Impact van het woord op het NAH herstelproces Prof. Dr. Evert Thiery Universiteit Gent
Disclosure belangen spreker * Geen belangenverstrengeling * Geen voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven
Impact van het woord op het NAH herstelproces A. Algemene doelstelling B. Het NAH herstelproces C. Impact van het woord D. Aanbod via een gestructureerde dialoog E. Praktische conclusie ernah - euregionaal referentiecentrum niet aangeboren hersenletsels
A. Algemene doelstelling 1. De neuropsychologische benadering van de NAH patiënt laat toe de stoornissen van cognitie, emotie en gedrag te begrijpen vanuit een verstoring van de hersennetwerken die deze psychische functies uitbouwen 2. Het NAH herstelproces verloopt in opeenvolgende fasen dankzij specifieke neuroplastische mechanismen 3. Het woord kan op het herstelproces een faciliterende impact hebben: los van het therapeutisch aanbod en los van de betekenis van communicatie thuis kan via een gestructureerd gesprek een positief effect op het NAH herstel worden bekomen 4. De huidige bijdrage poogt aan te sporen tot een herstelbevorderende vorm van dialoog in de hulpverlening en thuis
B. Het NAH herstelproces 1. Ramon Y. Cajal (1913): het brein kan (wel) regenereren; het brein is niet (volledig) onveranderlijk 2. Neuroplasticiteit verwijst naar alle veranderingen in hersenstructuratie en hersenorganisatie in respons op veranderingen in de omgeving 3. Dezelfde fundamentele mechanismen liggen aan de basis zowel van de ontwikkeling van kind naar volwassene en van het schools en levenslang leerproces als van het herstel na hersenletsel 4. Na NAH reorganiseert het brein zich via uitbouw van synapsen met herschikking van netwerken, groei van cellen en in beperkte mate zelfs ontstaan van nieuwe cellen onder andere in de hippocampus. 5. Een brein dat optimaal gestimuleerd wordt, herstelt na NAH beter
B. Het NAH herstelproces 1. Ramon Y. Cajal (1913): het brein kan (wel) regenereren; het brein is niet (volledig) onveranderlijk 2. Neuroplasticiteit verwijst naar alle veranderingen in hersenstructuratie en hersenorganisatie in respons op veranderingen in de omgeving 3. Dezelfde fundamentele mechanismen liggen aan de basis zowel van de ontwikkeling van kind naar volwassene en van het schools en levenslang leerproces als van het herstel na hersenletsel 4. Na NAH reorganiseert het brein zich via uitbouw van synapsen met herschikking van netwerken, groei van cellen en in beperkte mate zelfs ontstaan van nieuwe cellen onder andere in de hippocampus. 5. Een brein dat optimaal gestimuleerd wordt, herstelt na NAH beter
B. Het NAH herstelproces 1. Ramon Y. Cajal (1913): het brein kan (wel) regenereren; het brein is niet (volledig) onveranderlijk 2. Neuroplasticiteit verwijst naar alle veranderingen in hersenstructuratie en hersenorganisatie in respons op veranderingen in de omgeving 3. Dezelfde fundamentele mechanismen liggen aan de basis zowel van de ontwikkeling van kind naar volwassene en van het schools en levenslang leerproces als van het herstel na hersenletsel 4. Na NAH reorganiseert het brein zich via uitbouw van synapsen met herschikking van netwerken, groei van cellen en in beperkte mate zelfs ontstaan van nieuwe cellen onder andere in de hippocampus. 5. Een brein dat optimaal gestimuleerd wordt, herstelt na NAH beter
C. Impact van het woord 1. Het NAH herstelproces grijpt slechts plaats via een optimaal gedoseerde aansporing tot actie 2. Therapeutische programma's en gezinsintegratie, wanneer en zodra mogelijk, zijn ten volle hierop gericht 3. Het woord staat daarbij centraal als actie inducerende, neuroplasticiteit bevorderende impuls 4. Het woord stimuleert (a) de persoon, op een algemene, holistische, psychologische en biologische manier en stimuleert (b) het brein, op een heel specifieke manier via zijn diverse neuropsychologische netwerken 5. Niet enkel medemenselijk contact maar ook een gestructureerde dialoog, bij de hulpverlener zowel als thuis, is onontbeerlijk om NAH een blijvende kans op functioneel herstel te verschaffen
