In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers van het college: eindige automaten.



Vergelijkbare documenten
Formeel Denken. Herfst Contents

Reguliere Expressies en Automaten: Overzicht

opgaven formele structuren procesalgebra

Formeel Denken 2012 Uitwerkingen Tentamen

Getallenverzamelingen

HOOFDSTUK 1 BASISBEGRIPPEN

Werkblad TI-83: Over de hoofdstelling van de integraalrekening

Het kwadraat van een tweeterm a+b. (a+b)²

Zelfstudie practicum 1

Inhoudsopgave. Inhoud

Grammatica s en Ontleden Deeltentamen 1 (van 2) Dinsdag 18 december 2007 (15:00-17:00)

Routeplanning middels stochastische koeling

1a Een hoeveelheid stof kan maar op één manier veranderen. Hoe?

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 20 mei uur

Moderne wiskunde: berekenen zwaartepunt vwo B

Vorig college. IN2505-II Berekenbaarheidstheorie. Intermezzo / kleine opfriscursus. Deterministische eindige automaten (DFA) College 6

Voorbereidende opgaven Stoomcursus

Didactische ondersteuning van theoretische informatica

Opgave 1 Stel je eens een getal voor, bijvoorbeeld: 504,76. a b c

3 De stelling van Kleene

edatenq is een toepassing die de ondernemingen de mogelijkheid biedt om hun statistische aangiften in te vullen en door te sturen via internet.

Werkkaarten GIGO 1184 Elektriciteit Set

edatenq is een toepassing die de ondernemingen de mogelijkheid biedt om hun statistische aangiften in te vullen en door te sturen via internet.

Hoofdstuk 2 DE STELLING VAN PYTHAGORAS

Het reëel getal b is een derdewortel van het reëel getal a c. Een getal en zijn derdewortel hebben hetzelfde toestandsteken.

1.3 Wortels. x x 36 6 = x = 1.5 Breuken. teller teller noemer noemer. Delen: vermenigvuldig met het omgekeerde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Bekijk onderstaand algoritme recalg. Bepaal recalg(5) en laat zien hoe u het antwoord hebt verkregen.

Nakomelingen van rendieren kunnen een paar uur na de geboorte al met de kudde meerennen. Zijn rendieren nestvlieders of nestblijvers?

Voorbereidende opgaven Stoomcursus

Grammatica s en Ontleden Deeltentamen 1 (van 2)

Pak jouw passer en maak de afstand tussen de passerpunten 3 cm.

Opdrachten bij hoofdstuk 2

ja, studentaccount is groter dan standaard account en nog steeds gratis. Wel moet je mail adres van school en website van school invoeren ter controle

Boek 2, hoofdstuk 7, allerlei formules..

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Inhoud college 7 Basiswiskunde

Breuken en verhoudingen

INTERVIEWEN 1 SITUATIE

6.0 INTRO. 1 a Bekijk de sommen hiernaast en ga na of ze kloppen = = = = = 2...

Hoofdstuk 0: algebraïsche formules

Praktische Opdracht Lineair Programmeren V5

gefragmenteerde bestanden Bestand Bestand Bestand Bestand Bestand a Bestand a Bestand a Bestand a Bestand Bestand Bestand Bestand c Bestand a

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Inhoud leereenheid 13. Integreren. Introductie 125. Leerkern 126. Samenvatting 149. Zelftoets 150

Het Poincarévermoeden in dimensie 2 Erik Visse

Natuurlijke getallen op een getallenas en in een assenstelsel

Digitale informatieverwerking

Het bij een lichtsein door wit licht gevormd getal geeft de snelheid aan in tientallen kilometers per uur.

3 Snijpunten. Verkennen. Uitleg

Snelstartgids Access Online: Betalingen en Rapportage

Uitwerking Tentamen Analyse B, 28 juni lim

Inhoud Basiswiskunde Week 5_2

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Krommen en oppervlakken in de ruimte

Inhoud. Inleiding 5. 1 Handgereedschappen Verbindingen Elektrische techniek Pompen Verbrandingsmotoren 138

Platte en bolle meetkunde

Wat doen we met de vuile was?

