Hoe objectief is objectief?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoe objectief is objectief?"

Transcriptie

1 Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw en de OVB en de specifieke bepaling van samenloopvrijstelling Masterthesis Fiscaal Recht Tilburg University Naam: Sheyda Zaker Studierichting: Fiscaal Recht Accentprogramma: Indirecte belastingen ANR: Afstudeerdatum: 28 augustus 2013 Examencommissie: Dr. A.H. Bomer Prof. Dr. H.W.M. van Kesteren Prof. Dr. G.J. van Norden

2 VOORWOORD Voor u ligt mijn scriptie Hoe objectief is objectief? welke het resultaat is van een onderzoek naar de subjectieve elementen binnen de Omzetbelasting en de Overdrachtsbelasting en de specifieke samenloopvrijstelling. Deze scriptie heb ik geschreven voor de Masteropleiding Fiscaalrecht en de daarin gekozen richting indirecte belastingen aan de Tilburg University. De jurisprudentie vermeld in deze verhandeling is verwerkt t/m april Deze scriptie is de afsluiting van mijn tweede studieperiode. Mijn interesse voor het fiscaalrecht is ontstaan tijdens mijn eerste studie Master notarieel recht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Deze studie heb ik in 2007 afgerond, maar door privé omstandigheden heeft de voortzetting van mijn studie enige vertraging opgelopen. In 2011 was het eindelijk zover om aan mijn tweede studieperiode te beginnen en die is, zoals u ziet, met deze scriptie tot een einde gekomen. Door mijn brede interesse heb ik zowel de vakken voor de directe als de indirecte belastingen gevolgd en heb ik uiteindelijk gekozen voor een scriptieonderwerp in de indirecte richting. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik mijn eerste scriptiebegeleider, de heer Van Norden, bedanken. Hij heeft mij geholpen met het vinden van mijn onderwerp en het formuleren van mijn probleemstelling, waar ik in het begin moeite mee had. Als tweede, maar niet minder belangrijk, wil ik mijn tweede scriptiebegeleider, de heer Bomer, bedanken voor de goede begeleiding die hij mij bij het schrijven van deze scriptie geboden heeft. Mede door zijn heldere feedback heb ik mijn onderzoek tot goed einde kunnen brengen. Als laatst wil ik al mijn dierbaren bedanken, die mij gesteund hebben gedurende mijn gehele studie. Ik wens u veel leesplezier. Zoetermeer, juli 2013 Sheyda Zaker 1

3 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... 1 INHOUDSOPGAVE... 2 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN... 3 Hoofdstuk 1 INLEIDING... 4 Hoofdstuk 2 DE OMZETBELASTING Inleiding Het neutraliteitsbeginsel Enkele hoofdthema s uit de wet Begrip belastingplichtige Maatstaf van heffing Recht op aftrek Samengestelde prestaties Vrijstellingen Tussenconclusie Hoofdstuk 3 DE OVERDRACHTSBELASTING Inleiding Enkele hoofdthema s uit de wet Begrip verkrijging Maatstaf van heffing Verwijdering achteraf Begrip Onroerende zaak Fictieve onroerend zaken Tussenconclusie Hoofdstuk 4 DE SAMENLOOPVRIJSTELLING Inleiding De samenloopvrijstelling De positie van de btw in de OVB Gebruikte begrippen Inhoudelijke toepassing btw in de OVB De subjectieve elementen Levering van een gebouw in bouw- en handelsfase Levering van een bouwterrein Indirecte subjectiviteit Tussenconclusie Hoofdstuk 5 DE CONCLUSIE LITERATUURLIJST JURISPRUDENTIELIJST

4 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN Afl. Aflevering A-G Advocaat Generaal Art. Artikel Blz. Bladzijde BNB Beslissing in Belastingzaken Nederlandse rechtspraak Btw Belasting over de Toegevoegde Waarde Btw-richtlijn Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde BW Burgerlijk Wetboek Diss. Dissertatie Etc. Etcetra Europese Commissie Commissie van de Europese Gemeenschappen E.v. En verder FED FED Fiscaal Weekblad Hof Hof van Justitie van de Europese Unie / Europese Gemeenschappen HR Hoge Raad der Nederlanden HvJ Hof van Justitie van de Europese Unie / Europese Gemeenschappen Jur. Jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie LJN Landelijk jurisprudentie Nummer NJ Nederlandse Jurisprudentie Nr. Nummer NDFR Nederlandse Documentatie Fiscaal Recht NTFR Nederlandse Tijdschrift voor Fiscaal Recht Omzetbelasting Wet op de Omzetbelasting 1968 OVB Overdrachtsbelasting Overdrachtsbelasting Wet op de belasting van rechtsverkeer 1970 P. Pagina Par. Paragraaf Pt. Punt R.o. Rechtsoverweging TFO Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht Vgl. Vergelijk V-N Vakstudie Nieuws Wet OB Wet op de Omzetbelasting 1968 WBR Wet op belasting van rechtsverkeer 1970 WFR Weekblad Fiscaal Recht 3

5 Hoofdstuk 1 INLEIDING Subjectieve belastingen zijn belastingen waarbij de persoonlijke omstandigheden een rol spelen. Bij objectieve belastingen vormen deze omstandigheden geen relevante factor, daar gaat het om feiten als zodanig. 1 Objectieve belastingen worden ook wel zakelijke belastingen genoemd. Objectieve belastingen onderscheiden zich van subjectieve belastingen, doordat het voorwerp van de belasting voorop staat en niet het rechtssubject. De omzetbelasting en de overdrachtsbelasting zijn voorbeelden van zakelijke c.q. objectieve belastingen. Deze belastingen worden beschouwd als algemene belastingen met een zuiver fiscaal doel en zijn gekoppeld aan bepaalde rechtshandelingen en objecten waarbij de persoonlijke omstandigheden van handelende partijen in beginsel niet relevant zijn. Dit principe is de basis en de opzet van de objectieve wetten zoals de Wet OB en de WBR. Door de jaren heen is er een zekere ontwikkeling waar te nemen die het strakke objectieve karakter van deze wetten heeft aangetast. Een goed en recent voorbeeld hiervan is het veelbesproken Don Bosco-arrest 2, waarbij het HvJ in beginsel waarde heeft toegekend aan de bedoeling van de handelende partijen. De bedoeling van de handelende partijen is een subjectief element, welke in beginsel niet past binnen de principes van een objectieve belasting. Bij een objectieve belasting staat immers het voorwerp van de belasting voorop en niet het rechtssubject. Deze (recente) discussie is de aanleiding geweest van mijn onderzoek. Hoe objectief zijn eigenlijk de objectieve belastingen? In deze verhandeling wil ik onderzoeken in hoeverre de bedoeling van partijen als subjectief element meespeelt bij de heffing van de objectieve belastingen. Onder de subjectieve elementen versta ik de bedoeling van de handelende partijen, die er in bepaalde situaties voor zorgt dat niet alleen de feiten als zodanig meer van belang worden geacht voor de belastingheffing, maar juist het oogmerk van het rechtssubject als ook de specifieke omstandigheden waaronder een rechtshandeling plaatsvindt doorslaggevend blijken te zijn bij de belastingheffing. Ik zal deze vraagstelling beperken tot de objectieve wetten Omzetbelasting en Overdrachtsbelasting en een verdieping geven op de specifieke samenloopvrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel a WBR die deze twee wetten samen brengt. In deze verhandeling zal ik een jurisprudentie onderzoek doen naar subjectieve elementen binnen de objectieve wetten Omzetbelasting en Overdrachtsbelasting. Ik zal onderzoeken in hoeverre subjectieve elementen een rol spelen bij de heffing van deze twee belastingen. Deze bevindingen gebruik ik vervolgens om te kunnen vaststellen in hoeverre de aanwezige subjectieve elementen in deze twee objectieve belastingen doorwerken binnen de specifieke samenloopvrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel a WBR die deze twee wetten samenbrengt. 1 Prof. dr. L.G.M. Stevens, Elementair belastingrecht voor economen of bedrijfsjuristen, druk 2009/2010, p HvJ 19 november 2009, nr. C-461/08 (Don Bosco), BNB 2011/14. 4

