In de DSM-5: Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden

Vergelijkbare documenten
Diagnostische Criteria voor Psychosomatische Research

Consultatieve psychiatrie: een instrument voor het classificeren van psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden

Interview met gebruikmaking van de Diagnostische Criteria voor Psychosomatische Research (DCPR)

Van somatoforme stoornissen naar somatisch symptoom stoornis

De overgang van stepped care naar personalized care bij de combinatie van lichamelijke en psychische klachten

KNETTERGEK WORD JE ER VAN! DE SOMATISERENDE PATIENT

Somatoforme stoornissen. Bert van Hemert, psychiater

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten: De richtlijn

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Samen op weg: communicatie met kinderen en jongeren met SOLK. Voorbij de scheiding tussen lichaam en geest. Yvette Krol, klinisch psycholoog,

Onverklaard maakt onbemind. 8 februari 2011 Utrecht

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

CVS : forensisch psychiatrische overwegingen

Somatoforme stoornissen

Let s talk. Trea Broersma psychiater

Centrum voor Lichamelijk Onverklaarde Klachten (CLOK)

SOLK Inleiding. Dr. E.M. van de Putte, kinderarts-sociale pediatrie. SOLK Aristo 15 maart 2016

Diagnostiek volgens het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting

Diagnostiek- en behandelmogelijkheden van somatoforme stoornissen in de 2e en 3e lijns GGZ

Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er ge

Angst Stemming Psychose Persoonlijkheid Gebruik middelen Rest

Psychofysiologische begeleiding zinvol bij SOLK. (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijk Klachten)

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Richtlijn Aanpassingsstoornis bij patiënten met kanker. Tineke Vos, psychiater HMC Den Haag

Congres ziekenhuispsychiatrie

Dr. P. D Hondt Psychiater

Samenvatting Richtlijn

Overzicht. De Psychologisch Impact van ICD implanta5e

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Correcties DSM 5 : Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria

Somatoforme stoornissen - diagnostiek en behandelprincipes -

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Na vanmiddag. bij ouderen met een verstandelijke beperking

Infobrochure. Psychose

Onverklaard maakt onbemind

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Stemmingsstoornissen. Van DSM-IV-TR naar DSM-5. Johan van Dijk, klinisch psycholoog-psychotherapeut Max Güldner, klinisch psycholoog-psychotherapeut

Psychosomatiek Eikenboom

Disclosures. De combinatie van lichamelijke klachten en psychische stoornissen. Inhoud. Vaak voorkomende SOLK. Wat is SOLK?

De rol van de psycholoog. Prof. dr. Geert Crombez

Veranderingen in de DSM-V stemmingsstoornissen. R.A. van Elmpt AIOS psychiatrie

Cognitieve gedragstherapie in en voor de Basis GGz

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria

Angst en depressie in de huisartspraktijk: signaleren van risicogroepen. Peter F M Verhaak NIVEL

Registratierichtlijn. E003 Beroepsgebonden depressie

Onderwerp: Afbakening groep volwassen zwaar lichamelijk gehandicapten in verband met een nieuwe AWBZ-aanspraak voor 24-uurszorg op afroep

Opkrabbelen: gerechtvaardigd optimisme

Factsheet voor de Bedrijfsarts

Arbeidsongeschiktheid & Somatisch on(voldoende) verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Persoonlijkheidsstoornissen

Posttraumatische stressstoornis na uitzending

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen

Stemmingsstoornissen. Bij mensen met een verstandelijke beperking Kentalis- 25 november 2016 Carmen van Bussel

Edwin Beld, psychiater. Werkzaam in Den Helder GGZ NHN

GGz in de huisartsenpraktijk. Christina Van der Feltz-Cornelis Symposium: Huisarts en POH GGz: samen sterker! Nieuwegein 22 januari 2015

Correcties DSM 5 : Beknopt overzicht van de criteria

Het zit zeker tussen mijn oren? De rol van stress bij lichamelijk onbegrepen klachten en syndromen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

Kwaliteit van leven bij hartfalen: over leven of overleven. Eva Troe, MANP Verpleegkundig Specialist Catharina ziekenhuis

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

Symposium Onderzoeksresultaten

4. Wat zijn de consequenties voor het kind of jongere, die lijdt onder psychische klachten?

Centrum Lichaam, Geest en Gezondheid

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase?

