Samenvatting Economie Levensloop Samenvatting door A. 1095 woorden 7 februari 2017 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie: levensloop Hfst 1 Consumptie: het product wordt aaneschaft door de eindgebruiker. Investeren: kapitaalgoederen worden gekocht door een bedrijf. De investeerder wil het product gebruiken om er geld ee te verdienen. Schaars: oneindige spanning russen behoeften en beperkte middelen. Een goed is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te verkrijgen. Opofferingskosten: de waarde van datgene wat we opofferen om iets te verkrijgen. Bestaan uit de waarde van hrt een na beste alternatief. Dominante strategie: de strategie die in alle gevallen het meeste oplevert. Gedomineerde strategie: de strategie die in alle gevallen het minst oplevert. Gevangenendilemma: de dominante strategie is niet de meest voordelige strategie voor beide. Tit-for-tatstrategie: het gevangendilemma wordt meerdere malen herhaald dus je kan je strategie veranderen. Je begint met samenwerken, maar als je tegenspeler van strategie verandert en niet meer samenwerkt, straf je die onmiddellijk door ook niet meer samen te werken. Hfst 2 Kinderbijslag: hoogte van de Kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind + inkomensafhankelijk. Stroomgrootheid: je meet iets over een bepaalde periode. Voorraadgrootheid: je meet iets op een bepaald moment. Loonheffing: inkomstenbelasting + premies volksverzekeringen. Brutoloon = nettoloon + loonheffing Algemene heffingskorting: iedereen die werkt krijgt een korting op de loonheffing. Als dit bedrag boven je loonheffing ligt ben je geen heffing verschuldigd. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-levensloop-103327 Pagina 1 van 5
Intertemporele ruil: sparen en lenen. - Sparen: consumptie van nu ruilem voor consumptie in de toekomst. - Lenen: consumptie in de toekomst wordt vervangen door consumptie nu. Verdiencapaciteit: het bedrag dat iemand maximaal kan verdienen. Hfst 3 Volledig contract: als alle onvoorziene gebeurtenissen zijn opgenomen in eem contract. Gebeurt eigenlijk nooit. Verzekeringen: - Risicoaversie: mensen zijn bang voor schade en zullen zich hiertegen verzekeren. - All-riskverzekering: niet alleen verzekert voor schade aangebracht aan de andere auto (verplichte WAverzekering) maar ook verzekert voor jezelf. Premie = kans op schade de gemiddelde hoogte van de verwachte schade Averechtse selectie: verzekaars pakken het gemiddelde risico en stellen daarmee de hoogte van de premie vast. De goede risico's kunnen het gevoel krijgen dat ze teveel betalen en stappen over naar een andere maatschappij. De verzekeraar houdt zo alleen de slechte risico's over. Dit is het tegenovergestelde van wat hij wil. Om dit te voorkomen: - Premiedifferentiatie: slechte risico's betalen een hogere premie dan de goede risico's. - Eigen risico: verzekerde draait zelf op voor het eerste deel van het schadebedrag. - Bonus-malusregeling: komt veel voor bij autoverzekeringen. De automobilisten die geen of weinig schade veroorzaken krijgen een korting (bonus) en de automobilisten die veel schade veroorzaken betalen een extra premie (malus). - Collectieve dwang: de overheid stelt iedereen verplicht om te verzekeren en stelt de verzekeraars verplicht iedereen te accepteren. Dit is het geval bij sociale verzekeringen. - vereveningsfonds: keert bedragen uit aan verzekeraars met risicovolle klanten. Ook ziektekosten van kinderen jonger dan 18 worden uit uet vereveningsfonds betaald. Moral hazard: iemand gaat zich roekelozer gedragen omdat hij de schade niet zelf hoeft te betalen. Oplossingen: eigen risico + bonus-malusregeling. Sociale zekerheid: stelsel van regeling en wetten die zijn gebaseerd op solidariteit. - sociale voorzieningen: worden betaald uit belastingen. - sociale verzekeringen: worden betaald uit inkomenafhankelijke premies. werknemersverzekeringen: alleen voor mensen in loondienst. WIA: wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. WW: werkloosheidswet. ZW: ziektewet. volksverzekeringen: geldt voor iedereen. Iedereen krijgt ook dezelfde uitkering. AWBZ: algemene wet bijzondere ziektekosten. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-levensloop-103327 Pagina 2 van 5
