Wiskunde Leerjaar 2 - Periode 1 Meetkunde

Transcriptie

1 Wiskunde Leerjaar 2 - Periode 1 Meetkunde

2 Vierhoeken Vierkant Rechthoek Parallellogram Ruit Trapezium Vlieger Vierhoek

3 1. Vierkant zijde zijde Een vierkant is een vierhoek met vier rechte hoeken én vier gelijke zijden. Oppervlakte = zijde zijde

4 2. Rechthoek breedte lengte Een rechthoek is een vierhoek met vier rechte hoeken. Oppervlakte = lengte breedte

5 3. Parallellogram hoogte basis Een parallellogram is een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden. Oppervlakte = basis hoogte

6 3. Parallellogram hoogte basis Een parallellogram is een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden. Oppervlakte = basis hoogte

7 Een ruit is een vierhoek met vier gelijke zijden. 4. Ruit diagonalen hoogte Oppervlakte = ½ diagonaal 1 diagonaal 2

8 Een ruit is een vierhoek met vier gelijke zijden. 4. Ruit diagonalen hoogte hoogte Je kunt ook de methode van de parallelogram gebruiken!

9 5. Trapezium Een trapezium is een vierhoek met minimaal één paar evenwijdige zijden. hoogte Oppervlakte = ½ som evenwijdige lijnen hoogte

10 6. Vlieger Een vlieger is een vierhoek waarbij de aanliggende zijden twee aan twee gelijk zijn. diagonalen Oppervlakte = ½ diagonaal 1 diagonaal 2

11 Opdracht 1 a) Welke figuren zijn vliegers en waarom? b) Welke figuren zijn ruiten en waarom?

12 Opdracht 2 Een vierhoek heeq 2 tegenover elkaar liggende hoeken van 90 en een hoek van 29. ereken hoe groot de vierde hoek is en geef de naam van deze vierhoek.

13 Opdracht 3 Een vierhoek heeq een hoek van 42, een hoek van 138 en vier zijden van 3,5 cm. ereken hoe groot de andere hoeken zijn en geef de naam van deze vierhoek.

14 R Opdracht 4a 8 Een ruit heeq vier gelijke zijden van 8 cm. e langste diagonaal is 14 cm. S 14 Q ereken de oppervlakte van deze ruit. P

15 R Opdracht 4b S 7 8 Q Een ruit heeq vier gelijke zijden van 8 cm. e loodlijn tussen twee tegenover elkaar liggende zijden is 7 cm lang. ereken de oppervlakte van deze ruit. P

16 Opdracht 5 Je hebt geleerd dat een parallellogram omschreven wordt als: Een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden. Welke defini\e geldt nog meer voor een parallellogram?. Een vierhoek waarvan de tegenoverliggende zijden even lang zijn.. Een vierhoek waarvan de overstaande hoeken even groot zijn.. Een vierhoek waarvan de diagonalen elkaar middendoor delen.

17 Opdracht 6 Welke figuur wordt omschreven met de volgende defini\e? Een vierhoek waarvan de diagonalen elkaar loodrecht middendoor delen.

18 Opdracht 7 ereken de omtrek én oppervlakte van een vierkant met zijde

19 Opdracht 8 Een vierkant heeq een omtrek van 52 cm. a) ereken de lengte van een zijde b) ereken de oppervlakte

20 Opdracht 9 Een vierkant heeq een oppervlakte van 256 cm 2. a) ereken de lengte van een zijde b) ereken de omtrek

21 Opdracht 10 Een rechthoek heeq een lengte van 6,5 en een breedte van 3,5. a) ereken de omtrek b) ereken de oppervlakte 3,5 6,5

22 Opdracht 11 Een rechthoek heeq een oppervlakte van 26,46 cm 2. e lengte is 6,3 cm. a) ereken de breedte b) ereken de omtrek

23 Opdracht 12 Een parallellogram heeq een basis van 12 en een hoogte van 7 cm. ereken de oppervlakte. hoogte basis

24 Opdracht 13 Een parallellogram heeq een oppervlakte van 31,92 cm 2 en een basis van 7,6 cm. ereken de hoogte. hoogte basis

25 Opdracht 14 Van een ruit zijn de diagonalen 8 en 12 cm lang. ereken de oppervlakte. hoogte

26 Opdracht 15 Van een ruit zijn de aangegeven maten bekend. ereken de oppervlakte hoogte

27 Opdracht 16 Van een ruit zijn de aangegeven maten bekend. ereken de oppervlakte. 10 hoogte 10

28 Opdracht 17 Van een ruit is bekend dat hoek = 90. Wat weet je dan nog meer dan deze ruit? hoogte

29 Opdracht 18 Een vlieger heeq een oppervlakte van 144 cm 2. Eén diagonaal is 24 cm lang. ereken de lengte van de andere diagonaal.

30 Opdracht 19 Voor deze opdracht heb je ruitjespapier, een geodriehoek en een potlood nodig! a) Teken een trapezium met de zijden en evenwijdig, = 6 cm, = 2 cm en = 5 cm. Gegeven is verder: = 53. b) ereken de hoogte van deze vierhoek c) ereken de oppervlakte van deze vierhoek

31 Opdracht 20 Voor deze opdracht heb je ruitjespapier, een geodriehoek en een potlood nodig! a) Teken een vlieger waarbij de lange diagonaal is (8 cm) en de korte (6 cm). Verder is bekend dat = 18 cm b) ereken de omtrek van deze vierhoek c) ereken de oppervlakte van deze vierhoek

32 Opdracht 21 Voor deze opdracht heb je ruitjespapier, een geodriehoek en een potlood nodig! a) Teken een assenstelsel met een x-as en een y-as die allebei lopen van 0 tot 10 cm. b) Markeer in dit assenstelsel de volgende punten: (1, 1), (6, 1), (9, 5) en (4, 5) c) Verbind deze punten met elkaar tot een vierhoek. Welke vierhoek is dit? d) ereken de omtrek van deze vierhoek e) ereken de oppervlakte van deze vierhoek

33 Opdracht 22 Voor deze opdracht heb je ruitjespapier, een geodriehoek en een potlood nodig! a) Teken een assenstelsel met een x-as en een y-as die allebei lopen van 0 tot 10 cm. b) Markeer in dit assenstelsel de volgende punten: (2, 2), (10, 2), (9, 6) en (5, 6) c) Verbind deze punten met elkaar tot een vierhoek. Welke vierhoek is dit? d) ereken de omtrek van deze vierhoek e) ereken de oppervlakte van deze vierhoek