Q&A-lijst. Vijftien veel gestelde vragen over DSM-5

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016

Psychologische behandeling voor SOLK-patiënten door de POH-GGZ: resultaten van een rct

Kennislacunes NHG-Standaard Depressie

WETENSCHAPSVLUCHT. Lindy Gommans ClaudicatioNet Jaarcongres 2015

Alexithymie, type D persoonlijkheid en cognitieve problematiek bij SSS. Mogelijkheden voor de behandeling! Lars de Vroege

Themabijeenkomst CCUVN 14 september 2017 Vermoeidheid en pijn bij IBD

SOLK anno 2016 What s new? Lisette t Hart-Kerkhoffs, kinder- en jeugdpsychiater Ingeborg Visser, gz-psycholoog i.o. tot specialist /gedragstherapeut

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Op naar DSM 5. Mariken van Onna Klinisch psycholoog-psychotherapeut Supervisor VGCt Karakter Nijmegen Universitair Centrum Kinder- en jeugdpsychiatrie

Kansrijke verbetersignalen uit de GGZ

Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het nooit zelden soms meestal altijd

Symptom Questionnaire SQ-48. V. Kovács! M. de Wit! M. Lucas! LUMC Psychiatrie

DSM 5 - psychose Dr. S. Geerts Dr. O. Cools

Persoonlijkheidsstoornissen

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.

ADDENDUM 1: HAND-OUTS I

Somatische comorbiditeit bij affectieve stoornissen

Click to edit Master title style Congres FACT Couleur Locale

4 Angst en depressie in patiënten met hartziekten

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Handycard Zorgmonitor 1 SDQ en KIDSCREEN-27

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Transcriptie:

Beeld: Thinkstock

In de DSM-5: Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden DOOR PAUL MANGNUS In de klinische praktijk en literatuur wordt weinig aandacht besteed aan de DSM-categorie Psychische factoren die somatische factoren beïnvloeden. Een operationalisatie in twaalf syndromen. In de DSM-5 zijn Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden opgenomen onder de somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen, met als classificatiecriteria: 1. er is sprake van een somatisch symptoom of een somatische aandoening; 2. psychische- of gedragsfactoren hebben daarop een ongunstige invloed; 3. deze psychische- en gedragsfactoren kunnen niet (beter) worden verklaard door een andere psychische stoornis. DCPR In DSM-IV waren Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden (Verder afgekort als PS, red.) ingedeeld onder andere aandoeningen en problemen. Deze classificatie werd in de praktijk relatief weinig gebruikt en er zijn geen specifieke behandelmethoden op geënt, zoals op andere DSM-categorieën. Onderzoeker Giovanni Fava e.a.1 concludeerden dan ook dat er relatief weinig aandacht is voor manifestaties van psychologische distress en ziektegedrag. Met het oog op de DSM-5 publiceerde deze onderzoeksgroep in 1995 een diagnostisch framework waarin de psychologische factoren uit onderzoek naar psychosomatiek zijn ingedeeld in twaalf (sub)klinische beelden (syndromen), de Diagnostic Criteria for Psychosomatic Research (DCPR): Alexithymie; type A gedrag; ziektefobie; thanatofobie; gezondheidsangst; ziekte-ontkenning; functionele somatische symptomen secundair aan psychiatrische stoornissen; persisterende somatisatie; conversiesymptomen; verjaardagreacties; geïrriteerde stemming en demoralisatie. KLINISCH BELANG Nogmaals, binnen de medische psychologie en consultatieve psychiatrie is weinig aandacht voor deze subklinische syndromen, maar uit verschillende studies blijkt dat deze van klinisch belang zijn. Zo blijken de DCPR geschikter voor het identificeren van psychologische distress en een verminderde kwaliteit van leven bij patiënten met lichamelijke aandoeningen dan de DSM-IV en ICD-10-criteria 2. Een voorstel om de DSM-IV-categorie PS te wijzigen, zodat naast hypochondrie in de DSM-5 ook de zes meest voorkomende DCPR-syndromen konden worden opgenomen 3, is echter niet aangenomen. Toch is in verschillende landen aan de hand van de twaalf DCPR-syndromen wel veel onderzoek verricht. Noot: De zes meest voorkomende DCPR-syndromen zijn ziektefobie, ziekte-ontkenning, persisterende somatisatie, conversiesymptomen, geïrriteerde stemming en demoralisatie. GESTRUCTUREERD INTERVIEW Om de DCPR-syndromen te kunnen meten, ontwikkelde de onderzoeksgroep van Fava 4 een gestructureerd interview. De Engelstalige versie daarvan bestaat uit GZ-psychologie nr7 2016 29

