Sociale index Leeuwarden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Sociale index Leeuwarden"

Transcriptie

1 RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving EINDRAPPORTAGE Sociale index Leeuwarden wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek

2 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO Research en Advies. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van RIGO Research en Advies. RIGO Research en Advies aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

3 RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving EINDRAPPORTAGE Sociale index Leeuwarden Opdrachtgever Gemeente Leeuwarden Auteurs Johan van Iersel Henriette Rombouts Esther Cozijnsen Uitgave mei 2011 Rapportnummer RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade AC Amsterdam Telefoon Fax E -mail info@rigo.nl

4

5 Inhoudsopgave Samenvatting Sociale index Leeuwarden i I Hoe gaat het met Leeuwarden: Waarom een Sociale Index? i II Wat is de Sociale Index en hoe werkt het i III Resultaten: Sociale Index Leeuwarden 2011 iv Hoofdstuk 1 Inleiding Ontwikkeling van de sociale index Leeswijzer 2 Hoofdstuk 2 Het conceptueel kader 3 Hoofdstuk 3 De Leeuwarder index Inleiding Visie in het kort (Inter)persoonlijke competenties De leefomgeving Participatie Resumerend: Leeuwardens Sociale Index 12 Hoofdstuk 4 Resultaten Enkele dilemma s Resultaten per gebied De cijfers achter de wijkschijven 25 Hoofdstuk 5 Theoretisch kader sociale index Sociaal domein en sociale kwaliteit Sociaal kapitaal Competenties Participatie Stedelijke Infrastructuur De context van de wijk 50 Wijkindeling Leeuwarden 2010 Inhoudsopgave

6 6 Hoofdstuk 6 Technische operationalisatie Indicatoren Rapportcijfers Weging 55 Hoofdstuk 7 De werkwijze Inleiding Stap voor stap richting de sociale index 56 Hoofdstuk 8 Literatuur 59 Bijlagen Wijkindeling Leeuwarden Vragenlijst 65 Normtabellen 81

7 i Samenvatting Sociale index Leeuwarden I Hoe gaat het met Leeuwarden: Waarom een Sociale Index? De gemeente Leeuwarden hecht groot belang aan het goed in de gaten houden hoe het met haar burgers in de wijken gaat. Een veilige, duurzame en ongedeelde gemeente waar respectvol met elkaar omgegaan wordt. De sociale pijler neemt een belangrijke plaats in het beleid van het College. Waar en waarin geïnvesteerd moet worden in het sociaal domein is een centrale vraag wanneer het gaat om het verdelen van (schaarse) middelen. Daarom is het van belang dat de vinger aan de pols gehouden kan worden, de pols van de wijken en de bewoners in die wijken. Sinds 1991 hanteert de gemeente Leeuwarden daarvoor het zogenaamde wijksignal e- ringssysteem (WSS), vooral gericht op (ook sociale) effecten van stedelijke vernieuwing. Dit instrument heeft jaren goede dienst gedaan, echter, om de ontwikkelingen in het sociaal d o- mein in de wijken nog beter te herkennen is een geavanceerder instrument nodig. Dit instrument is de Sociale Index. Een instrument dat zijn waarde al bewezen heeft in Rotterdam en dat nu op maat ontwikkeld is voor Leeuwarden. Dit instrument geeft de gemeente, haar partners en de burgers de mogelijkheid om in één oogopslag te zien hoe het ervoor staat in de wijken en hoe de wijken zich ontwikkelen. Daarmee is het een instrument dat ondersteunt bij het nemen van investeringsbeslissingen en het monitoren of beleidsinterventies inderdaad ook het gewenste effect sorteren in de wijken en voor de burgers. De sociale index: 1. Biedt inzicht in de ontwikkelingen op beleidsmatig genoemde inhoudelijke thema s 2. Geeft verschillen weer tussen wijken 3. Laat ontwikkelingen in de tijd zien 4. Biedt aanknopingspunten voor interventies II Wat is de Sociale Index en hoe werkt het De Sociale Index is zoals gezegd als eerste ontwikkeld in Rotterdam en daarna ook voor de gemeenten Assen en Heusden. Tijdens de ontwikkelingsfase heeft een wetenschappelijke raad toegezien op de wetenschappelijke verantwoording van het i nstrument. De belangrijkste dimensies die tezamen een afgewogen en gedegen beeld geven van de sociale kwaliteiten van wijken en mensen zijn in nauwe samenspraak met de wetenschappelijke adviesraad tot stand gekomen. In de figuur is schematisch de opbouw van het sociaal domein geschetst en het denkmodel dat erachter ligt. In hoofdstukken 2 en 5 wordt hier uitgebreid op in gegaan. Samenvatting

8 ii (Deels) beïnvloedbare voorwaarden Participatie/ uitsluiting / polarisatie (inter)persoonlijk: Opleiding Inkomen Gezondheid taalbeheersing Omgeving: Geen discriminatie Geen vervuiling en overlast Passende huisvesting Adequate voorzieningen Sociaal-economisch Maatschappelijk Sociaal-cultureel Sociale contacten Familiariteit Normatieve integratie Vertrouwen met buurt Niet (direct) beïnvloedbare voorwaarden (context) Demografie (leeftijd, samenstelling huishoudens), etniciteit, economie (conjuncturele ontwikkelingen), migratie, historie, vaste buurtkenmerken zoals ligging t.o.v. centrum e.d. Leeuwarden is Rotterdam niet, en ook geen Assen, de lokale situatie is vanzelfsprekend altijd een factor van belang voor een goede sociale index. Daarom is naast dit wetenschappelijk g e- fundeerde denkkader en de daaruit voortvloeiende dimensies, juist maatwerk bij het bepalen van de indicatoren waarop gemeten wordt nodig. In nauwe denk - en samenspraak met de gemeente heeft RIGO de indicatoren bepaald. De vier dimensies die tezamen de sociale index vormen zijn (inter-)persoonlijke competenties/capaciteiten van burgers, leefomgeving, meedoen en binding. Voor Leeuwarden zijn de volgende indicatoren aan deze dimensies gekoppeld: Dimensies Sociale Index (inter)persoonlijke competenties (capaciteiten) Leefomgeving Participatie (meedoen) Indicatoren Sociale Index opleiding, inkomen, gezondheid, taalbeheersing fysiek (woonomgeving, voorzieningen) sociaal (omgang tussen bewoners, overlast en veiligheid) sociaaleconomisch (school, werk) maatschappelijk (vrijwillige inzet: vrijwilligerswerk, mantelzorg, inzet voor de wijk) sociaal-cultureel (vrije tijd: sport, recreatie, cultuur) sociale contacten (familie, vrienden, eenzaamheid) familiariteit (binding mensen: thuis voelen, elkaar kennen, prettige omgang buren) binding aan de wijk en stad (verhuizingen, mutatie, vertrouwen in de stad, woonduur) Sociale index Leeuwarden

9 iii In hoofdstuk 3 worden alle indicatoren per dimensie beschreven. De indicatoren zijn vervolgens onderzocht: bronnen zijn zowel feitelijke e/o objectieve onderzoeksgegevens als enquêteresultaten. In elke wijk van Leeuwarden zijn enquêtes uitgezet bij de burgers. De volgende stap in het maken van een goede sociale index want recht doend aan de realiteit, is het wegen en waarderen van de resultaten. De sociale index werkt namelijk met een schaal van 1 tot 10, waarbij per indicator bepaald moet worden hoe de Leeuwardense score gewaardeerd moet worden. Wegen en waarderen kan slechts gedeeltelijk door benchmarking met andere gemee n- ten, de zogenaamde referenties. Minstens even belangrijk en voor een aantal indicatoren ook de enige mogelijkheid (bv omdat er geen geëigende referentiegegevens zijn) is de inbreng van praktijkdeskundigen van de gemeente zelf, mensen die de wijken en burgers in Leeuwarden heel goed kennen. Vanuit de gemeente heeft een projectgroep waarin alle relevante disciplines vertegenwoordigd zijn aan de berekende uitkomsten (veelal percentages) een waardeoordeel gegeven door middel van een rapportcijfer. Op basis daarvan is een schaal per indicator on t- wikkeld. In hoofdstuk 4 kunt u deze schalen terugvinden, en ook de visueel we ergegeven index per wijk, waarover in de volgende paragraaf meer. In hoofdstuk 7 wordt nader op d e gevolgde werkwijze ingegaan. Om ontwikkelingen zichtbaar te maken zal de meting met regelmaat herhaald moeten worden. De gemeente Leeuwarden is van plan om dit iedere twee jaar te doen. Dat is lang genoeg om eventuele ontwikkelingen te kunnen zien, en tegelijkertijd kort genoeg om echt de vinger aan de pols te kunnen houden. Samenvatting

10 iv III Resultaten: Sociale Index Leeuwarden 2011 Hoofdstuk 4 is waarschijnlijk het meest interessante hoofdstuk van deze rapportage: het bevat de resultaten op gemeenteniveau en op wijkniveau. Deze resultaten zijn visueel weergegeven, in één oogopslag kan gezien worden hoe een wijk ervoor staat en welke zaken meer of juist minder (beleids)aandacht behoeven. Bij de volgende meting over twee jaar is de ontwikkeling op dimensies en indicatoren zichtbaar. Voor de resultaten per wijk verwijzen we u naar hoofdstuk 4, hier alvast wel de Sociale Index voor geheel Leeuwarden, we laten het beeld voor zich spreken en de duiding ervan aan de lezer en (andere) professionals en bestuurders. Behalve in rapport vorm is de Sociale Index ook op internet beschikbaar, wat de toeganke lijkheid en de bruikbaarheid van het instrument vergroot. Leeuwarden stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek > 7 6,0-7,0 5,5-6,0 5,0-5,5 < 5,0 Sociale index Leeuwarden

11 v Samenvatting

12

13 INLEIDING 1 Hoofdstuk 1 Inleiding Doorpakken in nieuwe tijden! Deze daadkrachtige titel is van het collegepr o- gramma van de gemeente Leeuwarden en geeft de ambitie weer die B&W in de periode wil realiseren. Ljouwert neemt haar verantwoordelijkheid als hoofdstad van Fryslân. Werken aan een veilige, duurzame en ongedeelde gemeente waarin respectvol met elkaar omgegaan wordt, staat centraal. Ieder die het nodig heeft kan op de gemeente vertrouwen. De soc i- ale pijler neemt dan ook een belangrijke plaats in. Binnen die sociale pijler wordt door het college de nadruk gelegd op activeren (meedoen), sociale stijging en zelfredzaamheid. De mensen, kinderen en jongeren voorop, staan centraal en de aanpak is gebieds- en vindplaats-gebonden. De gemeente Leeuwarden wil een sociale wijkindex gaan hanteren die in één oogopslag een beeld geeft van een wijk, in brede zin. Met behulp van de wijkindex kunnen onderbouwde keuzes worden gemaakt over beleidsmaatr e- gelen, prioriteiten gesteld worden over de inzet van middelen. 1.1 Ontwikkeling van de sociale index De gemeente Leeuwarden hanteert sinds 1991 een wijksignaleringssysteem. Dit instrument is oorspronkelijk opgezet vanuit behoefte aan informatie voor de stedelijke vernieuwing. Het heeft jarenlang goede dienst gedaan en h eeft een schat aan data opgeleverd waarmee ook trends goed zichtbaar zijn g e- maakt. De gemeente heeft echter inmiddels behoefte aan een vernieuwing van dit instrument en heeft besloten om een sociale wijkindex naar het voorbeeld van de sociale index in Rotterdam te ontwikkelen. Centrale uitgangspunten voor de wijkindex - die in sterke mate hebben bepaald hoe de sociale index er in Leeuwarden uit ziet zijn: De wijkindex is een passende opvolger van het wijksignaleringssysteem waarbij het streven is dat de basis-set indicatoren van het wijksignaleringssysteem ook in de toekomst gewaarborgd wordt; De wijkindex is een aanvulling op de methodiek tellen en vertellen, waarvan het gebruik voor het maken van analyses in prestatieafspraken met de corporaties is vastgelegd; De wijkindex is op internet te raadplegen; De wijkindex is met het nadrukkelijke beeld van een G27 stad ontwikkeld. RIGO Research en Advies heeft in 2007 voor de gemeente Rotterdam een sociale index ontwikkeld. Een wetenschappelijke adviesraad heeft daarbij als klankbord gefungeerd en bewaakt dat wetenschappelijke inzichten en ui t- gangspunten voldoende geborgd werden. De centrale doelstelling van de sociale index is inzicht bieden in meedoen en binden.

14 2 INLEIDING RIGO heeft samen met een gemeentelijke projectgroep een sociale index voor Leeuwarden ontwikkeld. De basis daarvoor is gelegd door het Rotte r- damse model en vervolgens op maat gemaakt voor Leeuwarden zodat de Leeuwarder index aansluit bij de lokale situatie en het beleid en de wen sen van de gemeente Leeuwarden. De sociale index voor Leeuwarden is voor alle geïnteresseerden te raadplegen op internet. 1.2 Leeswijzer Bij de ontwikkeling van de sociale index wordt gebruik gemaakt van de kennis en uitwerking van de sociale index voor de gemeente Rotterdam. Ten behoeve van de index voor Leeuwarden is bekeken of er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn. Dit is slechts in beperkte mate het geval. Wel verschilt de sociale problematiek in een stad als Leeuwarden natuurlijk flink van die in Ro t- terdam. Maar dan gaat het dus vooral om de aard en omvang, niet zozeer om het conceptueel raamwerk. Onderhavige rapportage bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt het conceptueel kader op hoofdlijnen besproken (hoofdstuk 2) en vervolgens worden de gerelateerde indicatoren geïdentificeerd (hoofdstuk 3). Behalve sociale-index-indicatoren van algemene(re) aard, is er binnen de sociale index methodiek ook ruimte om specifieke indicatoren voor Leeuwarden te benoemen. In hoofdstuk 4 worden de gegevens uit de verschillende onderzoeksbronnen gekoppeld aan de indicatoren van de sociale index. Tot slot zijn de resultaten grafisch weergegeven voor Leeuwarden als geheel en voor de afzonderlijke wijken. In het tweede deel van het rapport worden de achtergronden van de index weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de wetenschappelijke achtergrond van de index nader verduidelijkt. Dit hoofdstuk sluit af met een checklist die is g e- bruikt bij het bepalen van de inhoud van de Leeuwarder index. In hoofdstuk 6 wordt de technische operationalisatie van de indicatoren in Leeuwarden besproken, inclusief de wijze waarop de indicatoren zijn genormeerd. In hoofdstuk 7 wordt de aanpak van de enquête die is gebruik bij het vullen van de index toegelicht.

15 HET CONCEPTUEEL KADER 3 Hoofdstuk 2 Het conceptueel kader Afbakening en uitgangspunten Er zijn vier centrale uitgangspunten die in sterke mate bepalen hoe de sociale index eruit ziet. De index moet: Inzicht bieden in de ontwikkelingen op beleidsmatig genoemde i n- houdelijke thema s (competenties van burgers betreffende taal, o p- leiding en inkomen; participatie van burgers, zowel arbeidsparticip a- tie als maatschappelijke participatie, binding van burgers met de straat en de wijk; gezondheid, gevoelsindex). Verschillen tussen wijken kunnen weergeven Ontwikkelingen in de tijd laten zien Aanknopingspunten bieden voor interventies Hoofdthema s en onderlinge verbondenheid Het conceptuele kader dat voor de sociale index wordt gebruikt, is weerg e- geven in figuur 2.1. Het gaat uit van drie thema s of zo men wil dimensies: 1. Voorwaarden op het vlak van competenties van burgers en de kwaliteit van de leefomgeving; 2. Participatie (meedoen) versus uitsluiting; 3. versus polarisatie. In het conceptuele kader wordt ook rekening gehouden met (4) de context. Hiertoe worden die aspecten gerekend (zoals de leeftijdsopbouw van de bevolking) die op zichzelf geen onderdeel uitmaken van de index omdat ze als weinig beïnvloedbaar worden beschouwd, maar wel van invloed zijn op elementen die in de index zitten (zoals gezondheid samenhangt met leeftijd). D e context wordt gebruikt om de elementen van de index nader te specificeren en betekenisvol te maken. De thema s zijn onderling verbonden. De voorwaarden bepalen in welke m a- te mensen kunnen participeren in de samenleving en participatie draagt bij aan binding. Daarnaast zijn er ook terugkoppelingen en zichzelf versterkende mechanismen te onderkennen. Bijvoorbeeld: hoe meer mensen zich verbo n- den voelen met hun wijk hoe meer zij geneigd zullen zijn zich in te zetten voor die wijk en hoe meer zij zich verbonden kunnen gaan voelen. En nog een andere: hoe meer mensen met taalproblemen participeren in de same n- leving (gaan sporten, in contact komen met Nederlanders) hoe sneller zij het

16 4 HET CONCEPTUEEL KADER Nederlands machtig zullen worden en hoe makkelijker ze vervolgens weer zullen deelnemen in de samenleving. De termen die bij binding zijn benoemd zijn onderling niet uitsluitend. Het zijn zaken die op grond van de literatuur alle op enige wijze van belang wo r- den geacht. Hoe zij zich onderling verhouden is niet geheel duidelijk ma ar dat ze op enige wijze een plek zouden moeten krijgen in de index is dat wel. Figuur 2-1 Conceptuee l kader socia le index (Deels) beïnvloedbare voorwaarden Participatie/ uitsluiting / polarisatie (inter)persoonlijk: Opleiding Inkomen Gezondheid taalbeheersing Omgeving: Geen discriminatie Geen vervuiling en overlast Passende huisvesting Adequate voorzieningen Sociaal-economisch Maatschappelijk Sociaal-cultureel Sociale contacten Familiariteit Normatieve integratie Vertrouwen met buurt Niet (direct) beïnvloedbare voorwaarden (context) Demografie (leeftijd, samenstelling huishoudens), etniciteit, economie (conjuncturele ontwikkelingen), migratie, historie, vaste buurtkenmerken zoals ligging t.o.v. centrum e.d. Voorwaarden Binnen de beïnvloedbare voorwaarden wordt een onderscheid gemaakt tu s- sen enerzijds de (interpersoonlijke) competenties van mensen en anderzijds de kwaliteiten die in de fysieke en sociale leefomgeving kunnen worden onderkend. De competenties willen we beperken tot de dimensies die in de literatuur ook als de meest essentiële worden beschouwd: opleiding, inkomen, gezondheid en taalbeheersing. De aspecten van de leefomgeving die van belang worden geacht zijn de voorzieningen (die participatie mogelijk maken), de afwezigheid van discriminatie en sociale onveiligheid, de afw e- zigheid van vervuiling en overlast en een passende huisvestingssituatie. Participatie Binnen de hoofddimensie participatie onderscheiden we vier verschillende vormen waarop mensen kunnen meedoen in de samenleving: sociaalecono-

17 HET CONCEPTUEEL KADER 5 misch (werk en opleiding), maatschappelijk (vrijwilligerswerk, mantelzorg), sociaal- cultureel (sport, cultuur, recreatie en ontspanning) en via niet doelgerichte maar daarmee niet zonder betekenis zijnde - contacten in de wijk en met vrienden en familie. De verschillende vormen waarop mensen kunnen meedoen in de samenleving zijn nominaal ; de ene vorm is niet beter of slechter dan de andere. Wel kan mogelijk als uitgangspunt worden gehanteerd dat meer participatie (of beter: een breder georiënteerde) participatie als beter wordt gekwalificeerd dan een eendimensionale participatie (bi j- voorbeeld alleen heel veel werken). Binnen de hoofddimensie binding/polarisatie komen die aspecten terug die sterk gerelateerd zijn aan wat met een gevoelsindex zou kunnen worden nagestreefd: de mate waarin er vertrouwen is, mensen elkaar kennen, d e- zelfde normen en waarden hebben, elkaar respecteren, zich verbonden voelen met de wijk. Het is wellicht mogelijk om in deze aspecten een ordinale verhouding te zien, waarbij de binding als het ware wordt opgebouwd via meer laagdrempelige aspecten als familiariteit, vertrouwen en onderling respect en culmineert in iets als identificatie.

18 6 DE LEEUWARDER INDEX Hoofdstuk 3 De Leeuwarder index 3.1 Inleiding In hoofdstuk 5 is een uitbreide theoretische onderbouwing terug te vinden die als basis heeft gediend voor het kader uit het voorgaande hoofdstuk. Hoofdstuk 5 mondt uit in een lijst met indicatoren die als checklist is gebruikt bij de Leeuwarder index. In dit hoofdstuk bespreken we de indicatoren die in Leeuwarden zijn gekozen als input voor de sociale index. Per hoofddimensie en per aspect wordt een beschrijving gegeven van de visie, ontwikkelingen en aandachtspunten zoals die door de gemeente Leeuwarden zijn beschreven in het collegeprogramma ( ). Op basis daarvan wordt een selectie van indicatoren gemaakt, die relevant zijn bij het invullen van de sociale index voor Leeuwarden. 3.2 Visie in het kort De gemeente Leeuwarden hecht veel waarde aan sociale cohesie, maatschappelijke zelfredzaamheid en participatie. De gemeente zet zich in voor een veilige, duurzame en ongedeelde leefomgeving, waarin mensen respectvol met elkaar omgaan. Samenwerking, ondernemerschap, burgerschap en vertrouwen staan daarbij hoog in het vaandel. Uitgangspunt van de gemeente is: van generiek naar specifiek, waarmee de gemeente aangeeft minder in te willen zetten op algemeen beleid en meer plaats te willen maken voor maatwerk. In de praktijk komt dat op het volgende neer: Wie hulp nodig heeft, kan dat krijgen. Wie het zelf kan, wordt gestimuleerd het zelf te doen. Geïntensiveerde beleidsinterventies (wijkaanpak, stedelijke vernieuwing) vinden plaats in de 10 bekende aandacht s- wijken van Leeuwarden. 3.3 (Inter)persoonlijke competenties Opleiding De school wordt door de gemeente Leeuwarden gezien als een belangrijke (en natuurlijke) vindplaats en werkplaats voor jongeren die problemen he b- ben. Aandachtspunt met betrekking tot het onderwijs is het stapelen van onderwijs, wat betekent dat men jongeren wil stimuleren om door te str o- men van bijvoorbeeld vmbo, via mbo, tot hbo. Het streven is om met behulp van kruisbestuiving tussen onderwijs en arbeidsmarkt, de kwaliteit van het onderwijs en de doorstroming te verbeteren.

