- Schoolrapportage Voortgezet onderwijs Excellente Scholen 2014

Transcriptie

1 Schoolrapportage 1. Achtergrondgegevens van de school Gegevens van de school: 20CK Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium Aanvrager dhr. René van Splunteren Adres Thorbeckeplein 1 Amersfoort Aangemelde schoolsoort Gymnasium Leerlingenaantal 901 (door de school zelf opgegeven, april 2014) Bestuur: Stichting Onderwijsgroep Amersfoort In januari 2014 is aan het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium het predicaat Excellente School 2013 uitgereikt. Eerder ontving ze het predicaat Excellente School Het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium is een zelfstandig gymnasium met circa 900 leerlingen. De school wil zo veel mogelijk de talenten van de leerlingen ontplooien en geeft de leerlingen en docenten daarbij in hoge mate een eigen verantwoordelijkheid. 2. Motivatie van de school De onderbouwing die het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium bij de aanmelding als kandidaat Excellente School 2014 gaf, luidt als volgt. De in 2013 aangegeven speerpunten zijn succesvol voortgezet en uitgebreid. Hierbij kan gedacht worden aan het verder doorvoeren van Delf bij Frans (vorming van halve klassen voor extra spreekvaardigheid, integraal ingevoerd t/m klas 3, in groepen t/m klas 6), Cambridge Engels integraal t/m klas 3, succesvol afronden eerste tranche excellentieprogramma Olympos (22 leerlingen hebben onlangs certificaat/testimonium ontvangen), groter percentage leerlingen met extra niet verplichte examenvakken, succesvolle voortzetting en uitbouw excellentieprogramma onderbouw (Novum), nieuwe geïntegreerde opzet cultuurmodules klas 3, uitbreiding aanbod cultuurmodules klas 4 en 5. Project verdere positionering klassieke talen in klas 1 en 2 voortgezet en uitgebreid. 3. De resultaten, breed opgevat (Criterium 1) Hierbij onderscheidt de jury drie gebieden: 1. resultaten op de kernvakken: Nederlands, Engels, wiskunde en rekenen; 2. resultaten op de andere vakken en leergebieden; 3. resultaten op aanvullende gebieden zoals burgerschap, sociaal-emotionele vorming, culturele vorming, redzaamheid, internationale oriëntatie. 3.1 Resultaten op de kernvakken (Indicator I) Hieronder geven we een overzicht van de resultaten van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium over de periode die de Inspectie van het Onderwijs aan de jury heeft verstrekt. Hierbij is gebruik gemaakt van de ruwe scores. 1

2 Resultaatgegevens afkomstig van de Inspectie Vwo Rendement onderbouw* 3,3 Rendement bovenbouw* 4,7 Gemiddelde centraal examen* 4,7 Gemiddeld verschil CE en SE** 0,03 * Gemiddelde van de score op een vijfpuntsschaal ** Gemiddelde over de periode Gemiddeld cijfer CE 2011 Gemiddeld cijfer CE 2012 Gemiddeld cijfer CE 2013 Gemiddeld cijfer CE 2014 Vwo 6,7 6,7 6,8 6,7 Specifieke gegevens gymnasium Gymnasium Gemiddeld percentage afstroom over ,9% Gemiddeld cijfer CE Latijn ,1 Gemiddeld cijfer CE Grieks ,2 Op grond van de resultaten die het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium in 2011, 2012 en 2013 heeft behaald, stond de school in een voorselectie die de Inspectie van het Onderwijs aan de jury heeft verstrekt. Als recente ontwikkeling binnen deze indicator noemde de school in het aanmeldingsformulier het volgende. De examenresultaten waren bij deze vakken hoger dan het vorige jaar. De rekentoets werd door iedereen voldoende gemaakt. Een vergelijking van de gemiddelde CE-cijfers van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium over de laatste drie jaar ( ) laat op de kernvakken een wisselend beeld zien: een lichte verbetering van 2012 (gemiddeld 7,03) naar 2013 (gemiddeld 7,13) en een lichte daling van 2013 naar 2014 (gemiddeld 6,91) (bron: Vensters voor Verantwoording). De school scoort hiermee desondanks boven het landelijk gemiddelde van de gymnasia. Voor een aantal kernvakken van deze school bedraagt de percentielscore in 2014 vergeleken met het landelijk vwo meer dan 80%, zoals bij