Hoofdstuk 2: Bewerkingen in R

Aanzet 1 tot een document van parate kennis en vaardigheden wiskunde 1 ste graad

Hoofdstuk 5: Vergelijkingen van de

6.4 Rekenen met evenwichtsreacties

De noodzakelijke voorwaarden voor een evenwicht kunnen derhalve samengevat worden als: F = 0 geen resulterende kracht in x richting.

Automaten & Complexiteit (X )

Om welke reden heeft een kwak relatief grote ogen?

Bijlage 2 Gelijkvormigheid

Rekenregels van machten

opgaven formele structuren deterministische eindige automaten

Hoe plan je een grote taak?

1.3 Wortels. = a b c. x = 1.5 Breuken. teller teller. noemer noemer. Delen: vermenigvuldig met het omgekeerde.

1.3 Wortels. = a. x = 1.5 Breuken. teller teller. noemer noemer. Delen: vermenigvuldig met het omgekeerde.

Discrete Wiskunde. D. Bruin J.M. Jansen

Lijn, lijnstuk, punt. Verkennen. Uitleg. Opgave 1

2 De kracht van vectoren

Voorbereidende opgaven Examencursus

Henk Pijls Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Universiteit van Amsterdam

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN SUBFACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSWETENSCHAPPEN HUB HANDELSWETENSCHAPPEN

Opgaven met dit merkteken kun je zonder de opbouw aan te tasten, overslaan.

wedstrijden, dus totaal 1 n ( n 1)

Continuïteit en Nulpunten

Spiegelen, verschuiven en draaien in het vlak

Antwoorden Doeboek 21 Kijk op kegelsneden. Rob van der Waall en Liesbeth de Clerck

Ongelijkheden groep 2

Kwadratische reciprociteit

Route F - Desert. kangoeroerat

Rapportage Enquête ondergrondse afvalinzameling Zaltbommel

Het bepalen van een evenwichtstoedeling met behulp van het 1 e principe van Wardrop is equivalent aan het oplossen van een minimaliserings-probleem.

1. Differentiaalvergelijkingen

De oppervlakte van de rechthoek uit de vorige opgave hangt van dezelfde variabelen af.

Opgave 1. Waarom kun je bij het Noorden twee getallen neerzetten? Geldt dit ook voor andere windrichtingen? Hoeveel graden hoort er bij het Oosten?

2) Kegelsneden (in basisvorm)

Hoofdstuk 8 Beslissen onder risico en onzekerheid

REKENEN MACHTEN MET. 5N4p EEBII 2013 GGHM

De tijdens de training aangeboden ski-imitaties gebruiken we zowel als middel maar ook als doel.

Inhoud. 1 Handgereedschappen 6. 2 Verbindingen Elektrische techniek Pompen Verbrandingsmotoren 128

MEETKUNDE 5 Cirkels en cilinders

Proeftentamen LAI (tweede deel), voorjaar 2006 Uitwerkingen

Accenten blok = 7 = 7 = 7 = 7 = 7 = 1 minder. de helft. 1 meer 1 meer. 1 minder

Inhoudsopgave. Voorwaarden Hypotheek SpaarVerzekering Model Delta Lloyd Levensverzekering NV. 1 Wat bedoelen wij met? 3

HOEVEEL KEREN WIJ UIT? 5.1 Keren we altijd alles uit? WANNEER KEREN WIJ NIET UIT? WAT DOEN WIJ BIJ FRAUDE? 9.1 Wat zijn de gevolgen van fraude?