6 Om tot een uitkomst voor mijn onderzoek te komen heb ik de volgende probleemstelling geformuleerd: Is er sprake van subjectieve elementen in de objectieve omzetbelasting en de Overdrachtsbelasting? In hoeverre speelt subjectiviteit een rol bij de samenloopvrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel a WBR? Voor de eerste vraag in mijn probleemstelling is het van belang om eerst inzicht te krijgen in het wettelijke kader van de Omzetbelasting en de Overdrachtsbelasting. In hoofdstuk 2 en 3 worden deze twee wetten in het kort weergegeven. In deze hoofdstukken zal ik een aantal hoofdthema s bespreken en eventueel aanwezige subjectieve elementen, zoals die in deze wetten zijn opgenomen, kort behandelen en waar nodig zal ik de reden van deze subjectiviteit aangeven om de aanwezigheid van deze elementen te verklaren. Daarnaast bespreek ik de relevante jurisprudentie en de invloed die deze heeft op de totstandkoming en de ontwikkeling van deze subjectiviteit. Elk deel zal ik afsluiten met een conclusie waarin getracht wordt een antwoord te geven op de eerste vraag. Voor de beantwoording van de tweede vraag wordt in hoofdstuk 4 meer aandacht besteed aan de specifieke samenloopvrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel a WBR. Daarbij is het van belang om de jurisprudentie te bespreken die deze wettelijke regeling nuanceert. Dit hoofdstuk zal eveneens worden afgesloten met een conclusie. Tot slot sluit hoofdstuk 5 af met een algehele conclusie. 5

7 Hoofdstuk 2 DE OMZETBELASTING 2.1 Inleiding Het rechtskarakter van een belastingwet geeft aan wie en wat belast zouden moeten worden: Het zogenaamd subject en object van de belastingheffing. De btw is een algemene verbruiksbelasting die beoogt de consumptie van particulieren en eindverbruikers te belasten. In art. 1 Btw-richtlijn 3 is het voorwerp van de belasting vastgesteld. Hier komt het rechtskarakter van de btw naar voren. De Nederlandse regering heeft dit bevestigd in de Memorie van Antwoord bij het ontwerp tot invoering van de Wet op de omzetbelasting Daarnaast is dit uitgangspunt ook door het HvJ in diverse arresten bevestigd. 5 Bij de btw is het beoogd subject van heffing de consument. De btw tracht de consument te belasten voor diens verbruik. Het is echter fiscaal-technisch niet haalbaar om iedere particulier een heffing op te leggen bij iedere consumptie. Om die reden is gekozen voor een indirecte wijze van heffing. Dit wil zeggen dat de belastingplichtige voor de btw niet degene is die de belasting uiteindelijk draagt, tenzij een vrijstelling van toepassing is. 6 Als subject van heffing is de ondernemer aangewezen die belaste prestaties verricht. 7 Het is de ondernemer die als belastingplichtige in de heffing wordt betrokken voor de consumptie van particulieren en die de btw dient af te dragen. Het beoogd object van heffing bij de btw is het consumptieve verbruik. Consumptieve verbruik houdt in het directe en uiteindelijke gebruik van goederen en diensten ter bevrediging van behoeften door particulieren 8. Dit komt tot uiting in art. 2 Btw-richtlijn waarin alle leveringen van goederen en diensten die door een als zodanig handelend belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, als belastbaar feit wordt genoemd. Het is niet de ondernemer zelf, maar de door hem verrichte prestatie die het voorwerp van de belasting is. 9 De btw wordt daarom ook beschouwd als objectbelasting. Over het algemeen zijn alle elementen binnen de btw zo geformuleerd dat die allemaal het object volgen. Denk hierbij aan de vrijgestelde prestaties. Het is immers een aantal prestaties, dat vrijgesteld is en niet de ondernemer die deze prestaties verricht. 10 Door de aansluiting bij het object van heffing heeft de btw een objectief karakter gekregen, waarbij moet worden afgegaan op de objectieve aard van de handeling Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde die op 1 januari 2007 inwerking trad. 4 Memorie van Antwoord, Kamerstukken 1967/68, nr. 9324, 9410-blz Denk hierbij o.a. aan HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong-Kong Trade Development Council te Amsterdam), BNB 1982/311, r.o. 9 en HvJ 24 oktober 1996, nr. C-317/94 (Elida Gibbs), V-N 1996/4573, r.o Btw-technisch blijft de btw hangen bij de ondernemer die door het verrichten van vrijgestelde prestaties geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. Hierdoor drukt de btw op de ondernemer en niet op de consument. In de praktijk wordt de btw als kostenverhogende factor doorberekend, en wordt uiteindelijk door de consument betaald. 7 Art. 9, lid 1 Btw-richtlijn. 8 G.J. van Norden, Het concern in de BTW, Kluwer, Deventer 2007, p Niet personen, maar leveringen van goederen en diensten zijn aan de btw onderworpen. dr. A. Van Dongen, Wat komt eerst; subjectiviteit in de btw, NDFR Er zijn wel uitzonderingen hierop. O.a. art. 11 lid 1 onderdeel g wet OB waarbij de presterende ondernemer aan bepaalde beroepskwalificatie moet voldoen. Er zijn een aantal vrijstellingen die subjectief getint zijn, maar het past niet binnen deze verhandeling om hier uitgebreid aandacht te besteden. In worden deze uitzonderingen kort besproken. 11 HvJ 6 april 1995, nr. C-4/94 (BLP), V-N 1995, p. 3030, r.o

8 Het rechtskarakter van de btw kan het beste als volgt worden geformuleerd: de btw is een verbruiksbelasting die het consumptieve verbruik van goederen en diensten beoogt te belasten, waarbij de bestedingen gedaan door consumenten als maatstaf van die consumptie worden gebruikt. 12 In beginsel spelen in de btw persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige geen rol. 13 Het objectieve karakter van de btw houdt in dat de wettelijke tekst doorslaggevend is bij de heffing van de btw. Uit het oogpunt van het rechtszekerheidsbeginsel is een objectieve heffing van de btw het uitgangspunt van deze wet. 14 Hoewel objectiviteit het uitgangspunt is bij de heffing van de btw en dit ook door het HvJ meerdere malen bevestigd is 15, ontbreekt het toch niet aan subjectieve elementen binnen deze wet. Hierna zal ik een aantal hoofdthema s van de btw bespreken. Bij de bespreking van deze thema s zal ik aangeven of de subjectieve elementen een rol spelen. Vóórdat ik toekom aan de beschrijving hiervan is het van belang om kort aandacht te besteden aan het basisbeginsel 16 van de btw: het neutraliteitsbeginsel. Korte aandacht hiervoor is nodig aangezien dit beginsel een belangrijke rol speelt bij de heffing van iedere belasting, zo ook in de heffing van de btw en dit begrip in deze verhandeling daardoor veelvuldig terugkomt. 2.2 Het neutraliteitsbeginsel De heffing van belastingen dient op een neutrale manier plaats te vinden. Hiermee wordt bedoeld dat de heffing geen invloed moet hebben op bepaalde verhoudingen. 17 Door het objectieve en indirecte karakter van de btw is de rol van het neutraliteitsbeginsel groter. Het feit dat het HvJ zo vaak in zijn arresten verwijst naar dit beginsel laat zien hoe groot het belang van het neutraliteitsbeginsel is in de btw. Het neutraliteitsbeginsel is te splitsen in de inwendige neutraliteit en uitwendige neutraliteit. 18 De inwendige neutraliteit houdt in dat de belasting eenvoudig afwentelbaar moet zijn op de consument en dat de belastingvoorschriften zo eenvoudig mogelijk moeten zijn. Met andere woorden: de ondernemer mag geen hinder ondervinden bij heffing van de btw. De uitwendige neutraliteit ziet op de neutraliteit tussen ondernemers, tussen prestaties en tussen verschillende lidstaten. Deze vorm van neutraliteit wordt verder onderverdeeld in de juridische neutraliteit, de economische (interne) neutraliteit en de externe neutraliteit. Juridische neutraliteit betekent dat de btw strikt evenredig is aan de prijs van de geleverde prestatie en dat de belastingdruk bij gelijke prestaties altijd hetzelfde moet zijn. 12 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss.), Deventer: Kluwer 2009,p HvJ 9 oktober 2001, nr. C-108/99 (Cantor Fitzgerald International), V-N 2001/58.20 r.o O.a. HvJ 9 oktober 2001, nr. C-108/99 (Cantor Fitzgerald International), V-N 2001/58.20 r.o O.a HvJ 19 september 2000, nr. C-454/98 (Schmeink & Strobel), V-N 2000/47.16 r.o M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p 13. 7