wiskunde B (93%) en Engels (91%). Voor de twee andere kernvakken is dat wat lager: Nederlands 71% en wiskunde A 45%. De gemiddelde CE-score voor Grieks (5,9) ligt in 2014 net als in de drie voorgaande jaren beduidend onder het landelijk gemiddelde (percentielscore 16% in 2014). Latijn blijft met 6,3 ook onder het landelijk gemiddelde CE-cijfer van 6,4 (percentielscore 42%). Volgens de schoolleiding hebben deze lage CE-cijfers vooral te maken met het gebrek aan een gezamenlijke visie en onderlinge samenwerking binnen de sectie klassiek talen. Ze tekent hierbij aan dat er personeelswisselingen waren. Met de komst van een aantal jonge docenten is er inmiddels weer stabiliteit in de sectie. Het gemiddelde SE-CE-verschil van de kernvakken blijft in 2014 bij de meeste vakken binnen de marge van een half punt; alleen bij Grieks is het verschil in 2014 te groot (0,6 punt). 2

3 Reflectie Score Dronkers 2013 Waardering Elsevier , Resultaten op andere leergebieden uit het standaardcurriculum (Indicator II) De school noemt geen recente ontwikkeling binnen deze indicator in de aanmelding. Bij de overige vakken van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium bedraagt het gemiddelde CE-cijfer 6,46. Dit is iets lager dan het landelijk gemiddelde van de zelfstandige gymnasia (circa 6,6). Enkele vakken hebben vergeleken met alle vwo-scholen percentielscores lager dan 50%. Dat zijn aardrijkskunde (27%), de beide kunstvakken (16% en 25%) en economie (43%). De schoolleiding is in overleg met de betreffende secties om na te gaan in hoeverre zij dit kunnen verbeteren. Over de laatste drie examenjaren laat het gemiddelde CE-cijfer over alle vakken bij dit gymnasium een wisselend beeld zien: van 6,74 (2012) via 6,82 (2013) naar 6,69 (2014). Deze cijfers lijken nagenoeg overeen te komen met het landelijk gemiddelde van de zelfstandige gymnasia. Het gemiddelde SE-CE-verschil in 2014 bedroeg 0,03; dit is een continuering van het goede gemiddelde van voorgaande jaren. Bij vijf van de achttien examenvakken bedroeg het verschil tussen het SE- en het CE-cijfer in 2014 echter meer dan 0,5 (positief of negatief), zoals bij aardrijkskunde, economie, Grieks en de beide kunstvakken. 3.3 Resultaten op aanvullende leergebieden (Indicator III) Als recente ontwikkeling binnen deze indicator beschrijft de school in de aanmelding het volgende. Er is meer aan burgerschap gedaan, bijvoorbeeld door een verplichte excursie voor klas 5 bij maatschappijleer naar verschillende instituties in Den Haag (Tweede Kamer, Rode Kruis). Deelname aan MUN-simulatiespelen is uitgebreid. In klas 3 is het cultuuraanbod geïntegreerd aangeboden. De school heeft nog geen expliciete doelen geformuleerd en heeft geen meetinstrumenten of een doorgaande lijn met betrekking tot de persoonlijke en sociale en burgerschapscompetenties van leerlingen. Naast de reguliere vakken biedt de school ook enkele extra programma s aan voor leerlingen die een extra uitdaging willen, zoals het honoursprogramma Olympos in de bovenbouw (30% deelname) en het Novum-programma in de onderbouw (deelname negen leerlingen in 2013). Het Olympos-programma wordt in het laatste jaar afgesloten met een testimonium. Voorts kunnen enkele getalenteerde leerlingen uit klas 5 en 6 (met een NG/NT-dubbelprofiel) deelnemen aan de U-Talent Academie (een tweedaags bètaprogramma in samenwerkingsproject met de Universiteit Utrecht). Daarnaast zijn er vakprojecten zoals Delf bij Frans (integraal in de klassen 1 tot en met 3, in projectgroepen in de klassen 4 tot en met 6) en Cambridge Engels en het Anglia-project (integraal in de klassen 1 tot en met 3, in Anglia projectgroepen in de klassen 4 tot en met 6), debatwedstrijden bij Nederlands (inclusief een debatworkshop bij het NDI voor dertig leerlingen), excursies naar 3