58 items ( yes/no ). Dit instrument scoort goed op de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, vertoont hoge correlaties met psychosociale distress (Psychosociale Index en de General Health Questionnaire) en beschikt over een goede constructvaliditeit en predictieve validiteit voor de psychosociale achteruitgang van patiënten en de behandeluitkomsten 2. Onder patiënten met somatische aandoeningen komen ongeveer twee keer zoveel psychosomatische syndromen voor dan DSM-IV-stoornissen 4. Bij hen wordt vaak psychosociale distress geconstateerd, ook zonder DSM-IV-diagnose. De Diagnostic Criteria for Psychosomatic Research 5 en het gestructureerde interview 6 van de onderzoeksgroep Fava zijn in het Nederlands vertaald, aangevuld met twee experimentele subklinische categorieën: 1) Beperkte symptoomaanval en 2) Type D-persoonlijkheid. De Beperkte symptoomaanval is hieraan toegevoegd omdat deze milde paniekstoornis invloed kan hebben op somatische aandoeningen; Type D-persoonlijkheid omdat mensen met die persoonlijkheid na een hartinfarct een slechtere prognose hebben dan mensen zonder die persoonlijkheid 7. MEERWAARDE VAN DCPR-DIAGNOSTIEK De meerwaarde van DCPR-diagnostiek, op de gangbare diagnostiek van psychosomatiek en somatopsychologie: a. de aandacht wordt gericht op psychologische factoren die om klinische aandacht vragen; b. er wordt naar meer gekeken dan alleen comorbiditeit; c. subklinische beelden kunnen uitmonden in klinische beelden. Gerichte behandeling kan bijdragen aan de preventie van angst- en stemmingsstoornissen; d. met het gebruik van de DCPR komt het Nederlandse taalgebied meer in de pas met andere landen; e. DCPR-terminologie is begrijpelijker en meer acceptabel voor patiënten dan somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK), wat de behandelmotivatie ten goede komt; f. DCPR past in het bio-psycho-sociaal model en blijft buiten de dichotomie van discussies met cliënten over of klachten een lichamelijke- dan wel psychische oorzaak hebben. TWAALF PSYCHOSOMATISCHE SYNDROMEN De DCPR-syndromen die betrekking hebben op afwijkend ziektegedrag zijn: 1. Ziekte-angst: Algemene bezorgdheid over ziekte, pijn en lichamelijke preoccupaties die korter aanhouden dan zes maanden. De zorgen en angsten verdwijnen snel bij geruststelling door een arts, hoewel na enige tijd nieuwe zorgen kunnen ontstaan. 2. Ziektefobie: Een persisterende en ongefundeerde angst om aan een specifieke ziekte te lijden, ondanks adequaat medisch onderzoek. Angst manifesteert zich als (paniek)aanvallen in plaats van als chronische zorgen, zoals bij hypochondrie. 3. Thanatofobie: Angst(aanvallen) voor een naderende dood, zelfs als daar geen objectieve, lichamelijke reden voor is. Met vermijding van zaken die doen denken aan de dood, zoals begrafenissen en overlijdensberichten. Blootstelling daaraan roept bijna altijd een onmiddellijke angstrespons op. 4. Ziekte-ontkenning: Aanhoudende ontkenning van een lichamelijke aandoening en de noodzaak tot behandeling (bijv. afwezigheid van compliance; uitgestelde artsconsultatie bij ernstigeen blijvende lichamelijke klachten; en counterfobisch gedrag). 5. Functioneel somatische symptomen (secundair aan een psychiatrische stoornis): Arousal van het autonome zenuwstelsel (hartkloppingen, zweten, trillen, blozen), of een functionele stoornis waarbij distress optreedt, die om medische zorg vraagt, of die resulteert in een mindere kwaliteit van leven. Medisch onderzoek brengt echter geen organische pathologie aan het licht waardoor de fysieke klachten verklaard kunnen worden. Deze zijn voorafgegaan door een psychiatrische aandoening, met ook de somatische symptomen (bijvoorbeeld een paniekstoornis met cardiale symptomen). 30 GZ-psychologie nr7 2016