9 Economische (interne) neutraliteit heeft te maken met de concurrentieverhoudingen tussen ondernemers. Heffing van de btw mag geen invloed hebben op de bedrijfsvoering en de btw moet niet gezien worden als bedrijfsbelasting. Externe neutraliteit ziet op de invoer en uitvoer van producten. De belastingdruk op ingevoerde producten moet gelijk zijn aan de in het binnenland geproduceerde goederen. Bij uitvoer van producten moet de teruggaaf niet meer of minder zijn dan de in het binnenland geheven belasting. De term fiscale neutraliteit komt als zodanig niet voor in de Btw-richtlijn, maar ligt hieraan wel ten grondslag. 19 In art. 1 van de Btw-richtlijn kan men de sporen van het neutraliteitsbeginsel zien. In dit artikel wordt bepaald dat de heffing onafhankelijk is van het aantal handelingen tijdens het productie- en distributieproces en dat naast de verschuldigdheid van btw ook recht op aftrek bestaat. 20 Fiscale neutraliteit is tevens een uitdrukking van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de btw. Het is een bijzondere verschijningsvorm van het gelijkheidsbeginsel. 21 Het gelijkheidsbeginsel houdt in, dat gelijke gevallen ook op gelijke wijze dienen te worden behandeld, tenzij er voor een ongelijke behandeling een rechtvaardigingsgrond bestaat. Het gelijkheidsbeginsel is derhalve ruimer dan de fiscale neutraliteit. Van fiscale neutraliteit is slechts sprake tussen concurrerende ondernemingen, terwijl het algemene gelijkheidsbeginsel in belastingzaken tot uiting kan komen in de vorm van discriminatie jegens ondernemingen die niet noodzakelijk concurrerend zijn, maar die zich wel in andere opzichten in een vergelijkbaar situatie bevinden. 22 Het gelijkheidsbeginsel in belastingzaken valt derhalve niet samen met het beginsel van fiscale neutraliteit. De fiscale neutraliteit is een beperkte en bijzondere vorm van het gelijkheidsbeginsel. 23 Fiscale neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel wordt door het HvJ gedefinieerd als een specifieke uitdrukking van het beginsel van gelijke behandeling op het niveau van het afgeleide Unierecht Enkele hoofdthema s uit de wet Het in paragraaf 2.1 geschetste rechtskarakter van de btw brengt niet met zich mee, dat aan het subject geen belang meer moet worden toegekend binnen de btw. Het btw-stelsel kent elementen waarbij in meer of in mindere mate aansluiting wordt gezocht bij het subject van heffing. Op verschillende manieren komt het subject naar voren. Van belang voor deze verhandeling is de bedoeling en het oogmerk van de handelende partijen, die een doorslaggevende betekenis krijgt bij de heffing van de btw. Andere vormen van subjectiviteit komen, indien aanwezig, wel aan bod, maar ze worden voor de resultaten van dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten. Hieronder zullen enkele onderwerpen worden besproken. Per onderdeel zal ik aangeven of er sprake is van subjectieve elementen waardoor het object van heffing meer ruimte maakt voor het subject van heffing. Tevens zal 19 Dit blijkt uit de considerans van de Btw-richtlijn, overwegingen 5, 13, 30 en Art.1, lid 2 Btw-richtlijn. 21 A.J. van Doesum, Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss.), Deventer: Kluwer 2009,p HvJ 10 april 2008, nr. C-309/06 (Mark & Spencer), V-N 2008/21.22 r.o. 49 en HvJ 25 april 2013, nr. C-480/10 (Commissie tegen Zweden), r.o. 17 en HvJ 19 december 2012, nr. C-549/11 (Orfey), r.o

10 ik aangeven of de aanwezige subjectiviteit een subjectiviteit is in de zin van deze verhandeling. Gezien het rechtszekerheidsbeginsel en het objectieve karakter van de btw, vormen deze subjectieve elementen een uitzondering. Waar subjectieve elementen aanwezig zijn, zal ik de reden van deze aanwezigheid kort weergeven om de aanwezigheid hiervan te verhelderen Begrip belastingplichtige In art. 7 lid 1 Wet OB wordt de belastingplichtige gedefinieerd als ondernemer die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent. De term ondernemer die in de Nederlandse wet is opgenomen wijkt af van de term belastingplichtige welke in de Btw-richtlijn wordt gebruikt. De Hoge Raad heeft beslist dat beide begrippen gelijk zijn. 25 Dit houdt in dat de uitlegging van het begrip belastingplichtige maatgevend is voor de inhoud van het begrip ondernemer en dat alle uitspraken die het HvJ wijst ten aanzien van het begrip belastingplichtige, ook van betekenis zijn voor de uitleg van het begrip ondernemer. Een van de voorwaarden om als belastingplichtige te kunnen kwalificeren is het verrichten van economische activiteiten. 26 Dit houdt in dat de ondernemer regelmatig prestaties moet verrichten tegen vergoeding. Anders gezegd: duurzaam streven naar opbrengst. 27 Hoewel de richtlijntekst in eerste instantie iets anders doet vermoeden 28 is hier duidelijk sprake van oogmerkgedachte. De richtlijntekst whatever the purpose or result ziet op het streven naar winst en niet op het streven naar opbrengst. 29 Het is dus niet van belang dat de ondernemer naar winst streeft en deze genereert, doch het is van belang dat een vergoeding wordt bedongen en naar opbrengst wordt gestreefd. 30 De door het HvJ ontwikkelde oogmerkgedachte in het welbekende Rompelman-arrest 31 geeft een subjectieve element aan de kwalificatie van de belastingplicht. Het HvJ gaf in dit arrest aan dat economische activiteiten van art. 9, lid 1 Btw-richtlijn verscheidene opeenvolgende handelingen omvat, hetgeen alle werkzaamheden bevat van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Hieronder vallen ook de voorbereidende handelingen. 32 Bij voorbereidende handelingen is het oogmerk van de belastingplichtige om economische handelingen te gaan verrichten. De wilsverklaring 33 is belangrijk bij het bepalen of er sprake is van een economische activiteit. In hetzelfde arrest heeft het HvJ wel objectieve grenzen gesteld aan dit subjectieve element, namelijk dat de wilsverklaring van belastingplichtige ondersteund dient te worden met objectieve gegevens. 34 Er moet een samenhang zijn van de voorbereidende handelingen en de toekomstige economische activiteit en die samenhang moet uit objectieve gegevens blijken. 25 HR 2 mei 1984, nr , BNB 1984/ Art. 9 Btw-richtlijn. 27 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p 67. Deze conclusie volgt uit het Spöarrest HvJ 6 oktober 2009, nr. C-267/08 (Spö), V-N 2009/52.24 r.o. 21 en Zinsdeel whatever the purpose or result of that activity van art. 9 lid 1 Btw-richtlijn. 29 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p HvJ 1 april 1982,nr. 89/81 (Hong-Kong Trade), Jurispr. 1982, blz. 1277, r. o. 9, 10 en HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/ HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o HvJ gebruikt het woord "wilsverklaring". 34 HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o

11 Dit gegeven subjectieve oogmerk werd een aantal jaren later door het HvJ herhaald in het INZO-arrest. 35 Het voornemen om een aanvang te maken met een economische activiteit is voldoende om de voorbereidende handelingen aan te merken als economische activiteit. Zelfs indien het verrichten van voorbereidende handelingen niet leidt tot het daadwerkelijk uitoefenen van de voorgenomen economische activiteit. 36 De objectieve begrenzing die het HvJ in het Rompelman-arrest heeft gegeven wordt hier eveneens herhaald. 37 In het later verschenen Fini-arrest 38 neemt het HvJ alle twijfel weg betreffende de rol van het doel dat de belastingplichtige voor ogen heeft bij het bepalen of er sprake is van een economische activiteit. Het doel van de belastingplichtige bij aanvang van de economische activiteit is doorslaggevend voor het recht op aftrek indien de activiteit vroegtijdig wordt beëindigd. 39 Belastingplichtige heeft recht op aftrek van de btw die drukt op de kosten, welke na beëindiging van de economische activiteit worden gemaakt, aangezien hij deze kosten heeft gemaakt met het doel die activiteiten uit te oefenen. De objectieve begrenzing die het HvJ hierbij geeft is dat tijdens de gehele periode waarin de kosten moeten worden gemaakt een rechtstreekse en onmiddellijke samenhang moet bestaan tussen de kosten en de economische activiteit. 40 Dit objectieve vereiste is nodig om aan de belastingplichtige een recht op aftrek van de voorbelasting toe te kennen en de omvang van dat recht te bepalen. 41 Kort gezegd: vangt de belastingplicht aan met de eerste investeringshandeling en eindigt met de laatste handeling, voor zover deze haar ontstaansgrond vindt in een eerder ondernemerschap. 42 Wanneer ik het rechtskarakter van de btw nader bekijk, kan ik concluderen dat het subjectieve element de wilsverklaring van belastingplichtige of het doel dat de belastingplichtige voor ogen heeft past binnen het objectieve karakter van de btw. Met de btw wordt namelijk getracht alle leveringen en diensten die een consument gebruikt of verbruikt te belasten. De heffing vindt plaats bij de ondernemer die deze leveringen en diensten verricht aan de consument. Door het begrip belastingplichtige niet te beperken tot een ondernemer die daadwerkelijk de belaste prestaties verricht, maar deze op te rekken zoals hiervoor is beschreven, wordt bereikt dat meer ondernemers als belastingplichtige worden aangemerkt en daardoor meer situaties in de heffing worden betrokken. Door een ruime toepassing van het begrip belastingplichtige wordt tevens bereikt dat de belasting daadwerkelijk gedragen wordt door de personen die de goederen en diensten voor consumptieve doeleinden gebruiken en niet blijft drukken op personen die de aanschaf doen met de intentie om te produceren voor de markt. 43 Wanneer ik uit het oogpunt van de economische neutraliteit en de neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel hier tegenaan kijk, kan ik eveneens concluderen dat het noodzakelijk is om het begrip belastingplichtige ruim toe te passen. Voor de ruime toepassing van het begrip belastingplichtige is het toevoegen van subjectieve elementen onvermijdelijk. Indien het subjectief element ontbreekt, vallen bepaalde activiteiten niet binnen het bereik van de btw en de neutraliteit van de belasting wordt als 35 HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (INZO), V-N 1996/1396, r.o HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (INZO), V-N 1996/1396, r.o HvJ 29 februari 1996, nr. C-110/94 (INZO), V-N 1996/1396, r.o HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H.), V-N 2005/ HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H.), V-N 2005/15.8, r.o HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H.), V-N 2005/15.8, r.o Hierbij verwijst het HvJ naar het Midland Bank-arrest. HvJ 8 juni 2000, nr. C-98/98 (Midland Bank), BNB 2001/118 r.o J.T. Sanders, Le droit de rever, De samenloopvrijstelling, overdrachtsbelasting-btw, p M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p