19 DE LEEUWARDER INDEX 7 In Leeuwarden behaalt 80 tot 85 procent van de jongeren op eigen kracht een startkwalificatie. De overige 15 tot 20 procent lukt dat niet en dat leidt vaak tot schoolverzuim en schooluitval. Relevante indicatoren: aandeel VoortijdigSchoolVerlaters, aandeel jongeren met startkwalificatie, aandeel bewoners zonder startkwalificatie Inkomen De gemeente Leeuwarden voert een armoedebeleid, waarbij gezinnen met kinderen centraal staan. Kenmerkend voor de situatie in Leeuwarden is dat de armoede vaak langdurig aanwezig is, er niet of nauwelijks verbetering in komt en dat vooral het aantal kinderen dat in armoede leeft toeneemt. Een ander aandachtspunt is de sterke stijging van het aantal bijstandsgerechti g- den in De gemeente is voornemens de langdurigheidstoeslag en de norm van 120% voor het armoedebeleid te handhaven. Relevante indicatoren: aandeel met inkomen onder sociaal (120%), aandeel bijstandsgerechtigden, aandeel dat moeilijk kan rondkomen Gezondheid De gemeente heeft een gezonde bevolking hoog in het vaandel staan. Met onder meer het programma een leven lang bewegen en extra inzet op de gezondheid van kinderen en jongeren in aandachtswijken geeft de gemeente hier invulling aan. Gezondheid is moeilijk te meten. De indicator voor gezondheid kan dan ook op verschillende manieren worden samengesteld. Hierbij wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de reguliere gezondheidsenquête van de GGD. Relevante indicatoren: aandeel dat zich gezond voelt (tot 65), aandeel dat zich gezond voelt (65+), aandeel dat moeite heeft met alledaagse lichamelijke activiteiten Taalbeheersing Participatie in de samenleving is in de visie van de gemeente eerst en vooral de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Goed de Nederlandse taal spreken helpt, is voorwaarde, voor participatie. Als het gaat om de beheersing van de Nederlandse taal, zijn er in Leeuwarden twee aandachtgroepen te onderscheiden; de allochtone bevolking die de Nederlandse taal niet goed beheerst en autochtonen die laaggeletterd zijn. relevante indicatoren: : aandeel van de bevolking dat naar eigen zeggen de taal niet goed beheerst

20 8 DE LEEUWARDER INDEX 3.4 De leefomgeving De fysieke leefomgeving Onder de fysieke woonomgeving valt zowel de aantrekkelijkheid van de woonomgeving als de (fysieke) voorzieningen die in de omgeving aanwezig zijn. De gemeente streeft naar een onderhoudsniveau dat voldoende bi j- draagt aan de veiligheid en leefbaarheid. Groen in de wijken is speerpunt van beleid. Tevredenheid met de woonomgeving Bij de aantrekkelijkheid van de woonomgeving gaat het om de mate waarin de woningen, de straten en het straatmeubilair onderhouden en schoongehouden worden. Relevante Indicatoren: Tevredenheid met onderhoud/kwaliteit van de woonomgeving, rommel op straat, vuil naast containers, wijkschouw Fysieke voorzieningen De fysieke voorzieningen bestaan uit voorzieningen voor kinderen, jongeren en ouderen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en algemene voorzi e- ningen. In de sociale index is het wenselijk de meningen van bewoners over deze voorzieningen op te nemen. Relevante indicatoren: Mening bewoners groen, - speel- en algemene voorzieningen De sociale leefomgeving De omgang tussen bewoners De gemeente Leeuwarden hecht er veel waarde aan dat haar bewoners op een respectvolle manier met elkaar omgaan. Hierbij gaat het onder meer om de omgang tussen autochtonen en allochtonen, en tussen verschillende leeftijdsgroepen. De mate waarin mensen zich gediscrimineerd voelen door buurtbewoners geeft ook een indicatie van het respect dat mensen voor elkaar hebben. Relevante indicatoren: Beleefde discriminatie, omgang tussen leeftijdsgroepen Overlast en veiligheid Om overlast te verminderen en de veiligheid te vergroten pakt de gemeente Leeuwarden onmaatschappelijk gedrag van mensen die zich niet aan de r e- gels houden aan. Daarnaast vindt de gemeente dat het weer gewoon moet worden dat mensen elkaar aanspreken op elkaars gedrag. In de integrale veiligheidsmonitor (2008) wordt veiligheid zowel op objecti e- ve als op subjectieve wijze gemeten. De objectieve veiligheid wordt in kaart

21 DE LEEUWARDER INDEX 9 gebracht met behulp van registratiegegevens over de mate waarin burgers slachtoffer zijn geweest van verschillende vormen van criminaliteit. De subjectieve kant van veiligheid wordt gemeten met enquêtegegevens over onve i- ligheidsgevoelens en de mate waarin volgens de bewoners bepaalde openb a- re orde- en veiligheidsproblemen voorkomen in hun woonomgeving. Daaronder vallen echter ook allerlei vormen van overlast, die we in de sociale index als apart aspect overlast opnemen. Veiligheid Voor het invullen van de sociale index zullen we zo veel mogelijk gebruik maken van registratiegegevens. Daarnaast is echter ook de beleving en het veiligheidsgevoel van de bewoners van belang. Objectieve en subjectieve gegevens hoeven immers niet met elkaar overeen te komen. De veiligheidsindicatoren laten we zo veel mogelijk aansluiten bij de integrale veiligheidsindex (2008). In dat kader zijn de benodigde gegevens voor veiligheid: registraties en enquêtegegevens m.b.t. diefstal en criminaliteit en het veiligheidsgevoel. Overlast De indicator verkeersoverlast bestaat in de integrale veiligheidsindex uit de vragen naar: agressief verkeersgedrag, geluidsoverlast door ve r- keer, te hard rijden en aanrijdingen. Voor het aspect ernstige overlast is een selectie gemaakt uit de vragen naar buurtproblemen die als ernstig worden aangemerkt. De benodigde indicatoren zijn: dronken mensen op straat, mensen die op straat worden lastiggevallen, drugsoverlast en overlast van groepen jongeren. Relevante indicatoren: Overlast van diefstal en criminaliteit, het veiligheidsgevoel; verkeersoverlast; dronken mensen op straat, overlast van personen, drugsoverlast In de wijkschijven wordt de sociale leefomgeving aangeduid met de beschri j- ving sociaal en veilig. 3.5 Participatie Leeuwarden heeft een duidelijke integratievisie en voert (wijkgericht) beleid dat gericht is op het verbinden van integratie aan participatie en emancip a- tie. De gemeente probeert de participatie in de Leeuwarder samenleving te bevorderen door het vergroten van de betrokkenheid, ontmoeting en meedoen Sociaaleconomische participatie In de ogen van de gemeente zijn er nog te veel mensen in Leeuwarden die aan de onderkant van de arbeidsmarkt en van de samenleving staan. De g e- meente is daarom van plan met het Participatiebudget met name in te ze t- ten op een geïntegreerd aanbod en maatwerk dat gericht is op jongeren, gezinnen met kinderen en alleenstaande ouders.

22 10 DE LEEUWARDER INDEX Schoolparticipatie Met schoolparticipatie wordt gedoeld op het aandeel jongeren zonder startkwalificatie dat nog naar school gaat. Verschil met het aandeel VSV ers is dat daarbij het aandeel ten opzichte van alle jongeren genomen wordt, dus inclusief de jongeren die al een startkwalificatie hebben. Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie kan op twee manieren uitgedrukt worden; netto en bruto. Met de netto arbeidsparticipatie wordt het aandeel van de b e- roepsbevolking bedoeld dat daadwerkelijk werkt, terwijl de bruto a r- beidsparticipatie het gedeelte van de beroepsbevolking omvat dat in principe zou kunnen werken. Mensen die tot deze laatste groep behoren worden ook wel de niet-werkende werkzoekenden genoemd. Relevante indicatoren: aandeel schoolgaande jongeren, aandeel niet-werkende werkzoekenden In de wijkschijven wordt de sociaaleconomische participatie aangeduid met de beschrijving school en werk Maatschappelijke participatie In Leeuwarden heeft in de afgelopen jaren de nadruk gelegen op een sluitende aanpak op het terrein van re-integratie. Voor sommige mensen zijn de reintegratie instrumenten echter niet of minder effectief. Hen wordt onder andere de mogelijkheid geboden om vrijwilligerswerk te d oen met behoud van de uitkering. Doel van de gemeente is om de sociale steunstructuur te versterken, waarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteuning wordt geboden. Relevante indicatoren: De mate waarin vrijwilligerswerk wordt gedaan en mantelzorg wordt verleend, de mate waarin men bereid is om mantelzorg te verlenen, aandeel dat zich verantwoordelijk voelt en zich inzet voor de wijk (of daartoe bereid is) In de wijkschijven wordt de dimensie maatschappelijke participatie aang e- duid met de beschrijving vrijwillige inzet Sociaal-culturele participatie (sport, ontspanning, recreatie en cultuur) De gemeente Leeuwarden vindt het belangrijk dat haar bewoners (ook de mensen die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt) de mogelijkheid hebben om ook op andere manieren deel te nemen aan de maatschappij. In welke mate dat gebeurt kan in kaart gebracht worden met verschillende ind i- catoren. Relevante indicatoren: Aandeel dat regelmatig aan sport doet, aandeel dat regelmatig horeca b e- zoekt, aandeel dat op andere wijze regelmatig onder de mensen is (religieuze bijeenkomsten, museumbezoek, theaterbezoek, hobby s met anderen)

23 DE LEEUWARDER INDEX 11 In de wijkschijven is de sociaal-culturele participatie terug te vinden onder het kopje vrije tijd Sociale contacten Het is lastig te beoordelen of het goed of juist niet goed is dat iemand veel of juist weinig sociale contacten heeft. De behoefte aan sociale contacten kan tussen verschillende mensen immers sterk variëren. Daarnaast is er een ve r- schil in intensiteit van sociale contacten, een korte conversatie met de buurman in de achtertuin is anders dan een etentje bij diezelfde buurman thuis. Het is daarom van belang een indicator op te nemen die aangeeft in welke mate de bewoners zelf vinden dat zij voldoende sociale contacten hebben buiten hun werk, school en gezinsleven. Relevante indicatoren: Aandeel dat regelmatig contact heeft met vrienden of familie, mate waarin men zich eenzaam voelt, aandeel waarin men contact heeft met wijkgenoten Familiariteit Familiariteit is een verzamelbegrip dat aangeeft in welke mate: - men zich thuis voelt in de wijk - mensen elkaar kennen - mensen de wijk gezellig vinden en saamhorigheid ervaren - de mensen op een prettige manier met elkaar omgaan Relevante indicatoren: Aandeel dat zich thuis voelt, gevoel dat mensen elkaar kennen, prettige omgang tussen bewoners In de wijkschijven is de familiariteit terug te vinden onder het kopje binding mensen De mate waarin mensen zich verbonden voelen met een wijk kan in kaart gebracht worden door naar verhuisbewegingen, verhuiswensen, vertrouwen en woonduur te kijken. Relevante indicatoren: Aandeel verhuizingen binnen/buiten de wijk, mutatiegraad, vertrouwen, verhuisgeneigdheid, woonduur De gemeente Leeuwarden hecht ook waarde aan de mate waarin de bewoners zich verbonden voelen aan de stad. Relevante indicatoren:

24 Participatie (meedoen) Leefomgeving Persoonlijke competenties 12 DE LEEUWARDER INDEX Aandeel verhuizingen binnen de gemeente, vertrouwen in de stad, Leeuwa r- der-gevoel 3.7 Resumerend: Leeuwardens Sociale Index In het onderstaande overzicht zijn alle indicatoren weergegeven die voor de sociale index van Leeuwarden van belang geacht worden, samen met de bronnen waaruit de indicatoren (indien beschikbaar) afkomstig zijn. Thema Aspect Gewenste indicatoren algemeen Bron Gewenste indicatoren Leeuwarden Bron Aandeel voortijdig schoolverlaters Gemeente Opleiding Aandeel jongeren met startkwalificatie Enquête Aandeel bewoners zonder startkwalificatie Enquête Gezond voelen Enquête Gezondheid Moeite met alledaagse lichamelijke activiteiten Enquête Taal Inkomen Sociaal Fysiek Vervuiling en overlast Sociaaleconomisch Veiligheidsindex Maatschappelijk Sociaalcultureel Sociale contacten Familiariteit met de stad met de wijk Taalbeheersing Moeite met rondkomen Enquête Gezinnen met kinderen onder sociaal minimum Gemeente Mate waarin mensen zich gediscrimineerd voelen door buurtbewoners Omgang tussen verschillende leeftijdsgroepen Veiligheidsgevoel Overlast van diefstal en criminaliteit Enquête Enquête Bekendheid met financiële gemeentelijke regelingen Registraties/ politiecijfers m.b.t. diefstal en criminaliteit Enquête Verkeersoverlast: agressief verkeersgedrag, geluidsoverlast door verkeer, te hard rijden en aanrijdingen Overig: dronken mensen op straat, mensen die op straat worden lastiggevallen, drugsoverlast en overlast van groepen jongeren Inkomen onder sociaal minimum Gemeente Aandeel dat in aanmerking komt voor 120%- regeling Gemeente Aandeel bijstandsgerechtigden Gemeente Aandeel bijstandsgerechtigden Gemeente Veiligheidsindex Veiligheidsindex Veiligheidsindex Tevredenheid met: - speelvoorzieningen - groenvoorzieningen Enquête - algemene voorzieningen Tevredenheid met de woonomgeving Enquête Objectieve gegevens (resultaten wijkschouw) Gemeente Rommel op straat, vuil naast containers Veiligheidsindex Veiligheidsindex Schoolparticipatie (aandeel jongeren dat naar school gaat) Gemeente Arbeidsparticipatie (aandeel niet-werkende werkzoekenden) Gemeente Aandeel dat mantelzorg verricht (of daartoe bereid Enquête is) Verantwoordelijkheidsgevoel Enquête Aandeel dat vrijwilligerswerk doet (of daartoe bereid is) Enquête Aandeel dat zich inzet voor de buurt (of daartoe bereid is) Enquête Aandeel dat regelmatig aan sport doet (min. 1 uur Enquête per week) Aandeel jongeren/kinderen dat aan sport doet Enquête Aandeel dat regelmatig café's, restaurants of discotheken bezoekt Aandeel dat regelmatig theatervoorstellingen, concerten, culturele festivals of musea bezoekt Aandeel dat regelmatig horeca bezoekt Aandeel dat regelmatig een kerk, moskee of godsdienstige bijeenkomsten bezoekt Aandeel dat regelmatig contact heeft met familie of vrienden Aandeel dat zich eenzaam voelt Aandeel dat vindt dat buren op een prettige manier met elkaar omgaan Aandeel dat vindt dat hij/zij woont in een gezellige buurt met veel saamhorigheid Aandeel dat zich thuis voelt in de wijk aandeel dat vindt dat buurtgenoten elkaar kennen Vertrouwen in de toekomst van de stad Leeuwarder-gevoel Verhuizingen binnen de gemeente Verhuisgeneigdheid Verhuizingen binnen de wijk Woonduur Mutatiegraad Enquête Enquête Enquête Enquête Enquête Enquête Enquête Enquête Niet beschikbaar Enquête Enquête Enquête Enquête Gemeente Enquête Gemeente Enquête Gemeente Aandeel dat regelmatig andere (creatieve) hobby's uitvoert in gezelschap van andere mensen Enquête

25 RESULTATEN 13 Hoofdstuk 4 Resultaten 4.1 Enkele dilemma s De sociale index is een relatief eenvoudig te hanteren applicatie om in korte tijd een goed beeld te vormen van de sociale problematiek in de wijken van Leeuwarden. De relatieve eenvoud maakt dat hij een breed bereik heeft en hopelijk door veel partijen zal worden gebruikt. Voor een goede interpretatie en toepassing zijn er nog wel wat ingewikkelde thema s die de aandacht vragen Voorkomen stigmatisering Aan de Rotterdamse versie van de sociale index ging een veiligheidsindex vooraf. Essentieel verschil tussen de veiligheids- en de sociale index is dat het op een thema als veiligheid vrij eenvoudig is deze te normeren. Hier geldt simpelweg: hoe veiliger, hoe beter. Bij de sociale index is het veel last i- ger te normeren. Bijvoorbeeld: Is een wijk met veel lage inkomens socialer dan een wijk met hoge inkomens? Vandaar dat de sociale index vooral moet worden gezien als analyse-instrument en niet als een normatief instrument om de meest sociale wijk te identificeren. In de uitwerking is ervoor gekozen alle dimensies te scoren in rapportcijfers en weer te geven met stoplichtkleuren. Hierdoor kleuren sommige wijken donkerrood en andere donkergroen. Deze presentatiewijze maakt de ve r- schillen tussen wijken goed duidelijk, maar tegelijkertijd kan de presentati e- wijze stigmatiserend werken. Om dit voorkomen moet goed nagedacht worden over de communicatie rondom de index en wellicht kan waar wenselijk de kleurschakering nog wat worden aangepast Betrouwbaarheid versus bruikbaarheid In een aantal wijken was de respons onvoldoende om op basis van het e n- quêtebestand betrouwbare uitspraken te doen. Overwogen is om sommige wijken samen te voegen om zo voor een weliswaar grovere geografische i n- deling wel een betrouwbaar beeld te krijgen. Echter, het gebruiksnut zou daarmee afnemen, omdat de wijken de eenheden zijn waarop bele id wordt geformuleerd en waarbinnen partijen samenwerken. Door samenvoeging in de index zou ongewenste verwarring kunnen worden gecreëerd. Om deze reden is ervoor gekozen toch voor de individuele wijken een sociale index op te stellen. De dimensies waarop het niet mogelijk was een betrouwbare score te berekenen, zijn hier met andere kleurschakering geduid. Zo

26 14 RESULTATEN wordt aan de gebruiker duidelijk gemaakt dat het om een indicatieve score gaat met grote onzekerheidsmarges. Bij herhalingsmetingen is het van groot belang hier oog voor te blijven houden. Als in deze wijken een indicator van kleur verschiet van oranje naar groen bijvoorbeeld dan weten we niet zeker of er ook in werkelijkheid iets is veranderd. In andere woorden: de ontwikkeling in deze wijken is o p deze indicatoren moeilijk te meten. Voor samengevoegde wijken is het wel mogelijk ontwikkelingen weer te g e- ven. Vandaar dat besloten is deze samenvoeging voor onderzoeksmatige doeleinden wel op te stellen Sociale stijging Het creëren van sociale stijging op de ladders wonen, vrije tijd, werk en opleiding - is in Leeuwarden een belangrijke beleidsdoelstelling. De sociale index levert veel informatie om de voortgang op dit front te monitoren. Wel geldt hierbij een belangrijke kanttekening. Het zijn vaak geen wijken die een sociale stijging doormaken, maar individuen. Als individuen deze stijging doormaken kan deze samengaan met een verhuizing uit de wijk. Wonen is immers terecht aangeduid als een van de ladders waarop men kan stijgen. Voor een belangrijk deel gaat het bij beleid gericht op sociale stijging in de kern om doelgroepgericht beleid dat gebiedsgericht wordt uitgewerkt. Het succes moet in dergelijke gevallen vooral dan ook aan de hand van de successen per doelgroep worden gemeten. Een project gericht op het bevorderen van de arbeidsparticipatie in een wijk kan uitermate succesvol zijn, zonder dat het leidt tot een wezenlijke afname van de werkloosheid in de wijk Taalbeheersing Taalbeheersing is ongetwijfeld een van de belangrijkste voorwaarden om te participeren. De indruk bestaat dat de problemen op dit terrein in Leeuwa r- den relatief groot zijn. Het grote probleem bij taalbeheersing is echter dat deze zeer lastig te meten is. Bij jongeren kan soms nog worden teruggevallen op de schoolprestaties, maar bij volwassenen blijft het erg lastig. In de voorliggende sociale index is gebruik gemaakt van de antwoorden op vragen ten aanzien van ervaren problemen met het lezen, spreken en schri j- ven in de Nederlandse taal. Deze werkwijze levert een inzicht in de verschillen tussen wijken en als de meetwijze constant blijft kunnen er relevante trends worden gesignaleerd. Echter: de mensen met echt grote taalprobl e- men, doen niet mee aan een onderzoek als dit, juist omdat ze de essentiële taalvaardigheid missen die nodig is voor het kunnen invullen van een enqu ê- te. De kwantitatieve omvang van de groep met taalproblemen kan dus niet worden bepaald. Om een scherp beeld te vormen van de problemen op het gebied van taalb e- heersing is nader onderzoek noodzakelijk.

27 RESULTATEN Sociaal isolement Eenzaamheid en sociaal isolement zijn belangrijke thema s, ook voor de to e- komst. De thema s komen in de sociale index terug onder sociale contacten. Bij deze dimensie is gekeken naar het aantal contacten dat bewoners hebben met familie en vrienden en hun gevoelens van eenzaamheid. De uitkomsten zijn in de index gepresenteerd op wijkniveau. Het databestand van de enquête kan echter ook worden benut om groepen te identificeren die te maken hebben met sociaal isolement en eenzaamheid. Een dergelijke aanvullende analyse kan worden benut om specifiek voor Leeuwarden het probleem nader te duiden. Vervolgens kan worden bezien of nader onderzoek noodzakelijk is.

