Het Spectrum van Kwantumoperatoren

Vergelijkbare documenten
Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 4: 13 oktober 2016

1 Eigenwaarden en eigenvectoren

Overzicht Fourier-theorie

Hoofdstuk 11: Randwaardeproblemen en Sturm-Liouville theorie

Opgaven Hilbert-ruimten en kwantummechanica (2006)

Aanvullingen van de Wiskunde

Hoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen

11.3. Inhomogene randwaardeproblemen. We beschouwen eerst inhomogene Sturm- Liouville randwaardeproblemen van de vorm :

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

UITWERKINGEN 1 2 C : 2 =

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:

1 WAAM - Differentiaalvergelijkingen

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

34 HOOFDSTUK 1. EERSTE ORDE DIFFERENTIAALVERGELIJKINGEN

Geadjungeerde en normaliteit

168 HOOFDSTUK 5. REEKSONTWIKKELINGEN

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 2: September 29, 2016

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde. vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30. Auditorium L.00.07

Tentamen Functies en Reeksen

Eerste orde partiële differentiaalvergelijkingen

Opgaven Functies en Reeksen. E.P. van den Ban

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

Ter Leering ende Vermaeck

TENTAMEN LINEAIRE ALGEBRA 2 dinsdag 3 april 2007,

Complexe eigenwaarden

Tentamen Gewone Differentiaal Vergelijkingen II

Je mag Zorich deel I en II gebruiken, maar geen ander hulpmiddelen (zoals andere boeken, aantekeningen, rekenmachine etc.)!

Z.O.Z. Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 2016, 12:30 15:30 (16:30)

Hoofdstuk 9: Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen en stabiliteit

Tentamen Lineaire Algebra UITWERKINGEN

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen

Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2

Uitwerkingen Tentamen Gewone Differentiaalvergelijkingen

Inleiding Analyse 2009

Aanvullingen van de Wiskunde / Partiële Differentiaalvergelijkingen

. Maak zelf een ruwe schets van f met A = 2, ω = 6π en ϕ = π 6. De som van twee trigonometrische polynomen is weer een trigonometrisch polynoom

Lineaire Algebra voor ST

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

V.4 Eigenschappen van continue functies

TW2040: Complexe Functietheorie

Quantum theorie voor Wiskundigen. Velden en Wegen in de Wiskunde

Wiskunde voor informatici 2 Oefeningen

Vectorruimten met inproduct

Lineaire Algebra voor ST

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Hoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen

Hoofdstuk 7: Stelsels eerste orde lineaire differentiaalvergelijkingen

Tentamen Lineaire Algebra B

6 Complexe getallen. 6.1 Definitie WIS6 1

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 3: 6 oktober 2016

Aanwijzingen bij vraagstukken distributies

Topologie I - WPO. Prof. Dr. E. Colebunders

Stelsels differentiaalvergelijkingen

Hoofdstuk 1: Inleiding

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Tentamen Quantum Mechanica 2

TW2040: Complexe Functietheorie

ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.

Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H17

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00

Wanneer zijn alle continue functies uniform continu?

Opgaven Inleiding Analyse

Topologie I - WPO Prof. Dr. E. Colebunders Dr. G. Sonck 24 september 2006

-- V HOOFDSTUK V STORINGSREKENING

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

5.8. De Bessel differentiaalvergelijking. Een differentiaalvergelijking van de vorm

OF (vermits y = dy. dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0

Relevante vragen , eerste examenperiode

Tentamen lineaire algebra 2 17 januari 2014, 10:00 13:00 zalen 174, 312, 412, 401, 402

college 6: limieten en l Hôpital

Uitwerking Proeftentamen Lineaire Algebra 1, najaar y y = 2x. P x. L(P ) y = x. 2/3 1/3 en L wordt t.o.v de standaardbasis gegeven door

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Doe de noodzakelijke berekeningen met de hand; gebruik Maple ter controle.

Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding

Examenvragen Hogere Wiskunde I

WI1708TH Analyse 2. College 5 24 november Challenge the future

Complexe Analyse - Bespreking Examen Juni 2010

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A

Functies van één veranderlijke

x 1 (t) = ve rt = (a + ib) e (λ+iµ)t = (a + ib) e λt (cos µt + i sin µt) x 2 (t) = ve rt = e λt (a cos µt b sin µt) ie λt (a sin µt + b cos µt).

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 4 november 2013

TW2040: Complexe Functietheorie

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A, met uitwerkingen

Voorbeeld 1: Oneindig diepe potentiaalput

Functionaalanalyse. Heinz Hanßmann. Utrecht, 2007/8

(b) Formuleer het verband tussen f en U(P, f), en tussen f en L(P, f). Bewijs de eerste. (c) Geef de definitie van Riemann integreerbaarheid van f.

Hoofdstuk 3: Tweede orde lineaire differentiaalvergelijkingen

Tuyaux 3de Bachelor Wiskunde WINAK

Analyse I. 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Academiejaar ste semester 10 januari 2008

Examen Lineaire Algebra en Meetkunde Tweede zit (13:30-17:30)

Analyse I. 1ste Bachelor Ingenieurswetenschappen Academiejaar ste semester 12 januari 2010

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

3 De duale vectorruimte

Transcriptie:

Het Spectrum van Kwantumoperatoren Anne Keune 1 december 5 1

Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 De Schrödingervergelijking...................... Voorbeelden 4.1 De oneindige potentiaalput..................... 4. Het vrije deeltje............................ 4.3 De harmonische oscillator...................... 5.4 Het waterstofatoom......................... 5 3 De analyse van lineaire differentiaal operatoren 7 3.1 Zelfgeadjungeerde differentiaal operatoren............. 7 3. Gesloten operatoren......................... 9 3.3 Zwakke afgeleiden.......................... 1 3.4 Greense functies........................... 13 3.5 Compacte operatoren........................ 14 3.6 Hilbert-Schmidt operatoren..................... 15 3.7 Het spectrum............................. 17 3.8 De resolvent operator........................ 18 3.9 Variatie van constanten....................... 19 3.1 De WKB benadering......................... 1 3.11 Voorbeelden.............................. 4 3.11.1 De oneindige potentiaalput................. 4 3.11. Het vrije deeltje....................... 7 3.11.3 De harmonische oscillator.................. 7 3.11.4 Het waterstofatoom..................... 31 4 Literatuur 39 1

1 Inleiding In tegenstelling tot de klassieke mechanica zijn in de kwantummechanica niet per definitie alle energiewaarden geoorloofd. Op atomair niveau komt het vaak voor dat deeltjes, zoals een elektron in een atoom, discrete energiewaarden hebben. In de kwantummechanica kunnen we het spectrum, ofwel de mogelijke energiewaarden, van een deeltje berekenen met behulp van de Schrödingervergelijking. In feite stelt deze vergelijking de niet onbekende voorwaarde op de toestandsvergelijking van een deeltje dat de totale energie van het deeltje de som is van de kinetische energie en de potentiële energie. In deze Bachelorscriptie zal ik van verschillende kwantumoperatoren, ofwel bij verschillende potentialen, de mogelijke energiewaarden bepalen. Ik zal hierbij alleen naar tijdsonafhankelijke problemen kijken. We zullen beginnen met het definiëren van de Schrödingervergelijking, dit is de vergelijking die steeds moet worden opgelost om de energie spectra te kunnen bepalen, en we zullen de voorwaarden bekijken waar een oplossing van de Schrödingervergelijking in het algemeen aan moet voldoen. Vervolgens zullen we in hoofdstuk de spectra van een viertal voorbeelden bekijken. Zijn de spectra bijvoorbeeld continu of discreet en hebben de operatoren een eindig of oneindig spectrum? Deze vragen zullen in hoofdstuk beantwoord worden, maar er zal nog geen wiskundige afleiding worden gegeven om deze antwoorden ook te bewijzen. In hoofdstuk 3 zal er vervolgens een wiskundig frame opgezet worden en zullen de verschillende eigenschappen van de kwantumoperatoren behandeld worden. Ook zullen we de WKB benadering behandelen, deze methode kunnen we gebruiken om de spectra die moeilijk exact uit te rekenen zijn te benaderen. Aan het eind van hoofdstuk 3 zullen we dan in staat zijn om de spectra van de voorbeelden die we in hoofdstuk al gegeven hadden, ook daadwerkelijk wiskundig af te leiden. 1.1 De Schrödingervergelijking De tijdsonafhankelijke Schrödingervergelijking wordt gegeven door: m + V r ψ r = Eψ r 1 ψ r is hierbij de continue toestandsfunctie van het deeltje waar we naar kijken. Verder geldt = h π, waarbij h de constante van Planck is. m is de massa van het deeltje, V r is de potentiaal en E is een constante die overeenkomt met de energiewaarde van het deeltje. De kwantummechanica legt nog een hele belangrijke voorwaarde op de bewegingsvergelijking ψ en dat is dat moet gelden: ψ L. Hierbij is L de verzameling van meetbare functies f : X C zodat f d r <. Dit heeft te maken met de waarschijnlijkheid dat we het deeltje op een bepaalde plaats