Transcriptie:

9 2 Eindige utomten In dit hoofdstuk introduceren we de hoofdrolspelers vn het college: eindige utomten. 2.1 Deterministische eindige utomten We eginnen met een vooreeld. Vooreeld 2.1 Beschouw het volgende pltje vn de eindige utomt A 1. 6 q1 q2 q3 Deze utomt estt uit de toestnden q 0, q 1, q 2 en q 3, wrvn q 0 de strttoestnd is, en q 3 de enige ccepterende toestnd; de verzmeling vn lle toestnden noteren we ls Q = {q 0, q 1, q 2, q 3 }. Het invoerlfet vn A 1 is de verzmeling Σ = {, }. De mogelijke stppen of trnsities vn A 1 worden weergegeven door de pijlen in het digrm. Merk op dt er vnuit elke toestnd voor elk symool een unieke pijl vertrekt; we kunnen dus de trnsities vn A 1 weergeven ls een trnsitiefunctie δ : Q Σ Q. Alle ovenstnde informtie over A 1 kunnen we ook weergeven in een tel: A 1 q 0 q 1 q 0 q 1 q 2 q 0 q 2 q 3 q 0 q 3 q 3 q 3 De utomt komt tot leven ls we invoer toedienen in de vorm vn een woord uit het invoerlfet. De utomt verwerkt dit woord ls volgt: te eginnen vnuit de initiële toestnd q 0 loopt A 1 stp voor stp door het woord, ij elk symool vn toestnd verspringend zols de trnsitie-functie dt voorschrijft. Dit proces, dt we de run vn de utomt op het woord noemen, is fgerond ls het ltste symool voorij is gekomen; de utomt evindt zich dn in de eindtoestnd vn de run. Vooreelden: - Op inputwoord w 1 = voltrekt zich het volgende proces: q 0 q1 q 0 q 1 q2 q 0 q1 ; - De run vn A 1 op inputwoord w 2 = is ls volgt: q 0 q1 q 0 q1 q 2 q3 q 3 q3.

10 We zeggen dt A 1 het woord w 2 herkent of ccepteert omdt de eintoestnd q 3 vn de run op w 2 ccepterend is; het woord w 1 wordt niet herkend, oftewel geweigerd, omdt de run vn de utomt op dit woord eindigt in de toestnd q 1 die niet ccepterend is. Deze utomt ccepteert precies de woorden w over het lfet {, } die drie opeenvolgende s evtten. De utomt A 1 vn Vooreeld 2.1 is een vooreeld vn een deterministische eindige utomt. De lgemene definitie is ls volgt. Definitie 2.2 Een deterministische eindige utomt of de is een quintupel A = (Q, q I, Σ, δ, F ) zó dt Q is een eindige, niet-lege verzmeling vn ojecten die we toestnden noemen, q I Q is de egintoestnd, Σ is het invoerlfet, δ : Q Σ Q is de trnsitiefunctie F Q is de verzmeling ccepterende toestnden. Definitie 2.3 Gegeven is een deterministische eindige utomt A = (Q, q I, Σ, δ, F ). plts vn δ(q) = q noteren we vk q q. We schrijven q w q ls w = 1 2... n en er trnsities zijn vn de vorm q 1 q 2 1 q 2 n q n = q. Bijzondere gevllen vn deze definitie: voor het lege woord geldt q ɛ q, en q ɛ q geldt voor geen enkele q q; ls w uit één symool estt, zeg w =, dn geldt q w q precies ls q q. Voor elke toestnd q en elk woord w is er precies één toestnd q zodnig dt q w q ; deze toestnd q noteren we wel ls ˆδ(q, w). In Vooreeld 2.4 Voor de utomt A 1 vn Vooreeld 2.1 geldt q 0 q 0, q 2 ɛ q 3. q 3 Merk op dt we de functie ˆδ ook inductief hdden kunnen definiëren: ˆδ(q, ɛ) = q ˆδ(q, x) = δ(ˆδ(q, x), ). q 3 en (3) Definitie 2.5 Gegeven is een deterministische eindige utomt A = (Q, q I, Σ, δ, F ). De run vn A op een Σ-woord w = 1 2... n wordt gedefinieerd ls de rij q 1 I 2 q1 q2 n q n. De eindtoestnd vn deze run is de toestnd q n = ˆδ(q I, w); een run is succesvol ls de eindtoestnd ccepterend is, dt wil zeggen: element vn F is. De utomt A ccepteert of herkent een woord w Σ ls ˆδ(q I, w) F, dt wil zeggen ls de run vn A op w succesvol is. De tl L(A) wordt gedefinieerd ls de verzmeling woorden die door A worden geccepteerd. Anders geformuleerd: L(A) = {w Σ ˆδ(q I, w) F }.