28 16 RESULTATEN 4.2 Resultaten per gebied Dan nu de resultaten van de eerste meting. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de uitkomsten op hoofdlijnen. Eerst voor Leeuwarden in totaal en daarna per wijk. Voor alle wijken zijn de wijkschijven gemaakt, zoals ze ook op internet te vinden zullen zijn. Niet voor alle wijken zijn de resultaten geheel betrouwbaar. Deze indicatoren zijn slechts indicatief en worden in blauwtinten weergegeven. Hoewel Heechterp en Schieringen twee afzonderlijke wijken zijn, vormen zij gezamenlijk één werkgebied. Voor deze wijken is daarom alleen een gezamenlijke wijkschijf opgesteld. Voor Vogelwijk/Muziekwijk en Tranvaalwijk/Rengerspark en voor Wielenpôlle en Sch e- penbuurt zijn voor onderzoeksmatige doeleinden ook gezamenlijke wijkschi j- ven opgesteld. In paragraaf 4.3 wordt de achterliggende informatie weergegeven. Gemeente Leeuwarden wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek > 7 6,0-7,0 5,5-6,0 5,0-5,5 < 5,0

29 17 Wijk 10 Binnenstad Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 22 Vrijheidswijk Wijk 23 Lekkum en omgeving stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

30 18 Muziekwijk,Transvaalwijk & Vogelwijk stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 62 Vogelwijk & Muziekwijk Wijk 20 Transvaalwijk & Rengerspark stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

31 19 Wijk 24 Blitsaerd Wijk 30 Oldegalileën & Bloemenbuurt stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 31 Tjerk Hiddes & Cambuursterhoek Wijk 32 't Vliet stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

32 20 Wijk 33 Oranjewijk & Tulpenburg Wijk 36 Camminghaburen stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Heechterp & Schieringen Wijk 40 Achter de Hoven stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

33 21 Schepenbuurt & Wielenpôlle stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 41 Schepenbuurt Wijk 42 Wielenpôlle stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

34 22 Wijk 43 Huizum-Oost Wijk 44 Huizum-West stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 45 Aldlân Wijk 46 Nijlân stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

35 23 Wijk 50 Zuiderburen e.o. Wijk 51 Wirdum & Swichum stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 52 Wytgaard en omgeving Wijk 53 Goutum & De Zuidlanden (54) stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

36 24 Wijk 61 Vossepark & Helicon Wijk 63 Valeriuskwartier & Magere Weide stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal Taal mensen Capaciteiten Inkomen mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Wijk 64 Westeinde stad wijk/dorp Opleiding Gezondheid Taal mensen Capaciteiten Inkomen Sociale Index Sociale contacten Meedoen Leefomgeving Sociaal & Veilig Vrije tijd Vrijwillige inzet School en werk Vervuiling en overlast Fysiek Indicatief Betrouwbaar > 7 > 7 6,0-7,0 6,0-7,0 5,5-6,0 5,5-6,0 5,0-5,5 5,0-5,5 < 5,0 < 5,0

37 Aandeel voortijdig schoolverlaters Aandeel jongeren (18-27) met startkwalificatie Aandeel bewoners zonder startkwalificatie Gezond voelen (tot 65) Gezond voelen (65+) Moeite met alledaagse lichamelijke activiteiten Taal Inkomen onder sociaal minimum (120%) Aandeel bijstandsgerechtigden Moeite met rondkomen De cijfers achter de wijkschijven Opleiding Gezondheid Taal Inkomen Capaciteiten Wijk 10 Binnenstad 8,6 6,9 7,7 7,0 7,2 7,2 5,5 3,2 2,9 4,9 Wijk 20 Transvaalwijk & Rengerspark 6,3 6,4 6,3 6,9 5,9 4,6 8,7 5,4 6,1 5,7 Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. 6,7 5,8 4,2 6,1 5,8 4,0 2,0 2,8 2,0 3,0 Wijk 22 Vrijheidswijk 6,4 6,3 3,6 5,5 6,4 5,0 2,0 2,8 2,0 2,6 Wijk 23 Lekkum en omgeving 10,0 6,1 6,5 8,3 9,2 7,9 9,5 8,6 8,2 5,1 Wijk 24 Blitsaerd 10,0 7,5 7,1 8,9 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 Wijk 30 Oldegalileën & Bloemenbuurt 7,1 5,9 6,2 6,9 4,0 4,8 3,9 2,9 2,0 3,8 Wijk 31 Tjerk Hiddes & Cambuursterhoek 7,3 6,0 5,7 6,9 6,6 6,0 2,9 4,8 4,7 3,7 Wijk 32 't Vliet 7,6 6,7 7,0 6,7 7,8 6,3 8,1 4,0 3,3 4,9 Wijk 33 Oranjewijk & Tulpenburg 9,0 7,6 7,5 7,9 7,6 7,7 8,3 7,4 5,9 8,4 Wijk 36 Camminghaburen 5,9 5,1 5,4 6,8 6,6 5,9 6,7 7,8 7,4 6,1 Wijk 40 Achter de Hoven 8,1 7,1 6,0 7,4 8,4 7,5 4,5 4,4 3,5 4,9 Wijk 41 Schepenbuurt 5,2 5,6 3,1 8,2 3,6 3,5 1,9 2,6 2,0 1,9 Wijk 42 Wielenpôlle 3,0 4,1 1,9 6,0 3,0 4,8 1,9 2,7 2,0 2,3 Wijk 43 Huizum-Oost 6,5 5,6 6,0 8,0 4,7 5,4 2,3 7,8 7,0 8,0 Wijk 44 Huizum-West 7,3 5,8 6,3 7,8 7,4 7,6 6,6 5,8 5,6 5,8 Wijk 45 Aldlân 4,3 5,3 5,0 8,2 6,6 4,5 8,4 7,8 7,5 7,1 Indicatief Wijk 46 Nijlân 6,5 5,5 4,9 7,5 5,6 4,7 7,7 4,4 3,9 5,3 > 7 Wijk 50 Zuiderburen en omgeving 6,3 6,0 7,9 8,6 7,0 8,3 9,4 9,4 9,7 8,3 6,0-7,0 Wijk 51 Wirdum & Swichum 10,0 5,3 5,1 7,7 7,1 6,8 8,6 8,2 8,3 7,1 5,5-6,0 Wijk 52 Wytgaard en omgeving 10,0 6,7 7,2 8,5 8,7 8,4 9,3 6,6 8,1 8,6 5,0-5,5 Wijk 53 Goutum & De Zuidlanden (54) 10,0 6,0 7,5 8,8 8,1 6,4 9,6 9,2 9,7 8,8 < 5,0 Wijk 61 Vossepark & Helicon 9,3 7,9 7,5 7,8 7,7 6,6 9,7 8,6 8,6 8,4 Onbekend Wijk 62 Vogelwijk & Muziekwijk 9,0 6,3 7,6 8,1 5,9 7,8 7,2 6,6 7,3 7,9 Betrouwbaar Wijk 63 Valeriuskwartier & Magere Weide 5,3 5,0 6,9 7,9 8,3 7,2 6,6 2,8 2,5 6,4 > 7 Wijk 64 Westeinde 6,9 6,3 6,4 8,8 6,3 6,1 6,2 7,8 8,5 6,9 6,0-7,0 Gemeente Leeuwarden 7,1 6,0 6,0 7,1 6,5 6,0 4,7 5,0 4,8 5,0 5,5-6,0 Heechterp/Schieringen 6,0 4,8 4,6 5,8 7,0 5,0 1,9 2,7 1,9 2,9 5,0-5,5 Schepenbuurt/Wielenpôlle 4,7 5,3 2,6 7,3 3,5 3,9 1,9 2,6 2,0 2,0 < 5,0 Muziekwijk/Transvaalwijk/Vogelwijk 7,9 6,3 7,0 7,6 5,9 6,4 8,1 6,1 6,8 6,9 Onbekend

38 Mate waarin mensen zich gediscrimineerd voelen door buurtbewoners Omgang tussen verschillende leeftijdsgroepen Gevoel van onveiligheid Overlast van diefstal en criminaliteit Tevredenheid met speelvoorzieningen Tevredenheid met groenvoorzieningen Tevredenheid met algemene voorzieningen (% tevreden over alle voorzieningen) Tevredenheid met de woonomgeving Wijkschouwresultaten Rommel op straat, vuil naast containers Verkeersoverlast: agressief verkeersgedrag, geluidsoverlast door verkeer,te hard rijden en aanrijdingen Overig: overlast van personen, drugsoverlast 26 Sociaal Fysiek Vervuiling en overlast Leefomgeving Wijk 10 Binnenstad 7,3 7,3 3,6 4,1 4,1 6,4 6,1 5,4 7,2 4,7 4,3 2,9 Wijk 20 Transvaalwijk & Rengerspark 10,0 9,2 6,1 8,1 5,4 7,4 6,1 7,1 6,6 9,0 4,9 6,8 Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. 6,1 5,2 8,0 7,7 5,0 7,8 8,3 6,0 6,6 3,3 4,9 6,6 Wijk 22 Vrijheidswijk 6,0 2,7 5,1 8,4 6,3 6,9 5,9 4,8 6,6 2,8 4,6 4,1 Wijk 23 Lekkum en omgeving 3,0 9,9 9,5 7,0 5,9 7,6 5,5 9,1 7,7 9,1 6,9 7,8 Wijk 24 Blitsaerd 10,0 9,1 10,0-4,9 7,3 6,0 9,0-10,0 10,0 10,0 Wijk 30 Oldegalileën & Bloemenbuurt 8,6 6,8 7,2 7,8 4,7 6,1 5,9 4,5 6,7 4,0 4,8 5,8 Wijk 31 Tjerk Hiddes & Cambuursterhoek 9,0 3,2 8,7 6,9 6,5 6,9 6,5 5,2 6,8 3,0 4,4 6,3 Wijk 32 't Vliet 8,8 5,5 5,7 6,5 5,1 5,9 6,1 2,9 6,4 2,4 3,9 5,3 Wijk 33 Oranjewijk & Tulpenburg 10,0 8,7 8,0 7,4 7,6 6,0 6,2 7,9 6,4 5,7 6,1 5,9 Wijk 36 Camminghaburen 8,3 5,0 7,8 7,7 5,3 7,2 6,9 6,3 7,2 5,1 5,8 6,9 Wijk 40 Achter de Hoven 8,6 7,2 8,5 7,1 6,4 6,8 7,3 4,2 5,8 4,1 4,1 6,3 Wijk 41 Schepenbuurt 5,7 4,9 3,8 8,9 6,1 7,0 5,2 4,6 6,7 4,2 6,3 6,3 Wijk 42 Wielenpôlle 6,6 7,2 6,9 6,6 4,4 6,0 4,2 2,0 7,8 1,8 4,3 3,9 Wijk 43 Huizum-Oost 9,6 8,9 8,6 8,0 6,4 7,2 7,5 7,5 6,6 6,2 4,2 6,7 Wijk 44 Huizum-West 8,9 7,9 7,4 8,4 6,4 6,9 6,1 6,9 6,7 4,7 5,8 7,3 Wijk 45 Aldlân 6,0 4,6 7,7 8,2 4,9 7,2 5,3 5,5 6,4 4,8 5,9 7,3 Indicatief Wijk 46 Nijlân 8,7 8,1 8,1 8,8 5,8 7,4 6,3 6,9 7,6 4,9 4,7 7,2 > 7 Wijk 50 Zuiderburen en omgeving 8,8 8,8 9,4 9,2 6,4 7,4 7,0 8,2 7,8 8,5 6,8 8,3 6,0-7,0 Wijk 51 Wirdum & Swichum 10,0 8,5 9,9 9,0 5,9 6,5 6,0 6,8 8,3 8,2 7,3 9,2 5,5-6,0 Wijk 52 Wytgaard en omgeving 10,0 9,4 10,0 8,1 7,1 7,0 6,5 7,3 7,8 9,6 5,6 10,0 5,0-5,5 Wijk 53 Goutum & De Zuidlanden (54) 10,0 9,8 9,4-5,3 6,4 6,1 8,4 7,3 9,0 6,8 8,0 < 5,0 Wijk 61 Vossepark & Helicon 10,0 9,1 9,9 9,2 6,7 7,7 6,7 8,9 7,6 8,7 6,8 7,5 Onbekend Wijk 62 Vogelwijk & Muziekwijk 10,0 9,2 9,0 9,0 6,4 7,1 6,7 7,5 7,7 5,7 6,0 7,7 Betrouwbaar Wijk 63 Valeriuskwartier & Magere Weide 8,8 7,6 9,4 8,5 6,5 6,7 5,8 4,6 6,4 5,2 5,1 6,7 > 7 Wijk 64 Westeinde 10,0 7,4 9,2 9,1 5,6 7,2 7,0 6,8 8,1 8,8 5,9 7,5 6,0-7,0 Gemeente Leeuwarden 8,0 6,8 7,6 7,8 5,7 7,0 6,5 6,0 7,1 5,7 5,3 6,5 5,5-6,0 Heechterp/Schieringen 8,3 3,5 2,7 6,4 5,8 7,0 6,1 3,4 7,3 2,5 5,5 5,6 5,0-5,5 Schepenbuurt/Wielenpôlle 6,0 5,7 5,0 8,1 5,1 6,6 4,9 3,7 7,1 2,5 5,4 5,3 < 5,0 Muziekwijk/Transvaalwijk/Vogelwijk 10,0 9,2 7,8 8,6 5,8 7,2 6,5 7,3 7,2 7,1 5,5 7,3 Onbekend

39 Schoolparticipatie (aandeel jongeren dat naat school gaat) Arbeidsparticipatie (aandeel nietwerkende werkzoekenden) Aandeel dat mantelzorg verricht (of daartoe bereid is) Aandeel dat vrijwilligerswerk doet Aandeel dat zich inzet voor de buurt (of daartoe bereid is) Aandeel dat regelmatig aan sport doet (min. 1 x per week) Aandeel dat regelmatig café's, restaurants of discotheken bezoekt Aandeel dat regelmatig sociaalculturele activiteiten doet/ hobby's uitoefent Aandeel dat regelmatig contact heeft met familie of vrienden Aandeel dat zich (soms) eenzaam voelt Aandeel dat regelmatig contact heeft met wijkgenoten 27 Sociaaleconomisch Maatschappelijk Sociaal cultureel Sociale contacten Participatie Wijk 10 Binnenstad 7,3 6,1 7,1 4,7 5,0 6,0 8,8 6,6 6,7 4,5 3,7 Wijk 20 Transvaalwijk & Rengerspark 4,8 7,8 8,2 6,3 4,2 7,4 8,0 8,6 8,9 5,4 6,8 Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. 5,8 4,0 7,6 2,9 5,7 6,2 3,5 6,1 5,7 3,6 6,5 Wijk 22 Vrijheidswijk 5,1 4,0 7,5 2,8 5,2 5,0 4,9 4,7 5,3 2,4 4,6 Wijk 23 Lekkum en omgeving 10,0 7,6 9,0 7,9 8,2 9,0 7,9 6,0 6,4 7,2 9,1 Wijk 24 Blitsaerd 10,0 9,1 9,0 7,5 5,5 8,3 8,5 6,9 5,9 9,6 4,3 Wijk 30 Oldegalileën & Bloemenbuurt 6,1 5,5 8,8 5,0 6,3 7,9 6,5 6,3 5,6 5,0 4,8 Wijk 31 Tjerk Hiddes & Cambuursterhoek 6,2 6,6 8,8 5,2 3,9 7,0 5,6 6,6 7,4 6,3 4,7 Wijk 32 't Vliet 6,1 6,1 7,3 4,5 5,8 7,9 7,9 6,0 6,5 5,1 4,7 Wijk 33 Oranjewijk & Tulpenburg 7,5 6,0 5,9 5,9 5,3 9,2 8,5 6,2 6,8 6,8 5,8 Wijk 36 Camminghaburen 5,6 7,1 8,2 5,4 4,9 7,9 4,4 5,7 6,3 6,0 7,2 Wijk 40 Achter de Hoven 6,3 5,6 8,2 3,9 3,9 2,6 5,5 6,2 6,4 4,8 4,8 Wijk 41 Schepenbuurt 4,4 4,2 6,2 2,4 2,0 2,0 8,0 6,4 4,8 1,6 4,0 Wijk 42 Wielenpôlle 2,5 3,3 8,1 5,7 6,9 2,2 2,6 3,6 3,9 5,5 7,4 Wijk 43 Huizum-Oost 5,8 7,3 8,4 5,4 6,9 5,2 4,2 6,1 5,3 6,7 7,2 Wijk 44 Huizum-West 6,5 6,5 7,0 5,8 6,7 5,2 7,0 5,3 6,6 5,7 7,6 Wijk 45 Aldlân 3,3 7,5 9,1 5,0 6,4 6,2 4,8 6,4 5,9 6,0 8,6 Indicatief Wijk 46 Nijlân 5,8 5,7 8,2 5,4 3,8 4,6 5,2 6,6 6,9 6,4 6,0 > 7 Wijk 50 Zuiderburen en omgeving 5,3 8,8 4,2 7,5 7,7 7,0 7,9 5,5 8,3 8,5 9,2 6,0-7,0 Wijk 51 Wirdum & Swichum 10,0 7,5 9,1 7,6 8,7 6,4 5,1 6,3 7,1 8,4 9,3 5,5-6,0 Wijk 52 Wytgaard en omgeving 10,0 7,8 4,1 8,7 8,8 6,4 3,7 5,4 6,9 7,6 9,6 5,0-5,5 Wijk 53 Goutum & De Zuidlanden (54) 10,0 8,8 8,3 6,3 7,6 8,8 8,1 5,5 8,7 8,3 9,5 < 5,0 Wijk 61 Vossepark & Helicon 8,1 7,9 8,2 5,8 5,1 6,4 8,1 7,2 7,3 7,8 8,8 Onbekend Wijk 62 Vogelwijk & Muziekwijk 8,3 7,5 5,7 7,6 4,8 6,7 7,5 6,6 8,7 7,5 6,8 Betrouwbaar Wijk 63 Valeriuskwartier & Magere Weide 5,3 4,8 7,5 5,1 2,6 7,7 8,3 6,9 8,4 4,9 4,1 > 7 Wijk 64 Westeinde 5,7 8,1 9,0 7,6 4,5 8,0 4,4 6,5 6,6 6,3 8,4 6,0-7,0 Gemeente Leeuwarden 6,0 6,4 8,1 5,3 5,6 6,5 6,5 6,3 6,5 5,6 6,3 5,5-6,0 Heechterp/Schieringen 5,9 3,4 6,4 4,0 3,5 7,5 6,2 5,0 5,9 3,5 3,6 5,0-5,5 Schepenbuurt/Wielenpôlle 4,0 3,8 6,9 2,9 3,0 7,5 6,3 6,0 4,5 1,8 4,6 < 5,0 Muziekwijk/Transvaalwijk/Vogelwijk 6,6 7,6 7,0 7,2 4,6 7,3 7,7 7,6 8,8 6,6 6,8 Onbekend

40 Prettige omgang Thuis voelen Elkaar kennen Vertrouwen in de toekomst van Leeuwarden Verhuizingen binnen de gemeente (t.o.v. totale aantal verhuizingen) Aandeel dat zich Leeuwarder voelt Aandeel dat liever ergens anders zou wonen Verhuizingen binnen de wijk (t.o.v. verhuizingen binnen gemeente) Aandeel van de verhuisgeneigden dat bij voorkeur de wijk binnen 2 jaar verlaat Woonduur (%langer dan 10 jaar) Mutatiegraad 28 Familiariteit met de stad met de wijk Wijk 10 Binnenstad 6,2 6,6 4,2 6,2 6,3 6,3 6,6 8,5 6,2 2,6 4,0 Wijk 20 Transvaalwijk & Rengerspark 7,0 8,5 6,2 8,3 6,7 7,2 8,5 6,4 6,4 7,0 7,1 Wijk 21 Bilgaard & Havankpark e.o. 6,2 6,1 6,1 8,2 8,2 8,4 7,0 8,4 5,2 8,3 5,0 Wijk 22 Vrijheidswijk 5,7 5,5 3,8 5,6 7,0 6,8 6,3 7,7 3,0 6,3 4,9 Wijk 23 Lekkum en omgeving 7,4 8,3 8,2 5,7 8,4 5,3 8,0 8,4 6,0 8,5 8,4 Wijk 24 Blitsaerd 7,5 8,9 6,3 6,6 4,6 7,4 10,0 1,0-1,0 9,0 Wijk 30 Oldegalileën & Bloemenbuurt 6,2 6,8 5,0 7,3 6,4 7,5 6,5 4,5 6,0 8,1 4,9 Wijk 31 Tjerk Hiddes & Cambuursterhoek 6,1 6,4 5,0 5,8 7,5 7,8 6,8 4,8 6,0 6,4 5,4 Wijk 32 't Vliet 6,4 5,3 5,3 6,9 6,6 6,5 4,5 6,4 4,5 3,7 4,7 Wijk 33 Oranjewijk & Tulpenburg 6,9 8,7 6,1 7,8 5,6 7,0 8,2 3,0 7,4 5,0 4,4 Wijk 36 Camminghaburen 6,6 7,2 5,5 5,7 7,2 7,2 5,9 7,9 5,8 8,8 8,0 Wijk 40 Achter de Hoven 6,3 5,7 5,9 7,6 6,4 6,0 5,7 4,9 2,0 3,3 4,8 Wijk 41 Schepenbuurt 6,5 5,8 2,6 8,7 7,1 8,9 6,8 7,2 3,7 4,8 5,3 Wijk 42 Wielenpôlle 5,4 6,6 6,7 2,1 3,2 8,2 7,7 3,3-8,3 3,2 Wijk 43 Huizum-Oost 7,2 8,6 6,7 7,9 6,3 6,5 6,7 5,7 6,2 4,8 5,5 Wijk 44 Huizum-West 6,9 8,0 6,2 6,7 6,6 7,1 7,6 6,3 5,4 8,1 6,6 Wijk 45 Aldlân 6,7 7,0 6,1 5,8 6,9 7,7 8,0 7,2 6,2 8,8 8,0 Indicatief Wijk 46 Nijlân 6,6 8,9 4,4 7,8 6,8 7,8 6,7 4,9 5,8 8,1 7,6 > 7 Wijk 50 Zuiderburen en omgeving 7,2 8,7 6,5 6,1 6,6 5,2 7,8 8,3 4,3 2,4 7,7 6,0-7,0 Wijk 51 Wirdum & Swichum 7,2 9,0 7,3 4,5 5,8 1,7 6,3 9,2 6,2 9,2 7,8 5,5-6,0 Wijk 52 Wytgaard en omgeving 7,5 9,8 9,5 6,5 5,3 1,5 7,8 8,9-8,6 8,7 5,0-5,5 Wijk 53 Goutum & De Zuidlanden (54) 7,7 9,2 7,8 6,7 6,4 6,2 8,8 2,7 2,2 8,3 9,1 < 5,0 Wijk 61 Vossepark & Helicon 7,3 9,4 7,4 7,5 6,3 5,4 6,5 6,4 7,8 8,3 7,0 Onbekend Wijk 62 Vogelwijk & Muziekwijk 6,9 8,4 6,1 7,0 7,7 6,5 7,8 4,1 5,0 6,0 7,0 Betrouwbaar Wijk 63 Valeriuskwartier & Magere Weide 6,1 3,6 3,6 7,4 4,7 6,9 6,4 5,3 2,9 4,1 4,4 > 7 Wijk 64 Westeinde 6,8 7,5 6,3 6,1 8,2 8,1 8,4 8,3 6,8 8,9 8,2 6,0-7,0 Gemeente Leeuwarden 6,6 7,1 5,9 6,8 6,8 7,1 6,8 7,1 5,8 7,3 5,8 5,5-6,0 Heechterp/Schieringen 5,8 4,0 3,7 6,8 6,7 7,5 5,6 5,8 3,9 5,1 4,6 5,0-5,5 Schepenbuurt/Wielenpôlle 6,1 6,0 4,8 7,3 5,6 8,7 7,1 6,4 3,1 6,0 4,8 < 5,0 Muziekwijk/Transvaalwijk/Vogelwijk 7,0 8,4 6,1 7,7 7,2 6,8 8,1 6,0 6,0 6,4 7,0 Onbekend