zullen aantreffen. De waarschijnlijkheid dat een deeltje wordt gevonden tussen r en r + d r wordt namelijk gegeven door: ψ r d r en dus moet gelden: ofwel ψ L. ψ r d r = 1 We kunnen nu de Schrödingervergelijking, die voldoet aan zowel 1 als schrijven als: Hψ r = Eψ r met H = m +V r een lineaire differentiaal operator, ook wel de Hamiltoniaan genoemd, met: H : DH L L, waarbij DH het domein van H is. In paragraaf 3.3 zullen we laten zien dat het gewenste domein waar we mee willen werken de Solobev ruimte is. Als een functie ψ r DH aan zowel vergelijking 1 als voldoet, dan noemen we ψ r ook wel een eigenfunctie van H. De bijbehorende E-waarden zijn dan eigenwaarden van H. De verzameling van alle eigenwaarden van H noemen we het discrete spectrum van H. Het gehele spectrum van H is echter gedefinieerd als alle waarden E waarvoor de operator H IE, met I de identiteitsoperator, niet inverteerbaar is. Als E een eigenwaarde van H is dan heeft H IE een kern en is daarom niet inverteerbaar. Maar het kan ook zijn dat H IE niet inverteerbaar is omdat H IE bijvoorbeeld wel injectief is, maar niet surjectief en als dit het geval is zeggen we dat E tot het continue spectrum van H behoort. Het gehele spectrum is de vereniging van het discrete spectrum èn het continue spectrum. Zie voor meer informatie hierover ook []. 3

Voorbeelden In dit hoofdstuk zullen we bij verschillende voorbeelden uit de kwantummechanica het spectrum van de bijbehorende Hamiltoniaan H : DH L L met Hψ = m + V r ψ geven. Aan het eind van hoofdstuk 3 zullen we deze spectra berekenen met behulp van het wiskundig frame dat we in het begin van hoodstuk 3 zullen opzetten. Naar aanleiding hiervan zullen we vervolgens eventuele verschillen in resultaat bespreken. De resultaten die in dit hoofdstuk gegeven worden komen uit [1] en in dit boek is ook meer informatie over deze resultaten..1 De oneindige potentiaalput We beschouwen het probleem van de oneindige potentiaalput als een 1-dimensionaal probleem. Laat x R. De potentiaal V x behorende bij deze potentiaalput wordt gegeven door: { x a V x = 3 anders Hierdoor geldt buiten de put ψx =. Binnen de put waar V x = geldt: d Hψx = ψx 4 m dx Als we nu de volgende randvoorwaarden stellen, hoeven we ons alleen te richten op wat er binnen de potentiaalput gebeurt en kunnen we alles wat hier buiten valt nalaten. Zie hiervoor [4]. ψ = ψa = 5 Het spectrum behorende bij de rechthoekige potentiaalput is een oneindig discreet spectrum. De orthonormale basis van eigenfuncties wordt gegeven door: ψ n x = a sin k men nx, met k n = R 6 Bij deze eigenfuncties horen de eigenwaarden: E n = n π, met n = 1,, 3,... 7 ma. Het vrije deeltje We beschouwen het vrije deeltje als een 1-dimensionaal probleem. Zeg x R. Bij dit probleem hoort de volgende potentiaal: V x = 8 4

ofwel er is geen potentiële energie en dus: d Hψx = ψx 9 m dx Dit is dezelfde operator als we eerder bij de oneindige potentiaalput zagen, alleen is de enige randvoorwaarde bij dit probleem: ψ L R. Het spectrum van het vrije deeltje is een continu spectrum met E..3 De harmonische oscillator We beschouwen het probleem van de harmonische oscillator als een 1-dimensionaal probleem. Zeg x R. De potentiaal behorende bij dit probleem wordt gegeven door: V x = 1 mω x 1 Hierbij is m weer de massa van het deeltje waar we naar kijken en ω is de hoekfrequentie van de oscillatie. Bij dit probleem hebben we dus te maken met de volgende operator: Hψx = d m dx + 1 mω x ψx 11 Het spectrum van deze operator is een oneindig discreet spectrum. De orthonormale basis van eigenfuncties wordt gegeven door: mω 1/4 1 mω ψ n x = π n n! H n x e mω x / 1 met H n de n e Hermite polynoom. De hierbij behorende eigenwaarden zijn: 1 E n = + n ω met n =, 1,,... 13.4 Het waterstofatoom We beschouwen het voorbeeld van het waterstofatoom als een 3-dimensionaal probleem. Het waterstofatoom bestaat uit een proton en een elektron waartussen een wisselwerking bestaat door middel van de Coulombkracht. We nemen aan dat het proton oneidig zwaar is, zodat deze niet beweegt en we plaatsen het proton in de oorsprong van het coördinatenstelsel. Ook nemen we aan dat het elektron een puntlading is. De Coulombkracht is sferisch symmetrisch en enkel afhankelijk van de afstand tot de oorsprong. We kunnen hier gebruik maken van scheiding van variabelen en werken met de radiale vorm van de Schrödingervergelijking. De radiale vorm van de Schrödingervergelijking wordt gegeven door: m d l l + 1 dr r u nl r + V ru nl r = Eu nl r 14 5

waarbij u nl r = rr nl r met R nl r het radiale deel van de golffunctie, l het nevenkwantumgetal en n het hoofdkwantumgetal. Voor de gehele golffunctie geldt: ψ nlm r, θ, φ = R nl ryl m θ, φ, waarbij Yl m θ, φ ookwel de bolfuntie genoemd wordt en m het zogenaamde magnetisch kwantumgetal is. De Coulombkracht wordt gegeven door: V r = e 1 4πɛ r 15 De operator waarvan we het spectrum bepalen wordt dus gegeven door: Hu nl r = d l l + 1 m dr r u nl r + e 1 4πɛ r u nlr 16 Het waterstofatoom heeft zowel een oneindig negatief discreet spectrum als een oneindig positief continu spectrum. Voor E is een elektron niet langer gebonden aan het waterstofatoom. Het elektron gedraagt zich dan als een vrij deeltje en heeft dus een continu spectrum met E. Behorende bij het discrete spectrum wordt de orthonormale basis van eigenfuncties gegeven door: 3 n l 1! r l r ψ nlm r, θφ = na n [n + l!] 3 er/na L l+1 na n l 1 Yl m θ, φ na 17 waarbij d p L q p p x = 1 p L q x 18 dx en L q x de q e Laguerre polynoom, gegeven door d q L qx = e x e x x q 19 dx De corresponderende eigenwaarden zijn: [ m e ] 1 E n =, met n = 1,, 3,... 4πɛ n 6