6. Persisterende somatisatie: Een functionele stoornis (fibromyalgie, chronische vermoeidheid, prikkelbaredarmsyndroom, stoornissen peristaltiek slokdarm) die langer dan zes maanden aanhoudt; distress oproept, herhaaldelijk om medische zorg vraagt en die resulteert in een mindere kwaliteit van leven. 7. Conversiesymptomen: Een of meer symptomen of gebreken die willekeurige motorische- of sensorische functies beïnvloeden; zonder anatomische- of fysiologische plausibiliteit, de te verwachten fysieke verschijnselen, bevindingen van het laboratorium en/of inconsistente klinische kenmerken. 8. Verjaardagsreactie: Symptomen van autonome arousal; een functionele stoornis; of van conversie die distress of herhaalde medische zorg nodig maakt of die resulteert in een verminderde kwaliteit van leven. De symptomen ontstaan als de patiënt de leeftijd bereikt van een levensbedreigende ziekte, of op de verjaardag van een nabij familielid die overleden is. De patiënt is zich niet bewust van dit verband. 9. Type A gedrag: Overmatige betrokkenheid bij werk en andere activiteiten waarvoor deadlines gelden; een sterk en aanhoudend gevoel van urgentie; motorisch-expressieve kenmerken waaruit blijkt dat de patiënt het gevoel heeft dat hij of zij onder tijdsdruk staat (snelle en explosieve spraak, abrupte lichaamsbewegingen, aangespannen gezichtsspieren, handgebaren); vijandigheid en cynisme; geïrriteerde stemming; de neiging fysieke en mentale activiteiten te versnellen; de intense wens om te presteren en erkend te worden en veel competitiviteit. 10. Geïrriteerde stemming: Het vraagt om extra inspanning om controle over de boosheid te krijgen of de stemming resulteert in verbale- of fysieke uitbarstingen. Het gevoel is onplezierig voor het individu en openlijke uitingen van irritatie hebben geen cathartisch effect. Het roept stress-gerelateerde fysiologische responsen op die aanzetten tot symptomen van een lichamelijke stoornis, of die deze verergeren. 11. Demoralisatie: Een gevoelstoestand die wordt gekenmerkt door het besef van de patiënt dat hij gefaald heeft, omdat hij zijn eigen of andermans verwachtingen niet heeft ingelost, of niet in staat was goed om te gaan met dringende problemen. Gevoelens van hopeloosheid of opgeven. De gevoelstoestand is langdurig generiek en ging vooraf aan de manifestaties van een lichamelijke stoornis, of verergerde die. 12. Alexithymie: Onbekwaamheid om de juiste woorden te vinden voor emoties; de neiging om details te beschrijven in plaats van gevoelens (bijv. de omstandigheden waaronder iets gebeurde, in plaats van de gevoelens); geen levendig fantasieleven; patiënt is zich onbewust van gewone lichamelijke reacties die voorkomen bij verschillende gevoelens; incidenteel optredende, hevige en vaak ongepaste uitbarstingen van affectief gedrag. EXPERIMENTELE SCHALEN Aan het gestructureerd interview van Fava zijn twee experimentele schalen toegevoegd: 1. Beperkte symptoomaanval: Subklinische paniekstoornis met lichte aanvallen die bezorgdheid voor nieuwe paniekaanvallen teweegbrengen of die leiden tot vermijdingsgedrag. Minder dan vier en minstens twee van de dertien kenmerken van de paniekstoornis zijn aanwezig. 2. Type D (= distressed) persoonlijkheid (9): De gelijktijdige aanwezigheid van zowel negatieve affectiviteit (bijv. piekeren, zwaarmoedigheid, prikkelbaarheid) als sociale geremdheid (bv. terughoudendheid, gebrek aan zelfvertrouwen). ONDERZOEK In verschillende studies is vastgesteld dat de DCPR-clusters geschikter zijn voor het identificeren van psychologische distress en een verminderde kwaliteit van leven dan de DSM-IV en ICD-10 criteria. Dat geldt zowel voor patiënten met lichamelijke of functionele stoornissen als voor de algemene bevolking 2. In klinische populaties komen DCPR-clusters vaker voor dan stoornissen die de DSM-IV volgen. GZ-psychologie nr7 2016 31