41 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 29 Hoofdstuk 5 Theoretisch kader sociale index In dit hoofdstuk worden de achtergronden van de totstandkoming van de sociale index toegelicht: welke theorieën vormen de basis voor het model? Welke keuzes zijn gemaakt en wat is de wetenschappelijke motivatie daarvoor? Wat zijn de conclusies ten aanzien van de uitwerking in een conceptueel kader? Eerste stap is een ve r- kenning en afbakening van de begrippen sociaal domein en sociale kwaliteit. De sociale index heeft betrekking op mensen en de wijze waarop zij: 1) participeren in de samenleving (betaald werk verrichten, een studie volgen, vrijwilligerswerk doen, mantelzorger zijn, sporten, lid zijn van verenigingen, zich inzetten voor de buurt, enzovoort), 2) onderlinge relaties onderhouden (feitelijke contacten versus aspiratie van contacten, familiariteit, vreedzame cohabitatie) 3) zich gebonden voelen aan straat, buurt en stad (thuis voelen, gevoelsindex, buitengesloten versus onderdeel van een gemeenschap). en biedt inzicht in de mate waarin is voorzien in de voorwaarden die daa r- voor gelden: A) Op het (inter)persoonlijke vlak: i) een goede gezondheid, ii) een voldoende taalbeheersing, iii) een adequate opleiding, iv) de afwezigheid van armoede, B) En (eventueel) voor wat betreft de omgeving: i) voldoende aanwezigheid/toegankelijkheid van voorzieningen (zoals verenigingen, scholen, ontmoetingsplekken, ruimte voor ondern e- merschap) ii) de afwezigheid van (sociale) onveiligheid, discriminatie en intimidatie iii) de afwezigheid van vervuiling (i.v.m. gezondheid), hinder en ove r- last. iv) beschikbaarheid van goede, passende huisvesting De centrale doelstelling van de sociale index is inzicht bieden in meedoen en binding.

42 30 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 5.1 Sociaal domein en sociale kwaliteit Sociaal beleid betreft een veelheid aan soms zeer specifieke aandachtsgebi e- den: zorg, welzijn, onderwijs, gezondheid, maatschappelij ke hulpverlening, uitkeringen, schuldhulpverlening, sport en recreatie, enzovoort. Op al deze terreinen kunnen en worden op lokaal niveau grote en kleine interventies gepleegd. Het sociale beleid, waarvan de contouren zijn weergegeven door de beleidsmatige uitgangspunten, is dan ook breed geformuleerd. Daardoor is het lastig om het domein af te bakenen. Is dat gelijk aan het beleidsveld? Zijn er ook andere aspecten die ermee zijn verbonden en waar rekening mee moet worden gehouden? Worden er zaken bij betrokken die eigenlijk in een ander domein thuishoren? Er is voor zover bekend ook geen allesomvattende theorie die de benoemde dimensies in onderlinge samenhang beschouwt en die behulpzaam kan zijn bij de afbakening van het sociaal domein. Er is op de verschillende dimensies wel sprake van theorievorming, maar het niveau van uitwerking en conse n- sus hierbij verschilt sterk van de ene tot de andere (sub)dimensie. Ook in internationaal verband wordt belang gehecht aan afbakening en def i- niëring van de reikwijdte van het sociaal domein, en de invulling van de kwaliteit van dat domein (sociale kwaliteit). De Europese Commissie legt sterk de nadruk op de gefundeerde theoretische onderbouwing van het concept soc i- ale kwaliteit en de brede overeenstemming die er onder d eskundigen bestaat over de gebruikte indicatoren. Het lijkt dan ook van belang om bij de uitwe r- king van de Sociale Index op relevante onderdelen zoveel mogelijk aanslu i- ting te zoeken bij de door de Commissie gehanteerde indicatoren. Het gaat daarbij zeker ook over de stedelijke infrastructuur, omgevingscondities en competenties. De Europese Commissie onderscheidt vier pijlers die conditionele factoren voor sociale kwaliteit zijn (Beck, Maesen, Thomése en Walker, 2001): de mate van sociaaleconomische zekerheid; de mate van sociale insluiting (i.p.v. uitsluiting); de mate van sociale cohesie en de mate van autonomie en zelfredzaamheid (empowerment). Om enige richting te geven aan het sociaal domein zijn constituerende el e- menten benoemd. Deze zogenaamde bouwstenen voor het sociaal domein zijn: sociaal kapitaal, participatie, de wijkcontext, en de stedelijke infrastru c- tuur. De bouwstenen hangen onderling samen en zijn allen gerelateerd aan competenties van burgers. In de hierna volgende paragrafen worden deze bouwstenen achtereenvolgens verkend.

43 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 31 Figuur 5.1 Schema Bouwstenen Sociaal Domein (BSD) stedelijke infrastructuur (5.5) Sociaal kapitaal (5.2) competenties van burgers (5.6) wijkcontext (5.4) participatie (5.3) 5.2 Sociaal kapitaal Onder sociaal kapitaal worden de volgende aspecten gevangen: sociale samenhang, aard netwerk (binnen en buiten buurt), profijt van netwerk, vertrouwen in buurt en stad, onderlinge tegenstellingen. Deze dimensie raakt dan ook sterk aan de centrale doelstelling van de sociale index: inzicht bi e- den in meedoen en binding. Ook de gevoelsindex als indicator van onderling respect, wederzijds vertrouwen en verbondenheid tussen burgers kan binnen dit kader worden geplaatst. Over sociaal kapitaal is het nodige te doen in de literatuur. Er zijn verschi l- lende definities die ook aanleiding geven tot verschillende manier en waarop het begrip zou kunnen worden geoperationaliseerd. We gaan eerst in op de specifieke discussies die te maken hebben met het begrip sociaal kapitaal en gaan vervolgens in op gerelateerde concepten als (sociaal) vertrouwen, polarisatie, uitsluiting en sociale cohesie Kapitaal van mensen of van de buurt? Dé twee benaderingen van het begrip sociaal kapitaal zijn geformuleerd door Bourdieu en Putnam i. Belangrijke verschil tussen beiden (DeFilippis, 2001) is onder meer dat waar in Bourdieu s interpretatie sociaal kapitaal een kenmerk is van netwerken en een instrument van individuen om doelen te bereiken, wordt het in Putnam s interpretatie verbonden aan een gemeenschap (of een wijk). Bourdieu legde ook de nadruk op verschillen tussen netwerken: het ene netwerk levert meer op dan het andere en tussen de mogelijkheid van uitsluiting. Niet iedereen heeft zomaar toegang tot een netwerk en niet i e- dereen weet er hetzelfde voordeel uit te realiseren. In deze lijn definieert Van den Berg (2005) sociaal kapitaal dan ook als het geheel van sociale netwerken en de mogelijkheden van individuen om daaruit hulpbronnen te m o- biliseren (naar Portes, 1998).

44 32 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX In Putnam s benadering is sociaal kapitaal echter iets dat een individu of een gemeenschap hééft en dat inherent goed is. Het onderscheid tussen verschillende kwaliteiten van netwerken doet er in dat verband niet of nauwelijks toe doordat de connectie met de opbrengsten (het economische kapitaal) wordt losgelaten. In deze benadering spelen vrijwilligersorganisaties en verenigingen (aangeduid als de civil society ) een belangrijke rol. Volgens Pu t- nam zijn deze organisaties van belang omdat ze mensen in staat stellen om voor hun gedeelde belangen op te komen op grond van onderling vertrouwen en gedeelde normen en waarden. Het is opmerkelijk dat hierbij de machtsfactor en tegenstellingen tussen groepen uit het oog lijken te worden verl o- ren. Elk netwerk is dan even goed. Om het wat badinerend uit te drukken: een bowlingclub is van eenzelfde waarde als een vakbond of een werkgeversorganisatie (DeFillipis, 2000, p. 787). Een belangrijk onderscheid dat in de benadering van Putnam wordt gemaakt en dat grote navolging heeft gekregen in de beleidspraktijk - is dat tussen bonding (bindend) en bridging (overbruggend) capital. Bonding capital heeft betrekking op de netwerken binnen een homogene groep. Bridging capital gaat over de banden tussen verschillende groepen en overstijgt de traditionele scheidslijnen van etniciteit, inkomen enzovoort. Door anderen (Woolcock, 2000) is ook nog een derde vorm van sociaal kapitaal voorgesteld: linking capital, dat gaat over de relatie tussen burgers en overheid of instanties (Boutelier en anderen, 2007). Vanuit de optiek van Putnam en zijn navolgers kan sociaal (overbruggend) kapitaal worden toegevoegd aan een wijk door de wijk meer te mengen en stedelijk gezien meer te spreiden naar etniciteit, inkomen, opleiding of door een creatieve klasse (Florida, 2002) in te brengen. De gedachte is dan dat de mensen in een achterstandsituatie haast als vanzelf door hun contact met andere groepen (in de wijk) worden verrijkt. Waar bij die gedachte echter aan voorbij wordt gegaan is dat de processen van uitsluiting gewoon kunnen blijven bestaan. Het is zelfs mogelijk dat de sociale tegenstellingen worden verscherpt door verschillende groepen bij elkaar te brengen zoals de sociale psychologie ons al in de jaren 60 van de vorige eeuw heeft laten zien in aansprekende experimenten van Sherif (1961). Verder geldt dat de sociale netwerken die kapitaal kunnen opleveren nog steeds buiten het bereik kunnen blijven van de mensen met een achte r- stand ook als men naast elkaar woont (van den Berg, 2006). Het eenvoudigweg bevorderen van gemengde wijken leidt dan ook niet vanzelf tot minder achterstand en meer integratie (zie bijvoorbeeld Blokland, 2004). Een diffuus begrip Door de verschillende invalshoeken die aan het thema sociaal kapitaal zijn verbonden, lijkt het een begrip geworden dat weliswaar als kapstok kan di e- nen, maar dat op zichzelf lastig eenduidig te operationaliseren is. Dat is ook scherp uitgewerkt door Durlauf: the empirical social capital literature seems to be particularly plagued by vague definition of concepts, poorly measured

45 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 33 data, absence of appropriate exchangeability conditions, and lack of information necessary to make identification claims plausible. These problems are especially important for social capital contexts as social capital arguments depend on underlying psychological and sociological relations that are diff i- cult to quantify, let alone measure. (Durlauf, 2002, p.22). Durlauf wijst erop dat in de verschillende concepties van sociaal kapitaal een aantal zaken door elkaar heen loopt. Zo vormen zowel functionele elementen (normen en waarden die samenwerking faciliteren) als causale elementen (coöperatief gedrag van anderen dat eigen coöperatief gedrag rationeel maakt) onderdeel van de definitie. In conceptuele zin is de incorporatie van causale elementen in de definitie van een concept ook onwenselijk omdat daarmee als het ware een tautologisch concept wordt geïntroduceerd. Daa r- mee onttrekt het begrip zich aan empirische toetsing. In het bijzonder de stelling dat sociaal kapitaal per definitie goed is zorgt hierbij voor probl e- men (DeFillipis, 2000). Het wordt dan immers onmogelijk om de effecten van sociaal kapitaal te toetsen: als het geen positief effect heeft, is er geen soc i- aal kapitaal. Ook blijft een aantal zaken hangen mede door de diversiteit in de geha n- teerde definities. Zo is niet geheel scherp of met het concept van sociaal kapitaal nu wel of niet het idee van de homo economicus vanuit het perspectief van de speltheorie - wordt ondersteund. Ook daarin groeien mensen immers toe naar coöperatief gedrag naarmate de wederzijdse afhankelijkheid dat rationeel maakt (Durlauf 2002). Tussenconclusie: niet het concept sociaal kapitaal als zodanig maar de concrete elementen gebruiken voor de sociale index Vooralsnog lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat we er niet naar moeten streven om een concept als sociaal kapitaal als zodanig te willen meten. Enerzijds leidt dat tot problemen rond de definiëring en daarmee samenha n- gend de operationalisering. Anderzijds blijft het concept ook te algemeen om aanknopingspunten te kunnen bieden voor innovaties. Om die redenen ric h- ten we ons op de meer concrete elementen die met sociaal kapitaal worden verbonden. Die worden als afzonderlijke dimensies of subdimensies bij de index betrokken. De elementen die daarvoor in aanmerking komen zijn vertrouwen, en sociale cohesie en worden hierna besproken Vertrouwen Sociaal kapitaal wordt in (een deel van) de wetenschappelijke literatuur vrij expliciet verbonden met vertrouwen ii, Engbersen en anderen (2005, p. 10) benoemen het begrip als volgt: Sociaal kapitaal heeft enerzijds betrekking op de hulpbronnen (contacten, informatie, geld, steun) die mensen weten te destilleren uit de sociale verbanden waar zij deel van uitmaken en heeft a n- derzijds betrekking op het bestaan van onderling vertrouwen waardoor me n- sen in staat zijn zich te organiseren en samen te werken. De tweeledigheid van het begrip sociaal kapitaal is in het bijzonder van belang in relatie tot de gevoelsindex die uitdrukking moet geven aan de mate

46 34 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX waarin er sprake is van onderling respect, wederzijds vertrouwen en verbo n- denheid tussen burgers. Zaken als onderling respect, wederzijds vertrouwen en vertrouwen in de buurt of stad lijken te refereren aan verschillende soorten vertrouwen. Het is waarschijnlijk dat die ook op een andere manier doorwerken in de sociale kwaliteit. In de literatuur komen we het onderscheid tegen tussen horizo n- taal vertrouwen (burgers onderling) en verticaal (burgers en overheid) ve r- trouwen of relationeel (burgers onderling) en institutioneel vertrouwen (Boutelier en anderen, 2007). De beïnvloeding ervan lijkt ook via andere mechanismen te verlopen, getuige de conclusie van het WRR -rapport Vertrouwen in de wijk (WRR, 2005) dat de toename van het sociaal vertrouwen (door bijvoorbeeld buurtgericht beleid) niet één-op-één doorwerkt in een groter politiek vertrouwen. De WRR beschouwt beide vormen van vertrouwen dan ook feitelijk als onafhankelijke dimensies, hoewel de hoop blijft gloren dat sociaal vertrouwen uiteindelijk wel doorwerkt in institutioneel vertrouwen. Mensen kunnen echter, zo blijkt uit onderzoek, in sterke mate vertrouwen op elkaar en sterke onderlinge banden hebben zonder dat dit leidt tot een vertrouwen in de overheid of de politiek iii.we gaan nu wat verder in op de verschillende vormen van vertrouwen. Relationeel of communitair vertrouwen De basis van het relationele of communitaire vertrouwen schuilt volgens Boutelier e.a (2007) in de sociale verbanden van personen die elkaar weten te vinden in gemeenschappelijke activiteiten en dagelijkse praktijken. Het gaat om het gevoel erbij te horen en de bereidheid om relaties met (mensen uit) andere groepen aan te gaan. Boutelier e.a. (2007) definiëren deze vorm van vertrouwen (in een grootstedelijke context) als: Het vanzelfsprekende gevoel erbij te horen, overeenkomstig de behoeften van de betrok kenen (binding), met begrip voor de diversiteit in de omgeving (bridging) en met oog voor het belang van onderlinge relaties (linking) tussen groepen. De relatie tussen de sociaal kapitaalbenadering van Putnam (binding capital) en deze vorm van vertrouwen is evident. Een grote mate van bindend kapitaal of vertrouwen zal de betrokkenen een goed gevoel opleveren ten aa n- zien van hun buurt. Tenminste als dit vertrouwen ook betrekking heeft op de mensen in de buurt waar zij wonen. Het is in dat geval niet meer dan logisch (haast tautologisch) dat zij zich dan ook meer thuis voelen in hun buurt. D i- vers onderzoek heeft aangetoond dat dit vervolgens ook sterk samenhangt met hoe leefbaar de mensen hun buurt vinden (VROM, 2004; ). Wat deze vorm van vertouwen niet automatisch tot gevolg heeft, is het tweede deel van de definitie van Boutelier (het begrip voor de diversiteit in de omgeving). Zoals in de voorgaande paragraaf ook al is aangeduid kan juist een sterk (bindend) groepsgevoel leiden tot een gebrek aan acceptatie van mensen in andere groepen. Bindend vertrouwen is dan ook geen voorwaarde voor overbruggend vertrouwen.

47 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 35 Polarisatie In dat licht is het ook interessant dat Boutelier e.a (2007) vertrouwen plaa t- sen aan een kant van een continuüm waarvan polarisatie het andere uiteinde vormt. Polarisatie wordt daarbij omschreven als het proces van versche r- ping van tegenstellingen tussen verschillende groepen burgers. In polarisatie worden verschillende factoren onderkend zoals intolerantie, (gepercipie erde) culturele tegenstellingen en wederzijdse haat, onveiligheidsgevoelens en reële conflicten. Er wordt in de literatuur en vanuit diverse perspectieven (psychologie, sociologie, pedagogiek, biologie) een groot aantal factoren onderkend die risicofactoren vormen voor polarisatie. Deze lijken in essentie te kunnen worden onderscheiden in: Een gebrek aan eigenwaarde en zelfvertrouwen, onzekerheid, onthee m- ding en onbehagen; Achterstanden in termen van inkomen en leefomstandigheden; De perceptie van uitsluiting, een gebrek aan rechtvaardigheid, discriminatie, overlast, intimidatie en bedreiging door andere groepen; Een groep waarmee die gevoelens worden gedeeld; De afwezigheid van positieve contacten met (individuen in) andere gro e- pen. In een empirische analyse wordt door Boutelier e.a. (2007) bevestiging gevonden voor de veronderstelling dat vertrouwen en polarisatie (ook) op een continuüm kunnen worden geplaatst. Tevens wordt aangetoond dat een aa n- tal specifieke risicofactoren samenhangen met vertrouwen/pol arisatie. Welke risicofactoren en de mate waarin die risicofactoren samenhangen met ve r- trouwen/polarisatie verschilt per wijk. De indruk die daaruit naar voren komt is dat de risicofactoren geen noodzakelijke voorwaarden vormen voor het ontstaan van vertrouwen/polarisatie maar daarin wel een nog nader te du i- den rol spelen. Vertrouwen in de buurt Wie meent dat wijk en buurt niet meer belangrijk zijn, gaat voorbij aan de realiteit dat voor heel veel mensen de keuze waar zij gaan wonen een heel fundamentele is (Engbersen, Snel en Weltevrede, 2005). Ook al speelt het dagelijks leven zich voor een belangrijk deel af buiten de buurt en strekt het sociale netwerk van vrienden, kennissen en familie zich over veel grotere gebieden uit, het gevoel thuis te zijn in een buurt is voor veel mensen een belangrijke voorwaarde om ergens prettig te wonen. Vanuit die optiek is het dan ook haast vanzelfsprekend dat vertrouwen in de buurt iets belangrijks is. Toch is niet heel erg scherp wat daar dan mee wordt bedoeld in de d iverse publicaties die hierover zijn verschenen. De WRR (2005, p. 11) plaatst vertrouwen in de buurt expliciet in de context van verschillende vormen van vertrouwen: Bewoners die elkaar en hun overheid en politiek kunnen en willen vertrouwen. Bestuurders die hen de buurt durven te vertrouwen. Het doel dat daarbij vooral wordt nagestreefd is dat burgers meer het heft in handen nemen en zelf vorm geven aan de