4 diverse instellingen in Den Haag, de projectweek arbeidservarend leren (AEL) bij maatschappijleer, invoering van het vak Grieks in klas 1, de cultuurmodules in klas 4 en de MUN-simulatiespelen (in Alkmaar, Den Haag en Leiden). Voorts zijn er enkele malen per jaar muziek-, proza- en poëzieavonden. Aan het eind van het schooljaar voeren leerlingen uit diverse leerjaren een toneelstuk op onder leiding van een theaterdocent. Het streven van de schoolleiding is de komende jaren meer flexibiliteit en keuzes in het aanbod mogelijk te maken, gericht op de individuele talentontwikkeling. Een plan van aanpak daartoe is echter niet beschikbaar. De school merkt op dat dit in het schoolplan staat en dat de secties/docenten beschikken over actieplannen met draaiboeken. De delegatie van de jury heeft daarin geen inzage gehad. 4. De omstandigheden waarbinnen de school werkt (Criterium 2) 4.1 Leerlingkenmerken en procesinrichting (Indicator IV) Bij haar aanmelding noemt het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium als recente ontwikkeling het volgende. De school is bezig naar voorbeeld van hoe hiermee in Rotterdam wordt gewerkt met het vormen van talentklassen, waarbij de zogenoemde sociale klimmers (leerlingen uit milieus die normaal gesproken niet overwegen voor een gymnasium te kiezen, bijvoorbeeld uit schroom of onbekendheid, maar hiervoor cognitief wel in aanmerking komen) door gerichte begeleiding, speciaal door het betrekken van de ouders, al vroeg (op de basisschool) in contact komen met het gymnasium. De leerlingen voelen zich veilig, zij worden gezien en respectvol behandeld. Bij het schoolbezoek heeft de delegatie van de jury geconstateerd dat de docenten zeer betrokken zijn bij de leerlingen en hen willen motiveren. Binnen de school heerst een cultuur waarin leerlingen worden uitgedaagd en ambitieus mogen zijn, bijvoorbeeld door een extra vak te kiezen of hoge cijfers te halen. De deelname aan extra projecten of activiteiten wordt door docenten en door leerlingen onderling gestimuleerd. De school tracht hierbij maatwerk te leveren, bijvoorbeeld door roosteraanpassingen toe te staan. In de afgelopen jaren is het publiek veranderd op school en daardoor meer divers geworden: minder kennis van een gymnasiale omgeving en vorming, meer sociale klimmers en meer zorgleerlingen. Desondanks worden alle leerlingen gestimuleerd betrokken te raken bij het Olympus-programma. 4.2 Leerlingkenmerken en resultaten (Indicator V) In het aanmeldingsformulier meldt de school geen recente ontwikkeling binnen deze indicator. De school geeft ook leerlingen met een iets lager advies van de basisschool dan vwo een kans het gymnasiumdiploma te behalen. In de afgelopen vijf jaren had gemiddeld circa 9% van de leerlingen van het derde leerjaar een 4

5 basisschooladvies lager dan het vwo (bijvoorbeeld havo of havo/vwo). Dit percentage opstromers is wat hoger dan gemiddeld. De kleinschalige opzet van de school, de betrokkenheid van de docenten en mentoren vormen de basis van de meer dan gemiddeld goede doorstroming van leerjaar 3 naar het examen. 4.3 Benutting van het inzicht in leerwinst bij onderscheiden categorieën leerlingen (Indicator VI) In de aanmelding beschrijft de school geen recente ontwikkeling binnen deze indicator. In haar aanbod en begeleidingsopzet houdt de school aantoonbaar rekening met de individuele leerlingkenmerken. Het mentoraat is goed ontwikkeld. De mentoren hebben goed zicht op de individuele capaciteiten en omstandigheden van elk van hun leerlingen; de prestaties van de leerlingen worden intensief gemonitord, zowel door de vakdocenten als door de mentor. Een deel van de leerlingen heeft een extra vak in het pakket en/of neemt deel aan de extra activiteiten. Leerlingen geven aan dat zij onder ander door deelname aan extra vakken of activiteiten leren efficiënt te werken. Zo nodig kunnen leerlingen deelnemen aan de huiswerkbegeleiding (bestemd voor de leerjaren 1, 2 en 3). Onderbouwleerlingen die bijles nodig hebben voor een bepaald vak, kunnen een beroep doen op de bijlespoule van bovenbouwleerlingen die bereid zijn bijles te geven. Onder leiding van een conrector worden dan vraag en aanbod aan elkaar gekoppeld. Bij de leerlingenzorg staat het optimaal