12 gevolg hiervan geschonden. Neem bijvoorbeeld een startende ondernemer die dan geen recht op aftrek zou hebben voor zijn investeringen terwijl een ander ondernemer dit wel zou hebben ten aanzien van dezelfde activiteiten en investeringen. 44 Of twee startende ondernemers die naar aanleiding van een onderzoek wel of niet overgaan tot starten van hun voorgenomen onderneming. Degene die de onderneming uiteindelijk start, zou de btw in afrek kunnen brengen terwijl de andere ondernemer dat niet zou kunnen doen. Naar mijn mening zou een strikte toepassing 45 van het begrip belastingplichtige tot gevolg hebben dat het bereik van de btw wetgeving beperkt wordt doordat bepaalde ondernemers niet als belastingplichtige worden aangemerkt en derhalve hun handelingen buiten de werkingssfeer van de btw blijven. Uit het voorgaande kan ik concluderen dat het subjectieve element bij het begrip belastingplichtige noodzakelijk is voor het waarborgen van het onderliggende, fundamentele neutraliteitsbeginsel. 46 Door het subjectieve element aan het begrip belastingplichtige toe te voegen, komt men toe aan een objectieve heffing. Het gaat er uiteindelijk om, om de prestaties in de heffing te betrekken en niet om de persoon die deze prestaties verricht in de btw-heffing te betrekken. Voor een objectieve heffing is een ruime uitleg van het begrip belastingplichtige nodig. 47 Dit ruime uitleg past volledig binnen het karakter en het doel van de omzetbelasting als algemene verbruiksbelasting. 48 En bij een ruime uitleg ontkom je niet aan de toevoeging van een aantal subjectieve elementen. Door het toevoegen van subjectieve elementen wordt het heffingsbereik van de btw vergroot waardoor alle soortgelijke prestaties op dezelfde manier worden behandeld. Een gepaste conclusie die ik uit het voorgaande kan trekken is het volgende: Het doel rechtvaardigt het middel Maatstaf van heffing De maatstaf van heffing 49 wordt gevormd door de daadwerkelijk in rekening gebrachte of de ontvangen tegenprestatie. Het is de vergoeding die partijen onderling zijn overeengekomen, los van wat in de markt als gebruikelijk wordt beschouwd. 50 Dit uitgangspunt 51 is door het HvJ onderkend in onder andere het Coöperatieve aardappelenbewaarplaats-arrest 52 en recentelijk nog bevestigd in het Campsa-arrest. 53 Dit uitgangspunt maakt van het begrip vergoeding in de btw een subjectief begrip, wat ook de bedoeling van de wetgever is geweest 54 en door het HvJ eveneens wordt bevestigd. 44 Het neutraliteitsbeginsel is ook door het HvJ in Rompelman-arrest en INZO-arrest als reden voor de toevoeging van deze subjectieve element genoemd. HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, r.o. 23 en HvJ 29 februari nr. C-110/94 (INZO), V-N 1996/1396, r.o Hiermee bedoel ik het toepassen van het begrip belastingplichtige zonder enige subjectieve element. 46 Economische neutraliteit en de neutraliteit als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel. 47 J. Sanders vindt dat een ruime toepassing van het begrip belastingplichtige zelfs noodzakelijk is voor het correct functioneren van het btw-systeem. J. Sanders, commentaar op artikel 7.1 Wet OB 1968 Ondernemer, NDFR. 48 J.T. Sanders, Le droit de rever, De samenloopvrijstelling, overdrachtsbelasting-btw, p Art. 8 Wet Ob en art. 73 Btw-richtlijn. 50 F.J.G. Nellen, De subjectieve maatstaf van heffing in de btw en het begrip normale waarde, Forfaitair 2012/ Een naar objectieve maatstaven geschatte waarde is in art. 72 Btw-richtlijn geregeld. Deze bepaling vormt een inbreuk op het uitgangspunt dat voor de te berekenen btw moet worden aangesloten bij de besteding. Ik zal in deze verhandeling geen aandacht besteden aan deze bepaling en mij beperken tot het uitgangspunt. 52 HvJ 5 februari 1981, nr. 154/80 (Coöperatieve aanrdappelenbewaarplaats), BNB 1981/232, r.o HvJ 9 juni 2011, nr 285/10 (Campsa), V-N 2011/37.20 r.o..27 en J. Sanders, Normaal is niet normaal, BtwBrief 2011/90. 11

13 Uitgaan van een subjectieve waarde is in overeenstemming met het feit dat de btw een consumptiebelasting is, omdat hierbij wordt aangesloten bij de feitelijke besteding. 55 Het is ook praktischer om aan te sluiten bij de daadwerkelijke bestedingen, aangezien het onuitvoerbaar is om bij ieder transactie een objectieve waarde te moeten vaststellen. 56 In de vakliteratuur bestaat een tweedeling over de subjectieve maatstaf en of deze subjectiviteit past bij het rechtskarakter van de btw. Aan ene kant wordt de subjectieve benadering verdedigd door te stellen dat de btw het consumptieve verbruik beoogt te belasten en dat dit het best gerealiseerd wordt door aan te knopen bij het offer dat een consument daadwerkelijk brengt voor de verkrijging van een goed of een dienst. 57 Consumptie is immers in essentie een persoonlijke aangelegenheid van de consument en daarbij past een subjectieve maatstaf. 58 Aan andere kant wordt beargumenteerd dat het daadwerkelijke offer dat de consument brengt niet altijd gelijk is aan hetgeen hij bereid is op te offeren. 59 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een ondernemer uit vrijgevigheid een goed levert aan de consument voor een gereduceerd prijs. Een subjectieve maatstaf heeft tot gevolg dat partijen een directe invloed hebben op het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting. Ondanks alle voor- en tegenargumenten houdt het HvJ zich vast aan een subjectieve vergoeding die ook feitelijk wordt berekend. 60 Het subjectieve uitgangspunt wordt evenwel begrensd. 61 Een voorbeeld van deze begrenzing is de symbolische vergoeding. Indien de vergoeding zo laag is dat het als symbolisch moet worden beschouwd, wordt de te lage vergoeding niet in de heffing betrokken. De redenering hiervan is dat de symbolische vergoeding geen tegenwaarde is van de geleverde prestatie. De vergoeding wordt evenmin in de heffing betrokken indien de vergoeding als vrijgevigheid wordt beschouwd. Vrijgevigheid wordt niet economisch geacht. Wat onder vrijgevigheid moet worden verstaan, is door het HvJ niet aangegeven. 62 Van vrijgevigheid is in ieder geval sprake indien de vergoeding symbolisch is. Naar mijn mening past een subjectieve maatstaf binnen het rechtskarakter van de btw. Btw als algemene indirecte verbruiksbelasting tracht immers de consumptie te belasten. Om de consumptie te kunnen belasten dient de besteding van de consument als aanknopingspunt te worden genomen. De besteding is dan ook het bedrag dat feitelijk door de consument betaald wordt. De bedoeling van de btw is dat deze wordt gedragen door de consument. Door een subjectieve maatstaf wordt dit doel bereikt. Indien niet van een subjectieve, maar van een objectieve maatstaf wordt uitgegaan, komt de btw mede te drukken op de 55 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p J. Sanders, Normaal is niet normaal, BtwBrief 2011/ M.E. van Hilten, De maatstaf van btw-heffing: hoe subjectief is subjectief?, WFR 1995/ F.J.G. Nellen, De subjectieve maatstaf van heffing in de btw en het begrip normale waarde, Forfaitair 2012/ F.J.G. Nellen, De subjectieve maatstaf van heffing in de btw en het begrip normale waarde, Forfaitair 2012/ Zie o.a. HvJ 9 december 2011, nr. C-069/11, NTFR Dit betreft een beschikking van het HvJ waarin wordt verwezen naar eerdere rechtspraak. HvJ vindt dat antwoord op de prejudiciele vragen duidelijk uit andere rechtspraak kan worden afgeleid. 61 De begrenzing is zowel te vinden in de jurisprudentie als de wet. In de btw-richtlijn (art. 77) en de nationale wet (art. 8 lid 4) zijn ook uitzonderingen opgenomen waarbij de maatstaf van heffing is geobjectiveerd. In de genoemde specifieke situaties wordt niet uitgegaan van een subjectieve maatstaf van heffing, maar van de normale waarde van de verrichte prestatie. 62 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p 190. Auteurs spreken hier van ontbloot van zakelijke belangen. 12

