WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

Transcriptie

1 WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

2 Getallenkennis: getalbegrip 1. Noteer het getal: 5D 2H 6HD 7t 9d 2. Noteer het getal: MMXVIII Getallenkennis: werken met gegevens 3. Hoeveel maanden telt één kwartaal? 4. Bereken het gemiddelde van 6, 9, 10, 1 en Bereken de mediaan van 19, 13, 12, 20, 16 en Bereken de gemiddelde temperatuur: 6 C, 12 C, -1 C, 0 C en 8 C. 7. Hoeveel km in het echt? De afstand op kaart is 3cm met schaal 1: Welke soort grafiek is dit? 9. Hoeveel euro krijgt 10-jarige Stanny per jaar volgens deze grafiek? 10. Als je deze grafiek volgt, zal een 14-jarig dan meer of minder krijgen? Getallenkennis: getallen verdelen en vergelijken 11. Peter en Paul krijgen samen 30 euro zakgeld. Paul krijgt 4 euro minder dan Peter. Hoeveel krijgt Peter, en hoeveel krijgt Paul? 12. Wat is het kleinst gemeenschappelijke veelvoud van 5 en 15? 13. Wat is de grootst gemeenschappelijke deler van 56 en 21?

3 Getallenkennis: breuken, percenten en kommagetallen 14. Noteer als een breuk: de toets van wiskunde staat op 20, ik haal 12 punten. 15. Breng deze breuken op gelijke noemer: en 16. Noteer de 2 gelijkwaardige breuken uit deze reeks: 17. Vereenvoudig deze drie breuken zo ver mogelijk: 18. Tussen welke 2 gehelen ligt? 19. Noteer deze breuk in gehelen en delen: 20. Stel deze breuk voor met een taarttekening:. 21. Reken uit en vereenvoudig: + = 22. Reken uit en vereenvoudig: 2 - = 23. Reken uit: : 7 = 24. Reken uit: 4 : = 25. Zet beide kommagetallen om naar breuken: 0,13 en 0, Zet beide breuken om naar kommagetallen: en 27. Zet de percent om naar een breuk én naar een kommagetal: 60% = = 28. Noteer deze percent als de best passende breuk: 12,5% 29. Hoeveel is van 72? 30. Hoeveel is 20% van 125? 31. Tussen welke 2 gehelen ligt 11,6?

4 Getallenkennis: deelbaarheid van de getallen 32. Noteer de getallen >80 en <100 die deelbaar zijn door Noteer de getallen die deelbaar zijn door 3: 53, 72, 66, 82 en Noteer de getallen die deelbaar zijn door 9: 108, 881, 882, 883 en 884. Bewerkingen: hoofdrekenen = 265 Hoe noemen we het onderlijnde getal? x 2 = 36 Hoe noemen we het onderlijnde getal? = 97 Hoe noemen we het onderlijnde getal? : 4 = 50 Hoe noemen we het onderlijnde getal? 39. Som de veelvouden van 15 kleiner dan 100 op. 40. Som de delers van 18 op. 41. Mag dit? 122 : 4 = 120 : 4 = : 4 = ,5 = 30,5 42. Klopt dit? 198 : 12 = 16,5 43. Reken uit: 1125 : 5 = 44. Reken uit: 109, ,6 + 19,70 = 45. Reken uit: ,09 = 46. Reken uit: 742,14 : 7 = 47. Reken uit: 166 : 4 = 48. Reken uit: 14 : 8 = 49. Reken uit: 156 x 25 = 50. Reken uit: 16 x 399 = 51. Reken uit: 15 x 672 = 52. Reken uit: 0,5 x 105 = 53. Reken uit: 19,2 : 0,3 =