11 Vooreeld 2.6 Beschouw de tl L over {, } estnde uit die woorden wr een even ntl s in voorkomt. Deze tl wordt herkend door de volgende utomt A 2 : 6 7 q1 Dit kunt u ntonen door ijvooreeld te lten zien dt voor lle woorden w {, } het volgende geldt: { q0 ls # ˆδ(q 0, w) = (w) is even, (4) q 1 ls # (w) is oneven. 2.2 Niet-deterministische eindige utomten Niet-deterministische utomten lijken op deterministische. Het verschil is dt ij een nietdeterministische utomt, gegeven een toestnd q en een invoersymool, de volgende toestnd niet uniek epld hoeft te zijn, of zelfs mr hoeft te estn. Definitie 2.7 Een niet-deterministische eindige utomt of ne is een quintupel A = (Q, q I, Σ,, F ) zó dt Q is een eindige, niet-lege verzmeling toestnden, q I Q is de egintoestnd, Σ is het invoerlfet, : Q Σ P(Q) is de trnsitiefunctie F Q is de verzmeling eindtoestnden. Vooreeld 2.8 Beschouw de volgende utomt A 3 :,, q1 q2 q3 In een tel kunnen we deze utomt ls volgt weergeven: A 3 q 0 q 0, q 1 q 0 q 1 q 2 q 2 q 3 q 3 q 3 q 3

12 Nondeterminisme vn een utomt komt dus nr voren in de trnsitie-functie, die een pr (q, ) Q Σ feeldt op een verzmeling (q, ) Q vn mogelijke nieuwe toestnden, in plts vn op een unieke nieuwe toestnd δ(q, ). Een niet-deterministische utomt kn meerdere runs heen op één en hetzelfde invoerwoord, en een run kn ook vstlopen. Dit ltste geeurt, ls de utomt zich in een eplde toestnd, zeg q, evindt, en op een symool, zeg Σ, stuit wrvoor geldt dt (q, ) =. Definitie 2.9 Gegeven is een niet-deterministische eindige utomt A = (Q, q I, Σ, δ, F ). We noteren q q ls q (q, ), dt wil zeggen, ls q een mogelijke nieuwe toestnd is n q ij invoersymool. We schrijven q w q ls w = 1 2... n en er trnsities zijn vn de vorm q 1 q 2 1 q2 n q n = q. Bijzondere gevllen vn deze definitie werken precies ls in het deterministische gevl. Een run vn A op het Σ-woord w = 1 2... n is een rij q 1 I 2 q1 q2 k q k wrvoor geldt dt (i) k = n of (ii) k < n en (q k, k+1 ) =. In het eerste gevl zeggen we dt de run succesvol is wnneer q k F ; in het tweede gevl zeggen we dt de run vstloopt in q k op k+1. Vooreeld 2.10 Beschouw de volgende runs vn de utomt A 3 (vn Vooreeld 2.8) op het woord w = : q 0 q0 q 0 q0 q0 q0 q 0 ; q 0 q0 q 0 q1 q2 q3 q 3 ; q 0 q1 Vn deze drie runs is de tweede de enige die succesvol is; de derde loopt vst in q 1 op. Nu runs niet meer uniek zijn, moeten we een keuze mken wnneer we een woord ccepteren. Definitie 2.11 Een niet-deterministische eindige utomt A ccepteert een woord w ls A miniml één succesvolle run op w heeft. De tl L(A) wordt gedefinieerd ls de verzmeling woorden die door A worden herkend. Vooreeld 2.12 Beschouw de volgende utomt A 4 :, q1 q2 We climen dt L(A 4 ) = {w {, } w eindigt op }. (5) Voor het ewijs vn (5) ehndelen we de twee inclusies fzonderlijk.