14 belastingplichtige. Het indirecte karakter komt dan in gevaar. De belastingplichtige moet immers btw betalen over een bedrag die in werkelijkheid niet is ontvangen. Er wordt dan direct geheven van de belastingplichtige en de btw wordt ook gedragen door de belastingplichtige. Ingeval een hoger bedrag wordt ontvangen, zal de btw wel gedragen worden door de consument, maar niet worden afgedragen door de belastingplichtige. Uitgaan van de objectieve marktwaarde voor de maatstaf van heffing zal mijn inziens geen recht doen aan het indirecte karakter van de btw Recht op aftrek De belastingplichtige mag de btw op de door hem gemaakte kosten voor de aanschaf van goederen en diensten in aftrek brengen voorzover hij deze goederen en diensten gebruikt voor zijn belaste handelingen. 63 Recht op aftrek is het meest essentiële kenmerk van de btw. 64 Hierdoor wordt bereikt dat elke belastingplichtige alleen belasting betaalt over de door hem toegevoegde waarde. Om gebruik te kunnen maken van het recht op aftrek, dienen de goederen en diensten waarop deze voorbelasting drukt, te worden gebruikt in het kader van de onderneming en voor belaste handelingen. Met andere woorden: de ondernemer dient het goed als zakelijk te bestemmen en te gebruiken. 65 Waarvoor de ondernemer het goed gaat gebruiken en met welke bedoeling hij het goed heeft aangeschaft zijn factoren die van invloed zijn op zijn recht op aftrek. Het recht op aftrek bestaat uitsluitend indien en voor zover de afnemer van het goed of dienst op het tijdstip waarop de belasting aan hem in rekening wordt gebracht als belastingplichtige optreedt. 66 Dit volgt ook uit de jurisprudentie van het HvJ. 67 Indien een goed voor privédoeleinden wordt aangeschaft, maar later voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt, is het niet meer mogelijk om alsnog (al dan niet gedeeltelijk) de btw in aftrek te brengen. Voor de omgekeerde situaties bestaat deze mogelijkheid (zelfs de plicht) wel. Indien een goed als zakelijk wordt bestempeld, maar later voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt de reeds in aftrek gebrachte btw gecorrigeerd. 68 Dit wordt ook wel herziening genoemd. Deze correctie vindt niet plaats indien een goed op een gegeven moment de privésfeer verlaat en als zakelijk wordt gebruikt. Bij het recht op aftrek wordt weliswaar gekeken naar het rechtssubject en de bedoeling die deze heeft bij de aanschaf van het goed of de dienst, doch dit valt niet onder het begrip subjectiviteit zoals ik in deze verhandeling onderzoek. De subjectiviteit waar ik op zoek naar ben, is datgene waarbij de feiten van het geval en de wetsregels moeten wijken voor de bedoeling die de handelende partij heeft. Dat is in deze situatie niet het geval. Het is juist de wettekst die hier strikt wordt toegepast. Er wordt gekeken naar het tijdstip waarop de belasting in rekening wordt gebracht. Het is dan niet van belang of de belastingplichtige op het moment van aanschaf het goed of de dienst als privé gaat gebruiken, maar de bedoeling heeft deze na verloop van enige tijd te bestempelen als zakelijk. Die bedoeling doet dan niet meer ter zake. Bij het bestuderen van de jurisprudentie ben ik geen enkele uitspraak tegengekomen waarbij het HvJ afwijkt van de wettelijke tekst en de bedoeling van de belastingplichtige prevaleert. 63 Art. 168 Btw-richtlijn. 64 M.E. van Hilten,H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer 2012, p Art. 15 lid 1 en lid 4 Wet OB. 66 Art. 168 Btw-richtlijn. 67 HvJ 11 juli 1991, nr. C97/90 (Lennartz), FED 1991/ Art. 184 e.v. Btw-richtlijn. 13

15 Het verschil in behandeling van deze omgekeerde situaties is een direct gevolg van de strikte toepassing van de wet en niet het gevolg van het toekennen van enig belang aan de bedoeling die de belastingplichtige heeft. Er kunnen ook andere situaties worden genoemd, waarbij subjectiviteit een rol speelt, maar deze voorbeelden van subjectiviteit zijn wederom niet passend bij de subjectiviteit die ik in deze verhandeling onderzoek. Het gaat hierbij om situaties waarbij de omstandigheden van de afnemer een rol spelen bij het recht op aftrek van de presterende ondernemer. Dit is voornamelijk het geval wanneer een ondernemer prestaties verricht met betrekking tot aandelen, krediet of verzekeringen. Deze prestaties zijn in beginsel vrijgesteld van btw en bestaat aldus geen recht op aftrek van de btw die drukt op de kosten die in verband met deze prestaties worden gemaakt. Dit is echter anders wanneer de afnemer buiten EU is gevestigd. 69 In dat geval heeft de ondernemer wel recht op aftrek van de btw. In zulke situaties wordt dus niet meer alleen gekeken naar het object van belasting en de prestatie, maar ook naar het subject van belasting, in dit geval niet de presterende ondernemer, maar de ontvangende ondernemer. Deze subjectiviteit is een inbreuk op het neutraliteitsbeginsel als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel, maar wordt als legitiem gezien, aangezien hierdoor concurrentieverstoring wordt tegengegaan. Bij dit essentiële onderwerp van de btw spelen subjectieve elementen een rol, maar die bestaan niet uit het rekening houden met de bedoeling en het oogmerk van de belastingplichtige. De aanwezige subjectiviteit is van een andere aard welke naar mijn mening, buiten het bereik van mijn onderwerp ligt. Voor mijn onderzoek acht ik het dan ook relevant om te constateren dat de door mij gezochte subjectieve elementen bij het recht op aftrek ontbreken Samengestelde prestaties Van samengestelde prestaties is sprake wanneer niet één prestatie of goed wordt geleverd, maar een combinatie van een goed en een dienst danwel een combinatie van ten minste twee goederen of twee diensten wordt geleverd. Kwalificatie van zulke prestaties kan in de praktijk soms tot problemen leiden. Het belang van een juiste kwalificatie hangt samen met onder andere de plaats van dienst, de eventueel van toepassing zijnde vrijstelling en de hoogte van het tarief en het hangt zodoende samen met de uiteindelijk af te dragen btw. Hoe een samengestelde prestatie belast moet worden, is al meerdere keren onderwerp geweest van jurisprudentie van het HvJ. 70 In beginsel dient elke handeling als onderscheidend en zelfstandig te worden beschouwd. Indien meerdere handelingen worden verricht, maar deze economisch gesproken als één dienst worden gezien, mag deze niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald. 71 Een kunstmatige splitsing is niet toegestaan wanneer de handelingen zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één economische prestatie vormen. 72 Het HvJ geeft vervolgens aan dat er sprake is van één 69 Art. 169 onderdeel c Btw-richtlijn, vgl. Art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB. 70 O.a. HvJ 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/224, HvJ 12 juni 1979, nr. 126/78 (NV Nederlandse Spoorwegen), BNB 1980/2, HvJ 27 oktober 2005, nr. C-41/04 (Levob), BNB 2006/115 en HvJ 2 mei 1996, nr. C- 231/94 (Faaborg-Gelting-Linien A/S), V-N 1996/ HvJ 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/224, r.o HvJ 27 oktober 2005, nr. C-41/04 (Levob),BNB 2006/115, r.o