3 De analyse van lineaire differentiaal operatoren Om het spectrum van een operator te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde spectraaltheorie. Deze theorie is in eerste instantie gedefinieerd voor begrensde operatoren. Lineaire differentiaal operatoren zijn echter niet perse begrensd en dit levert dus een probleem bij het bepalen van het spectrum van een lineaire differentiaal operator. Hoewel de differentiaal operatoren niet begrensd zijn, kunnen ze wel gesloten zijn. Dit is een zwakkere vorm van begrensdheid en zal in paragraaf 3. besproken worden. De inverse van een gesloten operator is wel begrensd en dus zullen we de inverse van de differentiaal operator begruiken om de eigenschappen van de onbegrensde operator te bestuderen. Zo zullen we bijvoorbeeld zien dat wanneer deze inverse een compacte en zelfgeadjungeerde operator is, dat de differentiaal operator een volledige orthonormale verzameling van eigenfuncties heeft, ofwel dat het spectrum van de differentiaal operator dan discreet is. De inverse van een lineaire differentiaal operator is een integraal operator, waarvan we de kern de Greense functie van de differentiaal operator noemen. Gerelateerd aan de Greense functies kunnen we differentiaalvergelijkingen ook oplossen met behulp van de methode van variatie van constanten. Deze methode zullen we bespreken in paragraaf 3.9 en we zullen laten zien hoe dit aan de Greense functie gerelateerd is. Een verschil tussen begrensde en onbegrensde operatoren is dat onbegrensde operatoren niet gedefinieerd kunnen zijn op de hele ruimte. Wanneer we een onbegrensde operator definiëren, moeten we dus ook rekening houden met het domein van deze operator. De definitie van een onbegrensde lineaire operator: Met X, Y genormeerde lineaire ruimtes. A : DA X Y 1 Voorbeeld. Voor de differentiaal operator op L [, a] met randvoorwaarden u = ua = vinden we: D = {u H, a u = ua = }. Hier is H, a de Solobev ruimte van functies waarvan de zwakke afgeleiden van graad kleiner of gelijk aan tot L [, a] behoren. Over zwakke afgeleiden de Sobolev ruimte zullen we het later uitgebreider hebben. 3.1 Zelfgeadjungeerde differentiaal operatoren In deze paragraaf zullen we de geadjungeerden van differentiaal operatoren bestuderen die aan gestelde randvoorwaarden voldoen. Door de moeilijkheidsgraad van hogere orde differentiaalvergelijkingen en de relevantie met de kwantummechanica zullen we naar differentiaal operatoren kijken van orde. We bestuderen dus randvoorwaarden problemen in de vorm: Au = bu + cu + du, Bu = 7

met Bu = de verzameling randvoorwaarden, b C R, c C 1 R, d CR en bx op R. Definitie. Laat H een Hilbert ruimte zijn. De geadjungeerde van operator A : DA H H, is de operator A : DA H H met DA = {y H z H zodat x DA geldt Ax, y = x, z }. 3 Als geldt dat y DA dan definiëren we A y = z, met z een uniek element zodat Ax, y = x, z. Definitie. A = A. Een operator A : DA H H is zelfgeadjungeerd wanneer Stelling 3.1.1. Stel we hebben een tweede-orde differentiaal operator A zoals gedefinieerd in vergelijking, waarbij A : DA L [, a] L [, a] met DA = {u C [, a] u = ua = }. Laat.,. het standaard inproduct op L zijn. Definieer A : DA L [, a] L [, a], met DA = {v C [, a]} door A v = bv cv + dv. Dan krijgen we voor alle u, v C [, a] : v, Au A v, u = [b vu v u] + c b vu] a. Bewijs. Dit resultaat wordt verkregen door tweemaal partieel te integreren: v, Au = a v bu + cu + du dx = [ b vu + c vu ] a + a Dit is het gewenste resultaat. = [ b vu + c vu a v u ] a + a b v u c v u + d vu dx bv cv + dv udx = [ b vu v u] + c b vu ] a + A v, u 4 A is nu de zelfgeadjungeerde van A als we de randvoorwaarden zo kiezen dat v, Au A v, u =, want dan geldt dat A = A Ofwel we willen dat voor v C [, a] geldt dat B v = dan en slechts dan als [b vu v u] + c b vu] a = u zodat Bu =. Voorbeeld. We kijken naar de operator op L [, a]. Als v D, dan is er een w L [, a] zodat: u, v = u, w u D 5 Aangezien C D volgt het uit definitie van de weak derivative dat v D en w = v, Ofwel = op L [, a]. Vervolgens moeten we nog naar het domein van de operatoren kijken. We vinden, gebruik 8

makend van de stelling van Green: v, Du D v, u = [ vu v u] a. We hebben weer de Dirichlet randvoorwaarden: u = ua =. Dus [ vu v u] a = vau a vu. En deze uitdrukking is gelijk aan dan en slechts dan als v = va = en dus geldt D = D. Hiermee is bewezen dat zelfgeadjungeerd is op D = {u H, a u = ua = }. 3. Gesloten operatoren Een lineaire operator is begrensd dan en slechts dan als deze ook continu is [3]. Onbegrensde operatoren zoals differentiaal operatoren zijn dus niet continu, maar deze operatoren kunnen wel gesloten zijn. In de in deze paragraaf gegeven definities van continue en gesloten operatoren kunnen we zien dat het verschil tussen gesloten en continu is dat Ax n y Y vanzelfsprekend is bij een continue operator, maar als voorwaarde moet worden gegeven bij een gesloten operator. Geslotenheid is dus een zwakkere vorm van continuïteit. Definitie. Een operator A : X Y is continu als voor elke rij {x n } in X met x n x X, geldt dat Ax n Ax Y. Voorbeeld. De differentiaaloperator : D L [, 1] L [, 1] is niet continu. Het limiet van een rij continue functies hoeft namelijk niet continu te zijn. We nemen als voorbeeld de rij {x n } met x [, 1] en x n fx. Als n dan verkrijgen we de limiet functie: fx = { x < 1 1 x = 1 6 Het mag duidelijk zijn dat fx / D en dus is de operator : D L [, 1] L [, 1] niet continu. Definitie. Een operator A : DA X Y is gesloten als voor elke rij {x n } in DA met x n x X en Ax n y Y, geldt dat x DA en Ax = y. In paragraaf 3.3 wordt bewezen dat differentiaal operatoren wel gesloten kunnen zijn. We laten hier eerst zien dat wanneer een operator A : DA X Y gesloten is, dat de bijbehorende inverse begrensd is. Voordat we dit echter kunnen bewijzen hebben we eerst wat voorbereiding nodig. Hierbij heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van [11]. Definitie. Een open bal Br, x in een metrische ruimte X met metriek d is gedefinieerd als Br, x = {x X : dx, x < r}. Stelling 3..1. Stelling van Baire Laat X een volledige metrische ruimte zijn en {U n } 1 een rij open dichte deelverzamelingen van X. Dan is 1 U n dicht in X 9

Bewijs. We willen bewijzen dat als we een niet-lege open verzameling W hebben, dat W 1 U n niet leeg is. Aangezien W U 1 niet-leeg en open is, bevat de verzameling een open bal Br, x. We mogen aannemen dat < r < 1. Voor n > kiezen we x n X en r n, inductief als volgt: Als we x j en r j hebben gekozen voor j < n, dan weten we dat U n Br n 1, x n 1 open en niet-leeg is en dus kunnen we x n en r n zo kiezen dat < r n < n en Br n, x n U n Br n 1, x n 1. Dan geldt dat als n, m N, dat x n, x m Br N, x N en omdat r n is {x n } een Cauchy rij. Omdat X volledig is bestaat het limiet x n x X. Aangezien x n Br N, x N als n N hebben we nu: x Br N, x N U N Br 1, x 1 U N W voor alle N. En dus is de stelling bewezen. Een gevolg van de stelling van Baire is de volgende stelling: Stelling 3... Laat X een volledige metrische ruimte zijn, dan is X niet te schrijven als een aftelbare verzameling van nergens dichte verzamelingen. Bewijs. Stel {A n } is een rij nergens dichte deelverzamelingen van X. Dan is {E n c } een rij open dichte verzamelingen. In stelling 3..1 hebben we al gezien dat nu geldt: E n c Ø. En dus hebben we E n E n X. Als X en Y topologische ruimtes zijn, dan noemen we een afbeelding T : X Y open als voor alle open verzamelingen U X geldt dat dan ook T U Y open is. Als X en Y metrische ruimtes zijn betekent dit dat voor elke open bal Br, x X, T Br, x Y een open bal Bs, T x bevat. Als nu X en Y genormeerde ruimtes zijn en T een lineaire transformatie, dan is T open als dan en slechts dan als T B1, een open bal rond het punt Y bevat. Stelling 3..3. Laat X en Y Banachruimtes zijn. Als T een surjectieve lineaire transformatie van X naar Y is, dan is T open. Bewijs. Laat B r de open bal rond het punt X zijn met straal r. We willen nu dus laten zien dat T B 1 een open bal bevat rond het punt Y. Aangezien X = n=1 B n en T surjectief is, weten we dat Y = n=1 T B n. Y is een volledige ruimte en de afbeelding y ny is een homeomorfisme dat T B 1 op T B n afbeeldt. We weten nu uit stelling 3.. dat er een y Y en een s > moeten bestaan zodat de open bal B4s, y in T B 1 bevat is. Kies nu een y 1 = T x 1 T B 1 zodat y 1 y < s. Dan geldt dat Bs, y 1 B4s, y T B 1. En dus wanneer y < s: y = T x 1 + y y 1 T x 1 + B 1 T B. Als we nu beide kanten van deze vergelijking door delen, zien we dat er een s > bestaat zodat als y < s dat y T B 1. Maar wat we nu nog moeten aantonen is dat dan ook geldt dat y T B 1. We weten dat als y < s n dat y T B n. Stel nu dat we hebben dat y < s/, dan kunnen we een x 1 B 1/ vinden zodat y T x 1 < s/4, en zo kunnen we voor elke n een x n B n vinden zodat y n j=1 T x j < s n 1. Aangezien X volledig 1

