7 cilinder. bol. torus. 8 a

Vergelijkbare documenten
de Wageningse Methode Antwoorden H25 RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT VWO 1

de Wageningse Methode Antwoorden H25 RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT VWO 1

25.0 INTRO. 5 a. bc minstens 8 hoogstens AANZICHTEN. 6 minstens 2 hoogstens 4

H6 ROOSTERDAM 25.0 INTRO. 5 a. b,c minstens 8: hoogstens 16

de Wageningse Methode Antwoorden H5 DE RUIMTE IN 1

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 5 Oppervlakte uitwerkingen

Hoofdstuk 1 KENNISMAKEN 1.0 INTRO

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

Blok 6B - Vaardigheden

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

Noordhoff Uitgevers bv

5 ab. 6 a. 22,9 25,95 cm

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

8 A vijfzijdig prisma ; B kubus ; C vierzijdige piramide. 10 b de laatste. 11 a Bijvoorbeeld: c = 6 cm a,b. 13 b

Hoofdstuk 6 - Oppervlakte en inhoud

9 6,5 + 4 is ongeveer 11, dus 7 Vlamingen en 4 Walen. 11 abcde

H24 GONIOMETRIE VWO. Dus PQ = 24.0 INTRO. 1 a 6 km : = 12 cm b. 5 a 24.1 HOOGTE EN AFSTAND BEPALEN. 2 a factor = 3

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

Blok 4 - Vaardigheden

de Wageningse Methode Antwoorden H15 GELIJKVORMIGHEID HAVO 1

Noordhoff Uitgevers bv

Extra oefenmateriaal H10 Kegelsneden

Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 -

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid

Hoofdstuk 6 Inhoud uitwerkingen

Hoofdstuk 1 KENNISMAKEN 1.0 INTRO

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

Antwoorden De juiste ondersteuning

Oppervlakte en inhoud van ruimtelijke figuren

Noordhoff Uitgevers bv

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 Periode M.van der Pijl.

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Oplossingen. b) arctan( 4. c) arctan( AC = 4 2, AS = 2 2, NT = 34 (= 2 17), ST = 32 = 4 2 a) 2 arcsin( 2 2

6.1 Rechthoekige driehoeken [1]

G&R havo B deel 3 10 Aanzichten en doorsneden C. von Schwartzenberg 1/16. 1a Het bovenaanzicht van het voorwerp is een cirkel. 3

Bij deze PTA-toets hoort een uitwerkbijlage, die behoort bij opdracht 4c. Pagina 1 van 8. Vestiging Westplasmavo

Noordhoff Uitgevers bv

1. rechthoek. 2. vierkant. 3. driehoek.

Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

Hoofdstuk 2 boek 1 havo b Oppervlakte en inhoud.

Noordhoff Uitgevers bv

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

j (11,51) k (11,-41) l (11,-1011)

04 Meetkunde. hoofdstuk. 4.1 Uitslagen

Meetkunde. MBO Wiskunde Niveau 4 - Leerjaar 1, periode 3

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

2. Antwoorden meetkunde

Aanzichten en inhoud. vwo wiskunde C, domein G: Vorm en ruimte

Oefenexamen wiskunde vmbo-tl Onderwerp: meetkunde H2 H6 H8 Antwoorden: achterin dit boekje

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 6 les 4

7 Totaalbeeld. Samenvatten. Achtergronden. Testen

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud

10 a A 0, 2 km b B 101, 5,1 km. 11 a A 40, 15 km b B 60, 25 km C 270, 15 km D 138, 20 km. 15 a 65 b a 60 b C. 17 a. c Q

Oefenopgaven Stelling van Pythagoras.

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

Noordhoff Uitgevers bv

Blok 3 - Vaardigheden

15 a De rechthoeken zijn 1 bij 6 lucifers, of 2 bij 5 lucifers, of 3 bij 4 lucifers. Zie figuur: Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE HAVO 21.