16 dienst wanneer vanuit de optiek van de modale consument één prestatie is verleend. 73 Met andere woorden: Het is de bedoeling van de modale consument om één dienst ofwel meerdere diensten af te nemen. Het HvJ sluit aan bij het oogpunt van de modale consument. Dit is een subjectief element dat bij het kwalificeren van de handeling een grote rol speelt. Het is wel getracht dit subjectieve element te objectiveren door uit te gaan van een modale consument en niet van de consument in kwestie. Een andere situatie waarbij het subjectieve element een rol speelt voor de kwalificatie van de handeling, is wanneer meerdere prestaties worden verricht, maar duidelijk sprake is van een hoofdprestatie en bijkomende prestaties. In dit geval wordt eveneens aangesloten bij de bedoeling van de consument. Het HvJ geeft aan dat een dienst als bijkomend bij een hoofddienst wordt beschouwd, wanneer het voor de klant geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst zo aantrekkelijk mogelijk te maken. 74 In een dergelijke situatie zullen de bijkomende diensten het btw-regime van de hoofddienst volgen. De subjectieve elementen bij het kwalificeren van samengestelde prestaties zijn niet onbeperkt. Het uitgangspunt is dat iedere dienst als onderscheidend en zelfstandig dient te worden aangemerkt. Objectieve toepassing van de wet blijft het uitgangspunt. Het HvJ heeft immers laten zien dat het uitgangspunt niet zijn belang verliest bij elke situatie waarbij de subjectieve elementen een rol kunnen spelen. 75 Subjectieve elementen mee laten wegen is een uitzondering op het objectieve uitgangspunt. Uit het vorenstaande volgt dat de kwalificatie van samengestelde prestaties subjectief gekleurd is, maar dat deze subjectiviteit een uitzondering is en daaraan objectieve grenzen zijn gesteld Vrijstellingen Vrijstellingen vormen een uitzondering op het systeem van de btw. Er zijn fiscaal-technische redenen om een prestatie vrij te stellen, maar ook redenen van algemeen belang spelen een rol voor het vrijstellen van bepaalde activiteiten. De vrijstellingen die om fiscaal-technische redenen tot stand zijn gekomen zijn vrijstellingen van bepaalde prestaties die niet makkelijk in de heffing kunnen worden betrokken. Vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang zijn activiteiten die maatschappelijk gezien ongewenst wordt geacht om deze te belasten met de btw. Het is gekozen deze prestaties vrij te stellen om zodoende de btw-druk voor de gebruiker te verminderen. De vrijstellingen zijn in de Btw-richtlijn limitatief opgesomd en gedetailleerd omschreven. 76 Omdat de btw alle prestaties wenst te belasten werken vrijstellingen verstorend aangezien zij bepaalde prestaties buiten de heffing van de btw houden. Teneinde deze verstorende werking te beperken heeft het HvJ meerdere malen aangegeven dat de vrijstellingen beperkt dienen te worden uitgelegd. 77 De beperkte uitleg van deze bepalingen dient ook niet zodanig 73 HvJ 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/224. r.o HvJ 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/224 r.o HvJ 11 juni 2009, nr. C-572/07 (Tellmer Property), V-N 2009/29.17, r.o Titel 6 Btw richtlijn (art. 131 e.v. Btw-richtlijn). 77 O.a. in HvJ 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), BNB 2010/251, r.o

17 strikt te zijn dat zij geen effect meer sorteren. 78 Het algemene doel van de vrijstelling speelt dus binnen de strikte toepassingsfeer van de vrijstelling een belangrijke rol. Bij enkele vrijstellingen is het rechtssubject even belangrijk als het rechtsobject. Dit komt het meest naar voren bij de vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang. Denk hierbij aan art. 132, lid 1, sub c Btw-richlijn waarbij onder meer eisen worden gesteld aan de beroepshoedanigheid van de ondernemer. Hierdoor komt het rechtssubject meer naar voren. Of art.132, lid 1, sub i Btw-Richtlijn waarbij zowel de doelgroep van de ondernemer als de hoedanigheid van de ondernemer bepalend is voor de toepassing van de vrijstelling. Door het belang dat aan het rechtssubject toekomt is het mogelijk dat dezelfde prestatie verschillend gekwalificeerd wordt, afhankelijk van de hoedanigheid van de presterende ondernemer of de doelgroep van de ondernemer. Zo n onderscheid maakt inbreuk op de neutraliteitsgedachte van de btw als uitdrukking van het gelijkheidsbeginsel. De btw moet immers naar de prestatie kijken en het zou niet uit mogen maken wie deze prestatie verricht. Maar het algemeen doel voor ogen houdend, kan ik concluderen dat puur naar de prestatie kijken zonder enige waarde te hechten aan de hoedanigheid ofwel de doelgroep van de presterende ondernemer niet tot realisatie van dit doel leidt. Zeker bij het vrijstellen van activiteiten in het algemeen belang dienen de prestaties ook aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen. Om de kwaliteit van de prestaties te kunnen waarborgen dienen er eisen te worden gesteld aan diegene die deze prestaties verricht. Dit gegeven is naar mijn mening geen subjectief element in de zin van mijn onderzoek. Er worden objectieve eisen gesteld aan het rechtssubject, maar de bedoeling van het rechtssubject speelt hierbij geen rol. Het is niet van belang met welke bedoeling een belastingplichtige een prestatie verricht. Als uitzondering op het objectieve uitgangspunt bij het toepassen van de vrijstellingen, speelt het subjectieve oogmerk van de belastingplichtige bij enkele vrijstellingen toch een rol. Hierbij kan gedacht worden aan overdracht van aandelen van art. 135 lid 1, sub f Btwrichtlijn. Iedere transactie met betrekking tot de aandelen is in beginsel vrijgesteld. Dit wordt in het BLP-arrest 79 bevestigd door het HvJ. Het HvJ oordeelt dat het beoogde doel van de belastingplichtige niet relevant is voor het recht op aftrek. Voor het recht op aftrek is vereist dat er een rechtstreekse en onmiddellijke samenhang bestaat tussen de betrokken prestatie en de belaste handeling. 80 Maar in het SKF-arrest 81 hecht het HvJ waarde aan de bedoeling van de belastingplichtige wat betreft de verlengstukgedachte. Indien de overdracht van aandelen met het oog op de groepsherstructurering plaatsvindt, dan kwalificeert deze overdracht zich als een economische activiteit en valt deze onder de reikwijdte van de btw. 82 Hierbij speelt de bedoeling en het oogmerk van de belastingplichtige als een subjectieve element een rol bij het toepassen van deze vrijstelling. 78 HvJ 14 juni 2007, nr. C434/05 (Horizon College), V-N 2007/ HvJ 6 april 1995, nr. C-4/94 (BLP), V-N 1995/ HvJ 6 april 1995, nr. C-4/94 (BLP), V-N 1995/3030, r.o HvJ 29 oktober 2009, nr.c-29/08 (AB SKF), BNB 2010/ HvJ 29 oktober 2009, nr.c-29/08 (AB SKF), BNB 2010/251, r.o.16 en

18 2.4 Tussenconclusie Het rechtskarakter van de btw is een verbruiksbelasting. In beginsel is een verbruiksbelasting een objectieve belasting. Aan de btw liggen bepaalde beginselen ten grondslag en er worden bepaalde doelen nagestreefd. Deze twee factoren spelen een belangrijke rol bij de invulling van de wet en de toepassing hiervan. Al bij de eerste stap, namelijk het bepalen van de belastingplicht en de belastingplichtige, spelen deze factoren een beduidende rol. Met de btw is getracht een objectbelasting te realiseren. Uit het oogpunt van rechtszekerheid wordt de wet ook objectief toegepast. Toch zijn de bepalingen van deze wet niet helemaal vrij van subjectieve elementen. Het moge duidelijk zijn dat de in de voorgaande paragraaf aangehaalde subjectieve elementen niet alle subjectieve elementen zijn die de btw kent. Het valt buiten het bestek van mijn onderzoek om alle subjectieve elementen te bespreken. Ik heb een aantal van deze elementen gekozen en besproken om een beeld te geven hoe objectief eigenlijk een objectbelasting is en of de aanwezigheid van subjectieve elementen deze objectiviteit in de kern aantast. Hoewel de btw een objectieve belasting is en het vaste rechtspraak de objectieve toepassing van de wet benadrukt, is het niet helemaal vrij van subjectieve elementen. De in dit hoofdstuk verwerkte informatie is van belang om tot een antwoord te kunnen komen op het eerste gedeelte van de eerste vraag van mijn probleemstelling: Is er sprake van subjectieve elementen in de objectieve omzetbelasting? Ik acht deze korte beschrijving van enkele subjectieve elementen voldoende om een antwoord te kunnen geven op deze vraag. Het antwoord is dan ook luid en duidelijk een JA, er is zeker sprake van subjectieve elementen in de omzetbelasting. Dit hoofdstuk is een noodzakelijke stap geweest om, samen met het volgende hoofdstuk, de tweede vraag van mijn probleemstelling te kunnen beantwoorden: In hoeverre speelt subjectieve elementen een rol bij de samenloopvrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel a WBR? Deze vraag wordt aan de hand van hoofdstuk 4 beantwoord. Voordat ik hieraan toekom is het nog van belang om een korte beschrijving te geven van de Overdrachtsbelasting en is het tevens van belang om de eerste vraag van mijn probleemstelling ten aanzien van deze wet te beantwoorden. 17