48 36 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX versterking van de leefbaarheid in hun buurt. Het is aannemelijk zo betoogt de WRR - dat zij dit eerder zullen doen wanneer zij daar vertrouwen in hebben dan wanneer ze dat niet hebben. Er zijn verschillende blijken van vertrouwen in een buurt denkbaar. De meest voor de hand liggende is wellicht wel de binding die mensen met een buurt aangaan door er zich te vestigen of nog sterker er een huis te kopen. En hoewel er soms nogal genuanceerd over wordt gedacht (VROM -raad, 2004), is het algemene beeld dat woningbezit niet alleen een blijk is van vertrouwen maar ook bijdraagt aan een grotere buurtbetrokkenheid. Daar is ook empirische ondersteuning voor. Zo blijkt bijvoorbeeld dat bij eenzelfde woonduur, eigenaar-bewoners in veel sterkere mate dan huurders gehecht zijn aan hun buurt. Ook hebben ze meer contact met de buren en buurtgen o- ten. Vooral in wijken met een hogere dichtheid resulteert dat in een relatief sterke sociale gerichtheid van eigenwoningbezitters op hun buurt (VROM, 2004; Leidelmeijer, 2005). In gebieden met een lage dichtheid - zoals op het platteland - zijn er geen verschillen in de sociale gerichtheid van huurders en eigenaar-bewoners. Een ander blijk van vertrouwen in de buurt is de mate waarin mensen geneigd zijn zich actief in te zetten voor hun buurt, ook dit is een aspect dat van belang is voor het duiden van participatie. Het is vooral ook dit blijk van vertrouwen waarop door de WRR wordt ingezet en waarom vertrouwen ook zo centraal wordt gesteld. Hierbij moet overigens wel worden opgemerkt dat dit een blijk van vertrouwen is dat vooral van belang is in buurten en wijken waar ook iets aan de hand is. Inzet voor de buurt is iets dat wenselijk is in buurten waar wat te verbeteren valt. Interessant is dat de causale relatie tussen vertrouwen in de buurt en inzet voor de buurt zoals bij veel sociale fenomenen minder vanzelfsprekend is dan hij in eerste instantie lijkt. Het vertrouwen in de buurt is niet iets dat er is of niet. Het kan ook worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door mensen a c- tief te betrekken bij acties gericht op verbetering van de openbare ruimte. Dit is dan ook een van de doelstellingen die kan worden onderkend bij de zogenaamde opzoomeracties. Door met elkaar de straat schoon te maken, ontstaan contacten tussen bewoners die weer ingezet kunnen worden voor het beheer van de woonomgeving (Duyvendak en van der Graaf, 2001). We gaan op de aard en mate van sociale contacten die mensen onderhouden hierna nog verder in. Uitsluiting en inclusie Bij de bespreking van het fenomeen polarisatie kwam al aan de orde dat belangrijke bepalende factoren daarvoor zijn: Achterstanden in termen van inkomen en leefomstandigheden; De perceptie van uitsluiting, een gebrek aan rechtvaardigheid, di s- criminatie, overlast, intimidatie en bedreiging door andere gro e- pen; De feitelijke achterstelling en het gevoel achtergesteld te zijn en er niet bij te horen leidt tot polarisatie, zo is de gedachte. Daarmee is het een fenomeen

49 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 37 dat we van groot belang achten voor de sociale index. Het is ook een terrein waar veel onderzoek zich op richt, ook in internationaal verband ( Commission of the European Communities, 2006). Sociale inclusie is in de EUbenadering één van de vier pijlers die de sociale kwaliteit bepalen zoals bu r- gers die ervaren. De indicatoren voor sociale in- of uitsluiting hebben betrekking op burgerrechten, arbeidsmarkt, (toegang tot) voorzieningen en sociale netwerken. Subjectieve indicatoren die daarbij gebruikt worden zijn bijvoo r- beeld het aandeel mensen dat discriminatie ervaart (in relatie tot burge r- rechten) en het aandeel mensen dat aangeeft regelmatig contacten te he b- ben met buren, vrienden en familie (in relatie tot sociale netwerken). Tussenconclusie: voor de sociale index is het wenselijk om de verschillende vormen van vertrouwen ook afzonderlijk te meten Voor de sociale index lijkt het mogelijk (en wenselijk) om d e verschillende vormen van vertrouwen die relevant worden geacht ook afzonderlijk te m e- ten. We maken dan onderscheid in: Sociale Cohesie bindend vertrouwen (binnen de eigen groep) communautair vertrouwen (overbruggend vertrouwen) vertrouwen in de buurt vertrouwen in de overheid Uitsluiting en inclusie Sociale cohesie is door Schnabel (2000, p.22) gedefinieerd als de mate waa r- in mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, al s burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Deze definitie geeft goed de rei k- wijdte van het begrip weer. Sociale cohesie: Verwijst naar de interne samenhang van een sociaal systeem (een groep, een organisatie, een samenleving) Heeft een functionele of instrumentele component waar het gaat om de samenwerking tussen de actoren binnen een sociaal systeem en de coördinatie van hun handelen, onder invloed van de voor - en nadelen die daarmee verbonden zijn en de aan- of afwezigheid van alternatieven. Daarnaast is er een normatieve component, in de zin van de identificatie en gevoelens van solidariteit met anderen die als moreel verplichtend worden ervaren (De Hart, 2002). Sociale cohesie is een begrip dat sterk in de mode is. Er zijn dan ook ve le definities van, waardoor de scherpte er enigszins aan ontbreekt en het een soort containerbegrip is geworden. Het kan mede daardoor soms ook lastig worden onderscheiden van bijvoorbeeld sociaal kapitaal (Bolt en Torrance, 2005). Met name in de beleidsliteratuur wordt sociale cohesie nagenoeg

50 38 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX gelijk gesteld met sociaal kapitaal (in de zin van bindend kapitaal zoals door Putnam gebruikt). De achterliggende gedachte die daarbij voortdurend t e- rugkomt is dat sociale cohesie een succesvolle buurt onderscheid t van een minder succesvolle buurt. Sociale cohesie is dan iets dat intrinsiek goed is en dient te worden nagestreefd. Een van de meer uitgesproken benaderingen waarin sociale cohesie een b e- langrijke (positieve) rol speelt is de sociale desintegratietheorie van Shaw en McKay (1942/1969). Daarin worden materiële kenmerken van een buurt aan sociale cohesie gekoppeld. Een hoge residentiële mobiliteit, een hoge etn i- sche heterogeniteit en een lage sociaal-economische status van een buurt worden daarin beschouwd als oorzaken van een ontwrichte sociale organisatie van en een gebrek aan sociale cohesie binnen een gemeenschap. Het gebrek aan sociale cohesie leidt tot sociale desintegratie en criminaliteit. De reden daarvoor is dan dat mechanismen van formele en informele sociale controle die de criminaliteit in een buurt kunnen tegengaan, in een buurt zonder sociale cohesie niet werken. In de meeste beschouwingen over sociale cohesie wordt overigens de kee r- zijde ervan vergelijkbaar met de keerzijde van bindend sociaal kapitaal, namelijk de uitsluiting van andere groepen onderkend. Dat geldt ook in het beleid dat er soms ook op gericht kan zijn de sociale cohesie juist te vermi n- deren. Zo constateren De Kam en Needham (2003) dat kan worden onderkend dat vormen van sociale cohesie niet goed kunnen zijn voor een buurt. Bijvoorbeeld als er sprake is van een sterke sociale cohesie binnen groepen jongeren of binnen gesloten deelgemeenschappen van autochtonen of a l- lochtonen. In die gevallen kunnen fysieke ingrepen (differentiatie van het woningaanbod) ook worden gemotiveerd met de wens om de sociale cohesie binnen deelgroepen te verminderen. Hoewel er overlap is met het begrip sociaal kapitaal, waaronder het nu (we l- licht ten onrechte omdat de geschiedenis van het begrip sociale cohesie verder teruggaat) wordt besproken, kan sociale cohesie daar wel van worden onderscheiden. Zoals wel vaker in het sociale domein is het een kwestie van definitie. Een nuttige definitie is de definitie die door Bolt en Torrance (2005) wordt gebruikt en die sociale cohesie uiteenlegt in drie componenten: De mate van sociale participatie via sociale interactie en formele participatie (gedragscomponent) De mate waarin er gelijkgerichte opvattingen bestaan over de (o n- geschreven) regels in de buurt (normen en waardencomponent) De identificatie met de buurt (belevingscomponent). Zoals de auteurs ook opmerken, is er veelal sprake van een samenhang tu s- sen deze componenten. Voor een deel kunnen ze echter ook onafhankelijk van elkaar bestaan. Een aardig voorbeeld in dit kader komt naar voren in een studie van Adriaanse (2006) naar de betrekkelijk probleemloze wijk Buite n- veldert in Amsterdam. Deze wijk is stedenbouwkundig sterk vergelijkbaar met wijken die wel tot de huidige probleemwijken behoren. De so ciale cohesie in de klassieke zin van sterke onderlinge banden is er ook beperkt. Er

51 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 39 worden weinig hechte lokale netwerken aangetroffen. Er lijkt vooral sprake te zijn van een vreedzame coëxistentie van de verschillende bevolkingsgro e- pen die z n basis vindt in de hiervoor als tweede benoemde component van sociale cohesie: Om de noodzakelijke contacten met buren te reguleren zo n- der dat men elkaar daarvoor per se moet kennen, nemen de bewoners in Buitenveldert specifieke ongeschreven regels in acht en vertrouwen ze er tegelijkertijd op dat hun buren hetzelfde doen omdat men elkaars privacy en recht op woongenot respecteert.. Er bestaat grote consensus over hoe het hoort. Nieuwe bewoners worden ermee bekend gemaakt en overtreders worden gecorrigeerd. Adriaanse constateert dat er twee voorwaarden zijn waar aan moet zijn vo l- daan wil een gemeenschap op een dergelijke manier kunnen functioneren. De eerste is dat er sprake moet zijn van zogenaamde publieke familiariteit, die alleen kan ontstaan in de herhaalde interacties tussen mensen die in dezelfde wijk wonen. Bij gebrek aan publieke familiariteit krijgen mensen het gevoel dat ze anderen niet meer sociaal kunnen plaatsen, dat ze daarom geen greep meer hebben op hun straat, buurt of stad, en dat zij die d aarom niet langer als van mij kunnen beschouwen (Blokland -Potters, 2006). En een tweede voorwaarde is dat er een zekere stabiliteit in de sociale orde moet zijn. Bij snelle veranderingen in de bevolkingssamenstelling verdwijnt de kritische massa die nodig is om vanzelfsprekende omgangsvormen te kunnen handhaven. Sociale interacties Wat we kunnen leren uit het voorbeeld van Buitenveldert (en andere studies waarin het belang van publieke familiariteit wordt benadrukt) is dat conta c- ten tussen buurtbewoners ertoe doen. Maar zeker niet alleen in de vorm van de hechte sociale netwerken die we meestal met sociale cohesie associëren. Ook de korte alledaagse contacten doen er toe. Welke contacten er in een buurt zijn en hoe die doorwerken in de manier waarop m en met elkaar omgaat, lijkt daarmee een centraal vraagstuk te vormen voor inzicht in de sociale kwaliteit. Om de aard en vorm van sociale contacten meer handen en voeten te geven is door het Verwey Jonker Instituut een instrument ontwikkeld de contactladder dat op verschillende dimensies van contact aangeeft hoe buurtgen o- ten de contacten tussen elkaar beleven. Belangrijke uitgangspunten zijn: dat er zowel negatieve als positieve contacten kunnen zijn (meer is dus niet altijd beter); dat er verschillende vormen van contact kunnen zijn die elkaar ook niet uitsluiten (geen strikt hiërarchische ordening) dat er een verschil kan zijn tussen de aard en het niveau van de feit e- lijke contacten en de aspiraties van de bewoners. De aard van de sociale contacten die worden onderscheiden zijn: Negatieve contacten (onverschilligheid of ergernis),

52 40 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX Latente contacten (waarop indien nodig een beroep kan worden gedaan), Buurtverbondenheid (sociaal-emotionele binding), Contacten gericht op het samenleven in de buurt (oogje in het zeil houden, afspraken maken). De mate van contact is uiteengelegd in twee dimensies: Incidentele contacten die meer toevallig van aard zijn Structurele contacten die plaatsvinden op basis van bewuste intera c- ties. Het instrument is nadrukkelijk bedoeld om een diagnose te stellen van de aard van de contacten in een buurt en de discrepanties die er kunnen b e- staan tussen de feitelijke contacten en de gewenste contacten. Daaraan ku n- nen ook aangrijpingspunten voor interventies worden ontleend. Het instrument is niet bedoeld om buurten te waarderen omdat meer niet altijd beter is en de ene contactvorm ook niet beter is dan de andere. Wat er natuurlijk wel toe doet is in hoeverre de feitelijke contacten verschi l- len van het aspiratieniveau. De mate waarin de contacten overeen komen met de wensen van bewoners kan dan wel een indicatie vormen voor de m a- te waarin het goed gaat in een buurt of juist niet. Deze benadering van de aard en het belang van sociale contacten sluit voor een groot deel aan bij wetenschappelijke definities omtrent eenzaamheid en sociaal isolement. Daarin verwijst de term sociaal isolement naar het obje c- tief, feitelijk geïsoleerd zijn, wat niet per definitie betekent dat mensen zich ook eenzaam voelen. Vaak gaat dat echter wel samen. De term eenzaamheid verwijst naar de subjectieve beleving van het ontbreken van persoonlijke contacten: de ervaring van een gemis aan bepaalde contacten of een tekor t- schieten van bepaalde contacten. Veelal wordt een onderscheid gemaakt tussen emotionele eenzaamheid (een gebrek aan intieme contacten) en soc i- ale eenzaamheid (een klein sociaal netwerk hebben). Tussenconclusie: voor de sociale index is het van belang om in het bijzonder de aard van de contacten in relatie tot de aspiraties van bewoners op te nemen, dus zowel indicatoren voor emotionele- en sociale eenzaamheid als een indicator voor sociaal isolement. 5.3 Competenties Competenties worden in hedendaagse discussies vooral in verband gebracht met het onderwijssysteem. We vatten competenties in relatie tot de sociale index echter breder maar vooral ook iets anders op. Het gaat meer in alg e- mene zin om de instrumenten die mensen ter beschikking staan om op een zinvolle wijze te kunnen participeren in de samenleving (meedoen en binding). De instrumenten ofwel de mate waarin is voorzien in de voorwaarden om op het (inter)persoonlijke vlak te kunnen participeren in de samenleving, relaties te onderhouden en zich gebonden voelen aan straat en buurt:

53 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 41 een goede gezondheid, een voldoende taalbeheersing, een adequate opleiding, de afwezigheid van armoede. Dit is een inperking van het gehele scala aan competenties dat nuttig kan worden geacht in het dagelijks functioneren. Dit betreft een keuze voor die competenties die min of meer als noodzakelijk kunnen worden gezien voor normaal functioneren. Om die reden noemen we ze ook voorwaarden. Zo n- der goede gezondheid, zonder beheersing van de Nederlandse taal, zonder een adequate opleiding en in armoede zal meedoen en binding niet va n- zelfsprekend zijn. Er is hierdoor een duidelijke connectie tussen enerzijds de dimensies soc i- aal-economische zekerheid en sociale inclusie zoals in de EU-systematiek gehanteerd en de voorwaarden die hiervoor zijn benoemd. De EU -dimensies hanteren evenwel de maatschappelijke invalshoek de mate waarin zekerheid wordt geboden of sociale netwerken aanwezig zijn. De kant van de co m- petentie zet meer in op de burger zelf: de uitrusting die hij bezit om kansen te benutten en te participeren in de maatschappij. Deze benadering sluit aan bij de beïnvloedbare risicofactoren die door het SCP (2004) worden benoemd in relatie tot sociale uitsluiting: redzaamheid: lichamelijke/psychische belemmeringen voor zelfstandig functioneren, onvoldoende ict-vaardigheden, analfabetisme, onvoldoende competenties voor sociaal burgerschap (waa r- onder onvoldoende bureaucratische vaardigheden ); gezondheid: slechte gezondheid, chronisch ziek/gehandicapt, psychosociale/psychische problematiek, verslaving; opleiding: niet voltooid, laag opleidingsniveau, geringe arbeidsmarktgerichtheid; arbeidsmarktpositie: langdurige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, laag gekwalificeerde arbeid; inkomen: laag huishoudinkomen, inkomen (langdurig) onder a r- moedegrens, schulden; fysieke en sociale leefomgeving: dakloosheid, verblijf in (zorg)instelling, achterstandswijk, geen/weinig voorzieningen in woonbuurt (buurthuis, speelterrein e.d.), aanwezigheid sociaal netwerk. Het bezit van die competenties komt voor een belangrijk deel tot stand in interactie met de maatschappij. Gezondheid wordt deels bepaald door de leefomstandigheden, een adequate opleiding deels door het aanbod, de kw a- liteit en de bereikbaarheid van scholen, taalbeheersing door de eigen sociale omgeving maar ook door het aanbod van taalcursussen en een minimaal inkomensniveau door vangnetten in de samenleving. Het is dan ook goed om de neerslag van competenties te beschouwen in relatie tot de omstandigh e- den waarin ze worden verworven. Voor een belangrijk deel zijn de in beginsel

54 42 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX relevante indicatoren uit de EU-monitor die die omstandigheden in beeld brengen - niet onderscheidend binnen een land, laat staan binnen een stad (van Veelen, van Geest en Vijver, 2005). Er is dan ook een selectie gemaakt op deze kenmerken, met als leidraad het potentieel onderscheidend vermogen van de indicatoren Gezondheid De indicator gezondheid kan op verschillende manieren worden ingevuld, maar is lastig te meten. De mate waarin mensen zich gezond voelen wordt als belangrijke indicator beschouwd, samen met de mate waarin men moeite heeft om dagelijkse lichamelijk activiteiten te verrichten Opleiding Een adequate opleiding is van belang voor het op een normale wijze partic i- peren in de samenleving. De vraag wat een adequate opleiding is, is minder eenduidig te beantwoorden. Wat vooral van belang wordt geacht is het beh a- len van de startkwalificatie. Voortijdig schoolverlaten leidt tot slechtere a r- beidsmarktperspectieven voor jongeren en kan tot hogere kosten leiden voor de samenleving, bijvoorbeeld in termen van hogere criminaliteit en sociale uitkeringen, zo stelt het CPB (2006). Daarbij tekent het CPB wel aan dat er geen empirische basis lijkt te zijn voor de veronderstelling dat het wel of niet behalen van startkwalificatie een harde scheidslijn met zich mee brengt. Er lijkt eerder sprake te zijn van een glijdende schaal: naarmate men meer o n- derwijs volgt verbeteren de arbeidsmarktperspectieven. Dit geldt zowel b e- neden het niveau van de startkwalificatie als daarboven. In het algemeen wordt gevonden dat het volgen van een jaar onderwijs gemiddeld leidt tot 5 tot 15 procent meer loon over de gehele beroepsloopbaan (Krueger en Li n- dahl, 2001). Die opbrengsten verschillen overigens wel per land, opleiding s- niveau en kenmerken van de leerlingen. Voortijdig schoolverlaten Voortijdig schoolverlaten (vsv) is in Nederland gedefinieerd als het niet halen van een startkwalificatie, dat is een diploma van havo, vwo of niveau 2 van het mbo. In het Nederlandse onderwijs- en arbeidsmarktbeleid wordt de startkwalificatie gezien als het minimale niveau dat nodig is om voldoende toegerust de arbeidsmarkt te betreden en om zich gedurende de beroep s- loopbaan verder te kunnen ontwikkelen (OCW, 1993). Het beleid is er dan ook op gericht om zo veel mogelijk jongeren een startkwalificatie te laten halen. Voortijdig schoolverlaten komt relatief vaak voor bij leerlingen die ouders hebben met een laag opleidingsniveau, bij leerlingen uit éénoudergezinnen, bij leerlingen die met een achterstand het voortgezet onderwijs betreden (lage CITO eindscores) en bij allochtone leerlingen, hoewel dit effect beperkt is als wordt gecontroleerd voor de andere factoren. Al deze factoren hebben een zelfstandige invloed op het voortijdig schoolverlaten en vooral als sprake is van een cumulatie van deze factoren neemt de kans op vsv sterk toe, zo

55 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 43 constateert het CPB op basis van een analyse van RMC-registraties voor het schooljaar 2003/2004. Het voortijdig schoolverlaten komt verder veel meer voor in het vmbo (en dan vooral op de laagste niveaus) dan in havo en vwo. Hoewel het probleem en de gebruikte definities helder zijn, is er toch wel enige reden om dit onderwerp met de nodige voorzichtigheid te bezien. A l- lereerst zijn de registraties nog niet geheel sluitend. Daardoor is het moeilijk om zicht te krijgen op hoeveel scholieren nu daadwerkelijk de school verl a- ten zonder startkwalificatie te behalen. Zo kunnen ze de school verlaten om elders de opleiding voort te zetten al dan niet na tussentijds nog te hebben gewerkt - of kunnen ze bij het beëindigen van een studie reeds in het bezit zijn van een startkwalificatie (uit een vorige opleiding). Tijdreeksen die een toename van vsv laten zien - zijn vooralsnog onbetrouwbaar doordat er sprake is van een verbetering van de registraties. Er is dus (waarschijnlijk) geen echte toename maar simpelweg een toename van het aantal registraties. Een tweede, meer inhoudelijke reden om de startkwalificaties en de vsv s te nuanceren is dat de grens van opleidingen die een relatief goede start bieden op de arbeidsmarkt verschilt per opleidingssector. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI, 2005) heeft in dit verband het begrip sectorstartniveau geï n- troduceerd. Het sectorstartniveau wordt gedefinieerd als het opleidingsn i- veau dat nodig is om een specifiek beroep uit te kunnen oefenen. Sectoren waar het sectorstartniveau lager ligt dan mbo2 (het startkwalificatieniveau) zijn bijvoorbeeld de bouw, beveiliging en schoonmaak. Effecten De realisatie van een laag opleidingsniveau resulteert ook gemiddeld gen o- men in mindere arbeidsmarktperspectieven. De grootste (significante) verbeteringen in arbeidsmarktperspectieven vinden plaats bij de overgang van vbo naar mbo1 en bij de overgang van mbo 2 naar mbo3. Daarbij blijken lager opgeleiden ook kwetsbaarder voor conjunctuur. In tijden van economische recessie is er een hoger opleidingsniveau nodig om aan het werk te komen dan in tijden van een hoogconjunctuur. Vooral jongeren zonder enig diploma hebben dan slechte arbeidsmarktperspectieven. Voorts wordt in de literatuur gespeculeerd over de relatie tussen opleiding en criminaliteit. Diverse studies in binnen- en buitenland constateren dat er een relatie is tussen tussen een laag opleidingsniveau en deelname aan cr i- minele activiteiten. De causale relatie is hierbij echter moeilijk vast te ste l- len, hoewel er wel theorieën over bestaan. Een verklaring is bijvoorbeeld dat de risico s van deelname aan criminele activiteiten voor lager opgeleiden minder groot zijn doordat ze minder inkomstenderving ondervinden bij o p- sluiting. Onderzoek van Boutelier uit 2008 heeft aangetoond dat dezelfde factoren die ertoe bijdragen dat mensen moeilijk een opleiding afmaken, het waarschijnlijker maken dat iemand crimineel gedrag vertoont. Daarbij valt dan te denken aan motivatie- of gedragsproblemen, familieomstandigheden (een-oudergezin) en behoren tot risicogroepen. De oplossing ligt dan niet direct in het afdwingen van het behalen van de startkwalificatie.