is, weten we dat de rij n=1 x n convergeert. Zeg x n x. Maar dan geldt: x < n=1 n = 1 en y = T x. Ofwel we weten nu dat T B 1 alle punten y met y < s/ bevat. En dus is de stelling bewezen. Dit betekent dat als T een bijectieve lineaire transformatie is, dat T 1 ook een lineaire transformatie is. De continuïteit van T 1 is namelijk equivalent aan de openheid van T. Nu zijn we klaar om te bewijzen dat wanneer een operator A : DA X Y gesloten is, dat de bijbehorende inverse begrensd is. Dit doen we aan de hand van het boek [5]. Definitie. De graaf ΓA van een operator A : DA X Y is de deelverzameling van X Y gedefinieerd door: ΓA = {x, y x DA en y = Ax} 7 Stelling 3..4. Gesloten grafiek stelling. Laat X en Y Banach ruimtes zijn en A een gesloten lineaire transformatie van X naar Y, dan is A begrensd. Bewijs. Definieer M en N als de projecties van ΓA naar X en Y, respectievelijk. In andere woorden: Mx, Ax = x en Nx, Ax = Ax. Beide projecties zijn lineaire transformaties. Aangezien X en Y volledige ruimtes zijn, is X Y ook volledig en dus is ΓA ook volledig, want A is gesloten. De afbeelding M is een bijectie van ΓA naar X en dus is M 1 begrensd. Dit volgt uit stelling 3..3. Maar dit betekent dat A = N M 1 ook begrensd is. Merk op dat elke begrensde operator gesloten is. En elke gesloten operator met DA = X is begrensd, maar er zijn vele gesloten operatoren met DA X. Definitie. Als de operator A : DA X Y bijectief is, dan definiëren we de inverse operator A 1 : Y X door A 1 y = x dan en slechts dan als Ax = y. Stelling 3..5. Als X, Y Banach ruimtes zijn en A : DA X Y is een gesloten lineaire operator met RA = Y en NA = {}, dan A 1 BY, X. Bewijs. Wanneer we de norm op X gebruiken is DA een genormeerde vectorruimte. Wanneer A echter niet begrensd is, is DA onder deze norm geen volledige ruimte. We kiezen daarom een andere norm: x A = x + Ax 8 Onder deze norm is DA wel een volledige ruimte. Als {x n } een Cauchy rij in DA is dan is {x n } een Cauchy rij in X en {Ax n } een Cauchy rij in Y. 11

Dus bestaan er x X en y Y zodat x n x en Ax n y. Aangezien A gesloten is geldt nu x DA en Ax = y. Ofwel x n x A. Wanneer we nu de operator A beschouwen van de Banach ruimte DA met de hierboven gedefinieerde norm naar Y, vinden we: A BDA, Y, aangezien: Ax x A 9 A BDA, Y is bijectief en dus inverteerbaar. A 1 : DA 1 = Y DA en dus is ΓA 1 gesloten. Nu kunnen we de closed graph theorem toepassen en vinden we A 1 BY, DA. 3.3 Zwakke afgeleiden We hebben het tot nu toe bijna alleen nog maar over differentiaal operatoren gehad die werken op continu differentieerbare functies. Deze operatoren hoeven echter niet te voldoen aan een aantal belangrijke eigenschappen, zoals geslotenheid. Om operatoren te verkrijgen die wel over deze belangrijke eigenschappen beschikken, moeten we het domein van de klassieke differentiatie uitbreiden met functies waarvan de zwakke afgeleide tot L behoort. In deze paragraaf zullen de zwakke L -afgeleide kort introduceren. Definitie. De functie u L R heeft een zwakke afgeleide v = u L R als χ Cc R geldt: ux, χ x = vx, χx 3 De Solobev ruimte H k R is als volgt gedefinieerd: H k R = {u L R u, u,..., u k L R} 31 1/ met de volgende norm en inprodukt: u H k = { u + u +... + u k }dx 3 R u, v H k = {ūv + ū v +... + ū k v k }dx 33 R Voorbeeld. De differentiaal operator : H 1 R L R L R is gesloten. Stel namelijk dat u n u en u n v in L R. Dan hebben we χ Cc R: v, χ = lim n u n, χ = lim n u n, χ = u, χ 34 Dus u H 1 R en u = v en dus is gesloten. De geslotenheid van impliceert dat H k R volledig is en dus een Hilbert ruimte. Als {u n } een Cauchy rij in H k is, dan is {u j n } een Cauchy rij in L j k. Aangezien L volledig is, bestaan er functies v, v j L zodat u n v en u j n v j als n. Omdat gesloten is, volgt hieruit dat v j = v j j k zodat u n v in H k. 1

3.4 Greense functies We beschouwen de operator A gegeven in vergelijking met Au = f, u = ua = 35 Met f : [, a] C een gegeven continue functie. We zoeken voor dit probleem een oplossing in de vorm: ux = a gx, yfydy, Met g : [, a] [, a] C een geschikte functie die we de Greense functie zullen noemen. In deze paragraaf zullen we laten zien dat wanneer de operator A inverteerbaar is, ofwel wanneer vergelijking 35 voor elke gegeven f een unieke oplossing u heeft, de integraal operator R : H DA gegeven door: de inverse van operator A is. Rfx = a gx, yfydy 36 Voordat we de definitie van de Greense functie geven zullen we eerst de voorwaarden waaraan de functie gx, y moet voldoen om een geschikte functie te zijn bekijken. We maken hiervoor gebruik van de δ-functionaal. De δ-functionaal werkende op een testfunctie χ fungeert als puntevaluatie en is als volgt gedefinieerd: δ, χ = δyχydy = χx 37 Gegeven is dat geldt: Aux = fx. De Greense functie moet dus voldoen aan ofwel Aux = A a gx, yfydy = fx 38 Agx, y = δx y met g, y = ga, y =. 39 Gebruikmakend van deze voorwaarden kan de Greense functie gedefinieerd worden. We gebruiken hier de definitie zoals gegeven in [1]. Definitie. Een functie g : [, a] [, a] C is een Greense functie voor bovenstaand probleem, als deze aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. g is continu op x, y a, en twee keer continu differentieerbaar naar x op x y a en y x a. g voldoet aan de differentiaalvergelijking met betrekking to x en de randvoorwaarden. 3. De sprong in g x over de lijn x = y wordt gegeven door: g x x +, x g x x, x = 1/bx, waarbij de subscript x voor de partitiële afgeleide staat en g x x +, x = lim y x +g x x, y en g x x, x = lim y x g x x, y 13