Lijst met gebruikte afkortingen

Lijst met gebruikte afkortingen Lijst met gebruikte afkortingen A-G Advocaat-Generaal art./artt. artikelnummer/artikelnummers BNB Beslissingen in belastingzaken / Nederlandse Belastingrechtspraak Btw Belasting toegevoegde waarde Btw-richtlijn

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting

Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Het begrip normale waarde in de omzetbelasting Naam: Mark van Giersbergen ANR: 747703 Studierichting: Fiscaal Recht, accent Indirecte Belastingen Examinatoren: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Mr. dr. A.J.

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

HET IS DE GEDACHTE DIE TELT

HET IS DE GEDACHTE DIE TELT HET IS DE GEDACHTE DIE TELT SUBJECTIVITEIT IN DE BTW: EEN ONDERZOEK NAAR HET BELANG VAN DE BEDOELING VAN PARTIJEN BIJ HET KWALIFICEREN VAN DE PRESTATIE Masterthesis Fiscale Economie Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

De toepasbaarheid van subjectiviteit

De toepasbaarheid van subjectiviteit De toepasbaarheid van subjectiviteit - Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw - Masterthesis Fiscale Economie - Universiteit van Tilburg Naam: Studierichting: R.J. (Ronald) van

Nadere informatie

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector

De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector De btw-gevolgen van een samenwerking in de (semi)publieke sector In hoeverre dient, gelet op het fiscale neutraliteitsbeginsel, het aangaan van een samenwerking binnen de (semi)publieke sector te leiden

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

Waar een wil is, is een weg: Vastgoedtransacties in de btw

Waar een wil is, is een weg: Vastgoedtransacties in de btw Waar een wil is, is een weg: Vastgoedtransacties in de btw Lisanne Rijff 18 december 2013 Masterscriptie Fiscaal Recht Waar een wil is, is een weg: Vastgoedtransacties in de btw - Een onderzoek naar de

Nadere informatie

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw

Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Master thesis Het begrip nieuw onroerend goed in de btw Naam: Saskia Huizer ANR: s.750356 Studie: Fiscaal Recht Accent: Indirecte Belastingen Afstudeerdatum: 25 april 2012 Examencommissie: Prof. dr. H.W.M.

Nadere informatie

Fysieke boeken en e-books gelijksoortige producten?

Fysieke boeken en e-books gelijksoortige producten? Fysieke boeken en e-books gelijksoortige producten? Een onderzoek naar het verschil in behandeling van fysieke boeken, e-books op een fysieke drager en e-books met betrekking tot het btw-tarief Naam: J.

Nadere informatie

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen.

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Master Thesis Fiscale Economie De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Naam: Jessica van de Velde ANR: 581066 Datum: 23-08-2017 Opleiding: Instituut:

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie

Het belang van het doel en het doel van het belang. N.P. Arzini S.J. Carrière

Het belang van het doel en het doel van het belang. N.P. Arzini S.J. Carrière Het belang van het doel en het doel van het belang N.P. Arzini S.J. Carrière Mr. N.P. Arzini en mr. drs. S.J. Carrière 1 Artikelen Het belang van het doel en het doel van het belang BtwBrief 2017/4 In

Nadere informatie

Het bouwterrein gesloopt

Het bouwterrein gesloopt Het bouwterrein gesloopt In hoeverre voldoet de definitie bouwterrein van de Wet op de Omzetbelasting aan de Btw-richtlijn? Naam Imke Kuunders Studierichting Master Fiscale Economie ANR 129392 Examencommissie

Nadere informatie

Masterscriptie fiscale economie

Masterscriptie fiscale economie Nadruk verboden Masterscriptie fiscale economie De behandeling van onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 Moeten onroerende zaken in de Wet op de omzetbelasting 1968 anders worden behandeld,

Nadere informatie

Een bouwterrein in de zin van de BTW

Een bouwterrein in de zin van de BTW Een bouwterrein in de zin van de BTW Naam: Conny Peters Adres: Grote Loef 13 6581 JE Malden Telefoon: 06-49394131 Studie: Fiscaal Recht ARN: 987526 Datum: 13 september 2010 Examinator: mr. dr. A.J. van

Nadere informatie

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel

Vouchers en de btw. Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Vouchers en de btw Een interpretatie van de btw-behandeling van vouchers in het licht van het neutraliteitsbeginsel Naam: Cleo Frencken Studierichting: Fiscaal Recht met accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de guldenssteekproef als controlemiddel van belastingautoriteiten met het neutraliteitsbeginsel in

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De waardering van een vergoeding in natura. : Walter Govers. Administratienummer : Datum : mei G.J.

Bachelor Thesis. De waardering van een vergoeding in natura. : Walter Govers. Administratienummer : Datum : mei G.J. Bachelor Thesis De waardering van een vergoeding in natura Naam Studierichting : Walter Govers : Fiscale Economie Administratienummer : 147390 Datum : mei 2014 Examencommissie : M.M.W.D. Merkx G.J. van

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) Btw Vrijstelling van verhuur van onroerend goed Verhuur van commerciële ruimten Aan deze verhuur verbonden diensten Kwalificatie van handeling voor

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

Sponsoring in de omzetbelasting De verschillende soorten sponsoring en het waarderen van de tegenprestatie in natura.

Sponsoring in de omzetbelasting De verschillende soorten sponsoring en het waarderen van de tegenprestatie in natura. Sponsoring in de omzetbelasting De verschillende soorten sponsoring en het waarderen van de tegenprestatie in natura. Bachelorscriptie Fiscale Economie Juli 2018 Naam student: Sabine Kouwenhoven Studentnummer:

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968?

De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968? Universiteit van Tilburg School of Economics and Management Fiscale economie Masterthesis: De integratieheffing goed geïntegreerd in de Wet OB 1968? Een onderzoek naar de implementatie van artikel 18 onderdeel

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

Doorbelasten van kosten

Doorbelasten van kosten Doorbelasten van kosten - Wat zijn de btw-gevolgen? - Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht (Accent Indirecte Belastingen) Naam : M.H. (Marisa) Hut Studentnummer : 50 97 99 Datum verdediging

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?!

De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Masterthesis Fiscale Economie Accent indirecte belastingen De toekomst van de omzetbelasting: Bestemmingslandbeginsel?! Auteur: H.J.R.M. Vesseur BSc ANR: S342096 Afstudeerrichting: Master Fiscale Economie,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen.

Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Europa is duidelijk over bouwterrein, Nederland moet (verder) zich aanpassen. Naam : G. Hoogenraad Studierichting : Bachelor fiscale economie Administratienummer : 875620 Datum : December 2013 Examencommissie

Nadere informatie

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein

Grond versus Gebouw. een toetsing op neutraal terrein Grond versus Gebouw een toetsing op neutraal terrein Naam: Rob van Praat Studentnummer: 524828 E mailadres: rob@vanpraat.com Universiteit: Universiteit van Tilburg Faculteit: Economie en Bedrijfswetenschappen

Nadere informatie

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Onlangs heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd,

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Het begrip bouwterrein

Het begrip bouwterrein Bachelorthesis Het begrip bouwterrein Naam : Ying Gao Studierichting : Fiscaal economie Anr-nummer : 886630 Datum :8 december 2010 Examencommissie : Mr. A.H.S. Bouwman en Mr. dr. G.J. van Norden Begeleidende

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel

De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel De vergoeding in natura en het neutraliteitsbeginsel Een beoordeling van de neutrale behandeling bij transacties met een vergoeding in natura. Student: Administratienummer: Faculteit: Studie: Meike Rijnders

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen

Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Per 1 januari 2019: nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen Vanaf 1 januari 2019 gelden nieuwe btw-regels voor vouchers, zegels en waardebonnen. De nieuwe regels volgen uit de Europese

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT De kwalificatie van kunstgrasvelden in de btw Naam: David Huybens Studierichting: Fiscaal Recht Administratienummer: 1235974 Datum: 26 maart 2014 Examencommissie: D. Euser