56 44 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX Tussenconclusie: opleiding en participatie zijn factor van belang voor de sociale index Hoewel er de nodige mitsen en maren zijn te plaatsen bij de relatie tussen opleiding en participatie, is de algemene teneur toch wel dat het een factor van belang is. Het behalen van de startkwalificatie is daarbij een voor de hand liggende indicator omdat die goed aansluit b ij het beleid. Op zichzelf is het echter niet noodzakelijk om die grens strikt te hanteren en bieden indic a- toren als het sectorstartniveau of het gerealiseerde opleidingsniveau in een cohort ook goede aanknopingspunten Taalbeheersing Er lijkt weinig discussie over dat Nederlandse taalbeheersing een voorwaarde is voor zelfstandigheid en participatie in de Nederlandse samenleving. De inspanningen op het vlak van het versterken van de taalbeheersing richten zich in hoofdzaak op de allochtone vrouwen. Daar zijn meerdere redenen voor. Allereerst is de taalachterstand onder deze groep gemiddeld genomen het grootst. Dat geldt met name de groep (vooral Turkse) vrouwen die via gezinshereniging in het land is gekomen (SCP, 2006). Daarnaast wordt er een sneeuwbaleffect verwacht volgens het uitgangspunt if you educate a woman, you educate a family. Hun taalbeheersing heeft immers ook effect op het beheersen en gebruiken van de Nederlandse taal door hun kinderen (Gijsberts en Merens, 2004). En de effecten gaan wellicht ook verder. Als een ouder normaal kan deelnemen in de samenleving mag ook worden verwacht dat die beter in staat is een goede basis te leggen voor het maatschappelijk succes van de volgende generatie (Frontoffice Inburgering, 2007). Taal speelt een rol bij het volgen van een opleiding, het zoeken van werk, het aangaan van contacten met Nederlanders en Nederlandse instanties. Er lijkt daarbij zelfs sprake van een vicieuze cirkel. Juist door deelname aan het maatschappelijke verkeer kan men de Nederlandse taal goed leren. Als men daar echter niet aan kan deelnemen doordat de taal onvoldoende wordt beheerst, blijft men aan de kant staan (de Gruyter, 2005). Een basaal niveau van taalbeheersing is dan ook van groot belang Armoede De relatie tussen armoede en het volwaardig kunnen participeren in de samenleving is haast een tautologische. Engbersen en Snel (1997) bijvoorbeeld verwijzen naar armoede als het ontbreken van materiële en/of immateriële bestaanscondities die volwaardig burgerschap mogelijk maken. En ook in de Europese Unie, is wat aanvankelijk als het probleem van armoede was aa n- gemerkt, verschoven in de richting van sociale uitsluiting overigens zonder dat dit een noemenswaardige inhoudelijke verandering van het aandachtsg e- bied tot gevolg had (SCP, 2004). Ook op dit vlak lijkt er dus sprake van een vervaging van grenzen tussen onderwerpen en aandachtsgebieden die op zichzelf goed van elkaar zouden kunnen worden onderscheiden. Het SCP (2004) doet dit ook en benoemt armoede als een van de risicofactoren voor

57 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 45 sociale uitsluiting. Omdat armoede niet eenduidig en met brede publieke en wetenschappelijke instemming te definiëren is, maakt het CBS bij het b e- schrijven van de kans op armoede gebruik van twee inkomensgrenzen; de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige inkomensgrens. De eerstgenoemde grens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag, de laatstgenoemde wordt aangepast aan het sociaal minimum. De op deze wijze afgebakende groepen hoeven niet noodzakelijkerwijs werkelijk arm te zijn, maar het we r- kelijke aandeel armen wordt hiermee wel in grote lijnen in kaart gebracht. Andere aspecten die van belang zijn bij de beoordeling van armoede zijn de omvang van het vermogen en de periode dat mensen van weinig inkomen moeten rondkomen. 5.4 Participatie Aan participatie worden de volgende aspecten onderkend: werk, vrijwilligerwerk en mantelzorg. In meer algemene zin kan participatie (meedoen) wo r- den gezien als het tegendeel van uitgesloten zijn. En hoewel er hiervoor al het nodige is gezegd over inclusie - met name in relatie tot de EU-benadering van het begrip en over de civil society (Putnam, 2000), is nog niet erg scherp gedefinieerd wat nu wordt bedoeld met meedoen. Om dit wat scherper te krijgen sluiten we aan bij de definiëring die door het SCP is geg e- ven aan het begrip sociale uitsluiting (SCP, 2004). Het SCP benoemt twee dimensies waardoor sociale uitsluiting wordt geke n- merkt: een sociaal-culturele en een economisch-structurele dimensie. Die worden in onderstaand overzicht nader uitgewerkt. sociaal-culturele uitsluiting onvoldoende sociale participatie onvoldoende deelname aan formele en informele sociale netwerken, incl u- sief vrijetijdsbesteding; onvoldoende sociale ondersteuning; sociaal isol e- ment; onvoldoende sociale betrokkenheid; voor allochtonen: ontbreken van contact met autochtonen; onvoldoende culturele/normatieve integratie onvoldoende naleving van centrale waarden en normen beh orend bij actief sociaal burgerschap: gering arbeidsethos, geringe opleidingsbereidheid, niet stemmen, misbruik sociale zekerheid, delinquent gedrag; afwijkende ped a- gogische opvattingen, afwijkende opvattingen over rechten en plichten van vrouwen/mannen; economisch-structurele uitsluiting materiële deprivatie tekort aan middelen voor elementaire levensbehoeften en materiële go e- deren, life style deprivatie, problematische schulden; betalingsachtersta n- den (m.n. woonlasten); geen mogelijkheden om geld te len en onvoldoende toegang tot social rights ((semi-)overheidsvoorzieningen)

58 46 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX wachtlijsten en/of (financiële) drempels voor gezondheidszorg, onderwijs (met name ten behoeve van kinderen), huisvesting, rechtsbijstand, maa t- schappelijke dienstverlening, schuldhulpverlening, arbeidsbemiddeling, sociale zekerheid, maar ook zakelijke dienstverlening zoals banken en verzekeringsinstellingen; onvoldoende veiligheid en leefbaarheid woonomgeving. In de tekorten die in bovenstaand schema zijn gedefinieerd en die risi cofactoren inhouden, kunnen actieve (dat wat iemand te weinig doet) en passieve (dat wat iemand wordt onthouden) elementen worden onderscheiden. Als we de actieve elementen van sociale uitsluiting omdraaien en definiëren in termen van fronten waarop mensen mee kunnen doen ontstaat de volgende opsomming: Deelnemen aan formele sociale netwerken, Deelnemen aan informele sociale netwerken, inclusief vrijetijdsbesteding, Bieden van sociale ondersteuning, Tonen van sociale betrokkenheid, Contacten onderhouden met autochtonen, Werken, Opleiding volgen, Stemmen, geen misbruik maken van sociale zekerheid, geen delinquent gedrag vertonen, De activiteiten zoals in bovenstaande opsomming weergegeven zijn enerzijds betrekkelijk specifiek (geen delinquent gedrag vertonen) en anderzijds nogal algemeen van aard (zoals deelnemen aan informele netwerken). Als we de verschillende activiteiten meer op eenzelfde niveau brengen, kunnen de vo l- gende vormen van participatie worden onderscheiden: sociaaleconomische participatie (werken en studeren) maatschappelijke participatie (mantelzorg/vrijwilligerswerk) sociaal-culturele participatie (sport, ontspanning, recreatie, cultuur) Het onderscheid wordt dan vooral gemaakt langs de lijn van de primaire functionaliteit van de participatie. Sociaaleconomische participatie Sociaaleconomische participatie gaat over activiteiten die primair tot doel hebben de (zelf)redzaamheid te versterken en inkomen te verwerven. Het primaire nut betreft het (economisch) nut voor de persoon zelf. Dat is in directe zin het geval bij arbeidsparticipatie, maar het volgen van een ople i- ding en/of studie kan ook in dat perspectief (maar dan op de langere termijn) worden bezien. Er is nog een reden waarom beide activiteiten zouden ku n-

59 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 47 nen worden samengenomen. Die reden is dat het voor een deel communicerende vaten betreft. Stel dat in een buurt wordt gevonden dat de arbeidspa r- ticipatie laag is maar de onderwijsparticipatie groot (bijvoorbeeld in een studentenwijk). Een deel van de verklaring van de lage arbeidsparticipatie ligt dan in het feit dat een groot deel van de mensen aan het studeren is (waardoor er minder tijd over blijft om te werken). Hoewel natuurlijk ook naast de studie kan worden gewerkt en naast het werk kan worden gest u- deerd, is er een logische verbinding tussen beide vormen, waarbij er óf een accent wordt gelegd op werken óf op het volgen van een opleiding. Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie betreft activiteiten die primair een maa t- schappelijk nut hebben. Ook hierbij geldt dat het nut in afgeleide zin ook best de persoon zelf kan betreffen omdat die ook voordeel kan hebben bij deze activiteiten (bijvoorbeeld doordat de participatie ingang geeft tot ne t- werken die hem in staat stellen sociaal kapitaal te realiseren). De activiteit op zich heeft echter een maatschappelijke functie. Mensen zetten zich (ko s- teloos) in voor het welzijn van anderen door het bieden van informele hulp (zoals mantelzorg) of van de gemeenschap als geheel. Hierbinnen zien we dan ook activiteiten die behoren tot de deelname in de civil society. Ook participatie in het democratisch proces en de politiek (stemmen, inspraak, enzovoort) lijkt hier onder te kunnen worden geschaard. Sociaal-culturele participatie Sociaal-culturele participatie heeft als primaire doelen: ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling. Hoewel dit een terrein is dat wellicht wat minder scherp op het netvlies staat als het gaat over urgente sociale problemen, is het wel degelijk van belang als we meedoen centraal stellen. Tekenend is in dat kader ook dat de sociaal-culturele participatie onder laag opgeleiden en lage inkomensgroepen beduidend minder is dan bij hoog opgeleide mensen. Het is enigszins twijfelachtig of we ook de normale sociale interacties in de zin van buurtcontacten en latente, toevallige contacten hieronder zouden moeten plaatsen. Gezien eerdere bevindingen is het een relevant onderwerp, bijvoorbeeld in relatie tot familiariteit, vertrouwen en binding. De aansluiting met de benoemde sociaal-culturele vorm van participatie is de overeenkomst met het doel : ontmoeting. Waar het ervan verschilt is de doelgerichtheid van de contacten. Waar de hiervoor benoemde vormen van participatie wo r- den onderscheiden op basis van een criterium van functionaliteit en een daarmee verbonden doelgerichtheid, kan dat voor de meer toevallige soci a- le contacten en buurtcontacten op en rond de speeltuin (of meer formeel: de (semi-) openbare ruimte), niet worden gezegd. De functionaliteit van de contacten is er wel, maar de doelgerichtheid ontbreekt. We stellen dan ook voor om naast de functionele vormen van participatie een aparte (sub)dimensie sociale contacten te benoemen. Daarbij kan dan worden ingegaan op het verschil tussen de feitelijke contacten en het aspiratieniveau van die contacten.

60 48 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX Tussenconclusie: participatie in de samenleving is een van de centrale dimensies in de sociale index, daarnaast wordt er een seperate dimensie sociale contacten gehanteerd We beschouwen de mate waarin mensen participeren in de samenleving (betaald werk verrichten, een studie volgen, vrijwilligerswerk doen, mantelzorger zijn, sporten, lid zijn van verenigingen, zich inzetten voor de buurt, enzovoort), als een van de centrale dimensies in de sociale index. De participatie van mensen in de samenleving kan worden onderscheiden op basis van de primaire (maar niet uitsluitende) functionele doelen die ermee worden nagestreefd: Sociaaleconomisch (opleiding, werk), Maatschappelijk (vrijwilligerswerk, mantelzorg, inzet voor de buurt) en Sociaal cultureel (sport, ontspanning, cultuur en recreatie). Aanvullend stellen we voor een separate dimensie sociale contacten te gaan hanteren waarin het verschil tussen feitelijke, min of meer toevallige en latente buurtcontacten en het a spiratieniveau van die contacten aan de orde komt. 5.5 Stedelijke Infrastructuur Onder de noemer stedelijke infrastructuur vallen een aantal aspecten van voorzieningen: bestaan, gebruik, profijt, en waardering van voorzieningen. Eén van de voorwaarden op het vlak van de leefomgeving voor participatie en binding is het aspect voorzieningen benoemd, maar dan naast omgevingsfactoren als de afwezigheid van discriminatie, de afwezigheid van (s o- ciale) onveiligheid, vervuiling (i.v.m. gezondheid) en overlast en de beschikbaarheid van goede, passende huisvesting. Voor al die zaken geldt dat het (sub)dimensies betreft die aanwezig kunnen zijn in de sociale en fysieke lee f- omgeving van mensen en die als er niet aan is voldaan risicofactoren vormen voor de mate waarin mensen kunnen en willen participeren in de samenleving. De opsomming van de sub)dimensies die we van belang achten als voo r- waarden vanuit de (stedelijke) leefomgeving is verder ook niet willekeurig. Allereerst heeft er een selectie plaatsgevonden op basis van het onderscheid tussen elementen die niet direct door beleid beïnvloedbaar zijn en eleme n- ten die (potentieel) wel door beleid beïnvloedbaar zijn. Omgevingsfactoren die niet (direct) beïnvloedbaar zijn Voorbeelden van omgevingsfactoren die niet (direct) door beleid beïnvloedbaar zijn, zijn demografie, conjunctuur, migratie, etniciteit, huishoudens a- menstelling, enzovoort. Voor zover die aspecten van belang zijn in relatie tot de wel beïnvloedbare voorwaarden of in relatie tot participatie en binding worden ze meegenomen in de contextvariabelen waar in de volgende paragraaf wordt ingegaan. Omgevingsfactoren die wel kunnen worden beïnvloed Voorwaarden in de leefomgeving die (potentieel) wel door beleid ku nnen worden beïnvloed ook al zal dat niet altijd even eenvoudig zijn ontlenen

61 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 49 we voor een deel aan de (beïnvloedbare) risicofactoren die ook door het SCP (2004) zijn benoemd in de sociale en fysieke leefomgeving : dakloosheid, verblijf in (zorg)instelling, achterstandswijk, geen/weinig voorzieningen in woonbuurt (buurthuis, speelterrein e.d.), aanwezigheid sociaal netwerk. Voor een ander deel zijn het aspecten die samenhangen met indicatoren die zijn opgenomen onder het domein housing and environment binnen de dimensie socio-economic security in de EU-benadering van sociale kwaliteit (Maesen en Walker, 2005): Domain Sub-domains Indicators Housing and environment Housing security Housing conditions Environmental conditions (social and natural) Proportion of people who have certainty of keeping their home Proportion of hidden families (i.e. several families within same household Number of square meters per household member Proportion of population living in houses with lack of functioning basic amenities (water, sanitation and energy) People affected by criminal offences per 10,000 inhabitants Proportion living in households that are situated in neighbourhoods with above average pollution rate (water, air and noise) Tot slot is aansluiting gezocht bij de risicofactoren die door Boutelier e.a. (2007) zijn benoemd in relatie tot polarisatie en die hun oorsprong in de (sociale) leefomgeving vinden: de perceptie van uitsluiting, een gebrek aan rechtvaardigheid, discriminatie, overlast, intimidatie en bedreiging door andere groepen. Deze aspecten zijn met name ook van belang in relatie tot de gevoelsindex waarin zaken als onderling respect aan de orde komen. Voor wat betreft de voorzieningen is het logisch lijn om voor de sociale index aansluiting te zoeken bij de verschillende vormen van participatie die hie r- voor zijn onderscheiden. Voor sociaaleconomische participatie gaat het dan om scholen, bedrijfsruimte en arbeidsplaatsen. Voor maatschappelijke part i- cipatie gaat het om verenigingen, vrijwilligersorganisaties en dergelijke en voor sociaal-culturele participatie om sportverenigingen, musea, buurthuis, horeca en dergelijke. Voor de dimensie toevallige ontmoetingen gaat het om speeltuinen, pleinen, een park en andere voorzienin gen waar de (semi)openbare ruimte daar gelegenheid voor kan bieden. Voor veel voorzieningen die zijn gerelateerd aan de verschillende vormen van participatie (wellicht met uitzondering van de toevallige contacten) geldt dat de schaal waarop ze van belang zijn veelal buurt overstijgend is (VROM, 2004). Omgekeerd betekent dat dan ook dat de afwezigheid van voorzieni n- gen in ruimtelijk gedefinieerde buurten niet hoeft te betekenen dat dit een

62 50 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX probleem is voor de bewoners. Men gaat dan eenvoudigweg iets verder weg naar school, naar het werk, de sportvereniging, de kroeg of het museum. Waar het vooral om gaat is de perceptie van de bewoners met betrekking tot de toegankelijkheid en bereikbaarheid van dergelijke voorzieningen. Of meer algemeen: de tevredenheid met het voorzieningenniveau. Van een beperkt aantal voorzieningen kan worden betoogd dat die van specifiek belang zo u- den kunnen worden geacht voor de sociale kwaliteit in een buurt of wijk (VROM-raad, 2006). Voor dat type voorzieningen kan het zinnig zijn om ook de fysieke manifestatie in de index op te nemen. Tussenconclusie: De stedelijke infrastructuur schept voorwaarden voor de participatie van burgers in de stad. We onderscheiden daarbij zowel sociale als fysieke aspecten van de stedelijke leefomgeving: Voldoende niveau van voorzieningen (gerelateerd aan de onderscheiden vormen van participatie) Adequate huisvesting Afwezigheid van discriminatie, sociale onveiligheid en intimidatie Afwezigheid van vervuiling, hinder en overlast. 5.6 De context van de wijk De aspecten die in het schema van het SPR worden benoemd in het blok wijkcontext zijn zaken die veelal als de normale kengetallen van wijken worden gehanteerd: de samenstelling van de woningvoorraad, de bevolking en een aantal zaken die ook enige overlap hebben met de andere dimensies zoals schoolprestaties, veiligheid en werkgelegenheid. Het is op voorhand niet geheel ondubbelzinnig welke aspecten tot de context moeten worden gerekend en op welke wijze de wijkcontext in een index zou moeten worden verdisconteerd. Hierbij spelen zowel inhoudelijke als methodologische ove r- wegingen een rol. Als onderdeel van een sociale index Inhoudelijk gezien is er een sterke relatie tussen enerzijds contextindicatoren als werkgelegenheid en onderwijsprestaties aan de ene kant en opleidingsn i- veau, voortijdig schoolverlaten en arbeidsparticipatie aan de andere kant. Het is echter zeker niet zo dat de aanwezigheid van werkgelegenheid in de wijk ook noodzakelijk bijdraagt aan de arbeidsparticipatie van de bewoners in diezelfde wijk. Werk is niet iets dat exclusief gebonden is aan de wijk waar iemand woont. Het feit dat de werkgelegenheid in een wijk (in termen van bijvoorbeeld het aantal arbeidsplaatsen op het aantal inwoners) gering is, i s dan ook van weinig belang voor de verklaring van een geringe arbeidspartic i- patie. Om andere redenen, zoals bijvoorbeeld verwoord in het VROM -raad Advies over sociale stijging (VROM-raad, 2006) kan functiemenging in wijken (met name kleine bedrijfjes) wel van belang zijn. Dat ligt dan echter meer in het perspectief van het bieden van (goedkope) ruimte aan startende onde r- nemers. Daarmee kan dan ook een effectieve sociale stijgingsroute worden

63 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 51 aangeboden. Het is echter niet noodzakelijk dat die ondernemers o ok uit de wijk zelf afkomstig zijn. Voor de kwaliteit van het onderwijs is iets soortgelijks aan de hand, al zijn de relaties hier wat minder los. Ook onderwijs biedt immers kansen voor soci a- le stijging. Goede onderwijsvoorzieningen zijn cruciaal voor d e ontwikkelingskansen van mensen. En hoewel die scholing niet per se in de eigen buurt hoeft te worden gevolgd, is de afstand in fysieke maar vooral ook in psychologische zin wel een factor die meespeelt bij de bereikbaarheid van scholen. De symbolische werking wordt aldus de VROM-raad nogal eens onderschat (VROM-raad, 2006). Een vertrek van een havo/vwo-school beperkt de stijgingskansen in die wijk: Ben je ambitieus, wil je hogerop in het o n- derwijs, dan moet je hier niet zijn., In de outline van de sociale index worden deze factoren geplaatst bij de voorwaarden in de omgeving. De voorkeur gaat er dan ook naar uit om deze elementen onderdeel te laten zijn van de sociale index, samen met andere relevante omgevingsvoorwaarden zoals huisvesting en (sociale) veiligheid. Als controlevariabelen Van andere aspecten die als wijkcontext kunnen worden geduid ligt het meer voor de hand om ze als controle of voorwaardelijke variabelen mee te nemen. 1 Het gebruik van (controlerende) contextvariabelen in een index moet met de nodige zorgvuldigheid worden gedaan. Er zijn verschillende mogelijkheden: Limiterend De context bepaalt de bandbreedte van mogelijke scores (en daarmee de betekenis en interpretatie van een gegeven score). De context maakt het vóórkomen van andere aspecten meer of minder waarschijnlijk; er is een samenhang tussen context en ind i- cator(en) van een dimensie. De context beïnvloedt de betekenis van een score (en daarmee de interpretatie van een gegeven score). Een voorbeeld van de eerste interpretatie is de ook eerder aangehaalde relatie tussen de samenstelling van de bevolking en arbeidsparticipatie. De ve r- deling van de bevolking naar leeftijden bepaalt de mogelijke verdeling van werkenden en niet-werkenden. Als er veel ouderen in een wijk wonen, is per definitie het aandeel werkenden lager. Dat lage percentage is in dat geval ook geen probleem althans niet in de zin dat het een probleem zou kunnen zijn in een wijk waar vooral mensen in de leeftijd jaar wonen. De betekenis van een gegeven percentage werkenden in een wijk is dus afhankelijk 1 In dit licht is het overigens ook van belang om te bezien op welke manier hier bij de veiligheidsindex mee is omgegaan. We hebben de indruk dat een aantal vrij kengetalachtige aspecten direct in de index zijn opgenomen, zonder dat hierbij duidelijk is op welke wijze die in conceptuele zin zouden moeten samenhangen met veili g- heid.