C. Impact van het woord 1. Het NAH herstelproces grijpt slechts plaats via een optimaal gedoseerde aansporing tot actie 2. Therapeutische programma's en gezinsintegratie, wanneer en zodra mogelijk, zijn ten volle hierop gericht 3. Het woord staat daarbij centraal als actie inducerende, neuroplasticiteit bevorderende impuls 4. Het woord stimuleert (a) de persoon, op een algemene, holistische, psychologische en biologische manier en stimuleert (b) het brein, op een heel specifieke manier via zijn diverse neuropsychologische netwerken 5. Niet enkel medemenselijk contact maar ook een gestructureerde dialoog, bij de hulpverlener zowel als thuis, is onontbeerlijk om NAH een blijvende kans op functioneel herstel te verschaffen
Impact van het woord op het NAH herstelproces A. Algemene doelstelling B. Het NAH herstelproces C. Impact van het woord D. Aanbod via een gestructureerde dialoog E. Praktische conclusie ernah - euregionaal referentiecentrum niet aangeboren hersenletsels
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog We dienen te leren naast de therapie, naast de hulverlening en naast de gezinsgesprekken de NAH patiënt optimaal te: 1. Stimuleren tot bewust zijn 2. Stimuleren tot doelgericht zijn 3. Stimuleren tot interactief zijn 4. Stimuleren tot reflectief zijn We dienen ook te leren deze strategie door te geven aan allen die de NAH patiënt omkaderen
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog Inspelen op: * Aandachtssturing * volgehouden aandacht * gerichte aandacht * verdeelde aandacht * gestuurde, executieve aandacht
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog Inspelen op: * Neurocognitieve inzet * executieve functie * gedragsbeheersing * conflict management * werkgeheugen en episodisch geheugen
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog Inspelen op: * Sociale vaardigheid * sociale perceptie * sensormotorische empathie (spiegelen) * cognitieve empathie * emotionele empathie
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal leren EMPATHISCH zijn
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal leren EMPATHISCH zijn 4. Reflectief zijn: aanzetten tot zelfbevraging
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal leren EMPATHISCH zijn 4. Reflectief zijn: aanzetten tot zelfbevraging metacognitie
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog Inspelen op: * Metacognitie * reflecteren * mening * zelfbewustzijn * oordeel Via bevragende opstelling in een Socratisch gesprek
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog Inspelen op: * Metacognitie * reflecteren * mening * zelfbewustzijn * oordeel Via bevragende opstelling in een Socratisch gesprek
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal leren EMPATHISCH zijn 4. Reflectief zijn: aanzetten tot zelfbevraging metacognitie/ medial wall -prefrontaal
D. Aanbod via een gestructureerde dialoog 1. Bewust zijn: aanzetten tot betrokkenheid aandachtssturing/ potien-prefrontaal leren OPLETTEND zijn 2. Doelgericht zijn: aanzetten tot activiteit/creativiteit neurocognitieve inzet/ pariëto-prefrontaal leren STRATEGISCH zijn 3. Interactief zijn: aanzetten tot communicatie sociale vaardigheid/ temporo-prefrontaal leren EMPATHISCH zijn 4. Reflectief zijn: aanzetten tot zelfbevraging metacognitie/ medial wall -prefrontaal leren KRITISCH zijn
E. Praktische conclusies Het woord heeft een aanzienlijke impact op het NAH herstelproces: (1) Via algemene gesprekken bij de behandeling, begeleiding en thuis ontstaat er en bestendigt er zich een verbondenheid en een gevoel van eigenwaarde. Zulks induceert veelal inzet en actie welke neuroplasticiteit induceren (2) Een gestructureerde dialoog (in 4 punten) daarentegen stimuleert specifiek de neuroplasticiteit in de diverse breinnetwerken die noodwendig zijn voor het NAH herstelproces
Impact van het woord op het NAH herstelproces Prof. Dr. Evert Thiery Universiteit Gent