presteren en het welbevinden van de leerlingen voorop. Binnen het zorgteam werken onder leiding van de zorgcoördinator verschillende specialismen samen: rugzakcoördinator, faalangsttrainer, counselors, trainers sociale vaardigheden en studievaardigheden, remedial teacher/dyslexiebegeleider, leerlingbegeleiders (autisme) en mentoren. Gemiddelde van de cijfers bij het centraal examen van de 20% beste leerlingen (2013, gegevens Duo) Nederlands Engels Wiskunde Gemiddelde avo-vakken 7,63 7,53 8,54 8,04 5. De inrichting van het onderwijsproces (Criterium 3) 5.1 Schoolspecifieke aanpak en proceskwaliteit (Indicator VII) In haar aanmeldingsformulier geeft het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium als recente ontwikkeling binnen deze indicator het volgende aan. In klas 1 is het vak Grieks ingevoerd om leerlingen meer uitdaging te bieden. Leerlingen kiezen vaker een tweede extra vak (systeem van sluimervakken verder ontwikkeld). De school hecht er in hoge mate aan dat de initiatieven voor de 5

6 schoolontwikkeling en verbeteractiviteiten vanuit de docenten en secties zelf komen. Via gesprekken tracht de schoolleiding de secties daartoe te verleiden. Daar waar de resultaten van het centraal examen verbetering behoeven, stelt de school geen plan van aanpak op, maar gaat de schoolleiding via gesprekken met de secties een psychologisch contract aan met de docenten. Soms werkt dat; in andere gevallen, zoals bij de sectie klassieke talen die al meer dan drie jaar duidelijk onder het landelijk gemiddelde scoort, werkt dat niet. De schoolleiding heeft de sectie nog niet kunnen bewegen tot een samenwerking en besluitvorming die verbetering van resultaten heeft opgeleverd. De nadruk op schoolontwikkeling en verbetering van onderaf komt tegemoet aan de (meestal) sterke behoefte aan autonomie van de docenten. Het maken en nakomen van (bindende) afspraken binnen een sectie of met andere secties om tot een betere afstemming te komen, verloopt traag. De schoolleiding heeft een visie over waar zij met het beleid naartoe wil. Haar strategie om die te realiseren is afgestemd op de kracht van de secties. In de dagelijkse praktijk blijkt die strategie niet steeds voldoende effectief om noodzakelijke verbeteringen op korte termijn te realiseren (zoals bij de klassieke talen en de kunstvakken). 5.2 Schoolspecifieke aanpak en organisatiekwaliteit (Indicator VIII) In de aanmelding noemt de school als recente ontwikkeling het volgende. Regelmatig gesprekken met de secties over resultaten en over de kwaliteit en effectiviteit van toetsen. Studiedag gehouden over differentiatie binnen de klas en over het verder gebruiken van de elektronische leeromgeving. De school heeft haar visie en ambities niet uitgewerkt in een jaarplan of ontwikkelingsplan. Ze geeft aan te werken op basis van het schoolplan. Hierdoor is het onduidelijk hoe het kader voor de kwaliteitsontwikkeling eruit kan zien. Alle docenten krijgen lesbezoeken van hun leidinggevende; docenten ontwikkelen zich op basis van indicatoren, competentiescans, reflecties op feedback van leerlingen, collega s en leidinggevenden. Daarnaast organiseert de school studiedagen over bijvoorbeeld differentiatie, maar een vertaling daarvan naar de lespraktijk en de vakken (secties) is voor de delegatie van de jury niet zichtbaar. 6. Verband tussen de inrichting van het onderwijsproces en de resultaten die de school boekt (Criterium 4) 6.1 Veranderingen vanwege resultaten (Indicator IX) Het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium noemt in haar aanmeldingsformulier de volgende recente ontwikkeling. Verbreding en verdieping van het aanbod en het stellen van strengere eisen blijken een positief effect op de resultaten te hebben. De schoolleiding heeft gekozen voor een indirecte leiderschapsstijl. De directie werkt niet met projectplannen, opdrachten, tijdlijn en deadlines, maar geeft het belang aan van een bepaald thema (het wat ) bij personen die affiniteit hebben 6

