw-plicht overheidslichamen Een onderzoek naar de houdbaarheid van de niet-belastingplicht van overheidslichamen binnen de

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Toetsingskader HOOFDSTUK Inleiding

Toetsingskader HOOFDSTUK Inleiding HOOFDSTUK 2 Toetsingskader 2.1 Inleiding In dit onderzoek wordt de invulling van de vier vestigingsplaatsvormen, zoals die zijn verwoord in de regels voor de plaats van dienst, onderzocht en hoe hun onderlinge

Nadere informatie

De toepasbaarheid van subjectiviteit

De toepasbaarheid van subjectiviteit De toepasbaarheid van subjectiviteit - Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw - Masterthesis Fiscale Economie - Universiteit van Tilburg Naam: Studierichting: R.J. (Ronald) van

Nadere informatie

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen.

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Master Thesis Fiscale Economie De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Naam: Jessica van de Velde ANR: 581066 Datum: 23-08-2017 Opleiding: Instituut:

Nadere informatie

Het leerstuk kosten voor gemene rekening

Het leerstuk kosten voor gemene rekening Het leerstuk kosten voor gemene rekening Naam: Imke van der HooftStudierichting: Fiscale economie Administratienummer: 465058 Maand en jaar: December 2011 Samenstelling examencommissie: W.J.C. De Bakker

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR:

Bachelor Thesis. De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: Bachelor Thesis De btw-fiscale eenheid in Nederland te ruim? Naam student: Rick Meijer ANR: 450182 Begeleider: W. J. C. de Bakker Examencommissie: A.J. van Doesum ~ 1 ~ Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...

Nadere informatie

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Naam: Mark van Giersbergen ANR: 747703 Studierichting: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Examinatoren: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Mr. dr. A.J.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * In zaak C-136/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Conseil d'état

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018 Datum van inontvangstneming : 16/02/2018 C-26/18-1 Zaak C-26/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Master Fiscale Economie

Master Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De verkoop van aandelen en art. 19 Btw-richtlijn Naam: B.M.M. Lamers ANR: 935720 Opleiding: Master Fiscale Economie Accent: Indirecte Belastingen Faculteit: School of Economics

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige

Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige Het gevecht tussen twee vestigingsplaatsen van één belastingplichtige De vaste inrichting met betrekking tot de plaats van dienst regelgeving in de btw Door: Eva Florence Jeanette Dreijer MSc 2011/ 2012

Nadere informatie

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding Ontbreken van btw-aftrekrecht van gemeenten op de aanlegkosten van gemeenschapsvoorzieningen bij de uitvoering van bestemmingsplannen HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut

Nadere informatie

Hoe objectief is objectief?

Hoe objectief is objectief? Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw en de OVB en de specifieke bepaling van samenloopvrijstelling Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg University Naam: Sheyda Zaker Studierichting:

Nadere informatie

Economische en niet-economische activiteiten en de gevolgen daarvan voor het recht op aftrek van voorbelasting

Economische en niet-economische activiteiten en de gevolgen daarvan voor het recht op aftrek van voorbelasting ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Masterscriptie Economische en niet-economische activiteiten en de gevolgen daarvan voor het recht op aftrek van voorbelasting Naam student: Onur

Nadere informatie

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Door: Petra Pleunis MSc 2011/ 2012 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen Blz 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Blz 4

Nadere informatie

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Vouchers en de btw Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Naam: Cleo Frencken Studierichting: Fiscaal Recht met accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JUNI 2014 F.12.0082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0082.N RECREATIE- EN NATUURPARK KEIHEUVEL vzw, met zetel te 2490 Balen, 17 de Esc. Lichtvliegwezenlaan 14, eiseres, met als raadsman

Nadere informatie

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU

Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU 1 2 Overzicht van de verwachte inkomsten uit indirecte belastingen in 2013. De omzetbelasting is de enige indirecte belasting die gebaseerd is op EU richtlijnen, met nogal dwingende instructies. De stroom

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * In zaak C-342/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw Bachelorthesis De afnemer van de prestatie voor de btw Naam: Luuk Wagenaars Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 989677 Datum: Juni 2013 Examencommissie: Mr. dr. M.M.W.D. Merkx, Mr. E.G.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B Raad van de Europese Unie Brussel, 26 november 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0251 (CNS) 12848/1/18 REV 1 FISC 397 ECOFIN 881 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN

Nadere informatie

Fiscale Eenheid in de Omzetbelasting]

Fiscale Eenheid in de Omzetbelasting] 2012 Master thesis Fiscale economie [De Grensoverschrijdende Fiscale Eenheid in de Omzetbelasting] Naam: Luc Pfennings ANR: 505939 Examencommissie: Mr. E.G. Bakker Prof. Dr. H.W.M. van Kesteren Inhoudsopgave

Nadere informatie

Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing

Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing Belastingheffing digitale economie: lange en korte termijn oplossing Op 21 maart jl. heeft de Europese Commissie nieuwe regels voorgesteld, die moeten verzekeren dat digitale bedrijven hun fair share betalen

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Onderwerp Btw Neutraliteit Fiscale eenheid 1.2 Theoretisch kader 1.3 Probleemstelling en plan van aanpak

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Onderwerp Btw Neutraliteit Fiscale eenheid 1.2 Theoretisch kader 1.3 Probleemstelling en plan van aanpak Inhoudsopgave Afkortingenlijst Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Onderwerp 1.1.1 Btw 1.1.2 Neutraliteit 1.1.3 Fiscale eenheid 1.2 Theoretisch kader 1.3 Probleemstelling en plan van aanpak Hoofdstuk 2: De Europese

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE

MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE MASTERSCRIPTIE FISCALE ECONOMIE Het begrip verhuur+ in de btw Naam: Mike van der Maden Studentennummer: 497529 Universiteit van Tilburg School of Economics and Management Master Fiscale Economie accent

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt?

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? Door: Mw. drs. S. van de Snepscheut 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk 2 De aftrek van voorbelasting Blz. 3 2.1 Nederlandse wetgeving

Nadere informatie

De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting

De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting BACHELORTHESIS De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting NAAM: P.L.A. Collas STUDIERICHTING: Fiscale Economie ANR- NUMMER: 516868 DATUM: Mei 2014 EXAMENCOMMISIE: Prof. dr. G.J. van Norden Mr. N.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De afnemer van de prestatie. Naam: B.J.G. Verberne. Studierichting: Fiscale Economie

Bachelor Thesis. De afnemer van de prestatie. Naam: B.J.G. Verberne. Studierichting: Fiscale Economie Bachelor Thesis De afnemer van de prestatie Naam: B.J.G. Verberne Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19-04-2013 Inhoudsopgave Afkortingenlijst.2 Hoofdstuk Een: Inleiding..3 Hoofdstuk Twee: Paragraaf

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * KRETZTECHNIK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * In zaak C-465/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Unabhängige Finanzsenat,

Nadere informatie

G. M. van de Coevering tegen Hoofd van het District Douane Roermond van de rijksbelastingdienst (in zaak C-242/05)

G. M. van de Coevering tegen Hoofd van het District Douane Roermond van de rijksbelastingdienst (in zaak C-242/05) Bijlage 2 AFP06-725 Arresten en beschikkingen van het Europese Hof van Justitie sinds 2001, over het heffen van nationale registratiebelastingen op auto s ten laste van buitenlands gekentekende auto s,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003, ARREST VAN 6. 10. 2005 - ZAAK C-204/03 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * In zaak C-204/03, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

Nadere informatie