13 : Stel eerst dt w L(A 4 ). Er is dus een succesvolle run vn A 4 op w. Op grond vn het digrm vn de utomt kn dt lleen mr etekenen dt de ltste stppen vn deze run er ls volgt uit zien: q 0 q1 q 2. Mr dt etekent dt w inderdd eindigt op de string. : Omgekeerd, ls w eindigt op, dn kunnen we w dus schrijven ls w = u voor zeker woord u {, }. Bekijk nu die run vn A 4 op w wrin de utomt net zo lng in de egintoestnd q 0 lijft wchten totdt het hele woord u voorij is, dn met de overgt nr q 1, en vervolgens met de nr q 2. Deze run, die je u kunt weergeven ls q 0 q0 q1 q 2, is duidelijk succesvol; per definitie wordt w dus door A 4 geccepteerd. Vooreeld 2.13 Voor een tweede vooreeld, eschouw de volgende utomt A 5 : c 6 q1 q2 We lten zien dt L(A 5 ) = L(( + c) ). (6) : Stel dt A 5 het woord w ccepteert. We moeten ntonen dt w mtcht met de expressie ( + c). Bekijk drvoor een succesvolle run vn A 5 op w. Op grond vn het digrm vn A 5 kunnen we onmiddellijk concluderen dt deze run óf lengte nul heeft, óf uit een ntl (één of meer) deelruns estt die elk vn de vorm q 0 q1 q 0 dnwel c q 0 q1 q 2 q2 zijn. Hieruit volgt dt w óf leeg is (w = ɛ), of vn de vorm w = u 1 u n (met n 1) wrij elke u i één vn de woorden of c is, en dus in ieder gevl mtcht met de expressie + c. Mr dn is het duidelijk dt inderdd w ( + c). : Stel omgekeerd dt w L(( + c) ). Dn is w óf het lege woord, óf w is vn de vorm w = u 1 u n (met n 1) wrij elke u i mtcht met de expressie +c. In ɛ het eerste gevl wordt w = ɛ geccepteerd door A 5 op grond vn de run q 0 q 0. In u i het tweede gevl geldt voor iedere u i dt q 0 q 0. Comineren we deze deelruns u 1 u 2 dn heen we een succesvolle run q 0 q 0... un q 0. Met ndere woorden w wordt inderdd door A 5 geccepteerd. 2.3 Determinizeren Definitie 2.14 Twee utomten A en B (deterministisch dnwel niet-deterministisch) heten equivlent ls L(A) = L(B), dt wil zeggen: ls ze precies dezelfde woorden herkennen.