5 54. Reken uit: 238 : 0,14 = 55. Reken uit: 0,6 x 0,19 = 56. Reken uit: 0,245 x 100 = Bewerkingen: cijferen 57. Schat de uitkomst: : 19 = 58. Schat de uitkomst: 459,3 x 4 = 59. Reken cijferend uit tot 0,01 nauwkeurig: 606,5 : 19 = 60. Reken cijferend uit tot 0,01 nauwkeurig: : 999 = 61. Reken cijferend uit: 191, ,03 = 62. Reken cijferend uit: ,19 = 63. Reken cijferend uit: 82,4 x 63 = 64. Reken cijferend uit: 125 x 125 = 65. Controleer deze oefening met de negenproef: 17,2 x 64 = 1100,8 66. Controleer deze oefening met een eigen strategie: 505 : 6 = 84,5 Bewerkingen: toepassingen (met rekenmachine) 67. Hoeveel moet ik betalen voor een t-shirt van 30 euro met 30% korting? % korting op een hemd van 50 euro. Hoeveel bedraagt de korting? 69. Als ik 2kg appels koop krijg ik 50% extra. Hoeveel kg appels krijg ik dan? 70. Een broek van 80 euro kost nu 60 euro. Hoeveel % korting krijg ik? 71. Een vrachtwagen met 1200 kg appels weegt 7 ton. Wat is zijn tarragewicht? 72. Ik heb 2500 euro op de bank en krijg ieder jaar 1% interest. Hoeveel heb ik na 1 jaar sparen? 73. Jantje koopt een gsm aan 119 euro en verkoopt deze na een week voor 121 euro. Maakt hij winst of verlies? Hoeveel?

6 74. Ik wandel een helling van 16km op met een gemiddeld stijgingspercentage 3%. Hoeveel m ben ik gestegen? 75. Een wielrenner start op 1200m aan een klim tot 2000m. De afstand die hij aflegt is 10km. Wat is het gemiddelde stijgingspercentage? Metend rekenen: lengte en omtrek 76. Hoeveel m is 192 cm? 77. Hoeveel km is 13 mm? 78. Hoeveel is de omtrek van de rechthoek? 79. Hoeveel is de omtrek van de ruit? 80. Hoeveel is de omtrek van het vierkant? 81. Hoeveel is de omtrek van de cirkel? 82. Hoe hoog is een deur ongeveer? 83. Hoeveel km in het echt? De afstand op kaart is 7cm met schaal 1:

7 Metend rekenen: inhoud 84. Hoeveel ml kan er in een fles van 1,5l? 85. Hoeveel cl kan er ongeveer in een blikje frisdrank? 86. Vul aan: 15,8 l =... dl Metend rekenen: gewicht 87. Vul aan: 3,5 ton =... kg 88. Vul aan: 2,7 kg =... kg en... g 89. Vul aan: 166g =... kg 90. Hoeveel weegt een volwassen man ongeveer? 91. Hoeveel weegt een vol pak suiker meestal? Metend rekenen: volume 92. Vul aan: 1m³ =... cm³. 93. Bereken het volume van een balk: h = 4cm, l = 5 cm en b = 10 cm 94. Bereken het volume van de kubus met een ribbe van 3 m. 95. Bereken het volume van de cilinder: h = 9cm en straal van grondvlak = 5 cm 96. Hoeveel liter kan er in een zwembad: l = 10m, b = 6m en diepte = 2m Metend rekenen: geld 97. Ik moet 12,45 euro betalen en geef drie briefjes van 5 euro. Geef gepast weer. Metend rekenen: temperatuur 98. Hoeveel graden warmer moet ik water van 40 C maken om te laten koken? 99. Hoeveel is het verschil tussen -6 C en 9 C?

8 Metend rekenen: oppervlakte 100. Vul aan: 55 dm² =... m² 101. Bereken de oppervlakte van de driehoek Bereken de oppervlakte van de parallellogram Bereken de oppervlakte van de rechthoek Bereken de oppervlakte van de ruit Bereken de oppervlakte van het vierkant Bereken de oppervlakte van de cirkel Wat is de oppervlakte van een kubus met een grondvlak van 5m x 5m?

9 Metend rekenen: tijd 108. Hoeveel seconden zitten er in één uur? 109. Hoeveel minuten zitten er in één dag? 110. Bereken het tijdsverschil tussen 9u32 en 11u Bereken het tijdsverschil tussen maandag 1 januari en zondag 14 januari Noteer als digitale kloktijd: 11 voor 11 's avonds. Metend rekenen: tijd, afstand, snelheid 113. Een auto rijdt 60km per uur. Hoe lang doet hij over 100km? 114. Een blaadje valt 2m per minuut uit een boom van 15m. Hoe lang valt het? 115. Wat is mijn gemiddelde snelheid? Ik loop 9km op 45 minuten. Metend rekenen: hoeken 116. Teken hoek PÔL = 120. Is dit een scherpe, rechte of stompe hoek? 117. Teken hoek BÂD = 45. Is dit een scherpe, rechte of stompe hoek? 118. Hoeveel meet deze hoek? Noem de hoek TÛC Hoeveel meet deze hoek? Noem de hoek NÊK.