Nadere informatie

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Een onsamenhangend geheel!? Naam: Jelle Schijvenaars Anr.: 13 57 83 Vak: Masterscriptie 2013-2014 Opleiding: Accent: Instelling:

Nadere informatie

Btw consequenties. voor een all-in wok-restaurant. Bella Vista 4 6824 HC Arnhem

Btw consequenties. voor een all-in wok-restaurant. Bella Vista 4 6824 HC Arnhem Bella Vista 4 6824 HC Arnhem T: 088 400 4800 F: (026) 20 20 503 E: info@bleijerveldjuridischadvies.nl KvK: 62289187 Btw: NL212019259B01 IBAN: NL91 INGB 0006 7093 27 Btw consequenties voor een all-in wok-restaurant

Nadere informatie

Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur. fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom

Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur. fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom Memorandum AAN T. A. V. VAN D A T U M 3 juli 2015 Gemeente Utrecht mevrouw mr. M.C. Don prof. dr. R.N.G. van der Paardt - belastingadviseur B E T R E F T fiscale aspecten omzetten erfpacht naar vol eigendom

Nadere informatie

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Masterscriptie Fiscaal recht Accent indirecte belastingen De btw-behandeling van niet marktconforme vergoedingen bij transacties tussen gelieerde partijen Naam: Vera van den Munckhof Studierichting: Administratienummer:

Nadere informatie

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw

Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Het pro rata recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot vaste inrichtingen in de btw Naam: Sjoerd Lensink ANR: 993380 Universiteit: Tilburg University Opleiding: Master Fiscale Economie (Accent

Nadere informatie

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding

HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut Opleiding Ontbreken van btw-aftrekrecht van gemeenten op de aanlegkosten van gemeenschapsvoorzieningen bij de uitvoering van bestemmingsplannen HOE NEUTRAAL IS DIT? Naam Studentnr. Begeleider Datum Opleidingsinstituut

Nadere informatie

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten?

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? BACHELOR THESIS Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? Naam: Anr: Studierichting: Datum: Begeleider:

Nadere informatie

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen?

Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie. Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Faculteit der Economische Wetenschappen Masterscriptie Nadruk verboden Bouwterrein in de btw : Tijd om te slopen? Naam John Abadier Nummer 303161 Begeleider Prof. Dr. R.N.G.

Nadere informatie

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN 2012 DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN De scheidslijn tussen economische en nieteconomische activiteiten Tilburg University Naam: Tim Winkelhuis Studierichting: Fiscale Economie ANR: S206001

Nadere informatie

Meten met twee maten

Meten met twee maten Meten met twee maten De btw-gevolgen van transfer pricing M.M.F.A. de Hond LLB Studentnummer: S764497 Master fiscaalrecht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum: 18 januari 2012 Examencommissie: Prof.

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding

Bob Appels. 1b. Prestaties om niet en prestaties tegen vergoeding Bob Appels ANR: 238248 Recht op aftrek van voorbelasting Is aftrek van voorbelasting, drukkende op aangeschafte investeringsgoederen toegestaan indien deze goederen direct bedoeld zijn voor gratis gebruik

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer:

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer: Bachelor thesis Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Naam: Michelle Stok Administratienummer: 885855 Studierichting: Fiscale Economie Datum: november 2012

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

Het leerstuk kosten voor gemene rekening

Het leerstuk kosten voor gemene rekening Het leerstuk kosten voor gemene rekening Naam: Imke van der HooftStudierichting: Fiscale economie Administratienummer: 465058 Maand en jaar: December 2011 Samenstelling examencommissie: W.J.C. De Bakker

Nadere informatie

Master Fiscale Economie

Master Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De verkoop van aandelen en art. 19 Btw-richtlijn Naam: B.M.M. Lamers ANR: 935720 Opleiding: Master Fiscale Economie Accent: Indirecte Belastingen Faculteit: School of Economics

Nadere informatie

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968

Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Het nieuwe bouwterrein in de Wet OB 1968 Waarom heeft Nederland pas per 1 januari 2017 gekozen voor een richtlijnconforme

Nadere informatie

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam

Master Thesis. Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Master Thesis Toepassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerende-zaaklichaam Toetsing van het arrest HR 10 juni 2011 Naam: A.P.M. van den Heuvel Studierichting:

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB.

De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB. Zegelsystemen, waardebonnen, e.d. 2320-3 1. Nationale regelingen De BTW-afwikkeling bij de verstrekking van zegels en waardebonnen wordt geregeld door de artikelen 20 en 21 Uitvoeringsbesluit OB. Artikel

Nadere informatie

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Deze informatie gaat over de btw-heffing bij publiek-private samenwerking. In deze informatie worden de btw-regels uitgelegd,

Nadere informatie

ECONOMISCHE ACTIVITEIT:

ECONOMISCHE ACTIVITEIT: ECONOMISCHE ACTIVITEIT: DE EXPLOITATIE VAN EEN (ON)LICHAMELIJKE ZAAK OM ER DUURZAAM OPBRENGST UIT TE VERKRIJGEN Door: Mr. drs. J.R. Vollering 2013/2014 1 INHOUDSOPGAVE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN...

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen

Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Tilburg University Het pro rata aftrekrecht van een gemengd presterende ondernemer met buitenlandse vaste inrichtingen Een pro rata berekening op basis van de wereldomzet wenselijk? Masterscriptie Fiscale

Nadere informatie

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST-

HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- HET GEDIGITALISEERDE GOED IN DE OMZETBELASTING -EEN WELKOME AFSPLITSING VAN DE ELEKTRONISCHE DIENST- Tilburg 30/04/2014 J. van Huijstee Masterscriptie Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen Administratienummer:

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013 Bachelor Thesis De niet-ondernemer in de fiscale eenheid Naam : Jurgen van de Meerendonk Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 183273 Datum : december 2013 Examencommissie : W.J.C. de

Nadere informatie

UNIVERSITEIT VAN TILBURG

UNIVERSITEIT VAN TILBURG UNIVERSITEIT VAN TILBURG Modernisering van de vrijstelling voor betalingsverkeer Onderzoek naar de reikwijdte en toepassing van de vrijstelling ten behoeve van het moderne betalingsverkeer Naam: A.W. Groeneweg

Nadere informatie

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing)

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing) Downloaded via the EU tax law app / web Zaak C?40/09 Astra Zeneca UK Ltd tegen Commissioners for Her Majesty s Revenue and Customs (verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! : Brian van IJzendoorn. Administratienummer : Datum : november 2010

Bachelor Thesis. Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! : Brian van IJzendoorn. Administratienummer : Datum : november 2010 Bachelor Thesis Bouwterrein of geen bouwterrein? That s the question! Naam : Brian van IJzendoorn Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 165569 Datum : november 2010 Examencommissie :

Nadere informatie

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen

De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen 01011100110 De huidige en toekomstige behandeling van de plaats van elektronische dienst in B2Cverhoudingen G.W.M. Dekkers Studentnummer: 316419 Master Fiscaal recht accent indirecte belastingen Afstudeerdatum:

Nadere informatie

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B.

De behandeling van elektronische diensten in de btw. Yentl Delahaije ANR: Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. De behandeling van elektronische diensten in de btw Yentl Delahaije ANR: 674951 Masterthesis Fiscale Economie Begeleider: Mr. S.B. Cornielje Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Probleemstelling

Nadere informatie

Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots

Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots Bouwen of afbraak? Het bouwterreinbegrip ter discussie. Anjo Bots Administratienr.: s996649 Studierichting: Fiscaal economie Datum: april 2012 Begeleiding: Mr. dr. G.J. van Norden Inhoudsopgave I Afkortingenlijst

Nadere informatie

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Page 1 of 5 Properties Title : Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Summary : Deze circulaire bespreekt de gevolgen op het vlak

Nadere informatie

Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit

Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit Aftrek van btw inzake leegstaand onroerend goed in het licht van de neutraliteit Naam : Q. Rizanaj Studie : Master Fiscaal Recht, Accent Indirecte Belastingen Administratienummer : S636383 Afstudeerdatum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd?

In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? In wezen nieuwbouw, ver(nieuw)bouwd? Master thesis Fiscaal recht, accent indirecte belastingen K.M.T. Helwegen (s247743) Afstudeerdatum: 18 juni 2013 Hoogleraar: Prof. dr. H.W.M. van Kesteren Begeleiders:

Nadere informatie

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN?

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? Naam Petra de Waal Adres Albert Schweitzerstraat 15 Postcode en woonplaats 6836 LA Arnhem Telefoonnummer 06 4251 6878 e-mail adres p.dewaal@uvt.nl Universiteit

Nadere informatie