Stelling 3.4.1. Rfx, zoals gegeven in vergelijking 36, is een oplossing van probleem 35. Bewijs. We hebben: ux = x gx, yfydy + a en aangezien gx, y en continue functie is krijgen we x gx, yfydy 4 du dx = gx, xfx + = x x g x x, yfydy + g x x, yfydy gx, xfx + a x a x g x x, yfydy g x x, yfydy 41 Rekening houdend met de sprong over de x = y lijn en gebruik makend van het feit dat g een oplossing is van de homogene vergelijking met f =, krijgen we x d u dx = g xx, x fx + g xx x, yfydy g x x, x + fx + g xx x, yfydy x = 1 fx cx d a a gx, yfydy dxgx, yfydy bx dx = 1 fx cx dux bx dx dxux. 4 ux voldoet dus inderdaad aan de differentiaalvergelijking en voldoet ook aan de randvoorwaarden aangezien gx, y zo gedefinieerd is. a 3.5 Compacte operatoren In deze paragraaf definiëren we compacte operatoren. Vervolgens geven we een aantal stellingen die later van belang zullen zijn bij het onderzoek naar het spectrum van differentiaal operatoren. Definitie. Laat X, Y genormeerde ruimtes zijn. Een lineaire transformatie T is compact wanneer voor elke begrensde rij {x n } in X, de rij {T x n } in Y een convergente deelrij bevat. Stelling 3.5.1. Laat X, Y genormeerde ruimtes zijn en laat T een begrensde operator van X naar Y zijn. Als T een eindige rang heeft dan is T compact. Bewijs. Aangezien T een eindige rang heeft is de ruimte RT een eindig dimensionale genormeerde ruimte. Voor elke begrensde rij {x n } in X is de rij {T x n } begrensd in RT, dus Bolzano-Weierstrass Theorem moet deze rij een convergente deelrij bevatten. En dus is T compact. 14

Stelling 3.5.. Laat X een genormeerde ruimte zijn en Y een Banach ruimte. Laat {T n } een rij compacte operatoren zijn met T n : X Y convergerend naar een begrensde operator T : X Y. Dan is de operator T compact. Bewijs. Laat {x k } een begrensde rij in X zijn met x k C. T 1 is een compacte operator en dus heeft {x k } een deelrij, zeg {x k1 }, zodat {T 1 x k1 } convergeert. Ook T is compact en dus heeft {x k1 } een deelrij {x k } zodat {T x k } convergeert. Als we zo verder gaan zien we dus dat er een deelrij {x kn } bestaat van {x kn 1 } zodat {T n x kn } convergeert. Laat z i = x ki. De rij {T n z i } convergeert dus wanneer i voor elke T n. We hebben dus: T z j Zz i T z j T n z j + T n z j T n z i + T n z i T z i C T T n + T n z j T n z i. 43 ɛ > kunnen we n zo groot nemen dat geldt: C T T n < ɛ 44 En aangezien {T n z i } convergeert, kunnen we i, j zogroot nemen dat: T n z j T n z i < ɛ 45 En dus is {T z i } een Cauchy rij en aangezien Y een Banach ruimte is, vinden we dus dat T een compacte operator is. Merk op dat het in het algemeen niet zo is dat elke compacte operator een limiet van operatoren van eindige rang is. In een Hilbert ruimte is dit wel zo. 3.6 Hilbert-Schmidt operatoren In deze paragraaf wordt de Hilbert-Schmidt operator gedefinieerd en zullen we bewijzen dat dit een compacte operator is. Dit is van belang omdat de Greense functie ook een Hilbert-Schmidt operator is, en dus ook een compacte operator is. In de volgende paragraaf zullen we bekijken welke belangrijke eigenschappen compacte operatoren hebben, om het gebied van de spectraaltheorie. Definitie. Laat {e α } met α A een orthonormale basis in de Hilbert ruimte H zijn. Een begrensde lineaire operator T is een Hilbert-Schmidt operator als geldt: T = { T e α } 1/ < 46 α A Voor het bewijs dat er voor elke Hilbert ruimte ook inderdaad een orthonormale basis gekozen kan worden verwijs ik graag naar [3]. 15

Stelling 3.6.1. Een Hilbert-Schmidt operator is compact. Bewijs. Laat {e α } met α A een orthonormale basis in de Hilbert ruimte H zijn en T een Hilbert-Schmidt operator. Aangezien geldt: T = { α A T e α } 1/ < 47 zijn er een aftelbaar aantal elementen T e α ongelijk aan. Ook geldt dat voor elke integer n een eindige deelverzameling A n A bestaat zodat T e α < 1 n 48 α A Laat voor elke n de lineaire operator T n als volgt gedefinieerd zijn: T n e α = T e α als α A n en T n e α = als α A n. Het bereik van T n is nu eindig dimensionaal en dus is T n compact. Verder geldt: T T n = α A T e α < 1 n 49 en dus: T T n T T n < 1 n. Ofwel T is compact. Voor de volgende stelling heb ik gebruik gemaakt van [3]. In dit boek is voor de belangstellende ook meer te vinden over integraal operatoren. Stelling 3.6.. De operator R : L R L R gedefinieerd door Rfx = b a gx, yfydy met gx, y dxdy < is een Hilbert-Schmidt operator. Bewijs. Laat {e α } met α A weer een orthonormale basis in de Hilbert ruimte H. Voor elke x [a, b] en α A hebben we: Re α x = b a gx, ye α ydy = g x, e α 5 Hierbij is e α de complex geconjungeerde van e α, De rij {e α } is dus ook een orthonormale basis. En dus b Re α = g x, e α dx α A α A a b = g x, e α dx = a α A b En dus is R een Hilbert-Schmidt operator. a g x ds < 51 16

3.7 Het spectrum Definitie. Laat K, H complexe Hilbert ruimtes zijn, laat I de identiteitsoperator zijn en A : DA K H. Het spectrum van A, aangegeven met σa, is als volgt gedefinieerd: σa = {λ C : A λi is niet inverteerbaar} 5 Er zijn twee mogelijkheden waarom A λi niet inverteerbaar zou kunnen zijn. Ten eerst zou het kunnen zijn dat A λi een kern heeft. Als dit zo is zeggen we dat λ tot het discrete spectrum van A, σ d A, behoort. Of het kan zijn dat de operator A λi wel injectief is maar niet surjectief. In dat geval zeggen we dat λ tot het continue spectrum van A, σ c A, behoort. We zien dat de operator A alleen inverteerbaar is als λ = niet in het spectrum van A voorkomt. Definitie. Laat K, H complexe Hilbert ruimtes zijn en A : DA K H. De resolvent verzameling van A, aangegeven met ρa, is als volgt gedefinieerd: ρa = C\σA 53 Stelling 3.7.1. Laat H een complexe Hilbert ruimte zijn en A : DA H H een zelfgeadjungeerde operator dan is het spectrum van A reëel. Bewijs. Zeg Ax = λx met x. Er geldt: ofwel λ = λ en dus λ R λ x, x = x, Ax = Ax, x = λ x, x 54 Stelling 3.7.. Laat K een Hilbertruimte zijn, met T een compacte operator op K. Dan geldt voor elke reële t > dat de verzameling van alle distincte eigenwaarden λ van T met λ t eindig is. Bewijs. We stellen dat er een t > bestaat waarvoor er een oneindige rij distincte eigenwaarden {λ n } van T, met λ t voor alle n is. Laat {e n } een willekeurige rij met corresponderende eenheidseigenvectoren zijn. We contrueren nu, met behulp van inductie, een geordende rij van eenheidseigenvectoren {y n }. Zeg {y 1 = e 1 }. Voor k 1 geldt dat de verzameling {e 1,..., e k } lineair onafhankelijk is en dus is de verzameling M k = Sp{e 1,..., e k } k-dimensionaal en gesloten. Elk element e M k kan geschreven worden als: e = a 1 e 1 + + a k e k. We hebben nu: T λ k I e = a 1 λ 1 λ k e 1 + + a k 1 λ k 1 λ k e k 1 55 en dus geldt als e M k : T λ k I e M k 1 56 17

en dus ook: T e M k 57 Omdat M k een gesloten deelverzameling van M k+1 is en ongelijk aan M k+1, is het orthogonaal complement van M k ook een niet triviale deelverzameling van M k+1. Er bestaat dus een eenheidseigenvector y k+1 M k+1 zodat voor alle e M k geldt: y k+1, e = en y k+1 e 1. Dit proces herhalend stellen we een geordende rij {y n } op. Met deze constructie van {y n } geldt nu voor alle m, n N met n > m, T y n T y m = λ n y n λ 1 n [ T λ n y n + T y m ] λ n t 58 aangezien T λ n y n + T y m M n 1. Hieruit volgt dat de rij {T y n } geen convergente deelrij kan bevatten en dus dat T niet compact is. Dit is een tegenspraak. Stelling 3.7.3. Laat K een Hilbertruimte zijn, met T een compacte operator op K. De verzameling σ d T is hoogstens aftelbaar. Als {λ n } een rij distincte eigenwaarden van T is geldt lim n λ n =. Bewijs. We verkrijgen deze stelling door de vereniging van de eindige verzamelingen eigenwaarden λ uit stelling 3.7. te nemen met λ r 1, r = 1,,.... 3.8 De resolvent operator We bekijken het probleem: pu + qu = λu, u = ua = 59 waarbij p, q gegeven reële functies zijn met p > en λ C. Definieer A : DA L [, a] L [, a] door Au = pu + qu 6 DA = {u H, a u = ua = } 61 In deze paragraaf zullen we het spectrum van A bestuderen. Definitie. Als µ ρa, dan definiëren we de resolvent operator R µ : H H door: R µ = µi A 1 6 Eerst zullen we aantonen dat voor λ negatief genoeg, de oplossing van probleem 59 u = is, ofwel dat λ dan geen eigenwaarde van A is. We nemen het inprodukt van probleem 59 met u en krijgen: 18 a {p u + q u }dx = λ a u dx 63