7 met dat thema. Leerkrachten zijn met hun expertise allereerst zelf verantwoordelijk voor de vormgeving en organisatie. De rector fungeert als klankbord en bewaakt de grote lijn. Ook de afdelingsleiders worden aangestuurd op basis van vertrouwen. De verantwoordelijkheid voor het hoe wordt dus laag in de organisatie gelegd. De schoolleiding houdt regelmatig gesprekken met de sectievoorzitters en brengt daarbij thema s in, die binnen de secties nader moeten worden besproken en uitgewerkt. In die zin heeft de leiding de regie over een aantal ontwikkelingen. Ook faciliteert zij in beginsel de initiatieven van docenten (en secties) om het excellentiebeleid nader te ontwikkelen. Het monitoren van de tussentijdse voortgang van de extra activiteiten en reguliere lessen, de bereikte resultaten en de effecten laat de leiding in eerste instantie over aan de secties of groepen docenten. De leiding geeft aan dat de invoering van de toetsbanden haar inzicht verschaft over de prestaties per vak en klas. Zij heeft een groot vertrouwen in de professionaliteit en inzet van haar docenten. Persoonlijke ontwikkeling en de evaluatie van gemaakte afspraken (uit het psychologisch contract) komen in de functioneringsgesprekken aan de orde. 6.2 Vasthouden van resultaten (Indicator X) In de aanmelding meldt de school als ontwikkeling het volgende. De invoering van de toetsbanden (op hetzelfde moment in hetzelfde leerjaar een gelijke toets met gelijke normering afnemen) is gecontinueerd en blijkt zeer goed te werken. Op school- en sectieniveau wordt de PDCA-cyclus (plan-do-check-act) slechts gedeeltelijk gehanteerd. Er wordt per vak geen jaarlijkse ambitie afgesproken, noch wordt een gezamenlijke didactische aanpak per sectie of jaarlaag vastgelegd (wat is een goede les?). Dat laat de school over aan het vakmanschap van de individuele docent. De leiding coacht de docenten bij hun ontwikkeling; docenten nemen deel aan ontwikkelteams en intervisie. De directie zegt dat ze vanuit een visie op leidinggeven aan docenten werkt op overtuigingsniveau, waarbij duurzame ontwikkeling bereikt wordt via reflectie, tijd en ruimte geven. De directie heeft niet gekozen voor een meer instrumentele benadering voor het vasthouden van de resultaten, maar voor een schoolontwikkeling op basis van vertrouwen en waardering. Hiermee is op individueel niveau niet direct transparant hoe elke docent zijn of haar ambities en doelen wil bereiken, of het bereikte niveau wil vasthouden. De kwaliteitsdoelen per docent zullen daardoor kunnen verschillen en een gezamenlijke kwaliteit over de hele breedte van het onderwijsaanbod kan minder makkelijk worden gewaarborgd. De CE-resultaten zijn min of meer stabiel; deze liggen de afgelopen vier jaren rond de 6,7 en 6, Kwalificatie, professionaliteit, schoolkennis (Indicator XI) In de aanmelding beschrijft de school geen recente ontwikkeling binnen deze indicator. 7

8 De verantwoordelijkheid voor de (verdere) professionalisering van de docenten belegt de schoolleiding laag in de organisatie: elke docent mag zelf aangeven of en welke cursus of scholingsactiviteit hij/zij wil volgen. Daarnaast tracht de schoolleiding de docenten via studiedagen te verleiden om hun professionaliteit verder te ontwikkelen. Voor sommige docenten werkt dit beter dan voor andere. Een gezamenlijke scholingsopzet en een sturende ontwikkeling van een professionele cultuur past niet goed in de huidige cultuur van individuele autonomie en verantwoordelijkheid. De meest recente tevredenheidonderzoeken zijn afgenomen in Gemiddelde score op de tevredenheidonderzoeken Medewerkertevredenheid Gemiddelde score school - Landelijke score - Oudertevredenheid 7,9 7,2 Leerlingtevredenheid 6,9 6,8 In haar aanmeldingsformulier geeft de school aan dat ze naar aanleiding van de tevredenheidonderzoeken de volgende stappen heeft gezet. Intensiever contact met ouderklankbordgroepen, meer overleg met de leerlingenraad, verbouwingsplannen van het gebouw gericht op meer faciliteiten voor de leerlingen. Het schoolklimaat scoort positief in diverse enquêtes: ouders en leerlingen vinden het een veilige school en zijn er meer dan gemiddeld tevreden over. Het oordeel over de variatie aan werkvormen en de differentiatie in het didactisch handelen van leerkrachten is minder gunstig. 