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Noordhoff Uitgevers bv

8 a 250; 200; 150 b 100 cm c De hoek is kleiner dan 90. d De afstand is meer dan 100 cm. 9 a ½ 5 12 = 169 b 13, want = 169

7 a. 8 a. de Wageningse Methode Antwoorden H24 GONIOMETRIE HAVO 1

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 7 les 2

Eindexamen wiskunde B havo II

Hoofdstuk 3 - Piramides - uitwerkingen

10 Afstanden. rood. even ver van A als van C even ver van A, van C en van E. 10 m. blauw

Hoofdstuk 2 - Plaats en afstand

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Symmetrie en oppervlakte

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

Wiskunde Opdrachten Pythagoras

8.1 Inhoud prisma en cilinder [1]

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Voorbereiding : examen meetkunde juni - oplossingen Naam:. Klas:...

wiskunde CSE GL en TL

Praktische Opdracht HAVO 4 Wiskunde B Voorjaar Objecten

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

H20 COÖRDINATEN de Wageningse Methode 1

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bewijzen onder leiding van Ludolph van Ceulen

WISKUNDE-ESTAFETTE KUN Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

Cijfer=aantal behaalde punten : 48 x 9 + 1

Symmetrie en oppervlakte

4.1 Rekenen met wortels [1]

Wiskunde Uitwerkingen Leerjaar 1 - Periode 3 Meetkunde 3D Hoofdstuk 4 t/m 7

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras

44 De stelling van Pythagoras

Transcriptie:

.0 INTRO a Een vierkant, een lijnstuk, een vierkant ijvooreeld zo: Het laagste punt is het midden van het grondvlak. Een lijnstuk nij van een kurk aan weerszijden een stuk af, zo dat je aan de ovenkant een lijn overhoudt. 7 cilinder regelmatige vierzijdige piramide cm kegel ol torus a 8 a E F,H G oven voor opzij A,D C AC= 8, 8 cm (en AE= cm). a 8 =, cm c In de richting van een lichaamsdiagonaal voor zij 9 a cm cm cm cm c Minstens 8 ; zie. Hoogstens ; zo: voor +, cm opzij Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

Op ware grootte: AD, E, CF ; als punt: AC, DF. N 0 a vooraanzicht zijaanzicht ovenaanzicht ovenaanzicht a cosα =, dus α 70, = 8,8 m c verkleind vooraanzicht vooraanzicht zijaanzicht ovenaanzicht Nee, uit het ovenaanzicht c In het ovenaanzicht d Lijnstuk en :, lijnstuk en : 0, lijnstuk : 8 muur. AANZICHTEN a + = 8 cm F G E G C kijkrichting A A kijkrichting D C H F H. CHADUWEN E G 7 Nee, ze verschillen flink in hoogte in nauwelijks (of niet) in de reedte. D kijkrichting AC c d FH ; AC A kijkrichting FD C 8 Als we van de kleinste schaal uitgaan, dan zijn de vergrotingsfactoren voor de ovenkant, en,7 Voor de hoogte is dat:, en,. De kleinste en de middelste zijn gelijkvormig. 9 a maal 7 0 a maal, 7 =,=0, m en = 7= m tanα=, dus α,7 α Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

a = 80 79 = R = 80 = 79 A = P en = Q en C = R. Dus zijn de driehoeken gelijkvormig. De gelijkvormigheidsfactor is =. c De lengte van de schaduw noemen we, zie plaatje.de hele driehoek is gelijkvormig met de kleine. De vergrotingsfactor is =. Dus =+, dus = meter. r= = 9 en = 0 =. a α=90 =7 β=80 90 7 = Het rechterstuk heeft ook hoeken van 90, 7 en. De driehoek heen gelijke hoeken en zijn dus gelijkvormig. 0 7 MAAL = H 7 =H =9 ; =H 0= c Ja, de hele driehoek heeft ook hoeken van 90, 7 en. α β d + De twee grijze driehoeken zijn gelijkvormig, de ovenste zijde van de grote driehoek is keer de onderste zijde van de kleine driehoek, dus de verhouding is :. e Noem de drie schaduwen, en z. De grijze driehoek is gelijkvormig met de hele. De vergrotingsfactor is: = Dus =+ Dus =. CHADUWEN + = + = + geeft = m geeft = m = + z geeft z= m z z a korter f meter Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

a 9 paal man 0 7 a P P is de plaats van de lantaarn. Paaltje A is het hoogst, want het staat dichter ij de lantaarn en heeft toch een even lange schaduw. c = m d staat meter van de lantaarn = m. a C 8 A c De plaats van de lamp noemen we L, dan is driehoek AL gelijkvormig met driehoek A L en de vergrotingsfactor is, dus keer zo snel. Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

a Dat is. Waarschijnlijk niet c Dan komt de schaduw naar voren en hij wordt langer. d Tot op de hoogte van L. Dan komt er een ocht in de lijn van de schaduw: c keer zo groot, dus 0=80 ij 90 = cm a a In het grijze geied kan de tor op het dak kijken. verkleind: α (De zijgevel moet in de tekening cm zijn.) c + =. Kruislings vermenigvuldigen geeft 7 7=+0. Dus = meter. d tanα=, dus α 8,. DOORNEDEN 7 7 a Een lichaamsdiagonaal is 8, een plakje is cm c dus 8 dik. Een regelmatige zeshoek. Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