Zeg α = min x a px en β = min x a qx. Wanneer we deze constanten in het resultaat verwerken krijgen we: α a u dx + β λ a u dx 64 Hierin zien we dus dat wanneer λ < β dat de enige mogelijke oplossing u = is. Ofwel de kernel van A λi is {} en dus bestaat de Greense functie g λ van A λi. En dus geldt voor λ < β dat λ ρa. Voorbeeld. We bekijken de operator : H, a L [, a] L [, a]. We nemen dus p = 1 en q = in probleem 59 en vinden dat λ ρ λ <. De zelfgeadjungeerde resolvent operator R λ wordt gegeven door: R λ = λi A 1 : L [, a] L [, a], R λ fx = Aangezien g λ continu is vinden we: a a a g λ x, yfydy 65 [g λ x, y] dxdy < 66 Dit betekent dat R λ een Hilbert-Schmidt operator is en dus compact. Volgens de spectraaltheorie voor compacte, zelfgeadjungeerde operatoren is er een orthonormale basis van L [, a] bestaande uit eigenvectoren {u n n N} van R λ met eigenwaarden {µ n n N} zodat µ n als n. Omdat geldt: λi AR λ = I hebben we u n DA en Au n = λ n u n met β λ n = λ 1 µ n 67 zodat λ n wanneer n. Ofwel de gedefinieerde operator A heeft een complete orthonormale verzameling eigenvectoren die een basis van L [, a] vormen. 3.9 Variatie van constanten Hoewel het bepalen van het spectrum met behulp van de Greense functie mijns inziens een hele mooie methode is, is het niet altijd even makkelijk in gebruik. Een makkelijker toepasbare methode om spectra te bepalen is het oplossen van de vergelijking: A λi u = f 68 waarbij A wederom gedefinieerd als in vergelijking, λ een constante en f L een gegeven functie. Deze inhomogene vergelijking kunnen we oplossen met behulp van de methode van variatie van constanten, die hieronder verder 19

toegelicht zal worden. Na deze vergelijking opgelost te hebben, kijken we voor welke waarden van λ er bij een gegeven f geen unieke oplossing u L gevonden kan worden. Als er namelijk geen unieke oplossing is, is de operator A λi niet inverteerbaar en geldt per definitie dan λ σa. Wellicht vraagt u zich af waarom er hier niet voor gekozen wordt de homogene vergelijking op te lossen. Dit heeft twee redenen, ten eerste in de homogene vergelijking de vergelijking die hoort bij een discreet spectrum en ten tweede is het na het vinden van eigenwaarden aan de hand van de homogene vergelijking erg lastig om vervolgens te bepalen of de gehele verzameling eigenwaarden gevonden is. We zullen nu bespreken hoe we differentiaalvergelijkingen op kunnen lossen met behulp van de methode van variatie van constanten. Tevens laten we zien hoe dit gerelateerd is aan Greense functies. Elke lineaire n e orde differentiaalvergelijking is om te schrijven naar een 1 e orde differentiaalstelsel gegeven door: Y BxY = F, met Y s = Y 69 Hierbij is Bx een n n-matrix en zijn Y en F n-vectoren. Voorbeeld. Stel we willen de differentiaalvergelijking: y bxy cxy = fx 7 waarbij b C 1 R, c CR en f L een gegeven functie, als een 1 e orde stelsel schrijven. We maken dan gebruik van de substitutie y = v 71 zodat y = v = bxv + cxy + f 7 We verkrijgen dan het 1 e orde stelsel: waarbij Y = [ y v ] [, Ax = Y AxY = F 73 1 cx bx ] [ en F = fx ]. Het oplossen van zo een 1 e orde stelsel kunnen we in verschillende stappen doen. Eerst lossen we op: Y s = BxY s met Y s s = I 74 waarbij I de identiteit is. De oplossing van dit stelsel wordt ook wel de fundamentele oplossing genoemd en de oplossing Y s x wordt gegeven door Ωx, s.

De volgende stap is het oplossen van het homogene stelsel. Deze oplossing is hetzelfde als de fundamentele oplossing, maar nu komt er een keuze van parameter Y s = Y bij. De oplossing wordt gegeven door: Y x = Ωx, sy 75 Stap drie is het oplossen van de inhomogene oplossing, gegeven in vergelijking 69. Deze oplossing wordt gegeven door de zogenaamde variatie van constanten formule. Y x = Ωx, sy + x Hierbij kunnen Y en F u vrij gekozen worden. s Ωx, uf udu 76 De relatie met Greense functie vinden nu door Y = te kiezen en het stelsel onafhankelijk van F te maken. We krijgen dan de vergelijking: Y = BxY + δx u met Y = 77 De oplossing van dit probleem wordt gegeven door de Greense functie: Y x = G u x, met G u, = 78 Wanneer we vervolgens vergelijking 69 oplossen, met Y=, dan vinden we de oplossing: Y x = x G u x, fudu 79 En dit is precies de Greense functie zoals we deze in paragraaf 3.4 hebben gezien. 3.1 De WKB benadering Soms worden oplossingen van differentiaalvergelijkingen gegeven door ingewikkelde reeksen. Omdat het lastig is om hiervan het verloop te bepalen, is het soms makkelijker om gebruik te maken van benaderingen. Een veel gebruikte benadering is de WKB Wentzel, Kramers, Brillouin methode. In deze paragraaf zullen we de werking van deze methode in het kort toelichten. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van [1]. We bekijken de differentiaalvergelijking ψ + k xψ = 8 m waarbij kx = E V x. Hierbij gaan we ervan uit dat E > V x. Over het algemeen is ψ een complexe functie in de vorm: ψx = e iφx 81 We kunnen nu vergelijking 8 schrijven als: [ iφ x φ x + k x ] e iφx = 8 1

De WKB benadering is nu als volgt: { φ φ x x k x 83 We lossen op: En vinden: φ x + k x = 84 φx = ± kxdx 85 Vervolgens stoppen de φ x = ±k x weer terug in vergelijking 8 en verkrijgen: φx = ± ±ik x + k xdx 86 Tenslotte maken we de benadering k x kx en vinden we: Dus geldt: φx = ± ± ik x k x + 1kxdx [ ± 1 ± i k x ± kxdx + i ± kxdx + i k x +... ] kxdx k x k x dx +... log kx 87 e iφx e ±i R kxdx e 1 logkx 1 kx e ±i R kxdx 88 Zo zien we dat we als algemene WKB benadering krijgen: ψ W KB x = A 1 1 kx e +i R kxdx + A 1 kx e i R kxdx 89 Voor E < V x definiëren we: m κx = V x E 9 Op dezelfde manier vinden we de WKB benadering voor E < V x: ψ W KB x = A 1 1 e + R κxdx + A 1 e R κxdx κx κx 91 Deze WKB benaderingen werken prima zolang E < V x of E > V x, maar rond de zogenaamde draaipunten, waar E V x gaat deze benadering naar