AOW: algemene ouderdomswet. ANW: algemene mabestaandenwet. AKW: algemene kinderbijslagwet. Actieven: mensen die belasting en premie betalen. Inactieven: uitkeringsgerechtigden. i/a-ratio = Inactieven/ Actieven 100% Hfst 4 Collectieve arbeidsovereenkomst: hierin worden het loon en de normale arbeidstijd geregeld en daarnaast vakantieregelingen, pensioen, overuren en reiskostenvergoedingen. Koopkracht = indexcijfer nominaal loon / prijsindexcijfer 100% Inkomensheffing: 1. Bepaling bruto jaarinkomen: Brutoloon + vakantiegeld + vergoeding premie van de werkgever 2. Aftrekposten erafhalen: rente hypothecaire lening, reiskostenaftrek voor ov, giften voor erkende goede doelen, pensioenpremies. 3. Belastbaar inkomen: bruto inkomen - aftrekposten. 4. Loonheffing over belastbaar inkomen berekend dmv. belastingschijven. 5. Heffingskortingen van de totale heffing afhalen. Bv. Algemene heffingskorting + arbeidskorting. Gemiddelde heffingsdruk = Loonheffing/ brutoloon 100% Marginale belastingdruk = delta loonheffing / delta brutoloon 100% Premie volksverzekeringen: zijn opgenomen in de eerste 2 schijven van de belastingschijven. Inkomen uit vermogen: rente, huur, pacht en winst. Vermogensrendement = inkomen uit vermogen / vermogen 100% Belastbaar inkomen = vermogen op 1 januari - vrijstelling Fictief rendement = 0.04 belastbaar vermogen Vermogensrendementsheffing = 0.30 fictief rendement Besteedbaar inkomen/ secundair inkomen: primaire inkomens + sociale uitkeringen - belastingen en premies. Hfst 5 Huis kopen of huren? Kopen: Voordelen: - Rente hypotheek aftrekbaar bij belasting. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-levensloop-103327 Pagina 3 van 5
- Sparen voor oude dag. Nadelen: - Risico waardedaling woning of stijging hyptheekrente. - Hogere kosten onderhoud en verzekering woning. - Onroerend zaakbelasting (OZB) betalen. Huren: Voordelen: - Geen risico van waardedaling woning of stijging hypotheekrente. - geen onderhoudkosten woning of verzekeringskosten. - Geen OZB. Nadelen: - huur niet aftrekbaar bij belasting. - niet sparen voor de oude dag. Absoluut voordeel: iemand is effectiever dan de ander bij een taak (sneller klaar). Comparatief voordeel: iemand met de laagste opofferingskosten van een activiteit. Hfst 6 Kapitaaldelkingsstelsel: iedereen die een inkomen heeft wordt gedwongen een premie te betalen om op zijn oude dag verzekerd te zijn van een inkomen. Omslagstelsel: de premies die er nodig zijn om de uitkeringen in een bepaald jaar te betalen worden omgeslagen over de personen die in dat jaar een inkomen verdienen. Premie-inkomensgrens: je premie is inkomensafhankelijk, maar er zit een maximaal aan. Boven een bepaald inkomen stijgt de premie dus niet verder. Dekkingsgraad =vermogen / contant gemaakte uitkeringen 100% Waardevaste uitkering: de koopkracht an de uitkering blijft gelijk. Welvaartsvaste uitkering: de jaarlijkse stijging van de uitkerinf is even groot als de gemiddelde jaarlijkse loonstijging bij de bedrijven. Hfst 7 Netto ontvanger: mensen die gee overdrachten hoeven af te staan. Dit zijn jongeren en ouderen. Netto betaler: de werkende generatie die de meeste lasten draagt. Profijt overheid: profijt van burgers - afdrachten aan de overheid Profijtbeginsel: degene betalen die ook daadwerkelijk gebruik maken van de voorziening. Draagkrachtbeginsel: degene met een een hoog inkomen betaalt een procentueel groter deel van de uitgaven dan degene met een laag inkomen. Grijze druk: aantal 65-plussers als percentage van het aantal 20-65-jarigen Groene druk: aantal jongeren tot 20 jaar als percentage van de bevolking van 20-65 jaar. Demografische druk: grijze en groene druk bij elkaar opgeteld. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-levensloop-103327 Pagina 4 van 5
Oplossingen voor de stijgende kosten van de vergrijzing. - verhoging AOW gerechtigde leeftijd. - laten oplopen van de staatsschuld om de piek in de vergrijzing te kunnen opvangen. - stimuleren van deelname aan het arbeidsproces. - stimuleren immigratie. - verhogen AOW-premie - het inkomensafhankelijk en vermogensafhankelijk maken van de AOW-uitkering. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-levensloop-103327 Pagina 5 van 5