64 52 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX van het aandeel bewoners in de werkzame leeftijd. Dit type contextvariab e- len moet in de regel zodanig worden verwerkt dat de indicator alsnog o n- dubbelzinnig is. In dit voorbeeld moet dan dus niet de indicator % werkenden worden gebruikt, maar het % werkenden van de (potentiële) beroepsbevo l- king in een wijk. Probabilistisch De tweede interpretatie van contextvariabelen is wat minder deterministisch dan de eerste en daarmee ook minder vanzelfsprekend te corrigeren. Een eenvoudig voorbeeld is de relatie tussen het aandeel sociale huurwoningen in een wijk en het inkomensniveau. De kans dat ergens meer lage inkomens wonen is groter als er meer sociale huurwoningen zijn. Beide aspecten a f- zonderlijk in een index opnemen leidt dan al snel tot een dubbeltelling ; er wordt immers voor een deel twee keer hetzelfde gemeten. De een voor de ander controleren (aandeel lage inkomens als percentage van het aandeel sociale huurwoningen) is echter ook niet zonder meer mogelijk, omdat het geen deterministische relatie betreft. Er kunnen immers ook andere omsta n- digheden zijn die het vóórkomen van veel lage inkomens waarschijnlijk m a- ken. Oplossingen hiervoor moeten voor een deel in de statistiek (oplossen van multicollineariteit, factor analyse) en voor een deel in de theorie worden gezocht (wat zijn de aspecten waar we echt in zijn geïnteresseerd, en doet het er in dat licht wat toe wat de score is op andere kenmerken). Intermediërend De derde interpretatie is inhoudelijk gezien de lastigste hoewel de verwerking ervan in een index betrekkelijk eenvoudig is. Het type relaties waar we hier op doelen zijn op te vatten als zogenaamde interacties. Een score op een variabele heeft een andere betekenis gegeven een score op een andere (context) variabele. Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen de sociale interacties tussen buurtbewoners en opleidingsniveau. De mate waarin buurtbewoners onderling contact hebben is in de regel minder groot in wi j- ken waar veel hoog opgeleiden wonen dan in wijken waar veel laag opgeleiden wonen. Dat heeft te maken met de verschillende manieren waarop men het sociale leven vormgeeft (van Marissing, Bolt en van Kempen, 2004). Het sociale netwerk van veel hoog opgeleiden speelt zich slechts voor een klein deel af binnen de buurt, terwijl dit voor lager opgeleiden een belangrijker deel van de contacten lijkt in te nemen. Het duidelijkste voorbeeld hiervan kan worden gevonden in de zogenaamde autochtone volkswijken. De betek e- nis van eenzelfde lage score op sociale interacties, betekent in een autochtone volkswijk dan ook iets anders dan in een studentenwijk. In het eerste geval kan het een probleem zijn, in het tweede geval is het dat naar alle waarschijnlijkheid niet althans niet voor de mensen die er wonen. Er zijn twee mogelijkheden om dit soort effecten mee te nemen in een index: als intermediërend effect en door nieuwe scores te ontwikkelen die de t e- genstelling wegnemen. Als we de context (in dit geval het opleidingsniveau) beschouwen als een intermediërende invloed op de betekenis van sociale interactie, dan kan die worden verwerkt in de index door bijvoorbeeld het

65 THEORETISCH KADER SOCIALE INDEX 53 gewicht van de indicator te variëren of door een gecombineerde indicator te maken, waarbij de sociale interactie bijvoorbeeld alleen wordt geteld, gegeven een bepaalde samenstelling van de wijk naar opleidingsniveau. Een goed voorbeeld van een nieuwe score kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de al eerder genoemde contactladder van het Verwey Jonker Instituut (van der Graaf, Boonstra en Bos, 2006) waarbij naast de feitelijke contacten ook het aspiratieniveau wordt gemeten en het probleem uniform (dus met eenzel f- de betekenis in alle soorten wijken) kan worden beschouwd als het verschil tussen de feitelijke situatie en de gewenste situatie. De laatste benadering heeft onze voorkeur omdat daarmee preciezer wordt gemeten wat wordt beoogd en er geen interpretatieverschillen kunnen ontstaan.

66 54 TECHNISCHE OPERATIONALISATIE Hoofdstuk 6 Technische operationalisatie Bij de operationalisering van de index gaat het erom de in het conceptuele kader benoemde elementen te vertalen in (kwantitatieve) indicatoren. De overwegingen die daarbij zijn betrokken staan in dit hoofdstuk uitgebreid besproken, tezamen met de normering en de weging. 6.1 Indicatoren In het overzicht in paragraaf 3.7 zijn de dimensies van de index (zoals capaciteiten ), de daarbinnen onderscheiden thema s (zoals voldoende opleiding ) en de daarbij horende indicatoren (zoals het aandeel voortijdig schoolverlaters) opgesomd. Hierbij is ook aangegeven of die indicatoren worden ontleend aan bestaande gegevens of aan de enquête die voor dit doel is ontwi k- keld. Deze enquête is integraal opgenomen in het bijlagenrapport. Belangrijke overwegingen die bij de selectie en operationalisering van de indicatoren zijn meegenomen, waren: 1. De gegevens moeten beschikbaar zijn of kunnen worden gemaakt op het niveau van buurten en wijken. 2. De gegevens moeten jaarlijks kunnen worden geactualiseerd. 3. De indicatoren moeten op betrekkelijk korte termijn beïnvloedbaar kunnen zijn door beleid (dit markeert bijvoorbeeld de keuze om wél het aandeel voortijdig schoolverlaters op te nemen en niet het opleidingsn i- veau van de bevolking). 4. De indicatoren moeten kunnen worden gecontroleerd voor eventuele verstorende sociaal-demografische factoren. 5. Per thema zijn meerdere indicatoren gewenst om de invloed van toeva l- ligheden te beperken in de score per thema. 6. Als een indicator wordt ontleend aan enquêtegegevens, moet de indic a- tor bij voorkeur worden opgebouwd uit meerdere antwoorden (schaa l- scores) eveneens om de invloed van toevalligheden te beperken. 7. Per thema is het wenselijk om zowel objectieve gegevens (registraties) als subjectieve gegevens (uitkomsten van de bewonersenq uête) te betrekken. Voor de dimensie binding is op grond van de theorie (zie ook hoofdstuk 5) niet helemaal duidelijk welke thema s van belang zouden kunnen zijn. Om daar een indruk van te krijgen, zijn in de eerste enquête die gehouden is ten behoeve van de (ontwikkeling van de) sociale index vragen gesteld aan b e- woners waarmee is nagegaan hoe in de beleving van de bewoners - de in

67 TECHNISCHE OPERATIONALISATIE 55 het conceptuele kader benoemde aspecten met elkaar samenhangen. Daaruit kwam naar voren dat er vanuit het perspectief van bewoners vier verschillende zaken moesten worden onderscheiden: de sociale omgang binnen de wijk (familiariteit), de identificatie met de stad, de inzet voor de wijk en het vertrouwen in de politiek/het bestuur. De familiariteit en de inzet voor de wijk bleken verder te kunnen worden gecombineerd tot een dimensie bi n- ding met de buurt. Het stadsgevoel en vertrouwen in het bestuur bleken te kunnen worden gecombineerd tot een dimensie binding met de stad. De scores op de beide bindingen (met de buurt en met de stad) bleken sterk van elkaar te verschillen waardoor ervoor is gekozen om deze niet verder te combineren tot een overkoepelende dimensie binding. 6.2 Rapportcijfers Er zijn verschillende manieren om de appels en peren van de thema s en bijbehorende indicatoren te combineren in een samenvatttende index. In de sociale index is ervoor gekozen dit te doen door elke indicatorscore te waa r- deren als een rapportcijfer. Er zijn verschillende redenen waarom is besloten rapportcijfers te hanteren: De belangrijkste reden is de hoge attentiewaarde van een rapportcijfer; bij een rapportcijfer 4 is voor iedereen helder wat het betekent: een flinke onvoldoende waar wat aan moet worden gedaan. Rapportcijfers voor verschillende indicatoren kunnen onderling worden vergeleken; daarmee bieden ze niet alleen een basis voor prioritering van g e- bieden (waar zijn de problemen het grootst?) maar ook voor de prioritering van inhoudelijke thema s (op welk beleidsveld zijn de problemen het grootst?). Rapportcijfers zijn normatief. Dat wil zeggen, er wordt betekenis gegeven aan de uitkomst op een indicator door er een meetlat naast te leggen. Die mee t- lat geeft aan of een score onder de norm (onvoldoende) is of erboven, maar ook hoeveel erboven of eronder. Voor een deel is dit arbitrair en voor een deel kan de meetlat aan externe referenties worden ontleend. Bij de ontwi k- keling van de Sociale Index is voor elke afzonderlijke indicator een dergelijke meetlat ontwikkeld zodat tot op het laagste niveau kan worden teruggezocht hoe een score op de index tot stand is gekomen. In de bijlage zijn die meetlatten (normtabellen) opgenomen. 6.3 Weging De rapportcijfers op indicatoren kunnen worden gecombineerd tot gemi d- delde rapportcijfers op thema s, dimensies en op het niveau van de index als totaal. Bij die samenvoeging kunnen ook verschillende gewichten worden gehanteerd voor de verschillende indicatoren. De belangrijkste leidraad daarvoor is het (inhoudelijke) belang dat aan een indicator wordt gegeven ten opzichte van de andere indicator(en) waarmee hij wordt samengenomen. In de sociale index voor Leeuwarden is deze weging niet toegepast.

68 56 DE WERKWIJZE Hoofdstuk 7 De werkwijze 7.1 Inleiding Om tot een sociale index te komen zijn verschillende stappen doorlopen, waaronder het bepalen van de gewenste indicatoren voor Leeuwarden, het opstellen van de vragenlijst, dataverzameling, analyse en normering. Hoe deze fasen zijn doorlopen wordt in dit hoofdstuk beschreven. 7.2 Stap voor stap richting de sociale index Naast de algemene indicatoren waren voor de gemeente Leeuwarden ook een aantal indicatoren gewenst die specifiek zijn voor deze gemeente. Aan de hand van het collegeprogramma zijn door RIGO diverse indicatoren voo r- gesteld, waaruit de gemeente de belangrijkste heeft geselecteerd. Waar mogelijk zijn deze onderwerpen verwerkt in de vragenlijst. De vragenlijst die in het verleden voor het wijksignaleringssysteem werd gebruikt, diende als basis voor de nieuwe vragenlijst. Om tot een compleet gevulde sociale index te komen zijn in de WSS-vragenlijst enkele wijzigingen aangebracht. Er zijn een aantal vragen toegevoegd en sommige vragen zijn geschrapt of anders geformuleerd. De uiteindelijke vragenlijst is opgenomen in de bijlage. In totaal zijn in 28 wijken in Leeuwarden enquêtes uitgezet. De bewoners die een enquête hebben ontvangen zijn geselecteerd middels een aselecte steekproef, zodat alle bewoners evenveel kans maakten om in de steekproef terecht te komen. Niet in alle wijken zijn uiteindelijk voldoende vra genlijsten ingevuld en teruggestuurd om tot betrouwbare resultaten te komen. Dat is het geval voor de volgende wijken: Wielenpôlle, Blitsaerd, Schepenbuurt, Wytgaard e.e. en Lekkum/Snakkerburen. Omdat de resultaten voor deze wijken minder betrouwbaar zijn, is ook een wijkschijf opgenomen voor Wielenpôlle en Schepenbuurt tezamen. Omdat Heechterp en Schieringen gezamenlijk één werkgebied vormen is ervoor gekozen om ook daarvoor een gezamenlijke wijkschijf op te stellen. Voor Muziek-, Transvaal- en Vogelwijk is om onderzoeksmatige redenen ook zowel een afzonderlijke als een gezamenlijke wijkschijf ontwikkeld. Voor een aantal indicatoren zijn registratiegegevens gebruikt. Sommige gegevens zijn aangeleverd door de gemeente, andere zijn afkomstig uit de veiligheidsindex(zie overzicht in paragraaf 3.7). Nadat alle vragenlijsten verwerkt waren tot een databestand, heeft RIGO de analyses uitgevoerd om tot de gewenste indicatoren te komen. De meeste

69 DE WERKWIJZE 57 indicatoren bestaan uit percentages (aandeel vsv ers, aandeel met een laag inkomen, etc.). Deze percentages zijn voorgelegd aan een projectgroep, waarin vanuit de gemeente (vrijwel) alle relevante disciplines vertegenwoo r- digd waren. De betrokkenheid van deze projectgroep is van belang voor het creëren van draagvlak voor het product, en voor de weging en waardering van de uitkomsten. De projectgroep is gevraagd aan de berekende percentages een waardeoordeel te geven door middel van een rapportcijfer. In totaal hebben vier bijeenkomsten plaatsgevonden, waarin de resultaten en de normeringen besproken zijn. Tijdens de eerste bijeenkomst is de algem e- ne opzet doorgenomen en zijn de door de gemeente gewenste indi catoren doorgenomen. De tweede bijeenkomst stond in het teken van de normeringen van de ui t- komsten op alle indicatoren. Daar waar mogelijk zijn tevens referentiecijfers aangereikt (andere G27 gemeenten, vergelijkbare steden, Nederlandse normen, EU-normen). In deze normeringsbijeenkomst zijn de uitkomsten voor de gemeente Leeuwarden in totaal gepresenteerd en gewaardeerd door de werkgroep. Daar waar de projectgroep leden het niet eens waren of over onvoldoende kennis beschikten, zijn experts op de betreffende gebieden geraadpleegd. Met behulp van de normeringen voor de gemeente in totaal heeft RIGO normtabellen opgesteld en toegepast op alle wijken. Tijdens de derde bijeenkomst zijn de resultaten per wijk doorgenomen en bediscussieerd. Voor sommige indicatoren wilden de leden van de projectgroep graag twee verschillende normtabellen zien, om beter zicht te krijgen op de invloed van de normering. Daar waar twee schalen of deelindicatoren uitgewerkt zijn, heeft de projectgroep een keuze gemaakt. De resultaten zijn door RIGO verwerkt tot de gekleurde wijkschijven die in hoofdstuk vier van dit rapport zijn opgenomen.

70

71 59 Hoofdstuk 8 Literatuur Adriaanse, C. (2006), Publieke familiariteit bindt in Buitenveldert, City Journal, Wetenschappelijk tijdschrift voor de steden, nr. 6, pp Beck, W., L.J.G. Maesen, F. Thomése & A. Walker (2001), Social Quality: A vision for Europe, Kluwer Law International. Berg, M. van den (2005), Steun of stuwing? Sociaal kapitaal van Marokkaanse en Antilliaanse vrouwen in genderperspectief, Erasmus Universiteit Rotterdam. Berg, M. van den (2006), Uitgesloten van de sociale li ft, City Journal, Wetenschappelijk tijdschrift voor de steden, nr. 2, pp Blokland-Potters, T.V. (2004), Buren als bruggen? De betekenis van burenrelaties voor sociaal kapitaal in een Rotterdamse gemengde wijk. Sociale Wetenschappen, vol. 47, no. 2. pp Blokland-Potters, T.V. (2006), Het sociaal weefsel van de stad; Cohesie, netwerken en korte contacten. Rede Uitgesproken op 12 januari 2006, Erasmus Universiteit Rotterdam. Bolt, G. en M.I. Torrance (2005), Stedelijke herstructurering en sociale cohesie, DGW/NETHUR, Utrecht. Bourdieu, P. (1986), The Forms of Capital, in John G. Richardson (edt), Handbook of Theory and Research in the Sociology of Education, New York, Greenwald Press. Boutelier, H., R. van Wonderen, S. Tan, I. de Groot en S. Nieborg (2007), Polarisatie en sociaal vertrouwen in Oud-Zuid; literatuurverkenning en ontwikkeling van een meetinstrument, Ve r- wey-jonker Instituut (concept). Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) (2003), De G4 in de peiling, uitkomsten van een enquête in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, Rotterdam. Commission of the European Communities (2006), Technical annex to the joint report on social protection and social inclusion, Brussels. CPB (2006), Voortijdig schoolverlaten in Nederland: omvang, beleid en resultaten, CPB document No 107, Den Haag. DeFilippis, J. (2001), The Myth of Social Capital in community development, Housing Policy Debate, Vol12, 4, pp Den Breejen, F., A. van Grinsven en J. van der Schaar (2004), Evaluatie herstructureringsproces Barten-Noord. Amsterdam: RIGO Research en Advies. Diener, E. and Suh, E. (1997), Measuring quality of life: Economic, social and subjective indic a- tors. Social Indicators Research 40. 1(2): pp Durlauf, S.N. (2002), On The Empirics of Social Capital, Department of Economics, University of Wisconsin. Duys, K. (2007), Motie Gevoelsindex, Raadsstuk 2007, nr. 537, CDA Rotterdam. Duyvendak, J.W. en P. van der Graaf (2001), Opzoomeren, stille kracht?; een onderzoek na ar de kwaliteiten van het Opzoomeren in Rotterdam, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht. Engbersen, G., E. Snel en A Weltevrede (2005), Sociale herovering in Amsterdam en Rotterdam; één verhaal over twee wijken, WRR/Amsterdam University Press, Den Haag/Amsterdam Literatuur

72 60 LITERATUUR Florida, R. (2002), The rise of the creative class, and how it is transforming work, leisure, community, and everyday life. Basic Books, New York. Frontoffice Inburgering (2007), Routeplanner Inburgering en Participatie Allochtone vrouwen; Instrument voor visie en beleidsontwikkeling in gemeenten, Ministerie van Justitie, Den Haag. Fukuyama, F. (1999), Social Capital and Civil Society, paper prepared for the IMF Conference on Second Generation Reforms, The Institute of Public Policy, George Mason University. Gemeente Rotterdam Bestuursdienst (2007), Definitieboek Collegeresultaten , Rotterdam. Gemeente Rotterdam (2006), Het Collegeprogramma 2006/2010; de stad van aanpakken, voor een Rotterdams resultaat, Rotterdam. Gemeente Rotterdam (2007), Nota Stadsburgerschap; het motto is meedoen, Rotterdam. Gemeente Rotterdam (2006), Veiligheidsindex 2006; meting van de veiligheid in Rotterdam. Rapportage bevolkingsenqûete januari 2006 en feitelijke criminaliteitsgegevens en contextg e- gevens 2005, Rotterdam,. Graaf, P. van der, N. Boonstra en R. Bos (2006), Buurtcontact in Leiden Zuidwest; de contactladder als diagnose-instrument, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht. Gruyter, M. de (2005), Kansen en belemmeringen bij maatschappelijke particpatie van hoger opgeleide vrouwelijke vluchtelingen; vooronderzoek voor het project barrière of carrière?, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht. Gijsberts, M. en A. Merens (2004), Emancipatie in estafette, De positie van vrouwen uit etn i- sche minderheden, SCP en ISEO, Den Haag. Hart, J. de (2002), Theoretische uitgangspunten, conceptualisering en doelstellingen. In. J. de Hart (red.) Zekere banden sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Hartman, C en P. Tops (2005(, Frontlijnsturing; uitvoering op de publieke werkvloer van de stad, Kenniscentrum Grote Steden, Den Haag. Kam, G. de, en B. Needham (2003), Een hele opgave; Over sociale cohesie als motief bij stedelijke herstructurering, NETHUR, Utrecht. Krueger, A.B., en M. Lindahl (2001), Education for growth: why and for whom?, Journal of Economic Literature, vol. 29, nr. 4, pag Leeuw, A.C.J. de (1990), Organisaties, management, analyse, ontwerp en verandering, Van Gorcum & Comp, Assen. Leidelmeijer, K. (2005), Eigenwoningbezit en leefbaarheid; een positieve impuls, RIGO Research en Advies i.o.v. VROM/DG Wonen, Amsterdam Leidelmeijer, K., G. Marlet, J. van Iersel en C. van Woerkens (2007), De Wijkmonitor; instr u- mentontwikkeling en nulmeting, RIGO Research en Advi es BV en Stichting Atlas voor gemeenten i.o.v. VROM/WWenI, (concept) Maessen L. J.G. van der, A.C. Walker (2005), Indicators of Social Quality: Outcomes of the European Scientific Network, European Journal Of Social Quality Volume 5 Issue 1/2, pp Marissing, E. van, G. Bolt en R. van Kempen (2004), Stedelijk Beleid en Sociale Cohesie in twee herstructureringswijken: Nieuw-Hoograven (Utrecht) en Bouwlust (Den Haag), Universiteit Utrecht. Ministerie van VROM (2004), Leefbaarheid van wijken, RIGO Research en Advies BV i.o.v. VROM/DG Wonen, Den Haag.