Vooreeld 2.15 De utomten A 1 uit Vooreeld 2.1 en A 3 uit Vooreeld 2.8 herkennen lleei precies die woorden over het lfet {, } die drie opéénvolgende s evtten (g dit n voor A 3 ), en zijn dus equivlent. Het is niet zo moeilijk om in te zien dt je elke determinische utomt een niet-deterministisch equivlent A kunt geven: vervng de trnsitiefunctie δ : Q Σ Q door : Q Σ P(Q) gegeven door (q, ) := {δ(q, )}. Op het eerste gezicht hoeft het omgekeerde niet te gelden. Het is ijvooreeld niet op voorhnd duidelijk of je een deterministische utomt kunt mken die equivlent is met de utomt A 4 vn Vooreeld 2.12. Toch is dit mogelijk. Vooreeld 2.16 De eindige utomt A 4 uit Vooreeld 2.12 kn worden eschreven door de volgende tel: A 4 q 0 q 0, q 1 q 0 q 1 q 2 q 2 We construeren nu een nieuwe utomt A d 4. De toestnden vn Ad 4 worden gevormd door lle cht verzmelingen vn toestnden vn A 4 :, {q 0 }, {q 1 },..., {q 0, q 1, q 2 }. De trnsities worden ls volgt epld: ekijk steeds lle toestnden die je op grond vn het symool (zeg, ) kunt ereiken uit één vn de toestnden uit de huidige verzmeling (zeg, S); de verzmeling vn l deze toestnden tesmen vormt de δ(s, ). Bijvooreeld: uit q 0 kun je met in q 0 terechtkomen, en uit q 1 kun je met in q 2 terechtkomen; dus geldt δ({q 0, q 1 }, ) = {q 0, q 2 }. De egintoestnd vn A d 4 is het singleton {q 0}; een deelverzmeling S Q is een eindtoestnd vn A d 4 ls S een eindtoestnd vn A 4 evt; dt wil zeggen, ls q 2 S. A d 4 {q 0 } {q 0, q 1 } {q 0 } {q 1 } {q 2 } {q 2 } {q 0, q 1 } {q 0, q 1 } {q 0, q 2 } {q 0, q 2 } {q 0, q 1 } {q 0 } {q 1, q 2 } {q 2 } {q 0, q 1, q 2 } {q 0, q 1 } {q 0, q 2 } Merk op dt voor elk woord w geldt dt ˆδ({q 0 }, w) precies de verzmeling vn toestnden w s Q is wrvoor geldt dt q 0 s. Bijvooreeld: ˆδ({q0 }, ) = {q 0, q 1 }, en q 0 en q 1 zijn precies de twee toestnden s vn A 4 wrvoor geldt q s. Het is niet l te moeilijk om te lten zien dt L(A d 4 ) = L(A 4). Sterker nog, de suset constructie vn het ovenstnde vooreeld kn worden uitgevoerd voor elke niet-deterministische utomt. 14

15 Definitie 2.17 Gegeven is een ne A = (Q, q I, Σ,, F ). De deterministische simultor vn A is de utomt A d = (Q, q I, Σ, δ, F ) gegeven door: Q = P(Q) q I = {q I } Σ = Σ δ(s, ) = {q Q s q voor zekere s S} F = {S Q S F }. Stelling 2.18 Voor elke niet-deterministische eindige utomt A geldt dt L(A) = L(A d ). Bewijs. De crucile oservtie in het ewijs is dt voor lle woorden w Σ geldt: Hieruit volgt vrijwel onmiddellijk dt L(A) = L(A d ): ˆδ({q I }, w) = {q Q q I w A q}. (7) L(A d ) = {w Σ ˆδ({q I }, w) F } = {w Σ ˆδ({q I }, w) F } = {w Σ er is een s ˆδ({q I }, w) F } = {w Σ er is een s F zodnig dt q I w A s} = L(A). Het ewijs vn (7) gt met inductie nr de lengte vn w. sisstp Neem n dt w = 0, dt wil zeggen: w = ɛ. Links in (7) stt er dn ˆδ({q I }, ɛ), en dt is wegens (3) gelijk n {q I }. ɛ Rechts in (7) stt er dn {q Q q I q} = {q I }. Deze twee verzmelingen zijn dus inderdd n elkr gelijk. inductiestp Neem n dt w = k + 1. We mogen dus nnemen dt w vn de vorm x is, wrij de inductiehupothese vn toepssing is op x. Dt wil zeggen: we mogen geruik mken vn de inductiehypothese ˆδ({q I }, x) = {q Q q I x A q}. We geven deze verzmeling weer ls P. Nu kijken we nr w. Wegens (3) geldt dt ˆδ({q I }, x) = δ(ˆδ({q I }, x), ) = δ(p, ). Links in (7) stt er nu ˆδ({q I }, x) = δ(p, ) = {q Q er is een p P zodnig dt p q} Rechts in (7) stt er {q Q q I x A q} = {q Q er is een p zodnig dt q I x p q} Deze twee verzmelingen zijn dus inderdd n elkr gelijk. qed