10 Metend rekenen: tekenen en meten 120. Teken een punt A op de rechte b. Benoem het punt correct. b 121. Hoeveel meet lijnstuk [DE]? D E 122. Teken een evenwijdige c aan rechte d. Vul aan: c d d 123. Teken een loodrechte q op rechte r. Vul aan: q r r 124. Teken parallellogram FLES. [FL] = [ES] = 7 cm en hoek F = Teken regelmatige driehoek ABC. [AB] = 4 cm Teken een cirkel met straal 3,5 cm. Noem het middelpunt Q Teken een cirkel met diameter 6 cm. Noem het middelpunt M.

11 Meetkunde: hoeken 128. Hoeveel is de som van de hoeken van een driehoek? 129. Hoeveel is de som van de hoeken van een vierkant? Meetkunde: vlakke figuren, veelhoeken en vierhoeken 130. Wat is figuur 1 zijn beste naam? 131. Wat is figuur 2 zijn beste naam? 132. Is figuur 3 een veelhoek of een niet-veelhoek? 133. Hoe noem je figuur 4 als je kijkt naar zijn hoeken? 134. Hoe noem je figuur 5 als je kijkt naar zijn zijden? 135. Is figuur 6 een regelmatige of een onregelmatige vlakke figuur? 136. Hoeveel paar evenwijdige zijden heeft figuur 7? 137. Teken in figuur 8 de drie hoogtelijnen met een kleur Een vierkant is een ruit met 139. Teken in figuur 9 de straal en noem hem r Teken in figuur 10 de diagonalen met een kleur. figuur 3 figuur 2 figuur 10 figuur 1 figuur 7 figuur 6 figuur 4 figuur 5 figuur 8 figuur 9

12 Meetkunde: constructies 141. Hoeveel blokken telt het linkse blokkenbouwsel? 142. Hoeveel blokken ontbreken er bij het rechtse blokkenbouwsel om een kubus te vormen? 143. Stel het bouwplan van het linkse blokkenbouwsel op in het linker rooster. De pijl wijst op het vooraanzicht Teken in het rechter rooster het linker zijaanzicht van het rechter bouwsel. Meetkunde: kijklijnen en standpunten 145. Welke kippen kan de boer zien? Teken de kijklijnen. Hij kan niet door de kooi kijken Koppel het juiste cijfer aan de juiste letter. Wie ziet wat? ziet ; ziet ; ziet ; ziet 147. Teken de schaduw van de drie paaltjes.

13 Meetkunde: oriënteren 148. Noteer op rond kaart de hoofdwindrichtingen en tussenwindrichtingen Hoe ligt het grote park t.o.v. de Grote Markt? 150. In welke richting moet ik lopen als ik van het Rode Kruisplein naar Raghenoplein moet? 151. Geef de coördinaten van het ijsje en de vis uit het onderstaan rooster. ijsje: (, ) vis: (, )

14 Meetkunde: gelijkvormigheid en patronen 152. Zijn figuur 1 en figuur 2 gelijkvormig of niet-gelijkvormig? Figuur 1 Figuur 2 Figuur 3 Figuur 4 Meetkunde: ruimtefiguren 153. Wat is figuur 3 zijn beste naam? 154. Wat is figuur 4 zijn beste naam? 155. Uit hoeveel veelhoeken bestaat figuur 5? 156. Is de fles een veelvlak of een niet-veelvlak? 157. Is de kegel een omwentelingslichaam of een niet-omwentelingslichaam? Figuur 5 Figuur 6 Meetkunde: spiegelen 158. Welke vierhoek is symmetrisch: een parallellogram of een ruit? 159. Welke regelmatige driehoek is steeds symmetrisch? 160. Teken in figuur 6 alle mogelijke symmetrieassen Spiegel figuur 7 loodrecht om spiegelas s Zijn figuur 10 en 11 correct gespiegeld om spiegelas s? Fig. 8 Fig. 9 Figuur 7 s