oneindig en is het een erg slechte benadering. Daar moet dus nog wat aan gedaan worden. We lossen dit probleem op met het gebruik van zogenaamde plakfuncties. We bekijken het draaipunt x en gaan er vanuit dat E < V x links van x en E > V x rechts van x. Omdat we de potentiaal alleen dichtbij het draaipunt bekijken kunnen we de potentiaal hier lineair benaderen: V x E + V x x x 9 We lossen de Schrödingervergelijking op aan de hand van deze lineaire potentiaal. Laat z = αx x zijn, waarbij α = m V x 1/3. [ ] Dan kunnen we de Schrödingervergelijking herschrijven tot: ψ z zψz = 93 Deze vergelijking is beter bekend als de Airy vergelijking, met als oplossingen Airy functies, die we Aiz en Biz zullen noemen. In de tabel hieronder staan een aantal eigenschappen van de Airy functies. Differentiaalvergelijking: Oplossingen: Integraal representatie: Asymptotisch gedrag: 1 Aiz e πz 1/4 3 z3/ Biz 1 πz 1/4 e 3 z3/ } z d y dz = zy Lineaire combinaties van de Airy functies Aiz = 1 s π cos 3 3 + sz ds [ ] e s3 3 +sz s + sin 33 + sz ds Biz = 1 π 1 Aiz π z 1/4 sin 3 z3/ + π 4 1 Biz π z 1/4 cos 3 z3/ + π 4 } z De golffunctie, ofwel plakfunctie, die de WKB benaderingen nu als het ware aan elkaar moet plakken, wordt nu gegeven door: ψ p x = aaiz + bbiz 94 De constanten, gegeven in vergelijkingen 89 en 91, zijn niet geheel onafhankelijk van elkaar. We zullen nu deze afhankelijkheid bekijken. Hiervoor gebruiken we nog steeds de lineaire benadering van de potentiaal. We kunnen de vergelijkingen 89 en 91 in het geval van de lineaire potentiaal schrijven als respectievelijk: en ψ W KB x = A 1 z 1/4 ei 3 z3/ + A z 1/4 e i 3 z3/ + A ψ W KB x = A 1 z 1/4 e 3 z3/ z 1/4 e 3 z3/ Als we vergelijking 96 nu vergelijken met de plakfunctie voor z : 95 96 ψ p x = a πz 1/4 e b 3 z3/ + πz 1/4 e 3 z3/ 97 3

Dan zien we dat moet gelden: A 1 = b π en A = a π 98 Voor de plakfunctie z geldt: ψ p = = a π z 1/4 sin 3 z3/ + π 4 a π z 1/4 b + π z 1/4 A = i + + A 1 + 1 e i 3 z3/ e i π 4 e i 3 z3/ e i π 4 i 1 e i π 4 A + A 1 i e i 3 z3/ e i π 4 + e i 3 z3/ e i π 4 1 z 1/4 ei 3 z3/ 1 z 1/4 e i 3 z3/ e i π 4 Dit betekent voor de constanten A 1 en A dat: A A 1 = + A 1 e i π 4 en A = i b π z 1/4 cos 3 z3/ + π 4 A + A 1 i 99 e i π 4 1 kunnen vervolgens voor elk individueel probleem be- De constanten A 1 en A rekend worden. 3.11 Voorbeelden In deze paragraaf komen we terug op de voorbeelden die we in hoofdstuk besproken hebben. Dit keer zal ik echter met behulp van de theorie die we in dit hoofdstuk besproken hebben, berekenen welk soort spectrum bij elk probleem hoort. 3.11.1 De oneindige potentiaalput We beschouwen het kwantummechanisch probleem van de oneindige potentiaalput, zoals in paragraaf.1 gedefinieerd. We hebben dus te maken met het volgende probleem Hψ = d ψ m dx, ψ = ψa = 11 waarbij H : H, a L [, a] L [, a]. Dit is hetzelfde probleem als we in paragraaf 3.8 hebben besproken, maar we hebben hier p = m en q = genomen. We zien dus gelijk dat β = en alle eigenwaarden van H positief moeten zijn. Verder heeft H dus een complete 4

orthonormale verzameling eigenvectoren die een basis van L [, a] vormen. Ofwel het spectrum van H is oneindig discreet. Om het spectrum te berekenen moeten we nagaan voor welke λ H λiψx = gx voor een gegeven gx geen unieke oplossing ψx heeft. Als H λiψx = gx geen unieke oplossing heeft geldt namelijk dat H λi niet inverteerbaar is en dat λ σh. We kunnen H λiψx = gx schrijven als het 1 e orde stelsel: waarbij Ψ = [ ψ v ], A = dψ = AΨx + Gx 1 dx ] [ ] en G =. gx [ 1 λ De fundamentele oplossing wordt gegeven door e Ax en dus vinden we de homogene oplossing: Ψ h x = ψ e Ax 13 Met behulp van de methode van variatie van constanten vinden we nu de inhomogene oplossing: Ψx = ψ e Ax + x e Ax u Gudu 14 Verder geldt: detµi A = µ + λ. De twee eigenwaarden van A zijn dus: µ 1 = i λ en µ = i λ. We kunnen de e-macht schrijven als: [ e Ax 1 µ e = µ 1x µ 1 e µ x e µ x e µ ] 1x µ µ 1 µ 1 µ e µ 1x e µ x µ e µ x µ 1 e µ 1x 15 Omdat alleen ψx belangrijk voor ons is herschrijven we 14 als: ψx = ψ 1 e i λx + ψ e i λx 1 λ x e i λx u e i λx u gudu 16 i We kunnen deze vergelijking apart bekijken voor λ > en voor λ <. Voor λ < krijgen we: ψ λ< = ψ 1 sinh λ x + ψ cosh λ x 1 x sinh λ x ugudu λ En voor λ > krijgen we: 17 ψ λ> = ψ 1 sin λx + ψ cos λx 1 x sin λx ugudu 18 λ Vervolgens kijken we naar de gegeven randvoorwaarden: ψ = ψa =. We bekijken eerst het geval dat λ <. We vinden: ψ = en ψ 1 = 1 a λ sinh λ a ugudu sinh λ a 19 5

We schrijven voor vergelijking 17 : ψ λ< = a sinh λ a ugudu sinh x λ x sinh λ x ugudu λ sinh λ a λ 11 We willen weten of ψ λ< L [, a]. Het enige waar we naar moeten kijken is de noemer van de coëfficient van de homogene oplossing. Deze noemer is enkel als λ = en dus hoeven we ons daar geen zorgen over te maken. Ofwel ψ λ< L [, a] voor alle λ < en dus λ ρh voor λ <. Vervolgens bekijken we λ >. We vinden dat: ψ = en ψ 1 = 1 λ a sin λa ugudu sin λa We krijgen voor vergelijking 18 : ψ λ> = a sin λa ugudu sin λx λ sin λa 111 x sin λx ugudu λ 11 Nu willen we weten of ψ λ> een element van L [, a] is. Omdat x [, a] en we weten al dat ψ = ψa = hoeven we weer enkel te kijken naar de noemer van de coëfficient van de constante van de homogene oplossing. Deze noemer is gelijk aan voor λa = nπ met n = 1,, 3,.... Dus voor λ = n π a met n = 1,, 3,... geldt ψ λ> / L [, a] en dus λ σh. Voor λa nπ hebben we een mooie analytische functie en geldt: ψ λ> L [, a]. We hebben dus te maken met een positief oneindig discreet spectrum, met waarden: λ = n π a met n = 1,, 3,... 113 Voor de volledigheid zullen we ook de Greense functie gx, y construeren. Doordat we hier te maken hebben met een randvoorwaarde probleem, is de Greense functie niet moeilijk te construeren. We constueren de Greense functie door d m a λ ψ = tweemaal te integreren, waarbij we uitgaan van ψx = dx gx, yψydy. Na eenmaal integreren vinden we: dψ m dx = x λψxdx + C 114 waarbij C de onbekende waarde van ψ. Na de tweede integratie krijgen we: m ψ = x x yψydy + Cx + D 115 waarbij D = ψ =. Gebruikmakend van de randvoorwaarde ψa = vinden we C en kunnen we ψ als volgt uitdrukken: 6 ψx = x mλ y a xψydy + a a x mλ x a yψydy 116 a