73 61 Neuborg, C.R.J.D, & P. Steffens (2005), Social Quality, The Dutch National Report, European Foundation on Social Quality. Portes, A. (1998), Social capital: its origins and applications in modern sociology. Ann ual Review of Sociology, 24, Putnam, R. (2000), Bowling alone, the collapse and revival of American community, New York: Simon and Schuster. Schnabel, P. (2000), Vergroting van de maatschappelijke cohesie door versterking van de sociale infrastructuur. Probleemverkenning en aanzet tot beleid. In: R.P. Hortulanus en J.E.M. Machielse (red.). In de marge. Het sociaal debat, deel 1 (21-34). Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie. Shaw, C. R. en H. D. McKay (1942/1969). Juvenile delinquency and urban areas. Chicago, University of Chicago Press. Sherif, M., Harvey, O., White, B., Hood, W. and Sherif, C. (1961), Intergroup Conflict and Cooperation: The Robbers Cave Experiment. Norman: Institute of Group Relations, University of Oklahoma, reprinted by Wesleyan University Press, Slob, A. (2006), Herstructurering, herhuisvesting en het waterbedeffect, City Journal, Wete n- schappelijk tijdschrift voor de steden, nr. 2, pp , Slob, A., G. Bolt en R. van Kempen (2005), Waterbedeffecten van stedelijk be leid; deel 1 theoretische achtergronden, i.o.v. KCGS en NWO, Utrecht. Sociaal en Cultureel Planbureau (2003), De sociale staat van Nederland 2003, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Sociaal en Cultureel Planbureau (2004), Sociale uitsluiting in Ned erland, Den Haag. Sociaal en Cultureel Planbureau (2006), De balans opgemaakt; De slotbeschouwing van de Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden, Den Haag. Veelen, M. van, D. van Geest en J. Vijver (2005), Sociale Kwaliteit in Rotterdam, naar ee n meeting op buurtniveau, Deloitte i.o.v. gemeente Rotterdam. VROM-raad (2006), Stad en Stijging; Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing, Advies 054, VROM-raad, Den Haag. Woolcock, M. (2000), Social Capital in theory and practice: where do we stand? (paper prepared for the 21 st annual conference on economic issues. Vermont: Department of economics, Middlebury college. WRR (2005), Vertrouwen in de buurt, Amsterdam University Press, Amsterdam. Zijderveld, A.C. (1998), A Theory of Urbanity: the economic and civic culture of cities. New Brunswick: Transaction. Literatuur

74 62 LITERATUUR Bijlagen - Wijkindeling Leeuwarden Vragenlijst - Normtabellen

75 63 Wijkindeling Leeuwarden 2010 Literatuur

Sport in Leeuwarden

Sport in Leeuwarden GEMEENTE LEEUWARDEN Sport in Leeuwarden 2010-2016 Resultaten van de wijkenquête 2016 Rapportage & Statistiek & Onderzoek April 2017 Inleiding Eind 2016 is voor de vierde keer in het kader van de Sociale

Nadere informatie

Wijkanalyses Assen. Inleiding wijkanalyse. Inleiding wijkanalyse

Wijkanalyses Assen. Inleiding wijkanalyse. Inleiding wijkanalyse Wijkanalyses Assen Inleiding wijkanalyse, leefomgeving, meedoen en binding. De wijkanalyse is ontstaan er problemen. Met de wijkanalyses wordt dit in beeld gebracht. Inhoudsopgave Centrum Hoofdlijnen uitkomst

Nadere informatie

SOCIALE KRACHT BUNNIK 2017

SOCIALE KRACHT BUNNIK 2017 SOCIALE KRACHT BUNNIK 2017 Wat is de Monitor Sociale Kracht? Brede burgerpeiling over o.a. sociaal domein, leefbaarheid, veiligheid Belevingsonderzoek, naast cijferbronnen Gericht op: benutten wat er al

Nadere informatie

Wijkenmonitor Westerkoog

Wijkenmonitor Westerkoog Wijkenmonitor 2015 Inhoud 1 Inleiding 2 Leefomgeving 3 Capaciteiten 4 Meedoen 5 Sociale Binding 6 Verantwoording Leeswijzer Dit rapport bestaat uit 5 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft een samenvattend

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Veerallee Opdrachtgever

Nadere informatie

Wijkenmonitor. Westerkoog

Wijkenmonitor. Westerkoog Wijkenmonitor Inhoud 1 Inleiding 2 Leefomgeving 3 Capaciteiten 4 Meedoen 5 Sociale Binding 6 Verantwoording Leeswijzer Dit rapport bestaat uit 5 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft een samenvattend

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Afdeling O&S December 2016 2 1. Aanleiding en doel In Maaspoort signaleren professionals meervoudige problematiek in een gedeelte van de wijk. Het gaat om het zuidelijk

Nadere informatie

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN 2005-2015 OPZET EN UITVOERING Sinds 1999 voert de gemeente Ede elke twee jaar een onderzoek uit naar leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Tot en

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Buurtrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de buurt? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016 Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht 2016 De Monitor Sociale Kracht: 7 pijlers Participatie De Monitor Sociale Kracht gaat uit van de beredeneerde veronderstelling dat de sociale kracht van

Nadere informatie

Schildersbuurt. Concept Maatschappelijk Index, versie Maatschappelijke index 6

Schildersbuurt. Concept Maatschappelijk Index, versie Maatschappelijke index 6 Schildersbuurt D. Sociale binding Maatschappelijke index 6 4 2 A. Capaciteiten wijk 2012 wijk 2014 stadsdeel 2012 stadsdeel 2014 stad 2014 3,7 3,9 4,8 4,7 6,0 Maatschappelijke index 3,7 4,5 4,9 4,8 6,0

Nadere informatie

Hartslag Cafe 15 februari 2018 John Dagevos. Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten

Hartslag Cafe 15 februari 2018 John Dagevos. Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten Hartslag Cafe 15 februari 2018 Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten Inhoud presentatie Wat verstaan we eigenlijk onder leefbaarheid? LEMON Telos instrumenten Feiten en kaarten over

Nadere informatie

WijkWijzer Deel 1: de problemen

WijkWijzer Deel 1: de problemen WijkWijzer Deel 1: de problemen Ondiep, Utrecht overlast dronken mensen overlast door drugsgebruik overlast jongeren vernieling openbare werken rommel op straat overlast van omwonenden auto-inbraak fietsendiefstal

Nadere informatie

-diensten. licht van de crisis valt dat niet altijd mee. Juist nu kan het handig zijn

-diensten. licht van de crisis valt dat niet altijd mee. Juist nu kan het handig zijn -diensten Inzicht in kwetsbare doelgroepen Analyse Ken uw doelgroep dé onderbouwing van uw beleid Meedoen in de maatschappij is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Gemeenten, bibliotheken en andere maatschappelijke

Nadere informatie

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden Veiligheidsmonitor 2008, gemeente 1 Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 In deze bijlage worden de uitkomsten van de monitor weergegeven in tabellen. Van de volgende gebieden worden cijfers gepresenteerd:

Nadere informatie

FYSIEK-ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN

FYSIEK-ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN FYSIEK-ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN 1. BETERE WONINGVOORRAAD DOOR MEER VARIATIE IN WONINGEN 1A RAPPORTCIJFER WONING OUD KRISPIJN meetmomenten: 1x 2 jaar NIEUW KRISPIJN DORDT WEST 7,3 7,4 7,4 7,6 7,2 7,2

Nadere informatie

Lokale kwaliteit Maart/april 2015

Lokale kwaliteit Maart/april 2015 Resultaten peiling Panel Lokale kwaliteit Maart/april 2015 Van 24 maart tot en met 6 april kon het Panel een peiling invullen over de kwaliteit van hun leefomgeving. Ruim 1.750 van de ongeveer 6.500 uitgenodigde

Nadere informatie

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden Gegevensanalyse Schiedam-Oost plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden Inwoners en woningen per 1-1-2014 Oost Schiedam inwoners 11.286

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Dieze-Oost Opdrachtgever

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Aalanden Opdrachtgever

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 21 Analyse Figuur 1: subwijken Gesworen Hoek Inleiding Met ingang van 214 voeren we 1 keer per 2 jaar de wijktoets uit in de gemeente Tilburg. De wijktoets is een

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Hoe leefbaar en veilig is de Es? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede

Nadere informatie

Hoe veilig is Leiden?

Hoe veilig is Leiden? Hoe veilig is? Veiligheidsmonitor gemeente Tabellenrapport April 2014 Colofon Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563, 7500 AN Enschede Rapportnummer 2014/015 Datum April 2014 Opdrachtgever Auteurs

Nadere informatie

buurtprofiel Schrijverswijk

buurtprofiel Schrijverswijk buurtprofiel Schrijverswijk bevolking De buurt Schrijverswijk in de wijk Veenendaal-Noordwest telde in 2016 1.420 inwoners; dat is ruim 2% van de Veenendaalse bevolking. Jongeren zijn oververtegenwoordigd:

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is het? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers. Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek

De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers. Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek Afdeling Vastgoed en Wonen 29 augustus 2014 2 Algemeen Deze notitie bevat cijfers over inwoners en woningvoorraad

Nadere informatie

34 secondant #1 februari 2010. Scherper zicht op Rotterdamse wijkveiligheid

34 secondant #1 februari 2010. Scherper zicht op Rotterdamse wijkveiligheid 34 secondant #1 februari 2010 Scherper zicht op Rotterdamse wijkveiligheid De werkelijkheid achter de cijfers secondant #1 februari 2010 35 De wijk Oud-Charlois heeft meer dan gemiddeld te maken met problemen

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Dieze-West Opdrachtgever

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden Resultaten per district en in de tijd Bureau Onderzoek Op Maat april 2010 Veiligheidsmonitor 2009, gemeente Leiden 1 In dit overzicht worden de uitkomsten van de

Nadere informatie

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen Leefbaarheid 7,5 Leefbaarheid (rapportcijfer) : 7,5 Fysieke voorzieningen (score) Sociale cohesie in de buurt (score) Aanpak gemeente L&V (% (zeer) ) Gemeente, 2015 6,3 29,0 38,2 Overlast in de buurt %

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Buurtprofiel: Wittevrouwenveld hoofdstuk 3

Buurtprofiel: Wittevrouwenveld hoofdstuk 3 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Gemeente Breda. Subjectieve onveiligheid. Individuele en buurtkenmerken onderzocht. Juni 2015

Gemeente Breda. Subjectieve onveiligheid. Individuele en buurtkenmerken onderzocht. Juni 2015 Gemeente Breda Subjectieve onveiligheid Individuele en buurtkenmerken onderzocht Juni 2015 Uitgave: Gemeente Breda BBO/Onderzoek en Informatie e-mail: onderzoek@breda.nl www.kenjestadbreda.nl Publicatienummer:

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt, midden in de polder, een nieuwe woonwijk: de Groote Wielen. In totaal komen er ongeveer 4.350 woningen, daarvan

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Wipstrik Opdrachtgever

Nadere informatie

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen Gezondheidsachterstanden Gelijke kansen voor iedereen Goede gezondheid: niet voor iedereen Een goede gezondheid is een groot goed, voor de individuele burger én voor de samenleving als geheel. We worden

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden Veiligheidsmonitor Gemeente Leiden Resultaten per stadsdeel en in de tijd Mediad Rotterdam, maart 2011 Veiligheidsmonitor, Gemeente Leiden 1 In dit overzicht worden de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor

Nadere informatie

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid Resultaten gemeentebeleidsmonitor 217 Veiligheid en leefbaarheid 1. Inleiding Om de twee jaar wordt er een onderzoek, de zogeheten gemeentebeleidsmonitor, uitgevoerd onder de inwoners naar verschillende

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Hoe leefbaar en veilig is? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Engelen De wijk Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich

Nadere informatie

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen noord Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354 In het gebied groeit meer dan de helft van de kinderen op in een minimasituatie. Daarnaast groeit in De Wierden bijna de helft op in een eenoudergezin. De combinatie van relatief lage doorstroming en relatief

Nadere informatie

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. De wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. In de wijk wonen

Nadere informatie

Eerste resultaten monitor wijkactieplan MSP t.b.v. regiegroep MSP ; Bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen

Eerste resultaten monitor wijkactieplan MSP t.b.v. regiegroep MSP ; Bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen Monitor Wijkactieplan MSP Aanleiding In de Heerlende krachtwijk MSP (Meezenbroek, Schaesbergerveld, Palemig) werken de gemeente en woningcorporaties De Voorzorg, Woonpunt en Weller hard aan de ruimtelijke

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Buitengebied-Zuid

Nadere informatie

Empel in Cijfers Januari 2007

Empel in Cijfers Januari 2007 Empel in Cijfers Januari 2007 bron gem. Den Bosch Minder/kleiner/lager Bekladding Vernieling Tevreden winkels Tevreden openbaar vervoer Rapportcijfer voorzieningen buurt Meldingen parkeerproblemen Tevreden

Nadere informatie

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007 Integrale veiligheid resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1 1.1 Respons 1 2 Veiligheidsgevoelens 3 2.1 Gevoel van veiligheid in specifieke situaties 3 2.2 Verschillen onderzoeksgroepen

Nadere informatie

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 De sociale ambitie: Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam

Nadere informatie

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010 Veiligheidsmonitor Wijkrapport Augustus 2010 Wijkrapport Augustus 2010 Hoe leefbaar en veilig is het Integrale Veiligheidsmonitor Inleiding Eind heeft de gemeente voor het eerst deelgenomen aan de Integrale

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Binnenstad Opdrachtgever

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt de Groote Wielen. Een nieuwe woonwijk, midden in de polder. In totaal komen er ongeveer 4.400 woningen, daarvan

Nadere informatie

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013 Factsheet 14-6 Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 13 Auteurs: S.J. Vergouw, R.P.W. Jennissen, G. Weijters & P.R. Smit 14 Het WODC heeft een nieuwe methode ontwikkeld om de ontwikkelingen in

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

AARVELD/BEKKERVELD 2015

AARVELD/BEKKERVELD 2015 AARVELD/BEKKERVELD 1 1 7 1 3 8 8 1 9 13 7 7 9 8 8 11 1 73 13 1 81 1 1 8 8 1 3 7 9 11 13 1 3 1 1, 3,9 3,1 3,7 3,, 3,8 3, 7,1 3, 3,3 9 11, 3,8 3,, 3,3 3, 13 1 3,8, 3,7 3, 3, 3,3 3 1 1 3 7 9 11 13 1 Een selectie

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010 Veiligheidsmonitor Wijkrapport Augustus 2010 Wijkrapport Augustus 2010 Hoe leefbaar en veilig is Integrale Veiligheidsmonitor Inleiding Eind heeft de gemeente voor het eerst deelgenomen aan de Integrale

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Berkum Opdrachtgever

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet Opzet De Wijk- en buurtmonitor 2016 bestaat uit 14 documenten. Iedere wijk in s-hertogenbosch wordt in een apart document gepresenteerd. U kunt deze documenten vinden op de volgende gemeentelijke pagina:

Nadere informatie

Tabellenboek. Leefbaarheidsmonitor Leiden 2000

Tabellenboek. Leefbaarheidsmonitor Leiden 2000 Tabellenboek behorende bij de Leefbaarheidsmonitor 2000 N. Goezinne P. van Wensveen juli 2000 een onderzoek in opdracht van de Gemeente Onderzoeker Projectleider Opdrachtgever Interne begeleiding Nico

Nadere informatie

Buurtprofiel: Wyckerpoort hoofdstuk 10

Buurtprofiel: Wyckerpoort hoofdstuk 10 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11 De Eindhovense Eindhoven, oktober 11 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Objectieve index: 3 2.I Inbraak 3 2.II Diefstal 4 2.III Geweld 4 2.IV Overlast/vandalisme 4 2.V Veilig ondernemen (niet in index) 5 3 Subjectieve

Nadere informatie

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt? VEILIGHEIDSMONITOR-WIJKPEILING ALMERE 2017 Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt? 23 mei 2018 Meer weten over uw eigen wijk? Ga naar www.wijkmonitoralmere.nl 1. INTRODUCTIE

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Assendorp Opdrachtgever

Nadere informatie

Leefbaarheidsmonitor. Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente. Scope Onderzoek B.V. KvK Stadionstraat 11B9 4815NC Breda

Leefbaarheidsmonitor. Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente. Scope Onderzoek B.V. KvK Stadionstraat 11B9 4815NC Breda Leefbaarheidsmonitor Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente Scope Onderzoek B.V. KvK 64421279 Stadionstraat 11B9 4815NC Breda Inhoud Het meten van de ervaren leefbaarheid is voor gemeenten

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Meetblad Een schoon, heel en veilig Tuinzigt. Beoogde effecten. 1 van 5. actief zijn in de wijk Te meten met:

Meetblad Een schoon, heel en veilig Tuinzigt. Beoogde effecten. 1 van 5. actief zijn in de wijk Te meten met: Meetblad Een schoon, heel en veilig Tuinzigt organisatie: WonenBreburg gemaakt: 4 February 2014 bron: http://www.watwerktindewijk.nl/index.cfm/interventie/meetblad?id=595 Beoogde effecten actief zijn in

Nadere informatie

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Hoe veilig is Leiden? Integrale Veiligheidsmonitor gemeente Leiden Bijlagenrapport April 2012 Colofon Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563, 7500 AN Enschede Rapportnummer 2012/022 Datum April

Nadere informatie

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011 Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 28-211 Deze notitie brengt op basis van de Amsterdamse Veiligheidsmonitor de leefbaarheid en veiligheid in de regio Amsterdam-Amstelland tussen 28 en 211

Nadere informatie

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014 Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014 Inleiding Uit onze gemeentelijke armoedemonitor 1 blijkt dat Leeuwarden een stad is met een relatief groot armoedeprobleem. Een probleem dat nog steeds

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Indischebuurt Opdrachtgever

Nadere informatie

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Binnenstad De Binnenstad van s-hertogenbosch is het oudste deel van de stad. Karakteristiek zijn het middeleeuwse stratenpatroon en de historische panden, de vele bijzondere

Nadere informatie

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2018

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Binnenstad De Binnenstad van s-hertogenbosch is het oudste deel van de stad. Karakteristiek zijn het middeleeuwse stratenpatroon en de historische panden, de vele bijzondere

Nadere informatie

Bijna een kwart van de mensen in Sterrenburg is lid van een sportvereniging. Qua participatie is Sterrenburg erg gemiddeld.

Bijna een kwart van de mensen in Sterrenburg is lid van een sportvereniging. Qua participatie is Sterrenburg erg gemiddeld. 6 juli 2017 Samenvatting In deze vitaliteitsanalyse wordt aan de hand van een aantal factoren een indruk van de vitaliteit van Sterrenburg gegeven. De vitaliteit van een wijk hangt samen met de zelfredzaamheid

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Het oorspronkelijke landbouwdorp Nuland ligt ten zuiden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Tot 1993 was Nuland een zelfstandige gemeente. Hierna werd het

Nadere informatie

Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek

Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek Bijlage bij persbericht Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? Korte samenvatting van de resultaten uit het Leefbaarheidsonderzoek Hoe prettig is het wonen in Borger-Odoorn? De leefbaarheid waar het

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Met elkaar voor elkaar

Met elkaar voor elkaar Met elkaar voor elkaar Publiekssamenvatting Oktober 2013 1 1 Inleiding Met elkaar, voor elkaar. De titel van deze notitie is ook ons motto voor de komende jaren. Samen met u (inwoners en beroepskrachten)

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. Deze wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. De wijk telt bijna

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Leefbaarheidsenquête ALGEMENE VRAGEN. Dorpnr.: 1

Leefbaarheidsenquête ALGEMENE VRAGEN. Dorpnr.: 1 Dorpnr.: 1 Leefbaarheidsenquête In deze enquête worden diverse vragen gesteld op het gebied van leefbaarheid. Hier kunt u een oordeel over geven door middel van een cijfer van 1 (zeer negatief) t/m 10

Nadere informatie

Buurt voor Buurt 2012

Buurt voor Buurt 2012 uitgebreid Advies en Faciliteiten Informatie Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 51 52 de.krikken@zwolle.nl www.zwolle.nl Buurt voor Buurt 2012 Oldeneel Opdrachtgever

Nadere informatie

Samenvatting ontwikkeling monitor sociaal domein Cranendonck

Samenvatting ontwikkeling monitor sociaal domein Cranendonck Samenvatting ontwikkeling monitor sociaal domein Cranendonck 2016-2017 Inhoud Voorwoord... 3 Doelstellingen monitor sociaal domein... 3 Meetbare doelstellingen... 4 Rol van raad en college... 4 Visie,

Nadere informatie

rapport WistUdata, Zuid bij de Hand In dit wijkbeeld worden gegevens van de wijk Zuid gepresenteerd over diverse onderwerpen.

rapport WistUdata, Zuid bij de Hand In dit wijkbeeld worden gegevens van de wijk Zuid gepresenteerd over diverse onderwerpen. rapport WistUdata, 11-5-2017 bij de Hand In dit wijkbeeld worden gegevens van de wijk gepresenteerd over diverse onderwerpen. Bevolking Op 1 januari 2017 telt 27.163 inwoners. Ten opzichte van 2004 steeg

Nadere informatie

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1 Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Internetbijlagen bij hoofdstuk 8 Wonen,

Nadere informatie

Een aantal gegevens over de wijken is bijeengebracht in het onderliggende rapport. Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

Een aantal gegevens over de wijken is bijeengebracht in het onderliggende rapport. Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen: Ruim zestien jaar is er ervaring met het bevorderen van leefbaarheid in de wijken in Dordrecht via wijkbeheer. Leefbaarheid in wijken heeft veel dimensies. Enkele trefwoorden zijn: schoon, heel, veilig,

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2016 verspreid in 40 vestigingen van Resto VanHarte, in 29 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Buurtprofiel: Pottenberg hoofdstuk 9

Buurtprofiel: Pottenberg hoofdstuk 9 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis Stadswerven Zuid Een jaar na opening van het Energiehuis Stadswerven Zuid is het tol van verschillende ontwikkelingen, met een gerenoveerd Energiehuis en de komst van een bioscoop met parkeergarage. In

Nadere informatie