Zo vonden Rafanelli e.a. 4 dat twintig procent van de mensen (deelnemers) die een hartrevalidatie ondergaan een DSM-IV-diagnose kregen en dat dertig procent werd geclassificeerd in een DCPR-cluster zonder dat ze een DSM-IV-diagnose hadden. In een nog niet gepubliceerde, gedeeltelijke replicatiestudie toonde Mangnus 11 - auteur van dit artikel - aan dat op hartpatiënten drie keer zoveel DCPR-classificaties dan DSM-IV classificaties van toepassing waren; vooral type A, type D, demoralisatie, geïrriteerde stemming en alexithymie ZORGVERGOEDING PS worden in de somatische gezondheidszorg niet systematisch gescreend, deze worden ondergediagnosticeerd. Voor de diagnostiek en behandeling ervan is binnen de DOT-financieringsstructuur in algemene ziekenhuizen geen financiële ruimte. Binnen de dbc s ggz vormen psychologische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden onverzekerde hoofddiagnosen. In een rapport stelt het ministerie van VWS (10) dat patiënten met ingrijpende psychosociale problemen als gevolg van somatische aandoeningen behandeld worden in de geneeskundige GGZ, - in plaats van in de medisch specialistische zorg -, terwijl dat officieel niet de bedoeling is. Een oplossing die in het rapport wordt voorgesteld is om na te gaan hoe de psychologische zorg beter of meer transparant kan worden ingebed in de DOT-structuur van algemene ziekenhuizen. Naar analogie van de transparantie van de GGZ kan worden onderzocht of DCPR-classificaties een bijdrage kunnen leveren aan een grotere transparantie van de psychosociale zorg in de somatische DOT s. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de DCPR-classificaties, - als specifieke operationalisaties van enkele psychologische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden -, net als DSM-classificaties betrekking hebben op psychische stoornissen; met de DCPR-verfijning in de diagnostiek worden de multifactoriële psychologische invloeden op somatische aandoeningen waarschijnlijk nog onvoldoende in kaart gebracht. Meer wetenschappelijk onderzoek is gewenst. LITERATUUR 1. Fava, G.A. e.a. (1995). Diagnostic Criteria for use in psychosomatic research. Psychother Psychosom, 63, p. 1-8. 2. Porcelli, P., Sonino N. (Ed.) (2007). Psychological Factors Affecting Medical Conditions. A new classification for DSM-5. Ad. Psychosom Med, vol. 28. Basel, Karger. 3. Fava, G.A. & Sonino, N. (2009) Psychosomatic Assesment, 78, p. 333-341. 4. Rafanelli, C. e.a. (2003). Psychological Assesment in Cardiac Rehabilitation. Psychother Psychosom, 72, p. 343-349. 5. Mangnus, P. (2016) Prevalentie van subklinische psychologische syndromen onder hartpatiënten. Een gedeeltelijke replicatiestudie. Zorgsaam Ziekenhuis, Terneuzen. 6. Mangnus, P. & de Booij, S. (2010) Interview met gebruikmaking van de diagnostische criteria voor psychosomatische research (DCPR+). Zorgsaam Ziekenhuis, Terneuzen. 7. Denollet J. e.a. (1996) Personality as independent predictor of long-term mortality in patients with coronary heart disease. Lancet, 347 (8999), p. 417-421. 8. Sirri, L. & Fava, G.A. (2013) Diagnostic criteria for psychosomatic research and somatic symptom disorders, International Review of Psychiatry, 25(1), p. 19-30. 9. Denollet, J., website type D-onderzoek (www. tilburguniversity.nl/corps) 10. Werkgroep Ministerie VWS (2015). Psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen. 11. Mangnus, P. (2016). Psychologische factoren van invloed na een hartinfarct en/of dotteren en/of een hartoperatie. Een verbreed replicatieonderzoek met het DCPR-interview. (Publicatie in voorbereiding). Terneuzen, 2016. Drs. P.J.M. Mangnus is als klinisch psycholoog verbonden aan de afdeling Medische Psychologie van Zorgsaam Ziekenhuis en Emergis Regio Zeeuws Vlaanderen, te Terneuzen. Dit artikel werd op persoonlijke titel geschreven. De DCPR en het DCPR-interview zijn aangeboden voor het free access-gedeelte van de website van de Landelijke Vereniging van Medisch Psychologen (www.lvmp.nl) en zijn vrij verkrijgbaar door een mail te sturen naar: mangnus@zeelandnet.nl 32 GZ-psychologie nr7 2016