Voor de Greense functie gx, y vinden we dus: gx, y = { mλ y a mλ x a x y < x a a y y > x 117 3.11. Het vrije deeltje Zoals eerder besproken is dit het zelfde probleem als het probleem van de oneindige potentiaalput, maar met andere randvoorwaarden. Vergelijkingen 18 en 17 zijn dus ook voor dit probleem geldig. We kijken naar de randvoorwaarde ψ L R. Voor λ < is de oplossing gegeven in vergelijking 17. De particuliere oplossing is de integraal over een onbegrensde functie en dus is de integraal zelf onbegrensd. De fundamentele oplossing bestaat uit een sinh en een cosh en is dus ook onbegrensd. Door de onbegrensdheid van de fundamentele oplossing, kunnen we de constanten ψ 1 en ψ zo kiezen dat de homogene oplossing voor de onbegrensdheid van de particuliere oplossing compenseerd. De gehele oplossing kunnen we dus voor iedere gu in L R kiezen. Hieruit volgt dat H λi inverteerbaar is voor alle gu en dus geldt λ ρh voor λ <. Voor λ > is de oplossing gegeven in vergelijking 18. De particuliere oplossing bestaat uit een integraal over het product van een sinus en een element uit L : gu. Het product hiervan ligt weer in L, maar de integraal hierover kan onbegrensd zijn. De fundamentele oplossing bestaat uit een sin en een cos, en deze oplossing is dus begrensd. Omdat de fundamentele oplossing begrensd is kunnen ψ 1 en ψ uit de homogene oplossing niet zo gekozen worden dat de homogene oplossing de onbegrensdheid van de particuliere oplossing compenseert. ψ λ> x is dus niet perse een element van L R en dus bestaat H λi 1 niet voor λ >. Dit betekent dat λ σh voor alle λ >. Merk op dat de homogene oplossing van dit probleem, gegeven in vergelijking 13, geen element van L R is, maar van L R. De reden dat H λi voor λ > niet inverteerbaar is, is niet omdat H λi een kern heeft, maar omdat H λi niet surjectief is. Het spectrum van H is dus een positief oneindig continu spectrum. 3.11.3 De harmonische oscillator Zoals in paragraaf.3 besproken, heeft de harmonische oscillator een discreet spectrum waarbij de eigenfuncties uitgedrukt kunnen worden in Hermite functies. Het is echter lastig om hier mee te rekenen en dus zullen we het spectrum van de harmonische oscillator berekenen met de WKB benadering. Hoewel dit een benadering is kunnen de eigenwaarden van dit probleem met deze methode exact gevonden worden. 7

We beginnen weer met het oplossen van de homogene vergelijking. We schrijven deze homogene vergelijking eerst zoals in vergelijking 8 beschreven. We krijgen: ψ x + gxψx = 118 waarbij voor E > 1 mω x en voor E < 1 mω x gx = k x = m gx = κ x = m E 1 mω x 1 mω x E Voor E < zijn en geen keerpunten en vinden we de WKB benadering: ψ W KB = 119 1 1 R x A 1 e κxdx + A e R x κxdx 11 κx E E Voor E > vinden we twee keerpunten: x 1 = en x mω = +. We mω bekijken eerst de benadering rond het punt x 1. Links van het keerpunt geldt E < V en rechts geldt E > V, we vinden dus: ψ W KB = 1 A κx 1 er x 1 x κx dx + A R x 1 e x κx dx x x 1 [ ] 1 A kx i + A 1 e i R x [ ] x kx dx + π 1 4 + A i + A 1 e i R x x kx dx π 1 4 x 1 x 1 Hierbij heb ik gebruik gemaakt van de relatie tussen de coëfficiënten gegeven in vergelijking 1. Op dezelfde manier kunnen we de WKB benadering rond het punt x geven. ψ W KB = [ ] 1 B kx i + B 1 e i R x x kx dx + π 4 + R 1 B κx 1 e x x κx dx R + B x e x κx dx [ ] B i + B 1 e i R x x kx dx π 4 x x x x 13 Dit zijn de homogene oplossingen zonder nog rekening te houden met de randvoorwaarden. We zijn echter geinteresseerd in het inhomogene probleem. We lossen dit op met behulp van variatie van constanten. We vinden voor E < ψ W KB = 1 R x A 1 e κxdx + A e R x κxdx κx x x u + cosh κxdx gudu 14 κx u 8

Vervolgens doen we hetzelfde voor E > en vinden we de volgende inhomogene vergelijkingen: 1 A κx 1 er x 1 x κx dx + A R x 1 e x κx dx ψ W KB = en ψ W KB = + x x1 cosh κx u x u κx dx gudu [ ] 1 A kx i + A 1 + x cos kx u e i R x x kx dx + π 1 4 + [ x u x 1 kx dx + π 4 [ ] 1 B kx i + B 1 e i R [ x x kx dx + π 4 + + x 1 κx + x x cos kx u x u kx dx + π 4 B 1 e R x x κx dx + B e R x cosh κx u x κx dx ] A i + A 1 gudu ] B i + B 1 gudu x u x κx dx gudu x x 1 e i R x x 1 kx dx π 4 x 1 x 15 e i R x x kx dx π 4 x x x x 16 Nu is het tijd om naar de voorwaarden te kijken. De enige randvoorwaarde gegeven is dat moet gelden ψ L R. Voor E < hebben we een onbegrensde pariculiere oplossing, maar ook een onbegrensde homogene oplossing en dus kunnen de coëfficiënten A 1 en A zo gekozen worden dat de onbegrensde particuliere oplossing door de homogene oplossing gecompenseerd wordt. En dus geldt voor E < dat ψ L R en dus geldt E < dat E ρh. Voor E > ligt het wat ingewikkelder. Als we kijken naar de gebieden x x 1 en x x zien we ook hier dat de onbegrensde particuliere oplossingen gecompenseerd kunnen worden door de constanten A 1, A, B 1 en B. Hier gaan we er dan vanuit dat de constanten in de twee gebieden onafhankelijk van elkaar zijn. In het gebied x 1 x x is de oplossing gegeven door vergelijking 15 voor x x 1 of door vergelijking 16 voor x x. Omdat we het hier over een eindig interval hebben, zijn beide oplossingen begrensd. Als we echter naar vergelijking 15 voor x x 1 óf naar vergelijking 16 voor x x kijken zullen we niet persee een continue functie vinden, hoewel de losse oplossingen wel in L R zitten. Als we echter op zoek gaan naar een continue functie vinden we dat de benadering bekeken vanuit het punt x 1 gelijk moet zijn aan de benadering bekeken vanuit het punt x. Een gebonden toestand in een 1-dimensionale ruimte kan 9

namelijk niet ontaard zijn. Stelling 3.11.1. Een gebonden toestand in een 1-dimensionale ruimte is niet ontaard. Bewijs. Stel we hebben twee verschillende eigenfunties, ψ 1 x en ψ x, met dezelfde energie E. Er geldt dan: dψ 1 dx = m V Eψ 1 en dψ dx = m V Eψ 17 Voor de Wronskiaan geldt nu: W = ψ 1 ψ ψ 1 ψ =. De Wronskiaan is dus onafhankelijk van x. En aangezien W voor x is de Wronskiaan overal gelijk aan. Dit betekent dat ψ 1 en ψ lineair afhankelijk zijn. De vergelijkingen 15 voor x x 1 en 16 voor x x kunnen aan elkaar gelijk gekozen worden als voor alle x geldt: x x 1 kx dx + π 4 = x x kx dx π 4 + nπ 18 Hieruit vinden we: x x 1 kxdx = n 1 π 19 Door vervolgens werkelijk de integraal te berekenen vinden we: x x 1 kxdx = = x1 x 1 x1 x 1 = mω = πe ω m mω π 4 x 1 E 1 mω x dx x 1 x dx 13 Wanneer we deze twee resultaten samen bekijken vinden we dus de volgende waarden: E = n 1 ω voor n = 1,, 3,.... Voor deze waarden is ψ een continue functie geworden. De constanten A 1, A, B 1 en B aan beide kanten zijn nu echter niet meer onafhankelijk van elkaar. En hierdoor kunnen de constanten niet meer voor elke functie gx aan beide kanten x x 1 en x x de onbegrensde integraal compenseren en geldt er dat de gevonden WKB benadering bij waarden E > alleen voor E = n 1 ω voor n = 1,, 3,... geen element van L R is. We vinden dus dat voor E > de waarden E = n 1 ω voor n = 1,, 3,... het oneindige discrete spectrum vormen. Het gevonden spectrum E = n 1 ω voor n = 1,, 3,... komt inderdaad overeen met het verwachte spectrum gegeven in hoofdstuk. 3