werkschrift passen en meten

Transcriptie

1 werkschrift passen en meten

2 1 vierhoeken 2 De vijf in één - puzzel 7 Een puzzel De serie spiegelsymmetrische figuren is volgens een bepaald systeem opgebouwd. Teken de volgende figuren in de reeks. 8 Een rechthoek vouwen Rechthoeken kun je uit een plank zagen, met een blokhaak. Maar je kunt ze ook maken met vouwen en knippen. Kijk nog maar eens hoe je een ruit hebt gemaakt: je maakt eerst twee vouwen die recht op elkaar staan. Daarmee heb je een rechte hoek gemaakt. En op die manier kun je dus ook rechthoeken vouwen uit een stuk papier, zelfs als dat papier grillig van vorm is. Neem een kladblaadje en scheur er de randen af, zodat je een grillig gevormd stuk papier hebt. Vouw nu een rechthoek, knip die uit en plak hem in je werkschrift.

3 1 vierhoeken 9 Een vierkant vouwen Hieronder zie je hoe je van een rechthoekig stuk papier een vierkant kunt vouwen. Neem een kladblaadje en scheur er de randen af, zodat je een grillig gevormd blaadje hebt. Vouw er nu, zonder te meten, precies een vierkant van en plak dat in je werkschrift. 11 Zagen en knippen Knip eerst een strook papier uit die een plank voorstelt. De twee lange kanten van de strook moeten dus evenwijdig zijn. Zorg dat de twee korte kanten een beetje onregelmatig zijn, bijvoorbeeld door er iets af te scheuren. a b Bedenk een manier om de strook papier precies recht door te knippen. Knip op die manier een rechthoek uit de strook en schrijf op hoe je dat hebt gedaan. Een parallellogram heeft twee paar evenwijdige zijden. Je kunt een parallellogram maken door twee planken (die niet even breed hoeven te zijn) op elkaar te leggen (recht of schuin, maakt niet uit) en dan te zagen. Knip daarom eerst twee planken van verschillende breedte, knip vervolgens met behulp van de twee planken een parallellogram en plak dat in je werkschrift. c Als de twee planken even breed zijn, kun je op deze manier ook een ruit maken. Knip met twee even brede planken een ruit en plak die in je werkschrift. d Als je de ruit hebt ingeplakt, teken er dan de twee symmetrieassen in.

4 2 met passer en geodriehoek 1 Een driehoek tekenen b Maak een schaalverdeling op die lijn, met het lijnstukje als eenheid. Teken daaronder een driehoek met zijden van 3, 5 en 6 eenheden lang. 2 Gelijkzijdige driehoek Teken in je werkschrift een gelijkzijdige driehoek waarvan de zijden elk 6 cm zijn. Gebruik daarbij je passer en je geodriehoek. 3 Rondom een munt van 5 eurocent kun je een krans van nog zes munten van 5 eurocent leggen. a Kan dat met andere munten ook? Probeer het maar eens. 5 Een vlieger tekenen Hiernaast zie je een lijn met twee punten erop, A en C. a Maak een vlieger met A en C als hoekpunten, met twee zijden van 4 cm en twee zijden van 5 cm zo dat lijn AC een symmetrieas is. Noem de andere punten B en D.

5 2 met passer en geodriehoek 9 Spiegelen met je geodriehoek a Hiernaast is telkens de helft van een spiegelsymmetrische figuur getekend. De getekende lijnen zijn de symmetrieas. b Gebruik bij het plaatje hiernaast je passer en geodriehoek om de andere helft van het plaatje te tekenen. De getekende lijn is weer de symmetrieas. 10 AMBULANCE a Teken het spiegelbeeld van de letter A in de lijn. Een keer in de horizontale en een keer in de verticale lijn b Schrijf zelf AMBULANCE in spiegelschrift. 12 Een liniëring maken Breng op de lijn hiernaast een schaalverdeling aan vanaf A, met de aangegeven eenheid. Teken de lijn door A en B. Maak met je geodriehoek een liniëring zoals het in de applet is voorgedaan.

6 2 met passer en geodriehoek 14 Gelijke stukken Verdeel een lijnstuk van 5 cm in drie gelijke stukken met behulp van de liniëring die je in de vorige werkschriftopgave hebt gemaakt. 16 Verdeel een lijnstuk van 5 cm in vier gelijke stukken op de manier die in de applet is voorgedaan. 17 a Teken in je werkschrift eerst een niet al te klein lijnstukje (ongeveer 2,5 cm). Dit is de eenheid die je moet gebruiken in deze opgave. Teken vervolgens een lijn met een schaalverdeling die uitgaat van deze eenheid. b Verdeel een van de stukjes van de schaalverdeling in drie gelijke delen, zoals in de vorige opgave. 2 c Teken nu een driehoek met zijden van 2, 1 en eenheden. 3

7 3 tegelvloertjes 2 GGD bepalen Bepaal de GGD van de volgende getallen. Schrijf je berekeningen netjes op en controleer je uitkomst. GGD(952,1512) = GGD(280,429) =