7. Het excellentiebeleid van de school (Criterium 5) Uitgangspunt van de jury is dat een excellente school zeer goede resultaten behaalt en een weloverwogen onderwijsinrichting laat zien. Daarenboven kan een school op een specifiek excellentiegebied uitblinken. Dat kan betrekking hebben op diverse zaken en bijvoorbeeld gericht zijn op een inhoudelijk domein en/of op een specifieke groep leerlingen. 7.1 Het schooleigen excellentiebeleid (Indicator XII) In haar aanmeldingsformulier noemt het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium als recente ontwikkeling het volgende. Excellentietrajecten en -projecten in de bovenbouw verder uitgewerkt; eerste groep leerlingen heeft certificaten ontvangen en daarover tijdens een presentatieavond aan ouders, leerlingen en personeel in het openbaar verslag gedaan. Excellentieprojecten in de onderbouw zijn en worden uitgebreid. Meer leerlingen nemen deel, het aanbod is toegenomen; meer vaksecties nemen deel. Het excellentiebeleid van deze school bestaat vooral uit de volgende onderdelen 8

9 (zie ook Indicator III). Leerlingen zo veel mogelijk de ruimte geven om de eigen talenten te ontwikkelen en hen uit te dagen ambitieus te zijn (bijvoorbeeld het kiezen van extra vakken). De realisatie en uitbreiding van de Olympos-modules, het Novum-programma, de kunstvakken, Cambridge Engels en Delf Frans. Het doel is om het aantal deelnemende leerlingen en docenten jaarlijks te laten toenemen en dat wordt gerealiseerd. Het ontwikkelen en uitvoeren van de Olympos-modules is volgens docenten en directie de kraamkamer voor leerstofinhoudelijke en didactische vernieuwing. Voorts zijn er vakprojecten die voor alle leerlingen verplicht zijn; deze bieden leerlingen een extra uitdaging en zijn bedoeld om hen op een hoger niveau te brengen. 7.2 Erkenning door externe partijen (Indicator XIII) In de aanmelding beschrijft de school de volgende recente ontwikkeling. Andere scholen komen op bezoek om te vernemen hoe de excellentieprojecten bij ons gestalte hebben gekregen. Afdelingsleiders van ons gymnasium gaan bij andere scholen op bezoek om hierover te adviseren. De jury heeft diverse referenten gevraagd in hoeverre ze de kwaliteit van het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium onderschrijven en het excellentiebeleid van de school herkennen. Van twee referenten kreeg de jury een reactie. Uit deze referenties komt onder meer naar voren dat de school met veel succes werkt aan een professionele cultuur, dat ze een uitdagend programma biedt en dit deelt met haar partners, en dat de school een sterk pedagogisch klimaat heeft. 7.3 Versterking van het excellentiebeleid in de toekomst (Indicator XIV) In de aanmelding noemt de school als recente ontwikkeling het volgende. Overwogen wordt nieuwe vakken in te voeren; er wordt in het gebouw geïnvesteerd om het onderwijs in de bètavakken beter vorm te kunnen geven. Er wordt geïnvesteerd in extra personele ondersteuning bij practicumonderwijs in de bètavakken. Leerlingen worden gestimuleerd om extra, niet verplichte examenvakken te kiezen. De school heeft niet in een apart document een (smart uitgewerkt) actieplan opgesteld om het excellentiebeleid verder te ontwikkelen. De schoolleiding heeft daarover wel een aantal gedachten. De bestaande ontwikkelingen en initiatieven zullen worden uitgebreid, zowel naar andere leerjaren, als inhoudelijk naar nieuwe activiteiten, zoals Goethe Duits en differentiatie binnen de vakken. De kernvraag is hoe de school zal omgaan met de spanning tussen het individuele leerproces, het versterken van de samenhang tussen de vakken en van de transfer van de sterke punten van de (extra) projecten naar het reguliere onderwijs. 8. Opmerkingen Inspectie Geen aanvullende opmerkingen. 9