8 a twee lijnstukken, rechte lijn rechte lijn (recht lijnstuk) c golflijn, rechte lijn d (afgeknotte) ellips, rechte lijn e cirkel c,d 9 a PR = QR = + = e PQ = + = 8 R a P 8 Q h c h = ( 8 ) = 0, dus h, opp, 8 =9,0 cm = 90 mm d + =, dus = 8 + =, dus = C M 8 E A A A 0 a Door a a c tanα= =, α Rechthoek Oppervlakte: Omtrek: = 7 + 7= α z Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT

d : =: en +=, dus = z= +,7 Opp = z 7,89 cm = 789 mm e voorste stuk: = cm hele alk : = 8 cm achterste stuk : 8 = cm OKER a Het hoogste punt van de gevel ligt = oven de onderste dakpunten en omdat de diagonalen in een ruit elkaar middendoor delen, is de gevraagde hoogte het duele, dus. c De korte diagonaal van de ruit is 7, de lange diagonaal is: ( 7 ) = +. De oppervlakte is 7,. richting AD richting AC a E,H X F,G richting HD richting D Richting AC c Ruit, want de vier zijden zijn even lang. d MN = + = 8 cm H = + + = cm e (egin met twee lijnstukken van lengte 8 en, die loodrecht op elkaar staan en elkaar middendoor delen.) 8 M N f oppervlakte= H MN = 8,90 cm = 90 mm omtrek= N = 8,9 cm=89 mm De ovenkant van de stok staat tegen de wand. Twee mogelijkheden: H A,D,C c = (volgt uit ). a c, want M ligt op halve hoogte en X op van de hoogte waarop M ligt. P,Q A,D De plaats van het lampje noemen we L. a De coördinaten van L zijn (0,,h); in het vooraanzicht kun je h epalen: de grijze driehoeken zijn gelijkvormig, de vergrotingsfactor is:, dus L ligt op hoogte + =7, dus L=(0,,7) X M L,C E,F A,O,C -as kuus a -as c Van L naar V moet je naar eneden, naar voren en naar links. Om van V op het Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT 7

a grondvlak te komen, moet je nog in die richting verder, dus nog naar voren en naar links. Je komt dan in: (,, 0). d Dan moet het lampje in vlak AEG liggen, dus op hoogte. (Noem het middelpunt van de ovenkant van de kuus M, dan ligt lijn AM in vlak AEG en snijdt de lijn FC op hoogte.) AP=0 m, dus P=0 m, dus CP=80 m, dus DP=7 m, dus 0 + = 0 + = 80 + = 7 + =, geeft =,8 m, geeft =, m, geeft =,9 m, geeft =,8 m a Het midden van CD noemen we M,dan moet je de hoek van lijn EM met het grondvlak heen.m is (,,), dus van M naar E ga je omhoog, naar achter en naar links. De hoek is dus even groot als de hoek die een lichaamsdiagonaal van een kuus met het grondvlak maakt. Noem die hoek α, dan tanα=, dus α,. c 7m. EXTRA OPGAVEN a oven voor opzij Ja c In het ovenaanzicht d, 8, 8,, 0 a a De speler staat 0m van de lichtmasten af. 0 0 + = geeft 0 + =, =, m Ruim mm in de tekening; klopt. c Drie zijden met lengte en drie zijden met lengte. d 0, want de drie driehoeken die van driehoek PQR afgesneden worden zijn regelmatig. Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT 8

7 a Ja, als de zonnestralen hoeken van maken met de grond en met de plaat. Nee, de schaduw van de ovenkant is altijd reder dan de schaduw van de onderkant. 0 voor opzij oven 8 a 9 a MN=PQ= 7 en de staven heen lengte daarvan, dus: 7. c De doorsnede is een rechthoek van ij, de oppervlakte is cm, dus mm d In de richting CD zie je: P, Q E, F G, H A, X, Y C, D Uit gelijkvormigheid volgt: Y= FG=. Antwoorden Hoofdstuk RUIMTELIJKE FIGUREN IN HET PLAT 9