16 Merk op dt de deterministische simultor A d vn een nondeterministische eindige utomt A exponentieel veel toestnden heeft, uitgedrukt in het ntl toestnden vn A. Immers, een verzmeling vn n elementen heeft 2 n deelverzmelingen. In veel gevllen zijn niet l deze toestnden nodig, en kn een ne worden gesimuleerd door een de die niet l te veel groter is dn de ne. Vooreeld 2.19 In de utomt A d 4 vn Vooreeld 2.16 kunnen de onereikre toestnden, {q 1 }, {q 2 }, {q 1, q 2 } en {q 1, q 2, q 3 } proleemloos verwijderd worden zonder dt dit invloed heeft op de herkennende krcht vn de utomt. Wt overlijft is de volgende utomt, die evenveel toestnden heeft ls de oorspronkelijke. {q 0 } {q 0, q 1 } {q 0 } {q 0, q 1 } {q 0, q 1 } {q 0, q 2 } {q 0, q 2 } {q 0, q 1 } {q 0 } In het lgemeen is een exponentiële toenme vn het ntl toestnden echter onvermijdelijk. Opgven Opgve 2.1 Geef deterministische utomten die precies de volgende tlen herkennen het lfet is steeds {0, 1}. () {w {0, 1} zowel # 0 (w) ls # 1 (w) is even}, () {w {0, 1} w eindigt op 0}, (c) {w {0, 1} w eindigt op 00}, (d) {w {0, 1} elk lok vn vijf opéénvolgende symolen in w evt minstens één 0 } (e) {w {0, 1} w 010 en w 101}. Opgve 2.2 Gegeven is een de A. Geef een de B die het complement vn L(A) herkent; dt wil zeggen: B ccepteert precies de woorden die niet door A worden herkend. Opgve 2.3 Welke tlen over {, } worden door de volgende utomten herkend? () A 1 q 0 q 1 q 0 q 1 q 2 q 1 q 2 q 2 q 1 () A 2 q ɛ q q ɛ q q q ɛ q q q q q q (c) A 3 q 0 q 1 q 3 q 1 q 3 q 2 q 2 q 2 q 2 q 3 q 3 q 3 Opgve 2.4 In een zekere impertieve progrmmeertl P kunnen (en moeten) reële getllen op een vn de volgende mnieren worden gerepresenteerd: 1. een niet-lege cijferreeks (ijvooreeld: 24356);

17 2. twee niet-lege cijferreeksen gescheiden door een punt (ijvooreeld: 3.1416); 3. een niet-lege cijferreeks, gevolgd door het symool E, mogelijk gevolgd door een minteken (-), en zeker gevolgd door een niet-lege cijferreeks (ijvooreeld: 15E-4, 16E238); 4. een comintie vn 2 en 3, dt wil zeggen: twee niet-lege cijferreeksen gescheiden door een punt (ijvooreeld: 3.1416), gevolgd door het symool E, mogelijk gevolgd door een minteken (-), en zeker gevolgd door een niet-lege cijferreeks (ijvooreeld: 16.2E-23). Geef een eindige utomt die precies deze expressies herkent. Opgve 2.5 Geef eindige utomten die de volgende tlen herkennen: () L(( + ) ( + ) ) () L( + ) (c) L( + ). Kn een utomt met 5 toestnden het werk doen? (d) L(( + c) ). Kn een utomt met 3 toestnden het werk doen? Opgve 2.6 Geef deterministische equivlenten vn de volgende niet-deterministische utomten: () A 1 q 0 q 0, q 1 q 1 q 1 q 2 q 2 q 2 q 2 () A 2 q 0 q 0, q 1 q 0 q 1 q 2 q 2 q 2 q 3 q 3 q 3 q 3 (c) A 3 q 0 q 1, q 3 q 1 q 1 q 2 q 1, q 2 q 2 q 3 q 0 q 3 q 0 (d) A 4 q 0 q 0, q 1 q 0 q 1 q 2, q 3 q 4 q 2 q 1, q 2, q 4 q 3 q 4 Opgve 2.7 Gegeven is een eindige utomt A. Geef een eindige utomt B zó dt L(B) = L(A) L(A).