10 9. Conclusie van de jury Het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium is een zelfstandig gymnasium met zo n 900 leerlingen. In 2012 en in 2013 heeft de school het predicaat Excellente School ontvangen. Het rendement van de onderbouw is de afgelopen jaren bovengemiddeld; het rendement van de bovenbouw is hoog. Gemiddeld scoort de school uitstekend op het centraal examen. Vergeleken met andere zelfstandige gymnasia zijn deze scores gemiddeld te noemen. Op de kernvakken scoort de school in deze vergelijking bovengemiddeld, op de klassieke talen ondergemiddeld. De school biedt een breed scala van verbredings-, verdiepings- en verrijkingsmogelijkheden, zoals een honoursprogramma in onder- en bovenbouw, versterkt talenonderwijs, activiteiten in het kader van ontwikkeling van burgerschap, cultuurmodules, enzovoorts. De school wil zich gaan richten op meer flexibiliteit en keuzemogelijkheden voor de leerling in het kader van de individuele talentontwikkeling. Hiertoe heeft ze actieplannen voor secties opgesteld. De school stimuleert een cultuur van ambitie en uitdaging voor de leerlingen; 9% heeft een lager advies dan vwo. Onder hen bevinden zich sociale klimmers. De school heeft hiervoor bijzondere aandacht. De leerlingen worden breed gevolgd op hun prestaties en ontwikkelingen. Het mentoraat speelt hierbij een rol. Er zijn ruime mogelijkheden voor leerlingen die meer aankunnen. Er is een zorgstructuur voor leerlingen die extra aandacht behoeven. Leerlingen in de onderbouw die cognitieve ondersteuning nodig hebben, kunnen begeleiding krijgen van bovenbouwleerlingen. De inrichting van het onderwijsleerproces kenmerkt zich door een breed onderwijsaanbod en een scala aan ontwikkelingsmogelijkheden voor de leerlingen. De directie bespreekt met de docenten de behaalde resultaten, de effectiviteit en kwaliteit van de toetsing, het voldoen aan gestelde indicatoren en de 360 gradenfeedback. Deze aanpak leidt niet bij alle secties tot de gewenste verbetering. Het verband tussen de inrichting van het onderwijsleerproces en de resultaten is aantoonbaar. De docenten worden op hun resultaten gevolgd. De verdere ontwikkeling van het onderwijsleerproces wordt laag in de organisatie gelegd en gemonitord. Het vasthouden en verbeteren van resultaten word niet zozeer opgepakt vanuit een instrumentele benadering, maar veeleer vanuit vertrouwen in en waardering voor de professionaliteit van de individuele docent. Daarbij moet de directie wel oog houden voor de borging en de ontwikkeling van de verschillende kwaliteiten. Het excellentieprofiel van de school kenmerkt zich door een breed aanbod, zowel binnen de reguliere vakken als extracurriculair, waarbij de leerlingen hun talenten zo optimaal mogelijk kunnen ontplooien. Het vastleggen en gericht doorontwikkelen van dit profiel is een aandachtspunt. Sterke punten van de school zijn het brede aanbod en het creëren van een cultuur waarin ambitie gewaardeerd wordt. Dit stimuleert leerlingen zich te 10

11 ontwikkelen en het beste uit zichzelf te halen. De directie werkt vanuit het overtuigingsgesprek met de docenten aan de ontwikkeling van het onderwijs en de ontwikkeling van de docenten zelf. De verantwoordelijkheid voor ontwikkeling, borging en verbetering wordt laag gelegd. Er is vertrouwen vanuit de directie. Als aandachtspunt wil de jury hierbij meegeven, dat de directie nadrukkelijker kan optreden wanneer ontwikkeling, borging en/of verbetering uitblijven, zoals bij de resultaten voor de klassieke talen. Dit om de excellentie ook in de toekomst te continueren. De school als geheel heeft een coherent verhaal: de aanpak komt voort uit een visie en leidt tot resultaten. Alles overziende is de jury van oordeel dat het Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium op basis van de door de jury waargenomen kenmerken en gerapporteerde bevindingen het predicaat Excellente School (gymnasium) 2014 toekomt. De school is op hoog niveau gebleven en er is sprake van verdere ontwikkeling op diverse en relevante terreinen. 11